1.1 plan
het bestemmingsplan Boeket 23 met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPBoeket23-VA01 van de gemeente Nederweert.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis gebonden bedrijf
dienstverlenende ambachtelijke bedrijvigheid, die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 aan huis gebonden beroep
dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 5.2 van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden (resten uit het verleden).
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.11 bedrijfsgebouw
een voor de bedrijfsvoering te gebruiken bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.12 begane grond
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bestaand
zoals bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 buitenopslag
opslag die niet in gebouwen plaatsvindt.
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.28 huishouden
de bewoning van een woning door:
- één persoon;
- meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.29 kampeermiddel
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1, lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.30 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15o en ten hoogste 75o.
1.31 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.32 niet-productiegericht timmerbedrijf
een bedrijf dat vergelijkbaar is met een aannemersbedrijf en zich toelegt op het vervaardigen van kleinschalige houtproducten, waarbij gebruik wordt gemaakt van klein materieel en handgereedschappen. Bij een niet-productiegericht timmerbedrijf vindt de vervaardiging van producten in overwegende mate plaats bij klanten op locatie. Er is geen sprake van grootschalige machines of afzuiginstallaties. Het betreft een bedrijf vergelijkbaar met milieucategorie 2. Het equivalent geluidniveau binnen, gemiddeld over de beoordelingsperiode, is niet hoger dan 75 dB(A).
1.33 nok
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.34 normale onderhoudswerkzaamheden
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
1.35 openbare nutsvoorzieningen
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- datacommunicatieleidingen, rioleringen, wachthuisjes, straatvoorzieningen (onder andere voor afvalstoffen).
1.36 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.37 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.38 peil
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.40 verbeelding
de verbeelding behorende bij dit plan met idn-nummer NL.IMRO.0946.BPBoeket23-VA01.
1.41 verdieping
de bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de begane grond.
1.42 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die wordt gevormd door de naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'bouwvlak', doorlopend tot de zijdelingse grenzen van het betreffende bouwperceel.
1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of de waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
1.44 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.45 woning/wooneenheid
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
1.46 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is/zijn afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Kelders worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Esdorpen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Esdorpen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke karakteristiek, met name de openheid van de bolle akkers en essen;
- verkeersvoorzieningen, mede in de vorm van onverharde wegen en paden;
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- extensieve dagrecreatie.
3.2 Bouwregels
Op de voor
Agrarisch met waarden - Esdorpen aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
- uitsluitend het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik en/ recreatief medegebruik dan wel verkeers- en/of nutsvoorzieningen is toegestaan;
- de maximale bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt 1,00 meter;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m² per bouwwerk.
3.3 Nadere eisen
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van:
- bebouwing;
- verharding;
- Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op:
- de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
- de stedenbouwkundige kwaliteit;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- de hemelwaterproblematiek.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in
artikel 3 lid 1, meer in het bijzonder:
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens stacaravans of het permanent plaatsen van caravans op kampeerterreinen of kleinschalige campings, alsmede caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door arbeidsmigranten;
- het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
- het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een niet-productiegericht timmerbedrijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.32, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf' (sb-tb);
- inpandige opslagdoeleinden ten behoeve van het onder a. bedoelde bedrijf;
- openbare nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2.1 Algemeen
Op de voor
Bedrijf aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 380 m².
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.
4.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing en verharding.
4.3.2 Toepassingscriteria
De in
artikel 4 lid 3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van:
- de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- de verkeerssituatie;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- de hemelwaterproblematiek;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Het is niet toegestaan de gronden en/of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze die strijdig is met de geldende bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik voor buitenopslag, al dan niet voor de verkoop of verhuur van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
- het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en/of straatprostitutie.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
De voor
Bedrijf aangewezen gronden mogen niet eerder als zodanig in gebruik worden genomen dan wanneer invulling is gegeven aan de landschappelijke inpassing, waterberging- en infiltratie en sloop, conform het landschappelijk inpassingsplan, dat als bijlage bij deze regels is genomen. Deze landschappelijke dient plaats te vinden uiterlijk één jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
4.5.2 Afwijkingsvoorwaarden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in
artikel 4 lid 5.1 kan slechts worden verleend indien:
- de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en de stedenbouwkundige en landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond, en;
- de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen bedrijven niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in de vorm van een woning;
- de uitoefening van een aan huis gronden beroep of bedrijf, overeenkomstig de bepalingen uit artikel 5 lid 5.1 ;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en verhardingen;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen.
5.2.1 Algemeen
Op de voor
Wonen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- binnen het bouwvlak uitsluitend een woning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd;
- binnen het bouwvlak maximaal één woning is toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- woningen, inclusief bijbehorende bouwwerken:
- een woning mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen' [bg];
- de dakhelling van een woning bedraagt minimaal 12o. De bepaling geldt niet voor bijbehorende bouwwerken;
- de inhoud van een woning, inclusief alle bijbehorende bouwwerken, bedraagt maximaal 950 m³;
- de afstand van een woning dan wel een bijbehorend bouwwerk tot het hart van de weg bedraagt minimaal 30,00 meter bij gebiedsontsluitingswegen en minimaal 15 meter bij erftoegangs- en onverharde wegen;
- de afstand tussen de woning en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en de woning bedraagt minimaal 20,00 meter;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,20 meter;
- de bouwhoogte van vrijstaande bouwwerken bedraagt maximaal 5,50 meter.
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden opgericht binnen een afstand van maximaal 50,00 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter;
- de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 30 m²;
- nieuwbouw van woningen is niet toegestaan;
- vervangende nieuwbouw is toegestaan, mits dit plaatsvindt op de bestaande fundamenten.
5.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing en verharding.
5.3.2 Toepassingscriteria
De in
artikel 5 lid 3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten aanzien van:
- de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- de verkeerssituatie;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- de hemelwaterproblematiek;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Inhoud hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 en een vergroting van de inhoud van een woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot 1.300 m
3 toestaan, onder de voorwaarden dat:
- sprake is van een samenhangend geheel, waarbij de woning tezamen met de uitbreiding een eenheid dient te vormen;
- de uitbreiding planologisch aanvaardbaar is;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden;
- geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven;
- de bebouwing uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
- de uitbreiding niet voor/aan de voorgevel van de woning plaatsvindt;
- inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
5.4.2 Sloop en herbouw woning op eigen bouwperceel
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 en het oprichten van vervangende nieuwbouw buiten de bestaande fundamenten toestaan, onder de voorwaarden dat:
- de nieuwe locatie vanuit stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt gewenst of toelaatbaar is;
- de afstand tot een perceelsgrens niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
- aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden;
- aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking van omliggende (agrarische) bedrijven;
- een planschadeverhaalsovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan.
5.4.3 Aanvullend afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor de in
artikel 5 lid 4 genoemde afwijkingen kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Een aan huis gebonden beroep of bedrijf
Het gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf is toegestaan, mits:
- er maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig in gebruik wordt genomen ten behoeve van het beroep/bedrijf aan huis, waarbij de maximum oppervlakte niet meer dan 75 m² mag bedragen;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- geen publiekgerichte functie wordt uitgeoefend;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
- geen (extra) hinder of belemmering wordt veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten die in direct verband staan met het aan huis gebonden beroep/bedrijf.
5.5.2 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie;
- het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan toegestaan op grond van de in dit plan opgenomen regels;
- het opslaan van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
- het opslaan van rij- en voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn of daaruit reeds gesloopte materialen;
- het gebruik van ruimtes binnen de woning en bijbehorende bouwwerken voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- activiteiten die de parkeerbalans in de directe omgeving negatief beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
- het uitoefenen van een beroep/bedrijf aan huis, anders dan zoals opgenomen in de bepalingen in artikel 5 lid 1.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 5.2 sub g en toestaan dat bijbehorende bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:
- sprake is van een mantelzorgindicatie;
- de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van de hoofdbebouwing;
- sprake is van een ondergeschikte functie bij de woning;
- er geen tweede woning mag ontstaan;
- er geen (extra) hinder of belemmering mag worden veroorzaakt voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
- het gebruik wordt beëindigd zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op de voor
Waarde - Archeologie aangewezen gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
- verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld;
- de bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een verstoringsoppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- bouwwerken ten dienste van de in artikel 6 lid 1 genoemde doeleinden en ten dienste van een andere aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of binnen een straal van 25,00 meter tot gebieden die op de verbeelding zijn aangeduid als
Waarde - Archeologie, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van het betreffende waardevolle terrein, maar ook omdat de exacte begrenzing van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaat.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 6 lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de overige voor deze gronden aangewezen bestemming(en).
6.4.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning voor de in
artikel 6 lid 4.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend mits:
- uit gemeentelijk archeologisch beleid blijkt dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is, of;
- uit gemeentelijk archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en, indien nodig, is veiliggesteld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In dit geval worden aan de vergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 100 m² of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij stobben worden verwijderd;
- het ophogen en egaliseren van gronden;
- het verlagen van het waterpeil;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;
- het omzetten van gras- of akkerland in teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend worden bomenteelt en graszodenteelt;
- het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld.
6.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in
artikel 6 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
- het normaal onderhoud en beheer betreffen.
6.5.3 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- uit gemeentelijk archeologisch beleid blijkt dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is, of;
- uit gemeentelijk archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en, indien nodig, is veiliggesteld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In dit geval worden aan de vergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
6.5.4 Strafregel
Overtreding van het verbod zoals opgenomen in
artikel 6 lid 5.1 is een strafbaar feit.
6.5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de verbeelding van het plan zodanig te wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- wordt verschoven, dan wel;
- wordt vergroot of verkleind, dan wel;
- van de verbeelding wordt verwijderd.
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik voor buitenopslag, al dan niet voor de verkoop of verhuur van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en/of straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 milieuzone - boringsvrije zone
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding
milieuzone - boringsvrije zone mogen geen activiteiten worden ontplooid die strijdig zijn met de bescherming van de bodem en het grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening. Het gaat om activiteiten in de vorm van boringen en het roeren van grond dieper dan 80,00 meter beneden het maaiveld.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
- de voorgeschreven maten met maximaal 10%, mits niet elders in deze regels wordt voorzien in een afwijking van de maatvoeringsregels;
- de regels met het oog op de aanpassing van de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat bouwhoogte van kunstwerken en van zend-/ontvangst- en sirenemasten wordt vergroot, waarbij voor een vergroting tot meer dan 30,00 meter overleg dient plaats te vinden met Defensie in het kader van de veiligheid voor vliegverkeer binnen laagvlieggebieden;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
10.2 Afwegingskader
Een in
artikel 10 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage in het gemeentehuis;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
- in deze kennisgeving wordt vermeld dat de belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerp-besluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met argumenten omkleed;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Verhoudingen tussen bestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
12.2 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk, als bedoeld in het bepaalde onder a, met maximaal 10%;
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
de regels van het bestemmingsplan Boeket 23 van de gemeente Nederweert.