direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Binnenstad Roermond
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000150-VG01

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.2 aan en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 afhankelijke woonruimte:

een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.7 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijfsactiviteit:

het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.12 beschermd stadsgezicht

het stadsgezicht van de kern van de stad Roermond in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals dat is aangewezen bij beschikking van 22 december 1986.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000150 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bruto bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van bedrijfsgebouwen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, met daarbij behorende ondergeschikte horecavoorzieningen. Onder deze definitie wordt niet begrepen de uitoefening van zelfstandige detailhandel en/of horeca of het gebruik als seksinrichting.

1.25 cultuurhistorische analyse met waardestelling:

onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van (een deel van) een monument of (een deel van) het beschermd stadsgezicht gevolgd door een weging van deze waarden.

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, ontleend aan het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.27 designer outlet:

een centrum met een bovenregionaal verzorgingsgebied, bestaande uit meerdere winkeleenheden, waarin detailhandel plaatsvindt rechtstreeks door fabrikanten, licentiehouders, franchisenemers en 'vertically integrated retailers', van voor of door henzelf geproduceerde artikelen; in bovenbedoeld centrum zijn in ieder geval niet toegestaan detailhandel in levens- en genotsmiddelen (zoals supermarkten, groenteboeren en slijterijen), kranten- en tijdschriftenverkoop en dienstverlenende bedrijven.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.30 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.31 franchisenemer

een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' het recht is verleend om de artikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidhinderlijke inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.35 gevelterras

een terras aansluitend voor de gevel van een pand met een horeca-aanduiding, niet zijnde een winterterras.

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen. De horecacategorieën binnen de functie horeca zijn omschreven in Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten.

1.38 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.39 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.40 licentiehouder

een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' licentie is verleend om de artikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen en te produceren.

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 nettovloeroppervlakte

de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van de betreffende functie of voorziening, onder welke ruimten niet zijn begrepen sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en ander dienstruimten en keukens.

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.45 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad Roermond van de gemeente Roermond.

1.47 pleinterras

een van de bebouwing vrijstaand terras op een plein, gelegen in de nabijheid van een aan het plein gelegen pand met een horeca-aanduiding, niet zijnde een gevelterras, dat gedurende de periode van 15 februari tot 15 november aanwezig mag zijn.

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 souterrain

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

1.51 twee- aan- een gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.52 verdieping

een bouwlaag boven de begane grond, gelegen op meer dan 1,50 meter boven het peil van het maaiveld, dat aansluit bij het gebouw waarvan die bouwlaag deel uitmaakt.

1.53 verkoopvloeroppervlakte

de som van de nettovloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en andere dienstruimten en keukens.

1.54 vertically integrated retailer

een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die artikelen produceert of ten behoeve van wie artikelen naar een specifiek ontwerp en een specifieke omschrijving worden geproduceerd en die de controle heeft over de distributie en verkoop van die artikelen.

1.55 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.56 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.57 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.58 winterterras

een permanent bouwwerk, ter gehele of gedeeltelijke omsluiting en gehele of gedeeltelijke afdekking van een terras, voor de gevel van een pand met een horeca-aanduiding. De overkapping van het winterterras kan bestaan uit een uitvalscherm of vergelijkbare voorziening.

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.