direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Kern Swalmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000129-VG01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' uitsluitend een agrarisch loonwerkersbedrijf is toegestaan;
  • b. één bedrijfswoning per agrarische bedrijfskavel;
  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. ondergeschikte detailhandel in de vorm van een boerderijwinkel ter plaatse van de aanduiding 'verkoop eigen producten';
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische en ecologische waarden;
  • g. paden en landwegen;
  • h. bestaande perceelsontsluitingen;
  • i. (ondergrondse) infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is nieuwbouw van bedrijfsgebouwen toegestaan, met dien verstande dat er slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofd- en bijgebouwen en (vervangende) nieuwbouw mag ten behoeve van de onder 4.1 genoemde bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met inachtneming van onderstaande regels:


  bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen bij bedrijfswoning  
onderlinge afstand tussen gebouwen  
maximaal 20,00 m  
goothoogte   maximaal 6,50 m   maximaal 3,50 m  
bouwhoogte   maximaal 10,50 m   maximaal 5,50 m  
inhoud   geen beperking   maximaal 750 m³   geen beperking  
bebouwde oppervlakte   geen beperking   geen beperking   maximaal 100 m²  

  • c. bedrijfsontwikkelingen buiten het bouwvlak worden alleen toegestaan door maatwerk te leveren ten aanzien van de bouwkavel en deze gepaard te laten gaan met verbetering van de gebiedskwaliteit. Het beleid dienaangaande is vastgelegd in het Limburg Kwaliteitsmenu, of ter uitwerking daarvan vastgesteld gemeentelijk beleid.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a.

  sleufsilo's, mestopslag-plaatsen e.d.   hooibergen, voedersilo's e.d.   teeltondersteunende voorzieningen zoals regenkappen e.d.   overige andere bouwwerken ten behoeve van agrarisch gebruik en extensief dagrecreatief gebruik, zoals schuilgelegenheden en zitgelegenheden  
bouwhoogte   max. 5,00 m   max. 15,00 m   max. 4,00 m   max. 2,00 m  

  • b. de genoemde bouwwerken zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen.


4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor paardenbakken, behoudens daar waar op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds een paardenbak aanwezig is;
  • b. het plaatsen en gebruiken van kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als buitenopslag;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken als afhankelijke woonruimte.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 4.3 onder d. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m²;
  • e. de situering van de afhankelijke woonruimte dient, indien van toepassing, binnen het (agrarische) bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • g. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • h. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht is voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • i. deze omgevingsvergunning is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen;
  • j. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.