direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Binnenstad Roermond
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Strategische visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke punten en onderscheidende kenmerken en geeft op hoofdlijnen aan waar de gemeente Roermond in 2020 wil staan. In 2020 dient Roermond een stad te zijn voor alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is.

De strategische visie is uitgewerkt in een zestal aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in (EU)regionale bedrijventerreinen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren en bereikbaarheid.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving.
  • Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

In de binnenstad kent het bestemmingsplan ruime bestemmingen toe waarbij onderling diverse functies uitwisselbaar zijn. Als gevolg hiervan kunnen de juiste voorzieningen worden aangeboden en kan het aanwezige voorzieningenniveau in stand blijven. Tevens blijft hiermee het aantrekkelijke vestigingsklimaat voor bedrijven in stand. Het bestemmingsplan biedt voorts ruimte voor kwaliteitsverbetering van de bedrijven / winkels en bestaande woningen. De aantrekkingskracht van de stad is (EU)regionaal door onder meer de aanwezigheid van het Designer Outlet. Door de voltooiing van de uitbreiding van het Designer Outlet wordt deze (EU)regionale aantrekkingskracht verder versterkt. Door de diverse terugkerende evenementen die in de binnenstad worden gehouden houdt de stad ook een grote aantrekkingskracht op alle leeftijdscategorieën. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de aandachtspunten die in de strategische visie zijn vastgesteld.

3.4.2 Structuurvisie Roermond

In de Structuurvisie Roermond (vastgesteld door de raad op 29 maart 2001) is het ruimtelijk toekomstbeeld van Roermond voor de komende tien jaar gegeven, met een doorkijk naar de langere termijn. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijk beleid van de gemeente. Uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit plangebied zijn onder andere de volgende:

Stedelijke structuur

  • Het stationsgebied is het vestigingsgebied voor kantoren.
  • Door aanleg van grote parkeergelegenheden aan de rand van de (binnen)stad dienen auto's uit de binnenstad geweerd te worden.

Binnenstad/waterfront

  • Het historische stadsbeeld en het grote potentieel aan monumentale en beeldbepalende gebouwen in de binnenstad moeten beschermd worden. Dit betekent onder meer het beschermen van oude stratenpatronen en instandhouding van de oude bebouwing rond de Singelring.
  • Ten behoeve van de herkenbaarheid en de oriëntatie zullen de specifieke kwaliteiten en functie van de pleinen versterkt dienen te worden. Hierdoor zullen verschillende pleinruimtes ontstaan met een eigen en aantrekkelijk verblijfskarakter.

De verschillende doelstellingen met betrekking tot de ontwikkeling van omgevingskwaliteit zijn per woongebied verwoord. Voor het plangebied zijn onder andere de volgende doelstellingen aan de orde:

  • versterken centrumstedelijk milieu;
  • het bevorderen van bereikbaarheid, het benutten van de bestaande distributieve ruimte en ruimte voor kantoorontwikkeling en wonen (o.a. wonen boven winkels), het bevorderen van de levendigheid en het versterken van de positie als cultureel centrum;
  • recht doen aan het historisch erfgoed in structuur, architectuur en karakteristiek;
  • geschikt voor uitbreiding van ouderenhuisvesting (met uitlopers naar Roerdelta, Vrijveld en Roermondse Veld);
  • het verbeteren van langzaam verkeer verbindingen met het Designer Outlet en Roerdelta;
  • ontwikkelen kantoren in Stationsgebied; verbeteren verblijfsklimaat Stationsgebied.
  • de functie van de binnenstad als economisch verzorgingscentrum in de regio en knooppunt van cultuur en voorzieningen moet verder versterkt worden. Dit betekent onder meer:
    • 1. behoud / versterking van binnenstedelijke functies en kwaliteit;
    • 2. versterking van de pleinfuncties (waaronder de Markt);
    • 3. waarborgen van een goede bereikbaarheid en een adequaat parkeerbeleid.
  • opwaardering van het Stationsgebied, herontwikkeling van het Kazerneterrein (realisering Designer Outlet) en ontwikkeling van een verbinding binnenstad-Kazerneplein, ontwikkeling van de as binnenstad-Roerdeltagebied als speerpuntprojecten voor de komende jaren.
  • ten aanzien van de detailhandelsfunctie zal de komende jaren gestreefd moeten worden naar versterking van de centrumvoorzieningen, met name in de binnenstad en op de locatie Kazerneterrein (Designer Outlet). Het Designer Outlet zal maximaal 35.000 vierkante meter netto verkoopoppervlak omvatten.

Conclusie

Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering van bestaande winkels, woningen en bedrijven en is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie. Gedurende de planperiode van de structuurvisie zijn veel van de uitgangspunten voor het plangebied reeds gerealiseerd. Het Kazerneterrein is gerealiseerd met daarbij een hoogwaardige verbinding richting de binnenstad. Fase 1 en fase 2 (a en b) van het Designer Outlet zijn afgerond. Aan de rand van de binnenstad is bij het Kazerneterrein een nieuwe parkeergarage gerealiseerd. Het bestemmingsplan legt de bestaande toestand vast en is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.

3.4.3 Detailhandel

Het detailhandelsbeleid zoals opgenomen in het oude bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' wordt ook in dit bestemmingsplan voortgezet. De winkelfunctie is geconcentreerd in het kernwinkelgebied. Naast het kernwinkelgebied zijn er aanloopstraten te onderscheiden welke samen zorgen voor een compleet en divers hoogwaardig voorzieningenaanbod binnen de Roermondse Singelring. In de aanloopstraten zijn naast de winkelfunctie diverse andere functies aanwezig (zoals dienstverlening, horeca en wonen). Daarnaast is binnen het plangebied het Designer Outlet met grootschalige detailhandelsvoorzieningen gelegen.

Het beleid van de gemeente Roermond is erop gericht een evenwichtige functionele detailhandelsstructuur te creëeren. Dit betekent dat er een breed scala aan detailhandelsvestigingen aanwezig moet zijn dat bovendien evenwichtig is verdeeld over de beschikbare ruimte. De gemeente streeft naar zo'n hoog mogelijke koopkrachtbinding van de eigen inwoners en een vergroting van de toevloeiing van bezoekers van binnen en buiten de regio en staat open voor marktinitiatieven die deze ambities van de gemeente Roermond ondersteunen. Voorwaarde bij dergelijke initiatieven is dat deze de detailhandelsstructuur (binnenstad, Designer Outlet, buurt- en wijkwinkelcentra, PDV-locaties) niet duurzaam ontwrichten.

Roermond heeft de ambitie om zich als koopstad verder te ontwikkelen en te profileren. Gezien de dynamiek binnen de detailhandel, zowel aan de aanbodkant (ondernemers) als de vraagkant (consumenten), vraagt dit een pro-actieve instelling. Ter verlevendiging van de binnenstad worden de kleinschalige detailhandel en ambachtelijke activiteiten gestimuleerd. Door toenemende vergrijzing in de detailhandel, branchevervaging, internationalisering van filiaalbedrijven, verdunning huishoudens en toenemende internetverkopen kan het percentage feitelijke winkelmetrages in de toekomst wijzigen. Daarnaast is bij het toekennen van een detailhandelsfunctie rekening gehouden met de bestaande rechten uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.

3.4.4 Nota integraal horecabeleid

Het ruimtelijk beleid voor horecavestigingen is vastgelegd in de nota integraal horecabeleid. Het beleid is enerzijds gericht op stimulering van horecavestigingen en anderzijds op het zoveel mogelijk voorkomen van overlast en aantasting van het woonklimaat. Versterking van de horeca wordt in drie clusters nagestreefd. De drie clusters betreffen:

  • 1. Markt en omgeving, de west- en noordzijde van de Markt, de Kraanpoort, de Koolstraat, de Brugstraat en de Roerkade.
  • 2. Stationsplein-Veldstraat, hiertoe behoren de noord- en westzijde van het Stationsplein en de Veldstraat vanaf het Stationsplein tot halverwege de Veldstraat.
  • 3. Het Zwartbroekplein, het betreft de noordzijde van het Zwartbroekplein en de noordzijde van de Mariagardestraat tussen Schuitenberg en het appartementengebouw (de Toerist).

In het kernwinkelgebied kan onder bepaalde voorwaarden met een omgevingsvergunning worden afgeweken van deze clusters voor de vestiging van winkelondersteunende horeca. In het beleid wordt ruimte geboden voor dynamiek in de sector en er dient op kansen ingespeeld te worden waarbij gestreefd wordt naar een versterking van de horecasector en structuur in zijn totaliteit. Er moeten mogelijkheden (weliswaar beperkte) zijn om horeca (zeker vernieuwende en hoogwaardige concepten) toe te voegen. Een protectionistische (bevriezing) houding zou het risico met zich meebrengen dat kansen worden gemist en een soort status quo wordt gerealiseerd waarbij sanering van slechte of verouderde horecazaken wordt vertraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01_0011.jpg"

De laatste jaren is ook veel behoefte vanuit de horecabranche geweest om met name in de winkelstraten horecafuncties (met name winkelondersteunend) toe te voegen. Roermond heeft de ambitie om de binnenstad van Roermond als funshopcentrum verder te versterken. Roermond is ook een pleinenstad. Dit is bij uitstek de plek waar horeca versterkt kan worden. Deze toekomstvisie betekent niet dat het concentratiebeleid van de horecaclusters wordt losgelaten maar dat er meer ruimte voor vestiging van horeca komt dan nu strikt in het beleid c.q. bestemmingsplan is vastgelegd. Dit betekent dat:

  • de horecaclustergebieden (met name rondom pleinen) Stationsplein, Markt kunnen worden verruimd;
  • de vestigingsmogelijkheden van winkelondersteunende horeca in de winkelstraten (met name het kernwinkelgebied) kunnen worden verruimd. De primaire functie van de winkelstraat dient wel gewaarborgd te blijven.

Ondersteunende horeca is ook terug te vinden in andere grootschalige winkelclusters zoals in het Designer Outlet. De horeca ter plekke moet primair een winkelondersteunende functie hebben. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de nota integraal horecabeleid door het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van winkelondersteunende horeca. Op de verbeelding zijn voor de verschillende horecaclusters (afhankelijk van de horecacategorieën) aanduidingen opgenomen, te weten de aanduidingen 'horeca t/m horecacategorie 3' en 'horeca t/m horecacategorie 4'.

3.4.5 Groenstructuurplan

Het Groenstructuurplan legt op hoofdlijnen beleid vast dat dient te zorgen voor bescherming, ontwikkeling en uitbreiding van groene waarden. Het geeft een lange termijn visie over de wijze waarop groenvoorzieningen in samenhang met andere ruimtelijke functies vorm gegeven dienen te worden. Het groenstructuurplan richt zich daarbij onder andere op de volgende onderdelen:

  • 1. kaartbeelden van de diverse wijken met een nadere beschrijving van de aanwezige groene waarden in die wijken. Per wijk zijn de beschrijvingen voorzien van een korte analyse en relevante aanbevelingen gericht op handhaving, verbetering, uitbouw of omvorming;
  • 2. nadere benoeming of beschrijving van de Groene Waarden die 'Mooi Roermond' bepalen.

Groen leent zich bij uitstek om in samenhang met de gebouwde omgeving in de stad of bij kenmerkende situaties in het landelijk gebied, identiteit te verlenen aan een plek. Omvang en soortenkeuze spelen hierbij een belangrijke rol. Het groen neemt daarbij wisselende vormen aan. Groen langs wegen heeft een andere vorm en functie dan het groen rondom een speelplek of in een plantenbak in het centrumgebied. Een andere belangrijke functie van het groen is de verbindende waarde of de mogelijkheid om structuren aan te brengen. Groen kan de samenhang van ruimtelijke onderdelen of functies bevorderen en daarmee zorgen voor structuur binnen de opeenvolging van groene waarden in het stedelijk gebied of in het omringende buitengebied.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de aanwezige groene waarden in het plangebied doen verslechteren. Bovendien kan binnen het bestemmingsplan de kwaliteit van de bestaande groene waarden wel worden verbeterd doordat in de diverse bestemmingen ook groenvoorzieningen zijn toegestaan. Het bestemmingsplan past zodoende binnen de aanbevelingen van het Groenstructuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01_0012.jpg"

3.4.6 Bodembeheerplan

Op 7 juli 2011 heeft de Raad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.

De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijke bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn. De Nota geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging.

De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.

De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit oftewel de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw, natuur).

3.4.7 Parkeernota Roermond

De Parkeernota Roermond is op 29 juni 2006 door de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren functies of uitbreidingen; bij bestaand gebruik blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied. De normen uit de parkeernota zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW en het ASVV 2004. Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:

  • centrum;
  • schil/overloopgebied;
  • rest van de bebouwde kom.

Voor het plangebied gelden voor het grootste deel de normen uit de categorie 'centrum', voor een deel (onder andere de Venloseweg) de categorie 'schil/overloopgebied' en een klein gedeelte (omgeving Parallelweg) de categorie 'Rest van de bebouwde kom'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. De verschillende gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01_0013.jpg"

3.4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige landelijke beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groeprisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.4.9 Mobiliteitsplan

Op 26 augustus 2009 heeft de raad het Mobiliteitsplan Roermond 2020 vastgesteld. Het plan is een actualisering van de nota Verkeer en Vervoer. De verschillende ontwikkelingsambities van de gemeente brengen extra verkeersbewegingen met zich mee. Om deze ambities te kunnen verwezenlijk is een verkeerssysteem noodzakelijk dat is afgestemd op deze ambities. Met behulp van het geactualiseerde verkeersrekenmodel zijn de verwachte verkeersknelpunten zichtbaar gemaakt. De verwachte knelpunten en de geformuleerde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen en projecten. Het realiseren van de doelstellingen kan via meerdere wegen, daarom is een aantal varianten opgesteld. Deze vormen een voorwaarde om de vastgestelde streefbeelden te bereiken. Ongeacht de uiteindelijke variantkeuze moeten deze worden uitgevoerd. Samenvattend houden deze basismaatregelen het volgende in:

  • belangrijke locaties moeten beter per voet te bereiken zijn;
  • door middel van stimuleringsmaatregelen moet het fietsgebruik toenemen;
  • het openbaar vervoer dient verbetert te worden;
  • onderzocht moet worden of met behulp van stedelijke distributie het vrachtverkeer kan worden geclusterd waardoor het totaal aantal verkeersbeweging afneemt.
  • met behulp van dynamische verkeermanagement maatregelen en het optimaliseren van bewegwijzering dient de doorstroming van het autoverkeer te worden verbeterd.

Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk die extra verkeersbewegingen mee brengen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingen te voldoen aan de meeste in het mobiliteitsplan gestelde basismaatregelen.

3.4.10 Nota Archeologie

In de nota Archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen die aangeduid zijn als 'historische kern' en 'archeologisch waardevol gebied'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan het archeologisch onderzoek. In de Nota Archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de Nota genoemde onderzoeksthema's van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01_0014.jpg"

Figuur 5: Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidskaart

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk, omdat het een beheersplan betreft. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemmingen.

3.4.11 Beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie'

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel ‘Aan huis gebonden beroepen en kleine economie’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde ‘kleine economie’ beschouwd kunnen worden.

Aan huis gebonden beroepen

De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.

Kleine economie

Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:

  • er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
  • detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
  • activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.

3.4.12 Planologische regeling evenementen

Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. De regeling 'Evenementen' is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.

3.4.13 Hoogbouwnota

Op 30 september 2004 is de Hoogbouwnota vastgesteld. Het doel van de nota is inzicht te geven in de mogelijkheden voor hoogbouw in Roermond en de randvoorwaarden die eraan gesteld kunnen worden. De Hoogbouwnota richt zich in hoofdzaak op de binnenstad van Roermond en de randen ervan. De binnenstad kenmerkte zich ten tijde van het opstellen van de nota als een platte koek met daarin een drietal hoge accenten: De Sint Christoffel kathedraal, de Munsterkerk en de Oranjerie. Nieuwbouw moet de prominente positie van de kathedraal en de Munsterkerk respecteren. Hoogbouw in Roermond zal bij de schaal van het bestaande moeten aansluiten. In Roermond worden gebouwen van 35 meter en hoger als hoogbouw beschouwd. Als er vanuit de markt sprake is van een vraag naar hoogbouwlocaties, dan verdient het aanbeveling naar mogelijkheden voor ensembles te zoeken. Nagestreefd moet worden dat de hoogbouwensembles de ruimte krijgen op de plekken die inhoudelijk potentie hebben voor het stedelijk leven. De ontsluiting van een ensemble moet gebeuren vanaf een samenhangende infrastructuur.