Randweg West leisurekwadrant
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0946.BPRandwegwleis2018-VA01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 6 Leiding - Leidingstrook
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone watergang
Artikel 10 Algemene bouwregels
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Randweg West leisurekwadrant' van de gemeente Nederweert.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0946.BPRandwegWleis2018-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Activiteit
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.6 Ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht.
1.7 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.8 Archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.9 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgnd de kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.10 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 Bebouwingspercentage
een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.
1.12 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.
1.13 Begane grond
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.14 Bestaand
legaal aanwezig of in aanbouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.
1.15 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bevoegd gezag
het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.
1.18 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.19 Bijbehorende voorzieningen
functies en bebouwing die niet nader in de doeleindenomschrijving van een bestemming zijn genoemd, maar die inherent zijn aan de in de doeleindenomschrijving genoemde functies en bebouwing.
1.20 Bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.
1.21 Bodemingreep
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de kap/zolder.
1.25 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 Bruto vloeroppervlak (bvo)
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte c.q. verdieping die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke. Indien één of meerdere verdiepingen worden gebouwd dan wordt het gebouwde vloeroppervlak per verdieping meegerekend in het totale bruto vloeroppervlak.
1.30 Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van burgemeester en wethouders c.q. bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.31 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
1.32 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een autorijschool, een architect, een internetcafé en een administratiekantoor.
1.33 Doeleinden van openbaar nut
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidignen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).
1.34 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.35 Evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op sociaal, cultureel gebied of op het gebied van sport.
1.36 Extensief medegebruik
(recreatief) medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets, en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.37 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.39 Groothandel
het bedrijfsmatige te koop aanbieden, waaronder de uitstraling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.40 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, ligging en/of afmetingen als het belangrijkst bouwwerk valt aan te merken.
1.41 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
1.42 Horeca van categorie 1
een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
1.43 Horeca van categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.44 Snelweggeörienteerde horeca
een vorm van maaltijdverstrekking die gewoonlijk langs of in de nabijheid van snelwegen wordt uitgeoefend vanwege bijvoorbeeld de omvang en/of verkeersaantrekkende werking, zoals een wegrestaurant en/of fastservice lunchrooms en restaurants, al dan niet met drive-in functie.
1.45 Hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse, leisure, vergaderruimtes, werkplekken en wellness met dien verstande dat prostitutie niet is toegestaan.
1.46 Kantoor zonder baliefunctie
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.47 Leisure
het bedrijfsmatig bieden van mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, spel en ontspanning, welke mogelijkheden qua aard, omvang en milieuhinder niet passend en wenselijk zijn in het centrumgebied. De volgende activiteiten vallen in ieder geval niet onder het begrip:
gemotoriseerde vormen van leisure die plaatsvinden in de open lucht;
pretparken, vaste kermis;
schietbanen in de open lucht.
1.48 Omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.49 Ondergeschikte horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.50 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.
1.51 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.52 Peil
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.53 Projectgebied
gebied waar een (nieuwe) bestemming wordt opgelegd. Omdat het verdrag van Malta en de daarop geënte Wamz uitgaat van het beschermen in situ (ter plaatse in de bodem) van archeologische waarden, is het zaak voor die delen die - vooralsnog - niet verstoord worden, een beschermingsregime op te leggen (of te handhaven).
1.54 Projectmast
een mastconstructie met een meer of minder groot formaat waarvan de beeldmerken uitsluitend betrekking hebben op functies en voorzieningen die gelegen zijn binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant'.
1.55 Risicovolle inrichting
een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.
1.56 Speelautomatenhal
een inrichting, toegankelijk vanaf de openbare weg, waar kansspelautomaten staan opgesteld.
1.57 Statische opslag
de langdurige opslag van auto's, boten en caravans die beperkt door de gebruikers worden gebruikt. Met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan milieuvergunningsplichtige opslag, opslag van gevaarlijke stoffen of opslag met bedrijfsactiviteiten.
1.58 Stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd dan wel beoogd beeld.
1.59 Verkeerskundig onderzoek
Een onderzoek naar de verkeerssituatie en/of verkeerskundige effecten van een ontwikkeling op een samenhangend wegennet. In een dergelijk onderzoek wordt in ieder geval betrokken:
Verkeersintensiteiten
Verkeersdoorstroming
Verkeersveiligheid
Verkeersregelinstallaties en opstelcapaciteit
1.60 Voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel de denkbeeldige lijn die strak langs de tweezijdige voorgevels van het hoofdgebouw op hoekkavels wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
1.61 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.62 Wadi
een bovengrondse voorziening voor de afvoer van water door drainage en infiltratie, zoals een ondiepe greppel of een groenvoorziening.
1.63 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.64 Weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen, met dien verstande dat vrachtwagenparkings niet zijn toegestaan.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwvlakken zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwvlakken.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de diepte van de bodemingreep
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het peil ter plaatse (straat of terreinniveau).
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 de oppervlakte van een bodemingreep
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.
2.12 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd-1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
industriële en ambachtelijke bedrijven en groothandelsbedrijven zoals vermeld bij milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zie bijlage 1, met uitzondering van:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen en
risicovolle inrichtingen;
zakelijke en/of overige dienstverlening;
snelweggeörienteerde horeca;
hotel;
speelautomatenhal, met dien verstande dat maximaal één speelautomatenhal is toegestaan;
leisure;
solitaire kantoren zonder baliefunctie met een maximum brutovloeroppervlak van 2.000 m2;
ondergeschikte horeca;
doeleinden van openbaar nut;
met daaraan ondergeschikt:
tuinen, terrassen en erven;
groenvoorzieningen;
bijbehorende voorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen
wegen en verhardingen;
parkeervoorzieningen en stallingsruimten voor fietsen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de als Gemengd-1 bestemde gronden gelden de volgende bouwregels:
Gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, en bijgebouwen ten behoeve van het in artikel 3.1 toegestane gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
De daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd;
De maximum bouwhoogte van gebouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd;
De afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
3.2.2 Bouwregels hotel
Voor het bouwen van een hotel gelden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.1, de volgende regels:
Er mag maximaal één hotel worden gebouwd;
Het aantal kamers bedraagt maximaal 169;
Het brutovloeroppervlak van het hotel bedraagt maximaal 14.320 m2.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels;
binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt;
de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting maximaal 15 meter bedraagt;
het oppervlak van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut bedraagt maximaal 50 m3 en de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten maximaal 12 meter bedraagt;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de bouwhoogte van één antennemast maximaal 40 meter bedraagt;
overkappingen niet zijn toegestaan voor de voorgevelrooilijn.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:
de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
de situering en afmetingen van bouwpercelen, met dien verstande dat:
deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen;
zulks noodzakelijk is in verband met de woonsituatie in de directe omgeving;
zulks noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundig- en bebouwingsbeeld;
zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
zulks noodzakelijk is in verband met de milieusituatie;
zulks noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
de situering van ontsluitingswegen;
parkeren op eigen terrein;
het afkoppelen van hemelwater en de situering van waterhuishoudelijke voorzieningen;
de functies als genoemd in artikel 3.1 ter beperking van het groepsrisico in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hiertoe dient de regionale brandweer te worden gehoord.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bouwhoogte gebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
de maximum toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 meter mag worden overschreden
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 meter;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 8 meter mag bedragen;
de afwijking noodzakelijk dient te zijn in het kader van de bedrijfsvoering.
3.4.3 Bouwen op de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e voor het toestaan van het bouwen van bijgebouwen met één gevel op de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:
een onbebouwde strook ter breedte van tenminste 5 m behouden blijft langs één lange zijde en de achterzijde van het bouwperceel;
de goothoogte niet meer zal bedragen dan 3,50 m;
geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van derden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte horeca
Ondergeschikte horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
dit qua oppervlakte en uitstraling een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 3.1.1 onder a t/m g genoemde bestemming en geen zelfstandige functie betreft;
het brutovloeroppervlak ondergeschikte horeca ten hoogste 20% bedraagt van het brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit.
3.5.2 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover:
dit qua oppervlakte en uitstraling een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 3.1.1 onder a t/m f genoemde bestemming en geen zelfstandige functie betreft;
het brutovloeroppervlak ondergeschikte detailhandel ten hoogste 10% bedraagt van het brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit, met een maximum van 150 m2.
3.5.3 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met artikel 3 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, met uitzondering van gemeentelijke afvalinzamelmiddelen;
de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
horeca in de categorie 1 en 2, voor zover niet snelweg georiënteerd;
bedrijfsactiviteiten vanaf milieucategorie 3.1 of hoger;
detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel zoals genoemd onder 3.5.2;
wonen;
verkooppunt motorbrandstoffen;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
opslag en verkoop van vuurwerk;
3.5.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel voldoende waterberging aanwezig is conform de Keur van Waterschap Limburg of gelijktijdig wordt gerealiseerd, danwel aangetoond wordt dat er sprake is van saldering van verharding (geen toename van verhard oppervlak). Van voldoende waterberging is sprake wanneer de waterbergingsvoorziening minimaal 100 mm per m2 toename van de verharding bedraagt.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien vanwege praktische redenen op een andere wijze is gewaarborgd dat aan de minimaal vereiste waterbergingscompensatie wordt voldaan in de nabije omgeving.
De waterbergingscompensatie dient te worden aangelegd en in stand gehouden.
3.5.5 Voorwaardelijke verplichting verkeerskundig onderzoek
Een omgevingsvergunning voor een gebouw ten behoeve van een functie zoals bedoeld in artikel 3.1 mag uitsluitend worden verleend indien de verkeerskundige effecten op de N275 – Ringbaan Noord/Randweg West en de op- en afritten van de A2 aanvaardbaar zijn. Hieraan wordt voldaan als uit verkeerskundig onderzoek blijkt dat:
de verkeerstoename vanwege het initiatief niet leidt tot onaanvaardbare effecten op de verkeersdoorstroming op deze wegen; dan wel
de verkeerstoename leidt tot effecten op de verkeersdoorstroming op deze wegen, maar door het treffen van verkeerskundige maatregelen onaanvaardbare effecten kunnen worden voorkomen, mits:
de verkeerskundige maatregelen zijn uitgevoerd voordat het gebouw in gebruik wordt genomen; en
de verkeerskundige maatregelen in stand worden gehouden.
3.5.6 Voorwaardelijke verplichting omgevingsvergunning hotel
Een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een hotel mag, met inachtneming van de voorwaarden zoals bepaald in de overige bestemmingen, uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' wordt maximaal één omgevingsvergunning verleend ten behoeve de bouw van een hotel.
Een omgevingsvergunning ten behoeve de bouw van een hotel mag uitsluitend worden verleend nadat het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning met kenmerk B2 2010005 (besluit d.d. 6 juli 2011) onherroepelijk is geworden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijven die niet voorkomen op de Staat van bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en tevens bedrijven toestaan die niet zijn opgenomen in de bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' maar naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen zijn, onder de volgende voorwaarden:
wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 14.2;
geen bezwaren ontstaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn;
geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van derden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Uitbreiding bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in het plan opgenomen maximum bebouwingspercentage te vergroten ten behoeve van de uitbreiding van de functies zoals vermeld in lid 3.1.1. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig;
het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 85%;
er zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid of de luchtkwaliteit;
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 14.2;
de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de waterhuishoudkundige situatie;
voor het overige zijn de regels zoals aangegeven in 3.1 t/m 3.6 van toepassing.
Artikel 4 Gemengd-2
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
leisure;
snelweggeörienteerde horeca;
hotel;
speelautomatenhal, met dien verstande dat maximaal één speelautomatenhal is toegestaan;
ondergeschikte horeca;
ondergeschikte detailhandel;
één projectmast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - projectmast';
doeleinden van openbaar nut;
met daaraan ondergeschikt:
tuinen, terrassen en erven;
groenvoorzieningen;
bijbehorende voorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen
wegen en verhardingen;
parkeervoorzieningen en stallingsruimten voor fietsen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de als Gemengd-2 bestemde gronden gelden de volgende bouwregels:
Gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, en bijgebouwen ten behoeve van het in artikel 4.1 toegestane gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
De daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd;
De maximum bouwhoogte van gebouwen en bijgebouwen bedraagt 18 meter;
Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd;
Het brutovloeroppervlak van de functies zoals bepaalt onder artikel 4.1.1 onder a, b en d bedraagt maximaal 6.000 m2, met dien verstande dat:
er in totaal sprake mag zijn van maximaal 3 functies zoals bedoeld onder 4.1.1 sub a, b en d;
het brutovloeroppervlak per functie zoals bedoeld onder 4.1.1 sub a, b en d bedraagt maximaal 2.000 m2.
De afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
4.2.2 Bouwregels hotel
Voor het bouwen van een hotel gelden volgende regels:
Binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
Er mag maximaal één hotel worden gebouwd;
Het aantal kamers bedraagt maximaal 169;
Het brutovloeroppervlak van het hotel bedraagt maximaal 14.320 m2;
In afwijking van hetgeen bepaald onder artikel 4.2.1 onder c is een maximum bouwhoogte toegestaan van 60 meter, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak boven een bouwhoogte van 18 meter maximaal 6.600 m2 mag bedragen;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels;
binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt;
de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting maximaal 15 meter bedraagt;
het oppervlak van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut bedraagt maximaal 50 m3 en de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte van antennes en antennemasten maximaal 12 meter bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 12 meter bedraagt;
overkappingen niet zijn toegestaan voor de voorgevelrooilijn;
ter plaatse van de aanduiding 'projectmast' mag een projectmast worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt;
het maximum oppervlakte van de (digitale) beeldvlakken tezamen 190 m2 bedraagt;
de maximale breedte per beeldvlak mag 5 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:
de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
de situering en afmetingen van bouwpercelen, met dien verstande dat:
deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen;
zulks noodzakelijk is in verband met de woonsituatie in de directe omgeving;
zulks noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundig- en bebouwingsbeeld;
zulks noodzakelijk is in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
zulks noodzakelijk is in verband met de milieusituatie;
zulks noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
de situering van ontsluitingswegen;
parkeren op eigen terrein;
het afkoppelen van hemelwater en de situering van waterhuishoudelijke voorzieningen;
de functies als genoemd in artikel 4.1 beperking van het groepsrisico in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hiertoe dient de regionale brandweer te worden gehoord;
de uitvoering van graafwerkzaamheden ten einde schade aan kabels en leidingen te vookomen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bouwhoogte gebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
de maximum bouwhoogte met ten hoogste 5 meter mag worden overschreden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.4.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 8 meter mag bedragen;
de afwijking noodzakelijk dient te zijn in het kader van de bedrijfsvoering.
4.4.3 Bouwen op de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder f voor het toestaan van het bouwen van bijgebouwen met één gevel op de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:
een onbebouwde strook ter breedte van tenminste 5 m behouden blijft langs één lange zijde en de achterzijde van het bouwperceel;
de goothoogte niet meer zal bedragen dan 3,50 m;
geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van derden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Ondergeschikte horeca
Ondergeschikte horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
dit qua oppervlakte en uitstraling een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 4.1.1 onder a t/m d genoemde bestemming en geen zelfstandige functie betreft;
het brutovloeroppervlak ondergeschikte horeca ten hoogste 20% bedraagt van het brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit.
4.5.2 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover:
dit qua oppervlakte en uitstraling een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsvoering en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 4.1.1 onder a t/m d genoemde bestemming en geen zelfstandige functie betreft;
het brutovloeroppervlak ondergeschikte detailhandel ten hoogste 10% bedraagt van het brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit, met een maximum van 150 m2.
4.5.3 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met artikel 4.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, met uitzondering van gemeentelijke afvalinzamelmiddelen;
de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
horeca in de categorie 1 en 2, voor zover niet snelweg georiënteerd;
zelfstandige kantoren;
detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel zoals genoemd onder 4.5.2;
wonen;
verkooppunt motorbrandstoffen;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
opslag en verkoop van vuurwerk.
4.5.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel voldoende waterberging aanwezig is conform de Keur van Waterschap Limburg of gelijktijdig wordt gerealiseerd, danwel aangetoond wordt dat er sprake is van saldering van verharding (geen toename van verhard oppervlak). Van voldoende waterberging is sprake wanneer de waterbergingsvoorziening minimaal 100 mm per m2 toename van de verharding bedraagt.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien vanwege praktische redenen op een andere wijze is gewaarborgd dat aan de minimaal vereiste waterbergingscompensatie wordt voldaan in de nabije omgeving.
De waterbergingscompensatie dient te worden aangelegd en in stand gehouden.
4.5.5 Voorwaardelijke verplichting verkeerskundig onderzoek
Een omgevingsvergunning voor een gebouw ten behoeve van een functie zoals bedoeld in artikel 4.1 mag uitsluitend worden verleend indien de verkeerskundige effecten op de N275 – Ringbaan Noord/Randweg West en de op- en afritten van de A2 aanvaardbaar zijn. Hieraan wordt voldaan als uit verkeerskundig onderzoek blijkt dat:
de verkeerstoename vanwege het initiatief niet leidt tot onaanvaardbare effecten op de verkeersdoorstroming op deze wegen; dan wel
de verkeerstoename leidt tot effecten op de verkeersdoorstroming op deze wegen, maar door het treffen van verkeerskundige maatregelen onaanvaardbare effecten kunnen worden voorkomen, mits:
de verkeerskundige maatregelen zijn uitgevoerd voordat het gebouw in gebruik wordt genomen; en
de verkeerskundige maatregelen in stand worden gehouden.
4.5.6 Voorwaardelijke verplichting veiligheidsmaatregelen
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een functie zoals bedoeld in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan indien de volgende veiligheidsmaatregelen zijn uitgevoerd en in stand gehouden:
in het gebouw een adequaat functionerend centraal afsluitbaar (mechanisch) ventilatiesysteem is aangelegd;
het gebouw aan minimaal twee zijdes bereikbaar is voor hulpdiensten.
4.5.7 Voorwaardelijke verplichting nooduitgangen
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een nachtverblijf is uitsluitend toegestaan indien nooduitgangen van bouwwerken zodanig zijn gesitueerd dat ingeval van een calamiteit kan worden gevlucht in afgekeerde richting van de risicobronnen:
A2; en
de gasleiding met kenmerk A521/A585; en
Randweg Zuid/N275.
4.5.8 Voorwaardelijke verplichting omgevingsvergunning hotel
Een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een hotel mag, met inachtneming van de voorwaarden zoals bepaald in de overige bestemmingen, uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' wordt maximaal één omgevingsvergunning verleend ten behoeve de bouw van een hotel.
Een omgevingsvergunning ten behoeve de bouw van een hotel mag uitsluitend worden verleend nadat het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning met kenmerk B2 2010005 (besluit d.d. 6 juli 2011) onherroepelijk is geworden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Uitbreiding bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in het plan opgenomen maximum bebouwingspercentage te vergroten ten behoeve van de uitbreiding van de functies zoals vermeld in lid 4.1. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig;
het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 85%;
er zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid of de luchtkwaliteit;
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 14.2 ;
de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de waterhuishoudkundige situatie;
voor het overige zijn de regels zoals aangegeven in 4.1 t/m 4.6 van toepassing.
4.6.2 Bruto vloeroppervlak per bouwlaag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in artikel 4.2.1 onder e opgenomen maximum toegestane bruto vloeroppervlak per bouwlaag te vergroten ten behoeve van de functies zoals vermeld in lid 4.1. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
het maximum toegestane bruto vloeroppervlak zoals vermeld onder 4.2.1 onder e mag niet worden overschreden;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig;
er zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid of de luchtkwaliteit;
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 14.2 ;
de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de waterhuishoudkundige situatie;
door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte;
er regionale afstemming heeft plaatsgevonden;
voor het overige zijn de regels zoals aangegeven in 4.1 t/m 4.6 van toepassing.
Artikel 5 Leiding - Gas
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
de bescherming en onderhoud van de hogedruk hoofdgastransportleiding (Gasunie);
parkeervoorzieningen.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.2.
5.2 Bouwregels
Op of in de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden is het niet toegestaan:
te bouwen, behoudens bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de leiding(strook);
damwanden te plaatsen;
erfafscheidingen te bouwen binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de leiding.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding en het doelmatig functioneren niet wordt aangetast, gehoord de beheerder.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 5.1 bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
het ophogen, verlagen of egaliseren van gronden;
het opslaan van gevaarlijke stoffen en materialen;
het permanent opslaan van goederen, waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanbrengen van (andere) boven- en ondergrondse kabels en leidingen;
het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
5.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 5.4.1 is niet van toepassing voor:
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 5.1 bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
Artikel 6 Leiding - Leidingstrook
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
de bescherming en onderhoud van de leidingenstrook;
parkeervoorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.2.
6.2 Bouwregels
Op of in de voor Leiding - Leidingstrook bestemde gronden is het niet toegestaan:
te bouwen, behoudens bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de leiding(strook);
damwanden te plaatsen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leidingenstrook.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 6.1 bedoelde leidingstrook. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;
het ophogen van gronden met meer dan 35 cm boven maaiveld;
het opslaan van gevaarlijke stoffen en materialen;
het aanbrengen van (andere) boven- en ondergrondse kabels en leidingen dan waar de beheerder de reserveringsstrook voor bedoeld heeft, met dien verstande dat hetgeen bepaald in artikel 6.5.1 in acht wordt genomen.
6.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 6.4.1 is niet van toepassing voor:
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 6.1 bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het plaatsen van leidingen in of op de voor Leiding - Leidingstrook bestemde gronden die een toename van het groepsrisico tot gevolg hebben.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.2.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
7.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen
In de situatie als bedoeld in artikel 7.2.1 onder c kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien het bepaalde onder c van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
7.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in 7.2.1 en 7.2.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 250 m2 (bij categorie 3 en 4);
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter;
een bouwwerk dat reeds in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
bouwerken die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbodsbepaling
Het is verboden om op of in de voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedragen;
het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
7.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 7.3.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:
maximaal 0,40 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld;
een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2 (bij categorie 3 en 4);
ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Het verbod als bedoeld in 7.3.1 is ook niet van toepassing indien :
de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de diepte van het akkerdek, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
7.3.3 Rapport en toelaatbaarheid
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.3.1 die betrekking heeft op de voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van de gemeente in voldoende mate is vastgesteld;
Een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
7.4 Voorschriften omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
In de situatie als bedoeld in 7.3.3 onder c. kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien het bepaalde onder c van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone watergang
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor Waterstaat - Beschermingszone watergang aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang.
Op de gronden zijn tevens de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het betreffende waterschap van toepassing.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.2.
8.2 Bouwregels
Op de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang aangewezen gronden is het niet toegestaan te bouwen, behoudens bebouwing ten behoeve van de bestemming zoals dammen, duikers en waterkeringen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de overige voor deze gronden aangewezen bestemming(en).
8.3.2 Afwegingskader
Een in 8.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade mag worden of kan worden toegebracht aan de watergang, en onder de voorwaarden dat:
vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van de in 8.1 bedoelde watergang;
de beslissing met betrekking tot de ontheffing aan de beheersinstantie wordt meegedeeld.
8.4 Aanlegvergunning
8.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
8.4.2 Uitzondering op verbod
Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Afwegingskader
Een in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de watergang. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie van de bedoelde watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings- of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
10.2 Hotel
Voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' geldt, ongeacht het bepaalde in overige bestemmingen, dat maximaal één hotel mag worden gebouwd.
10.3 Speelautomatenhal
Voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' geldt, ongeacht het bepaalde in overige bestemmingen, dat maximaal één speelautomatenhal mag worden gebouwd.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Hotel
Voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' gelden, ongeacht het bepaalde in overige bestemmingen, de onderstaande bepalingen voor het gebruik van een hotel:
er mag maximaal één hotel in gebruik worden genomen;
het maximaal aantal hotelkamers bedraagt 169.
11.2 Speelautomatenhal
Voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan 'Randweg West Leisurekwadrant' geldt, ongeacht het bepaalde in overige bestemmingen, dat maximaal één speelautomatenhal in gebruik mag worden genomen.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Veiligheidszone - lpg effectzone 160 meter
12.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - lpg effectzone 160 meter mogen geen zeer kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
12.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1, met dien verstande dat:
voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
12.2 Vrijwaringszone - weg 1
12.2.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - weg 1 is het ongeacht het bepaalde in de overige bestemmingen niet toegestaan te bouwen met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van voorzieningen met betrekking tot de autosnelweg A2.
12.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de A2. Hierbij dient Rijkswaterstaat Zuid-Nederland te worden gehoord.
12.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
vergunningsplichtige werkzaamheden:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter;
het ophogen van gronden.
Het onder a genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
van ondergeschikte betekenis zijn;
binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de A2.
12.3 Vrijwaringszone - weg 2
12.3.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - weg 2 is het, ongeacht het bepaalde in de overige bestemmingen niet toegestaan te bouwen.
12.3.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.1 met dien verstande dat:
door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de N275.
12.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
vergunningsplichtige werkzaamheden:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter;
het ophogen van gronden.
Het onder a genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
van ondergeschikte betekenis zijn;
binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de N275.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10% voor zover:
daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
het afwijken voor het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio-, televisiesignalen en mobiele telefonie voor zover:
deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn;
de bouwhoogte maximaal 15,00 meter bedraagt;
een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de antennes ten opzichte van de omgeving wordt gewaarborgd;
geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 meter en geen groter oppervlak dan 20 m2 hebben.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Voorrangsregels
14.1.1 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
14.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
Leiding - Gas
Leiding - Leidingstrook
Waterstaat - Beschermingszone watergang
Waarde - Archeologie 2
14.2 Parkeren
14.2.1 Parkeernormen
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.
14.2.2 Afwijken van de parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien.
14.3 Boringsvrije zone
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'boringsvrije zone' mogen geen activiteiten worden ontplooid die strijdig zijn met de bescherming van de bodem en grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening. Het gaat om activiteiten in de vorm van boringen en roeren van grond die dieper reiken dan 80 meter onder maaiveld.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Randweg West leisurekwardant' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPRandwegWleis2018-VA01 van de Gemeente Nederweert.
Vastgesteld 5 februari 2019