Plan: | Wijzigingsplan Bientjesweg 2, Ospel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0946.WPBientjesweg22013-VA01 |
Vanuit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn projecten van nationaal belang in kaart gebracht. Binnen deze projectgebieden worden aan bestemmingsplannen van gemeenten bindende voorschriften opgelegd. Bij nieuwe ontwikkelingen dient aan deze bindende voorschriften te worden voldaan. De planlocatie is niet gelegen in een van de projectgebieden uit het Barro. Hiermee is geen sprake van strijdigheid met de nationale belangen.
Vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden beleidsuitgangspunten gesteld ten aanzien van gebieden van nationaal belang. Zo lang geen sprake is van nationale belangen wordt beoordeling van plannen in handen van provincies en gemeenten gegeven. In onderhavig geval is geen sprake van een nationaal belang, waarmee verdere toetsing plaats dient te vinden aan het provinciale beleid, zoals is verwoord in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg van provincie Limburg.
n het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) van provincie Limburg is de planlocatie aangemerkt als zijnde een gebied voor dynamische landbouw. Binnen dergelijke gebieden wordt ontwikkeling van agrarische bedrijven mogelijk gemaakt. Hierbij zijn beperkingen ten aanzien van (zeer) grote bedrijfslocaties opgenomen. In onderhavig geval is echter geen sprake van een (zeer) grote bedrijfslocatie, waarmee uitbreiding van het bedrijf van de initiatiefnemer past binnen de uitgangspunten uit het POL2006. Hierbij moet wel worden voldaan aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.
Vanuit het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) wordt verbetering van de ruimtelijke kwaliteit nagestreefd. Hierin is opgenomen dat voor elke ontwikkeling buiten de stedelijke contour geïnvesteerd moet worden in de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Het LKM is opgedeeld in verschillende modules. Onderhavige ontwikkeling is in te delen in de module 'agrarische nieuwvestiging en uitbreiding'. Hierin wordt gesteld dat bij elke ontwikkeling landschappelijke inpassing van de ontwikkeling noodzakelijk is en dat afkoppeling van hemelwater dient plaats te vinden. Daarnaast geldt voor gebieden met meer dan alleen de agrarische waarde, waarin de planlocatie is gelegen, aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen noodzakelijk zijn. Dit kan door middel van aanleg van nieuwe natuurlijke en landschappelijke elementen, sloop van bebouwing of andere kwaliteitsverbeterende maatregelen. Deze aanvullende maatregelen dienen bij voorkeur op het eigen bedrijf plaats te vinden. Alleen wanneer dit niet mogelijk is of beleidsmatig niet gewenst is kan dit elders plaatsvinden. Om te voldoen aan de eisen uit het LKM is door een landschapsdeskundige een inrichtingsplan opgesteld, waarbij extra aanleg van natuurlijke en landschappelijke elementen zal plaatsvinden. Hierbij is echter wel de openheid van het landschap in acht genomen. Hiermee kan worden gesteld dat aan de eisen uit het LKM wordt voldaan.
Hiermee kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciale beleid, zoals is opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 en het Limburgs Kwaliteitsmenu.
De voorgenomen ontwikkeling kan mogelijk worden gemaakt met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert". Aan deze wijzigingsbevoegdheid zitten voorwaarden verbonden waaraan voldaan dient te worden alvorens hieraan toepassing te kunnen geven. Aan de gestelde voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid kan met de voorgenomen ontwikkeling worden voldaan, waarmee toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid gegeven kan worden.
In het gemeentelijke welstandsbeleid is de planlocatie aan te merken als boerenerf gelegen in een gebied met welstandsniveau 3. In het geactualiseerde welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen dat deze gebieden welstandsvrij zijn en niet (meer) getoetst hoeft te worden aan welstandscriteria. Hiermee is geen sprake van strijdigheid met het welstandsbeleid van de gemeente.
De bodemgesteldheid van de planlocatie mag de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg staan. Om te bepalen of de bodem ter plaatse verontreinigd is, dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Voor locaties die waarschijnlijk als onverdacht kunnen worden aangemerkt kan in de eerste instantie worden volstaan met een (historisch) vooronderzoek conform de norm NEN 5725. Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de locatie als 'niet verdacht' kan worden aangemerkt en dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Hiermee staat de bodemgesteldheid ter plaatse de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Ten aanzien van geur dient bepaald te worden of de voorgenomen ontwikkeling een onevenredige toename van de geurbelasting tot gevolg heeft. In onderhavig geval is geen sprake van een uitbreiding van het aantal dieren, waarmee de geurbelasting aan de omgeving niet zal toenemen. Hiermee zijn ten aanzien van geur geen belemmeringen te verwachten.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen onevenredige toename van de uitstoot van schadelijke stoffen in het kader van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben. Onderhavig project is aan te merken als een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de uitstoot van schadelijke stoffen (een NIBM-project). Gezien de voorgenomen ontwikkeling een NIBM-project betreft kan verdere toetsing aan de luchtkwaliteit achterwege blijven. Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van luchtkwaliteit geen belemmeringen te verwachten zijn.
Ten aanzien van geluid dient te worden bepaald of de voorgenomen ontwikkeling een onevenredige toename van de geluidbelasting aan de omgeving tot gevolg zal hebben. In ondehavig geval is geen sprake van het oprichten van een geluidoverlast veroorzakende inrichting. Het aantal verkeersbewegingen zal eveneens niet in onevenredige mate toenemen. Hiermee zal de geluidbelasting op de omgeving niet onevenredig toenemen.
Tevens dient bij de voorgenomen ontwikkeling te worden bepaald of de geluidbelasting op de gevels van eventueel op te richten geluidgevoelige objecten de wettelijke normen niet zal overschrijden. In onderhavige situatie is geen sprake van het oprichten van geluidgevoelige objecten. Hiermee kan verder onderzoek achterwege blijven.
Ten aanzien van externe veiligheid dient te worden bepaald of sprake is van een onevenredige toename van het plaatsgebonden risico. In onderhavig geval zal geen risicovolle inrichting worden opgericht. Tevens is de planlocatie niet binnen het invloedsgebied van een mogelijke risicobron gelegen. Hiermee zal het plaatsgebonden risico niet verder toenemen.
Tevens dient ten aanzien van externe veiligheid te worden bepaald of sprake is van een onevenredige toename van het groepsrisico. In onderhavig geval is geen sprake van een onevenredige toename van de personendichtheid. Hiermee is geen sprake van een onevenredige toename van het groepsrisico.
De VNG heeft de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" uitgebracht. In deze handreiking zijn vaste afstanden opgenomen die bepaalde bedrijven en/of inrichtingen dienen aan te houden ten aanzien van gevoelige objecten. Deze afstanden kunnen varieren voor de aspecten geluid, geur, luchtkwaliteit en gevaar. Aan de gestelde afstanden uit de handreiking wordt met de voorgenomen ontwikkeling voldaan.
Daarnaast mag de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen van omliggende bestemmingen en bedrijven tot gevolg hebben. In onderhavig geval worden geen gevoelige objecten opgericht, waarmee geen sprake is van belemmering van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven en bestemmingen.
Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving. De ontwikkeling die met dit plan mogelijk wordt gemaakt is dan ook niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van het aspect milieu geen belemmeringen te verwachten zijn.
Ten aanzien van Natura 2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands dient aangetoond te worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige effecten zal hebben op dergelijke gebieden. De planlocatie is niet in een Natura 2000 gebied, Beschermd Natuurmonument en/of Wetland gelegen. De planlocatie is wel op een afstand van een dergelijk gebied gelegen dat de voorgenomen ontwikkeling mogelijk van nadelige invloed is op het betreffend gebied. Echter is bij de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van een toename van het aantal dieren, en daarmee de uitstoot van ammoniak. Tevens is geen sprake van een onevenredige toename van de geluid- en/of lichtbelasting, waarmee de voorgenomen ontwikkeling niet van nadelige invloed zal zijn op dergelijke gebieden.
Met de voorgenomen ontwikkeling mag geen aantasting van de natuurlijke waarden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Ecologische Verbindingszones (EVZ). De planlocatie is niet in de EHS of een EVZ gelegen, waarmee geen sprake zal zijn van een aantasting van de natuurlijke waarden.
Ten aanzien van (zeer) kwetsbare gebieden ingevolge de Wet ammoniak en veehouderij (Wav-gebieden) dient te worden bepaald of de voorgenomen ontwikkeling een nadelige invloed zal hebben op deze gebieden. Ter bescherming van de Wav-gebieden zijn rondom deze gebieden buffers van 250 meter aangelegd, waarbinnen de uitstoot van ammoniak moet worden beperkt. De planlocatie is niet binnen een Wav-gebied of een zone van 250 meter gelegen, waarmee geen Wav-gebieden zullen worden aangetast.
Ten aanzien van flora en fauna dient te worden bekeken of de voorgenomen ontwikkeling mogelijke aantasting van (leefgebieden van) beschermde soorten flora en fauna tot gevolg heeft. Niet verwacht wordt dat zich in het plangebied beschermde soorten flora en fauna bevinden. Hiermee zal de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen hebben op (leefgebieden van) beschermde soorten flora en fauna.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van het aspect ecologie geen belemmeringen te verwachten zijn.
De planlocatie is reeds voorzien van een goede ontsluiting. Deze ontsluiting zal na de realisatie van de plannen niet verslechteren.
Het is van belang te kijken of de capaciteit van de ontsluitingsweg voldoende groot is om een eventuele toename van het aantal verkeersbewegingen te kunnen verwerken. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal het aantal verkeersbewegingen niet of nauwelijks toenemen. Hiermee zal de ontsluitingsweg voldoende capaciteit blijven bieden.
Bij ontwikkelingen mag de bestaande infrastructuur niet worden aangetast. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal uitsluitend gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur. Hiermee is geen sprake van aantasting van de huidige infrastructuur.
Om verkeers- en parkeerdruk op de ontsluitingswegen dient parkeren geheel op eigen terrein plaats te vinden. In de huidige situatie is voldoende gelegenheid voor zowel vracht- als personenauto's om te kunnen keren en parkeren. Ook na realisatie van de plannen zal voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein blijven bestaan. Hiermee zal parkeren van zowel vracht- als personenauto's geheel op eigen terrein plaatsvinden, ook na realisatie van de plannen.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen te verwachten zijn.
Met de voorgenomen ontwikkeling mogen geen archeologisch waardevolle elementen worden aangetast. De planlocatie is gelegen in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Aan de voorwaarden voor vrijstelling van archeologisch onderzoek kan met de voorgenomen ontwikkeling echter worden voldaan, waardoor verder onderzoek achterwege kan blijven. Hiermee zullen met de voorgenomen ontwikkeling geen archeologische waarden worden aangetast.
In het kader van de cultuurhistorie is het van belang dat cultuurhistorisch waardevolle elementen behouden en, waar mogelijk, versterkt worden. De planlocatie is niet in een gebied met cultuurhistorisch waardevolle elementen gelegen. Hiermee zullen met de voorgenomen ontwikkeling geen cultuurhistorisch waardevolle elementen worden geschaad.
Een nieuwe ontwikkeling mag geen nadelige gevolgen hebben op de aardkundige waarden van een gebied. De planlocatie is niet in een aardkundig waardevol gebied gelegen. Hiermee zullen met de voorgenomen ontwikkeling geen aardkundige waarden worden aangetast.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen te verwachten zijn.
Ten aanzien van water dient bekeken te worden of de planlocatie is gelegen in een gebied waar mogelijk problematiek speelt rondom water. De planlocatie is gelegen in een boringsvrije zone. Ten aanzien van deze gebieden worden door het waterschap voorwaarden gesteld. Ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn uitsluitend mogelijk als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal aan de gestelde voorwaarden worden voldaan, waardoor geen sprake is van problematiek rondom water.
Ten aanzien van het hydrologisch neutraal bouwen is het van belang te kijken naar de toename van het verharde oppervlak ter plaatse. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal het totale verharde oppervlak toenemen, waardoor compensatie noodzakelijk is. Zoals blijkt uit gegevens van het waterschap is een compensatie nodig van 56 m3. Deze compensatie zal plaatsvinden door middel van waterberging.
Om te voldoen aan de gestelde compensatie van 56 m3 zal waterberging plaatsvinden binnen het plangebied. Om aan de gestelde bergingscapaciteit te voldoen zal door de initiatiefnemer een bergingsvoorziening worden aangelegd. Deze is verder uitgewerkt in het landschappelijk inrichtingsplan.
Indien voor de werkzaamheden ten behoeve van de waterberging een vergunning en/of ontheffing in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de Waterwet of de Keur van het waterschap vereist is, dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd.
Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van de wateraspecten geen belemmeringen te verwachten zijn.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer zal, naast dit plan, een anterieure overeenkomst worden opgesteld waarin is vastgelegd dat eventuele bijkomende kosten, waaronder ook planschade, voor rekening van de initiatiefnemer zijn. Hiermee is de financiële haalbaarheid van het plan verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Voorliggend plan is opgesteld conform de Uniforme Voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagetermijn is eenieder in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren. Hiermee wordt het plan maatschappelijk haalbaar geacht.
Handhaving vindt plaats aan de hand van het handhavingsbeleid van gemeente Nederweert.
Hiermee kan worden gesteld dat het plan haalbaar wordt geacht.