Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Oranjeplein Schimmert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0951.WPOranjeplein-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het wijzigingsplan Oranjeplein Schimmert van de gemeente Nuth.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0951.WPOranjeplein-VG01 met de bijbehorende regels.
 
1.3 aan- en uitbouw
bouwwerken die in directe verbinding staan met en architectonisch ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 3 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen.
 
1.7 aan huis gebonden bedrijf
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 3 is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen.
 
1.8 aan horeca verwante bedrijvigheid
het exploiteren van een gebouw als amusementshal, bingozaal of discotheek.
 
1.9 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.
 
1.10 ambacht(elijke)
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
 
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.12 beeldkwaliteit
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde voor de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.14 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
1.15 bedrijfsactiviteiten
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen', overeenkomstig de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.
 
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
 
1.17 bedrijfs-/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
 
1.18 beeldbepalend pand
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
 
1.19 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil.
 
1.20 bestaande bebouwing
de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.21 bestaand gebruik
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.
 
1.22 bedrijfsverzamelgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
 
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.25 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)
een gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.28 bijgebouwengrens
de grens van een bouwaanduiding 'bijgebouwen'.
 
1.29 bouwlaag (voor woningen)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
 
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.31 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.34 buitenmanege
buitenbak voor het trainen en/of africhten van paarden.
 
1.35 (eet-)café
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden. De nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
 
1.36 carport/overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.
 
1.37 cultuurhistorische waarde
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
 
1.38 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.39 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen
detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.
 
1.40 detailhandel in ter plaatse geproduceerde goede­ren/productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.41 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen.
 
1.42 dienstverlening
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum.
 
1.43 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.
 
1.44 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
 
1.45 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.46 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
 
1.47 gemeentelijk parkeerbeleid
toepassing van de meest actuele CROW parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering.
 
1.48 gestapelde woning/meergezinswoning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.
 
1.49 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.50 grootvee-eenheid (GVE)
Het aantal GVE op een bedrijf is de optelsom van het aantal landbouwdieren op het bedrijf omgerekend naar de fosfaatproductie van één melkkoe.
 
1.51 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.52 horeca(bedrijf)
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.
 
1.53 kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.Hierbij is sprake van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.54 maatschappelijke doeleinden
doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende, gezondheidszorg/medische en overheidsfuncties.
 
1.55 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.56 meergezinswoning
gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden omvat.
 
1.57 monumentale waarde
waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.58 monumenten
alle rijksmonumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
 
1.59 monumentencommissie
door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk, de plaatsing of aanpassing van een bouwwerk of standplaats, afbreuk doet aan de aanwezige beeldbepalende of monumentale waarden.
 
1.60 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.61 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens opvolger.
 
1.62 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven peil is gelegen.
 
1.63 ondergeschikte horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
 
1.64 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.65 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
1.66 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
 
1.67 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.68 regels van stedenbouwkundige aard
regels voor:
  1. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  2. de rooilijnen, en;
  3. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.69 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.70 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischepornografische aard plaatsvinden;
 
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.71 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
 
1.72 straatmeubilair
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.
 
1.73 tuincentrum
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen e.d. dierenbenodigdheden, outdoor kleding en seizoensgebonden sierproducten (paas-en kerstartikelen e.d.) en met uitzondering van horeca.
 
1.74 verblijfsgebied
gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.
 
1.75 verblijfsrecreatieve voorzieningen
het totaal van voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
 
1.76 verblijfsruimte
ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.
 
1.77 verkoop vloeroppervlak/bedrijfsvloeroppervlak
het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.
 
1.78 voorgevelrooilijn
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
 
ter verduidelijking:
 
onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.
 
1.79 weg
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
 
1.80 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;
 
hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen.
 
1.81 Wro
Wet van 20 oktober 2006, Stb 2006, 566 houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening.
 
1.82 zaalaccommodatie
het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.
 
1.83 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
  
2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk: tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
  2. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  4. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  6. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.
  8. het bebouwingspercentage: het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
  9. de hoogte van een bouwlaag: de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer.
  10. de bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag: op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).
  11. de bedrijfsvloeroppervlakte: binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, vlakken met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' of 'bestemmingsvlakken' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m. wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m. wordt overschreden.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
  
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. openbare groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, speeltuin, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  2. een jeu de boulesbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jeu de boules';
  3. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  4. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 12 lid 2.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
 
Op de tot 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen, geen woning zijnde;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen.
3.2.2 Gebouwen
  1. De oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 20 m².
  2. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,50 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m..
Artikel 4 Maatschappelijk
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. religieuze doeleinden;
  2. onderwijskundige doeleinden;
  3. sociaal-culturele doeleinden;
  4. overheidsdoeleinden;
  5. gezondheidszorg en medische doeleinden;
  6. wonen;
  7. evenementen;
  8. horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  9. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  10. en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel artikel 12 lid 2.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen, geen woningen zijnde;
  2. meergezinswoningen/gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. één bedrijfswoning per bouwperceel;
  4. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
4.2.2 Regels voor het bouwvlak
  1. Gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd.
  2. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  3. Het maximale bebouwde grondoppervlak mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
  4. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  5. De voorgevel van gebouwen wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
4.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel artikel 7 lid 3.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen overeenkomstig artikel artikel 9 lid 9 mits bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel artikel 11 lid 1 gevolgd.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:
  1. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
4.5.2 Gebruik van de opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
  1. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  2. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  3. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik en uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  4. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  5. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Wonen' zoals bepaald in artikel artikel 10 lid 4. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure ex artikel 3.6 Wro gevolgd.
 
Artikel 5 Verkeer
  
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  3. groen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;
  4. duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  5. evenementen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel artikel 12 lid 2.
 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. (ondergrondse) voorzienin­gen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering;
  3. geluidwerende voorzieningen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,50 m., met uitzondering van
  1. masten ten behoeve van telecommunicatie waar­van de bouwhoogte maximaal 20,00 m. bedraagt;
  2. voorzieningen voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 16 m. bedraagt.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.
 
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:
  1. standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, mits het geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt en het geen onomkeerbare verandering van de onder artikel 5 lid 1 genoemde doeleinden tot gevolg heeft.
5.4.2 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. het terrein mag niet binnen de ecologische hoofdstructuur en/of beekdal liggen;
  2. het parkeren mag geen overlast in de omgeving veroorzaken;
  3. het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid inzake evenementen, horeca en overlast (o.a. APV);
  4. er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
  
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
  
7.1 Bouwverbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
 
7.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
7.2.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.2.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.2.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 en artikel 7 lid 2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
7.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 en artikel 7 lid 2.2 is niet van toepassing voor bouwwerken die zijn gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden'.
 
7.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
7.3.1 Regels voor bijgebouwen
  1. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. De oppervlakte van alle bijgebouwen bedraagt maximaal 80m², met dien verstande dat:
    1. indien het perceelsoppervlakte bestemd voor bijgebouwen minder dan 175m² bedraagt mag ten hoogste 40% van het perceel (bestemd voor bijgebouwen) worden bebouwd;
    2. indien het oppervlak van het bijbehorende perceel meer dan 1.000m² bedraagt mag ten hoogste 110m² aan bijgebouwen wordt opgericht;
    3. indien het bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van een praktijkvestiging (aan huis gebonden beroep) dan wel ten behoeve van de uitoefening van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit mag 110m² aan bijgebouwen worden opgericht.
  3. Bijgebouwen mogen worden opgericht in de zijdelingse perceelsgrens dan wel 2 m. uit de zijdelingse perceelsgrens.
  4. Bij vrijstaande woningen wordt in principe slechts aan één zijde van het hoofdgebouw een bijgebouw opgericht, met dien verstande dat hiervan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken mits bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd of ten minste aan één zijde een afstand van 2 m. tot de zijdelingse perceelgrens in acht wordt genomen.
  5. De goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 m.
  6. Bijgebouwen worden plat of met een schuin dak afgedekt met een dakhelling van ten hoogste 60°.
7.3.2 Overige regels voor bebouwing
  1. Het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 m., de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
    2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3.00 m. bedraagt;
    3. de bouw van een carport mits deze niet meer dan 1,5 m. voor de voorgevel is gelegen, de bouwhoogte maximaal 3,0 m. bedraagt  en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
    4. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  2. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,50 m., met uitzondering van erfafscheidingen.
  3. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 m.
  4. Buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 m., uitgezonderd ter plaatse van hoekpercelen. Hiervoor geldt het bepaalde onder e.
  5. Bij hoekpercelen bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', maximaal 2,00 m., onder de voorwaarden dat:
    1. de erfafscheiding 3,00 m. achter de voorgevel van de woning is gelegen en haaks op de woning staat;
    2. de afstand van de erfafscheiding tot de zijdelingse perceelsgrens 0,5 m. bedraagt;
  6. De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10,00 m.
7.4 Ondergronds bouwen
7.4.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
7.4.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'';
  2. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  4. de waterhuishouding wordt niet verstoord;
  5. uit een bodem/sonderingsrapport dient te blijken dat ondergrondse bebouwing verantwoord is;
  6. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  7. bij het berekenen van bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
7.4.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel artikel 11 lid 1 gevolgd.
 
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
  
8.1 wro - zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigingen in de bestemming 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer' ten behoeve van de realisatie van een gemeenschapshuis met dien verstande dat:
  1. het gebruik als 'Maatschappelijk, 'Verkeer' en 'Groen' vanuit milieuhygienisch oogpunt aanvaardbaar is, hetgeen wil zeggen dat uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  2. voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid;
  3. het maximale bebouwde grondoppervlak niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
  4. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  5. het bouwvlak ten behoeve van het gemeenschapshuis in het zuidwestelijke deel van het wijzigingsgebied geplaast dient te worden;
  6. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven;
  9. bij het wijzigen van het plan de in artikel 3.6 Wro opgenomen procedure gevolgd wordt.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
  
9.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in artikel 9 lid 2;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in artikel 9 lid 3 tot en met artikel 9 lid 15 mits in artikel Agrarisch tot en met Wonen - Uit te werken naar deze afwijkingsmogelijkheid/-heden verwezen wordt.
9.2 Algemene afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
  1. het bebouwen van niet voor 'Wonen' aangewezen gronden met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van niet meer dan 3.50 m en een inhoud van niet meer dan 50m3;
  2. bouw van bijgebouwen bij monumenten zoals vastgelegd in bijlage 2. van de regels, mits:
    1. de noodzaak daartoe vanuit de woonfunctie is aangetoond;
    2. binnen de bestaande monumentale bebouwing hiervoor geen ruimte aanwezig is;
    3. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind,
    4. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad, met dien verstande, dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel artikel 7 lid 3.
9.3 Afwijken voor kleinschalige recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande, dat:
  1. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken per voorziening bedraagt maximaal 20m²;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 2.60 m;
  3. bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap van ten minste 15° en ten hoogste 45° afgedekt;
  4. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  5. uit historisch bodemonderzoek is gebleken dat er vanwege de bodemsituatie geen bezwaren zijn tegen het realiseren van een kleinschalige recreatieve voorziening.
9.4 Afwijken voor overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, mits:
  1. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond (indien van toepassing);
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  3. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad, met dien verstande, dat:
    1. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing van het agrarisch bebouwingscomplex daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 6.50 m.
9.5 Afwijken voor het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
  1. het noodzakelijk is voor de realisering van een Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)-voorziening;
  2. het oppervlakte aan bijgebouwen met maximaal 10% wordt overschreden;
  3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  4. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
9.6 Afwijken ten aanzien van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, mits:
  1. ten behoeve van de privacy, voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  2. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
  3. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt,met dien verstande, dat:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10.00 m.
9.7 Afwijken voor het inpandig realiseren van extra woningen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van extra woningen (woningsplitsing) in grootschalige gebouwen, onder de volgende voorwaarden:
  1. het gebouw als Rijks-, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand opgenomen is in bijlage 2;
  2. het oorspronkelijke gebouw dient een inhoud te hebben van ten minste 750 m³;
  3. de cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw dienen behouden te blijven;
  4. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen dient te worden gegarandeerd;
  5. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  6. op eigen terrein in de behoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid;
  7. de woningsplitsing past binnen het gemeentelijke vigerende woonbeleid
  8. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- of bedrijfsmilieu in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan.
9.8 Afwijken voor een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het uitoefenen van een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
  2. de activiteiten dienen zich qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  3. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  4. de bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage is opgenomen bij deze regels;
  5. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
  6. op eigen terrein in de behoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid;
  7. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  8. uit historisch bodemonderzoek is gebleken dat er vanwege de bodemsituatie geen bezwaren zijn tegen het realiseren van een kleinschalige dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf.
9.9 Afwijken voor kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van kunstobjecten en dergelijke, mits:
  1. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum oppervlakte van 10m² per object;
  2. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem, blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek, geschikt is voor het oprichten van speelvoorzieningen;
  3. de bouwhoogte van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 m.
9.10 Afwijken voor het houden van militaire oefeningen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de militaire oefeningen, mits:
  1. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  2. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen.
9.11 Afwijken voor de bouw van bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van bedrijfsgebouwen met een grotere goothoogte en/of een bouwhoogte, mits:
  1. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  3. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast,
met dien verstande, dat:
  1. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
9.12 Afwijken voor het toelaten van niet-agrarische activiteiten naast agrarische activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het toelaten van niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het platteland en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied.
 
De omgevinsgvergunning voor de uitoefening van activiteiten op het gebied van ambachtelijke nijverheid, kleinschalige rustige vormen van dagrecreatie en horeca (pension, groepsaccommodatie), boerderijverkoop, expositie en tentoonstelling, cultuur en educatie, gezondheidsrecreatie en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gelijk te stellen activiteiten, kan worden verleend, mits:
  1. de activiteiten qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  2. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa van het complex kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwing verloren gaat;
  3. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  4. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
specifiek voor boerderijverkoop:
  1. boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  2. uitsluitend agrarische producten worden verkocht die op het eigen bedrijf of op andere agrarische bedrijven in de directe omgeving geproduceerd of bewerkt zijn;
met dien verstande, dat:
 
1. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 25 m² mag bedragen.
 
specifiek voor bewerking van agrarische producten:
  1. bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
specifiek voor kamperen op de boerderij:
  1. de activiteit geen verstoring voor de lokale reguliere verblijfsrecreatieve structuur tot gevolg heeft;
  2. het agrarisch bouwblok niet direct grenst aan reeds bestaande kampeerterreinen;
  3. het terrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving;
met dien verstande dat:
 
2. maximaal 15 kampeerplaatsen per boerderij zijn toegestaan;
 
specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:
  1. de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of beeldbepalende bebouwing;
met dien verstande dat:
 
3. het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijbouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
 
4. ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwblok binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd;
 
specifiek voor bed & breakfast: waarbij:
  1. de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
met dien verstande dat:
 
5. maximaal 8 personen aanwezig zijn;
 
6. minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
 
specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:
  1. de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in de kleine kernen en/of het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
9.13 Afwijken voor toelaten van bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het uitbreiden van bed & breakfast, naast de woonfunctie. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, mits:
  1. de gehele bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. de gehelebed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
  3. in totaal maximaal 8 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
  4. in totaal minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.
9.14 Afwijken voor toelaten van het stallen van kampeermiddelen en boten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:
  1. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
  2. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  3. de omliggende landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
9.15 Afwijken voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:
  1. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na wijziging niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de Kwaliteitscommissie;
  2. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  3. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus;
  5. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%,
met dien verstande, dat:
  1. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het differentiatievlak beekdal;
  2. indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht;
  3. bij een negatief advies van de Kwaliteitscommissie slechts omgevingsvergunning mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiermee hebben ingestemd.
 
9.16 Afwijken voor het vergroten van het vloeroppervlak voor boerderijverkoop
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van het vloeroppervlak voor boerderijverkoop tot een maximum van 40 m2, mits:
  1. de uitbreiding plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  3. de uitbreiding geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  4. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
9.17 Procedureregeling afwijken
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel artikel 11 lid 1 gegeven procedure.
  
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
  
10.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestemming wijzigen zoals bepaald in artikel 10 lid 2;
  2. burgemeester en wethouders kunnen een bestemming wijzigen zoals bepaald in artikel 10 lid 3 tot en met artikel 10 lid 4 mits in artikel Agrraisch tot en met Wonen - Uit te werken naar deze wijzigingsbevoegdheid verwezen wordt.
10.2 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 m., verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
 
10.3 Wijziging in de bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' gehoord het Waterschap, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, waaronder meandering, mits:
  1. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  2. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  4. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  5. het herinrichten plaatsvindt binnen een zone van 50 m aan weerszijden van de bestaande loop van de watergang,met dien verstande, dat:
    1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel Water.
10.4 Wijziging in de bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen, in het kader van de actuele woningbouwprogrammering de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
  1. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  2. de woningbouw past binnen het gemeentelijke vigerende woonbeleid;
  3. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu gegarandeerd kan worden;
  4. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  5. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  6. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  7. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  8. bij percelen gelegen buiten de contour zoals opgenomen in het POL is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing;
  9. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 lid 2, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.
10.5 Wijzigen in de bestemming 'Agrarisch'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vormverandering van het agrarisch bouwblok, mits:
  1. de verandering van de vorm van het oppervlak van het agrarisch bouwblok noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het agrarisch bouwblok gelegen agrarisch bedrijf;
  2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  3. uit noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  4. er is voldaan aan de eisen gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM).
met dien verstande, dat:
  1. de oppervlakte van het agrarisch bouwblok na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
  2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel Agrarisch.
10.6 Wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', ten behoeve van de realisering van een bedrijf, mits:
  1. er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
  2. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
  3. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  4. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  5. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. het bedrijf is gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
  6. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  7. uit noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt is voor het beoogde gebruik;
  8. vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de nieuwe functie,
Artikel 11 Algemene procedureregels
  
11.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
 
Artikel 12 Overige regels
  
12.1 (Wettelijke) regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
12.2 Voorrangsregeling
12.2.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
 
12.2.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming hoeft te worden benut.
 
12.2.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
  1. waarde - cultuurhistorie;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
  
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Oranjeplein Schimmert.