direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Noordelijke en Oostelijke Stadsrand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • d. buitenopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten tot ten hoogste 200 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': een ecologische verbindingszone;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met daarbij behorende:

  • j. verkeersvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

op de als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 4.1 genoemde functies worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. nieuwbouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens herbouw;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 800 m³.
4.2.2 Bijgebouwen

Ten behoeve van de bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met dien verstande dat:

  • a. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen per bouwvlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen ten hoogste 3,5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 5,5 m bedraagt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak, ten hoogste 1 m;
  • d. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze als bouwwerk, geen gebouw zijnde, worden aangemerkt, zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.2.3 d teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten ten behoeve van het agrarische grondgebruik te plaatsen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van het bouwvlak van het desbetreffende bedrijf op te richten;
  • b. de bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • c. de bouwhoogte van hagelnetten bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. de totale oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • f. aangetoond is dat voldaan is aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • g. aangetoond is dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak aanwezig is.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven, met dien verstande dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak' voor buitenopslag;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. het gebruik van opstallen voor recreatiewoningen;
  • i. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • j. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • k. het gebruik bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.4 g teneinde kleinschalig kamperen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein gesitueerd dient te zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of indien aangetoond is dat dit niet mogelijk is, op de gronden die direct grenzen aan de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het kamperen is gekoppeld aan het agrarisch bedrijf;
  • c. het terrein dat voor kleinschalig kamperen gebruikt wordt ten hoogste 0,5 ha bedraagt;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, caravans of vouwwagens);
  • e. maximaal 40 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • f. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • g. de standplaatsen een minimale oppervlakte hebben van 40 m²;
  • h. per standplaats één parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • i. de voorzieningen ten behoeve van het kamperen binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gerealiseerd.
4.5.2 Recreatiewoning

Het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.4 h teneinde recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de recreatiewoning wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het aantal recreatiewoningen ter plaatse ten hoogste 5 bedraagt ;
  • c. het vloeroppervlak per recreatiewoning ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • d. per recreatiewoning één parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • e. permanente bewoning van de recreatiewoning niet is toegestaan;
  • f. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • g. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven.
4.5.3 afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.4 k voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er sprake is van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m2;
  • e. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijv. een stacaravan);
  • f. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • g. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • h. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende persoon komt te vervallen;
  • i. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden.
4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de vergunningplicht voor het vellen van een houtopstand zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
4.6.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De in lid 4.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende en van de omringende gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen naar de bestemming 'Natuur' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaatsgevonden;
  • b. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • c. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • d. de regels van Artikel 12 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.2 Wijziging naar burgerwoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen naar de bestemming 'Woongebied', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel dient te komen vervallen;
  • b. hergebruik plaats dient te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden onder lid 3.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning mag worden gerealiseerd;
  • i. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de regel van Artikel 17 'Woongebied' wordt van overeenkomstige toepassing verklaard.