direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Sterreschans II, Molenhoek
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "De Sterreschans II, Molenhoek" van de gemeente Mook en Middelaar.

1.1 Aanleiding en doel

In 2010 is er een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor het realiseren van twee appartementengebouwen en 22 grondgebonden woningen aan de Rijksweg te Molenhoek. Dit plan is ook wel bekand als 'De Sterreschans'.

In verband met een veranderende woningmarkt is een deel van de grondgebonden woningen niet gerealiseerd, omdat er geen vraag bleek naar dit type woningen. Nu er een meer stabiele situatie is ontstaan is er opnieuw vraag naar nieuwe woningen. Er is echter vraag naar een meer gedifferentieerd aanbod. Dat heeft initiatiefnemer Spagro Beheer bv (hierna: Spagro) doen besluiten een deel van het bouwplan aan te passen, door elf aaneengesloten woningen langs het verbindingspad te realiseren, in plaats van de eerder geplande zes (half)vrijstaande woningen. Spagro verwacht hiermee beter aan te sluiten op de huidige woningmarkt.

Het gewijzigde bouwplan is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan "Mook en Molenhoek" (4 juli 2013). De gemeente Mook en Middelaar heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een wijziging van het bestemmingsplan op basis van artikel 36.2 van dat bestemmingsplan.

Voorliggende toelichting bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Daarin zijn het plangebied van voorliggend wijzigingsplan, alsmede het projectgebied van het bouwplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden binnen het plangebied zijn kadastraal bekend bij de gemeente Mook en Middelaar, sectie A, nummer 7063 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2.622 m². De gronden zijn eigendom van Spagro Beheer bv.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Mook en Molenhoek", vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Onderhavig plangebied ligt in de bestemming 'Wonen'. Toegestaan zijn bestaande woningen en nieuwe woningen conform het aangeduide aantal. Ter plaatse van het plangebied mogen in totaal zes woningen in de types 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' worden gebouwd. Bovendien ligt het plangebied in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Binnen deze bestemming moeten bodemingrepen met een diepte van meer dan 40 centimeter over een oppervlakte van meer dan 250 m² voorafgegaan worden van een archeologisch onderzoek. Het gehele projectgebied heeft de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'.

Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 36.2 van het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden wijzigen van het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' voor het aanpassen van de stedenbouwkundige opzet. Dit artikel is hierna overgenomen.

''36.2 wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen, teneinde de stedenbouwkundige opzet aan te passen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het woningbouwprogramma is passend binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • b. de maatvoering en de positionering van de woningen sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • c. woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd', 'gestapeld', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' zijn toegestaan;
  • d. de oppervlakte met de bestemming 'Groen' neemt niet af;
  • e. op eigen terrein, dan wel in het openbaar gebied, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er wordt aandacht besteed aan de aspecten water, cultuurhistorie, archeologie, flora en fauna, verkeer en milieu.''

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   Aan deze voorwaarde wordt voldaan, zie paragraaf 4.3.2  
ad b.   Het bouwplan sluit aan bij de in de ontwikkelingsvisie (zie paragraaf 3.1) opgenomen hoofdstructuur voor de inbreidingslocatie. Derhalve wordt aan de voorwaarde voldaan.  
ad c.   Aan deze voorwaarde wordt voldaan.  
ad d.   Het vigerende bestemmingsplan bevat geen bestemming 'Groen' ter plaatse van onderhavig plangebied. Deze voorwaarde is hier niet van toepassing.  
ad e.   Het plan voorziet in voldoende parkeerruimte, zie paragraaf 3.2. Het aanleggen van voldoende parkeercapaciteit is bovendien vastgelegd in de planregels.  
ad f.   Aan deze voorwaarde wordt voldaan, zie hoofdstuk 5.  
ad g.   Deze aspecten komen in hoofdstuk 5 aan de orde.  

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding toont de bestaande toestand van het plangebied in de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Binnen het plangebied stond lange tijd een verouderd kassencomplex met bedrijfswoning. Het bedrijf is inmiddels beëindigd en de bebouwing is gesloopt. Ter plaatse is een woonbuurt in ontwikkeling, waarvan het plangebied onderdeel is.

In 2005 heeft BRO uit Tegelen een ontwikkelingsvisie gemaakt voor de invulling van de inbreidingslocaties langs de Rijksweg. De ontwikkelingsvisie omvatte naast de woonbuurt tevens de destijds nog onbebouwde gronden ten noorden daarvan. De ontwikkelingsvisie voorzag in de bouw van een aantal appartementengebouwen in de zone direct grenzend aan de Rijksweg, en grondgebonden woningen in het daarachter gelegen gebied in aansluiting op de bestaande woonwijk. Deze hoofdopzet komt tot uiting in de woonbuurt.

Appartementen 

In het westelijke deel van het projectgebied zijn twee appartementengebouwen gerealiseerd. Elk gebouw bestaat uit 12 woningen, totaal 24 appartementen. Daarvan behoren 12 appartementen tot de goedkope sector en 12 tot de middeldure sector. De goothoogte bedraagt maximaal 10 meter en de bouwhoogte maximaal 12 meter.

De ruimte tussen de appartementengebouwen biedt plaats aan parkeren op een verdiept gelegen parkeerterrein. Het overige gedeelte van de zone wordt parkachtig ingericht.

Grondgebonden woningen

In het zuidelijke deel van het projectgebied zijn 24 grondgebonden woningen gerealiseerd. Het betreffen aaneengebouwde woningen in blokken van vier, zes en zeven met een jaren '30-uitstraling. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met zadeldak. Het betreffen woningen in de middeldure sector.

In het overige gebied, dat overeenkomt met het plangebied van voorliggend wijzigingsplan worden 11 woningen gerealiseerd in de middeldure sector. Paragraaf 3.2 bevat een nadere beschrijving hiervan.

2.2 Ontsluiting

Het plangebied ligt aan een zijweg van de Rijksweg, die de woonbuurt ontsluit. De Rijksweg is de belangrijkste ontsluitingsweg voor de omgeving. De intensiteit van de Rijksweg is hoog met circa 14.000 motorvoertuigen per etmaal. Ten noordoosten van het plangebied liggen de straten Middelweg en Stiftstraat, die ter hoogte van het plangebied een overwegende woonfunctie hebben. De Middelweg ontsluit meer naar het zuiden tevens het bedrijventerrein Hoeveveld. Er is sprake van een relatief goede ontsluiting.

2.3 Groen en water

Het plangebied ligt thans braak.

De beplanting in de directe omgeving bestaat uit de laanbeplanting van de Rijksweg en de ruime erfbeplanting op de verschillende (woon)percelen. Tezamen is er sprake van een groen, dorps karakter. Binnen het plangebied ligt geen oppervlaktewater.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het feitelijke plan beschreven.

3.1 Bebouwing en functies

In verband met een veranderende woningmarkt worden de zes (half)vrijstaande woningen niet gerealiseerd, omdat er niet voldoende vraagt is gebleken naar dit type woningen op deze locatie. Initiatiefnemer Spagro heeft besloten om een deel van het bouwplan aan te passen, door elf aaneengesloten woningen langs het verbindingspad te realiseren. Spagro verwacht hiermee beter aan te sluiten op de huidige woningmarkt.

3.2 Bouwplan en inrichting plangebied

Binnen het plangebied worden, zoals vermeld, elf grondgebonden woningen gebouwd. Dit is een toename van vijf woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Het betreffen aaneengebouwde woningen in blokken van drie en vier. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met zadeldak. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter; de bouwhoogte maximaal 11 meter. De bebouwde oppervlakte per woning bedraagt circa 60 m². De oppervlakte van de woonpercelen variëert van circa 100 m² tot 300 m². Elke woning wordt voorzien van een berging. Bij enkele hoekwoningen is het mogelijk een garage te realiseren.

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Ontsluiting

Bestaande situatie

Op dit moment is er ter hoogte van het projectgebied geen rechtstreekse verbinding voor het autoverkeer tussen de Rijksweg en de Middelweg. Er ligt wel de reeds genoemde 'eigen weg' die incidenteel wordt gebruikt door bewoners van de woonbuurt. Circa 400 meter naar het noorden en 500 meter naar het zuiden liggen de meer reguliere verbindingen.

Nieuwe situatie

De eigen weg zal worden opgewaardeerd tot openbare weg waardoor het plangebied beter ontsloten wordt. De weg krijgt de naam Sterreschans. Voorts is het een verbinding tussen de Rijksweg en de Stiftstraat voor het langzaam verkeer. Er zal dus geen nieuwe autoverbinding tussen de Rijksweg en de Stifstraat ontstaan. De aansluiting op de Rijksweg moet voldoen aan de provinciale randvoorwaarden.

De nieuwe rij met grondgebonden woningen wordt vanaf de opgewaardeerde 'eigen weg' weg ontsloten.

3.3.2 Verkeersgeneratie

Conform de vigerende bestemmingsplannen mogen er in de gehele woonbuurt 54 woningen gerealiseerd worden. Het voorliggende plan staat vijf woningen meer toe, totaal 59 woningen. Bovendien is er een verschuiving in de woningtypen. In onderstaande tabel is de verkeersaantrekkende werking in de bestaande en nieuwe situatie weergegeven. Het betreft het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal. De kencijfers zijn gebaseerd op de CROW Kennisbank.

Woningtype   kencijfer 1)   bestaand   nieuw  
    won.   mvt.   won.   mvt.  
koop, vrijstaand   8,2   2   16,4   0   0  
koop, 2-onder-1   7,8   4   31,2   0   0  
koop, tussen/hoek   7,4   24   177.6   35   259,0  
koop, etage, middelduur   6,0   12   72,0   12   72,0  
koop, etage, goedkoop   5,6   12   67,2   12   67,2  
totaal     364,4     398,2  

1)   Uitgegaan is van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen bij het omgevingstype 'weinig stedelijk', 'rest bebouwde kom'.  

Voorliggen plan leidt tot gemiddeld 33,8 extra verkeersbewegingen per etmaal ten opzichte het vigerende bestemmingsplan. Het extra verkeer wordt afgewikkeld via de Sterreschans. Dit leidt tot een beperkte toename van het verkeer op de Rijksweg, wat verkeerskundig aanvaardbaar is.

3.3.3 Parkeren

Met behulp van de CROW Kennisbank is onderstaande parkeerbalans opgesteld. Daarbij is het gehele projectgebied beoordeeld.

functie   norm   aantal woningen   benodigde p.p.  
koop, vrijstaand   2,3   0   0  
koop, 2-onder-1   2,2   0   0  
koop, tussen/hoek   2,0   35   70,0  
koop, etage, middelduur   1,9   12   22,8  
koop, etage, goedkoop   1,6   12   19,2  
totaal     59   112  

1)   Uitgegaan is van het gemiddelde aantal parkeerplaatsen bij het omgevingstype 'weinig stedelijk', 'rest bebouwde kom'.  

Binnen het plangebied worden parkeerplaatsen aangelegd in de vorm van parkeren langs de openbare weg, op de oprit en in garages. In onderstaande tabel zijn de parkeerplaatsen vermeld zoals opgenomen in het inrichtingsplan. Aan de verschillende vormen van parkeren zijn factoren gekoppeld, omdat niet elke (theoretische) parkeerplaats als volwaardige parkeerplaats mag worden beschouwd.

vorm van parkeren   theoretisch aantal   factor   volwaardig aantal  
zone appartementen        
p.p. op binnenterrein (toegekend appartement)   24   0,8   19,2  
overig parkeren op binnenterrein   6   1,0   6,0  
subtotaal       25,2  
zone grondgebonden woningen        
enkele oprit zonder garage   3   0,8   2,4  
garage met enkele oprit   7   1,0   7,0  
geen oprit of garage   5   0,8   4,0  
garage met lange oprit   3   1,3   3,9  
subtotaal       17,3  
zone p.p in openbare ruimte        
p.p openbare ruimte   70   1,0   70,0  
subtotaal       70,0  
totaal       112,5  

Binnen het projectgebied kunnen (volgens de berekening) 112,5 volwaardige parkeerplaatsen worden aangelegd. Hiermee wordt aan de norm voldaan.

3.4 Groen en water

Het projectgebied is thans een braakliggend terrein.

Zoals vermeld worden de appartementengebouwen gesitueerd in een parkachtige, groene zone. Onderdeel daarvan is een waterpartij die niet permanent watervoerend is, ten behoeve van de berging en infiltratie van het hemelwater.

Binnen het plangebied wordt beperkt openbaar groen aangelegd. Het groen zal hier voornamelijk bestaan uit de erfbeplanting op de woonpercelen (zoals hagen op de perceelgrenzen) en enkele laanbomen.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plan omvat per saldo een toename van vijf tot elf woningen. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie POL2014;
  • Omgevingsverordening Limburg 2014.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie POL2014

De Omgevingsvisie POL2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Limburg.

De Limburgse ambitie is een voortreffelijk woon- en leefklimaat. De woningmarkt moet daarbij een sprong maken naar de nieuwe werkelijkheid. Hoewel de woningbehoefte in Noord-Limburg nog tot 2030 toeneemt, moet nu al op een daling worden ingespeeld door te kiezen voor inbreidingslocaties boven uitleglocaties. Kwalitatief gezien geldt dat nieuwbouw van woningen vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar het type woningen waaraan ook op langere termijn de meeste behoefte bestaat.

Het plan betreft een vorm van inbreiding en sluit daarmee aan bij de provinciale ambitie voor Noord-Limburg. Het plan sluit aan bij de behoefte die is verwoord in het gemeentelijke woningbouwbeleid (zie paragraaf 4.3.2).

Conclusie

Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Omgevingsvisie POL2014.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2014 i stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Het hoofdstuk Ruimte (hoofdstuk 2) is gericht op doorwerking van het ruimtelijke beleid van de POL2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Voor het plan is uitsluitend het bepaalde in paragraaf 2.2 inzake duurzame verstedelijking van toepassing. Daarin is opgenomen dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:

  • a. rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro;
  • b. tevens de mogelijkheden onderzoekt van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen.

ad a.   De toetsing aan het genoemde artikel uit het Bro is opgenomen in paragraaf 4.1.2.  
ad b.   Binnen het plangebied staan geen leegstaande panden.  

 

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Mook & Molenhoek 2025

In de Structuurvisie ''Mook & Molenhoek 2025'' heeft de gemeente haar ruimtelijke ambities voor Mook en Molenhoek in de periode tot 2025 beschreven.

Ten aanzien van wonen luidt het ruimtelijk programma op hoofdlijnen als volgt.

  • a. De prioriteit ligt bij nieuwbouw op inbreidingslocaties en het gelijktijdig versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
  • b. Bij uitwerking van de gemeentelijke woonvisie zal moeten blijken aan welke woningen behoefte is.
  • c. Ingezet wordt op een flexibel aanbod door middel van multifunctioneel bouwen, zodat woningen geschikt zijn voor diverse doelgroepen, zoals starters en senioren.
  • d. De gemeente staat positief tegenover de herontwikkeling van vrijkomende solitaire bedrijfslocaties en locaties met maatschappelijke voorzieningen.
  • e. Pas op de langere termijn is de herstructurering van de bestaande woonbuurten aan de orde.

ad a.   Het plan betreft een vorm van inbreiding en vervangt een verouderd glastuinbouwbedrijf binnen het stedelijk gebied van Molenhoek. De locatie is in de structuurvisie specifiek benoemd als inbreidingslocatie.  
ad b.   Een toetsing aan de gemeentelijke woonvisie is opgenomen in paragraaf 4.3.2.  
ad c.   Het totale bouwplan omvat door zijn gevarieerdheid woningen voor diverse doelgroepen.  
ad d.   Zoals vermeld betreft onderhavig plan een invulling van een vrijgekomen locatie als gevolg van sanering van een glastuinbouwbdrijf.  
ad e.   Het plan omvat geen herstructurering van een woonbuurt.  

Conclusie 

Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Mook & Molenhoek 2025.

4.3.2 Woningbouwbeleid

Gemeentelijk woningbouwbeleid is vaak gebaseerd op regionale onderzoeken en afspraken. Vanwege de bijzondere ligging behoort de gemeente Mook en Middelaar tot zowel de regio Noord-Limburg als de subregio Nijmegen en omstreken.

Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Sinds medio februari 2016 is de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg van kracht. Deze structuurvisie vormt de basis voor verdere afspraken over het woningbouwprogramma van de acht gemeenten in deze regio. Uit de structuurvisie volgt dat Mook en Middelaar een plancapaciteit heeft die een stuk groter is dan de verwachte huishoudensgroei, hetgeen betekent dat plancapaciteit geschrapt moet worden. Dit zal voornamelijk zachte plancapaciteit zijn. Onderhavig plan behoort daar niet toe.

Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken

In 2018 heeft de subregio Nijmegen de 'Woonagenda Subregio Nijmegen en omstreken' gepubliceerd, waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de gewenste samenwerking om tot een toekomstbestendige woonomgeving te komen. Hierin zijn de gedeelde opgaven gebundeld tot drie thema's:

  • 1. nadruk op bestaande woningen;
  • 2. duurzaamheid en zorgvuldig omgaan met de ruimte;
  • 3. vraaggericht en flexibel bouwen.

Hierin wordt geconcludeerd dat:

  • wonen een belangrijke positieve factor is voor het vestigingsklimaat in de regio;
  • diversiteit in woonmilieus een belangrijke kwaliteit is;
  • een kwaliteitsslag in de bestaande woningvoorraad nodig is;
  • nieuwbouw moet aanvullend zijn op de bestaande woningvoorraad;
  • er een korte-termijnvraagoverschot is, maar het beeld op de (middel)lange termijn diffuser en onzeker is;
  • een duurzame en flexibele voorraad nodig is om mee te bewegen met veranderingen;
  • verschillen tussen gemeenten zich kunnen vertalen in verschillende prioriteiten;
  • sturing nieuwe stijl meer gericht moet zijn op:
    • 1. kwaliteit (nieuwbouw, bestaande voorraad)
    • 2. toekomstbestendigheid (duurzaamheid, levensloopbestendigheid)
    • 3. flexibiliteit (versnellen c.q. vertragen wanneer nodig, plannen bijstellen op basis van kwaliteitscriteria, werken met voorzienbaarheid bij planontwikkeling)

Het oorspronkelijke bouwplan met 46 woningen behoort tot de harde plancapaciteit en betrof geen voorbeeld van duurzaamheid en zorgvuldig omgaan met de ruimte. Voor de toevoeging van vijf nieuwe woningen wordt gebruik gemaakt van vraaggericht en flexibel bouwen. Tevens wordt het soort woning aangepast aan de vraag vanuit de samenleving.

Woonvisie Mook en Middelaar

In februari 2017 heeft de gemeente Mook en Middelaar de 'Woonvisie Mook en Middelaar' vastgesteld. Deze woonvisie zal met name een uitwerking zijn van de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Centraal staat de doelstelling: aantrekkelijk woon- en leefklimaat passend bij (veranderende) vraag van de consument, nu en straks. Om die doelstelling en de hierboven geformuleerde droom te bereiken, zijn er drie pijlers geformuleerd waarin het woonbeleid verder is uitgewerkt. De pijlers maken helder waar een aantrekkelijk woon- en leefklimaat uit bestaat:

  • 1. Kwaliteit woon- en leefomgeving in de dorpen
  • 2. De juiste woning op de juiste plek
  • 3. Samen werken aan een aantrekkelijke gemeente

De gemeente wil voldoende keuzemogelijkheden voor woningzoekende huishoudens nu en in de toekomst. Daarbinnen willen de gemeente voldoende keuzemogelijkheden voor mensen in de verschillende inkomensklassen, van laag tot hoog. De basis voor het bepalen van die kwantitatieve woningbouwopgave is de actuele behoefte naar woningen binnen de gemeente. Voor de actuele behoefte baseert de gemeente zich in eerste instantie op de Primos prognose. Op basis van deze prognose zijn in de regio Nijmegen en omstreken de woningafspraken gemaakt. Deze actuele behoefte wordt in de woonvisie doorvertaald in een woningbouwprogramma. Voor de kwantitatieve opgave op het gebied van woningbouw gaat de gemeente uit van het volgende:

  • Voor de periode 2015-2030 is een uitbreidingsbehoefte binnen de bandbreedte van 130-300 woningen;
  • Met het voorlopig 'on hold' zetten van de woningbouwplannen aan de Cuijkse Steeg in Mook en de Dorpsstraat 2 in Middelaar wordt de plancapaciteit voor de periode tot 2025 met 230 woningen teruggebracht tot circa 280 woningen;
  • Door het schrappen ontstaat er beperkte ruimte om nieuwe, kansrijke initiatieven van hoge kwaliteit te honoreren;
  • Binnen de gemeente zijn veel 'slapende' bouwtitels. Hierin wordt een actief beleid gevoerd om dat aantal terug te dringen;
  • Plannen die nog niet in ontwikkeling zijn genomen, worden nog eens kritisch langs de meetlat met kwaliteitscriteria gelegd;
  • Bij nieuwbouwproductie wordt gezorgd voor een vraaggerichte ontwikkeling en worden de marktontwikkelingen gemonitord;
  • Voor het toetsen van zowel bestaande plannen als nieuwe initiatieven zal gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk afwegingskader.

Het plan omvat per saldo een toename van vijf tot elf woningen, die op basis van een vraaggerichte ontwikkeling worden gerealiseerd. Daarnaast past dit plan binnen de bandbreedte van 130-300 woningen die de gemeente ter beschikking heeft tot 2030.

Conclusie

Het plan past binnen het gemeentelijke en regionale woningbouwbeleid.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Öko-Care uit Rijkevoort een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek voor de locatie Rijksweg 15 te Molenhoek" (16 maart 2001). Öko-Care concludeert daarin dat er geen belemmeringen van milieukundige aard bestaan voor de voorgenomen nieuwbouw binnen het plangebied.

Omdat er in het voornoemde onderzoek geen rekening is gehouden met het feit dat er op de locatie bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden, heeft Öko-Care een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Aanvullend verkennend bodemonderzoek voor de locatie Rijksweg 15 te Molenhoek" (21 juli 2006, bijlage 2). Hierin concludeert Öko-Care op basis van het eerder uitgevoerde en het aanvullende onderzoek, dat er (opnieuw) geen belemmeringen van milieukundige aard bestaan voor de wijziging van de bestemming van de percelen.

Hoewel beide genoemde bodemonderzoeken ouder zijn dan vijf jaar, geven ze voldoende informatie over de bodemkwaliteit binnen het plangebied omdat er geen sprake is geweest van een functiewijziging nadien en er geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen moet te zijner tijd wel een recent bodemonderzoek worden overgelegd.

Na de sloop van de bebouwing heeft een asbestkeuring plaatsgevonden. Er zijn geen belemmeringen voor onderhavig project geconstateerd.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving

Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan

Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richtafstand   werkelijke afstand  
Bedrijventerrein Hoeveveld   div.   2   30 m   70 m  
Kwekerij Rijksweg 2 (spuitzone)   n.v.t.   n.v.t.   50 m   70 m  

Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied liggen geen inrichtingen waarbij gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen of worden verwerkt.

Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Transportroutes

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), de Regeling Basisnet en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) het relevante toetsingskader.

De Regeling Basisnet bevat een overzicht van de transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Geen van de nabijgelegen wegen of spoorwegen is in de Regeling opgenomen. De rivier de Maas en het Maas-Waalkanaal behoren hier wel toe. De afstand is echter dermate groot (>200 meter) dat een beoordeling achterwege kan blijven.

Hoewel de Rijksweg niet in het Basisnet is opgenomen, vindt er wel transport van gevaarlijke stoffen plaats. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom gewenst dit nader te onderzoeken. Peutz uit Mook heeft hiertoe het rapport "Rijksweg 15 Molenhoek, externe veiligheid" opgesteld. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd. Peutz concludeert in haar onderzoek dat er weliswaar gevaarlijke stoffen over de Rijksweg worden vervoerd, maar dat er ter hoogte van het plangebied geen 'aandachtsgebied' ligt. Er is derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten, desalniettemin bevinden zich in een straal van 600 meter geen veehouderijen. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Rijksweg. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Peutz uit Mook een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Sterrenschans II te Molenhoek; wegverkeerslawaai "(29 maart 2019, TKe/ EdW/ / V 1330-2-NO). Het onderzoeksrapport is als bijlage 1 bijgevoegd.

Peutz concludeert dat de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen ten hoogste 46 dB bedraagt en dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Het project voldoet daarmee aan de Wet geluidshinder. Er is geen nader onderzoek nodig.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat de toevoeging van vijf woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Endotoxinen

Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor is fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

5.1.7.3 Geitenhouderijen

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.4 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.8.2 Analyse

De pgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Mook en Middelaar heeft in 2011 de 'Nota Archeologiebeleid' vastgesteld. Hierin ligt het plangebied in een zone met een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. Bodemingrepen met een diepte van meer dan 40 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m² moeten worden voorafgegaan van een archeologisch onderzoek. Er hebben in een recent verleden al diverse onderzoeken plaatsgevonden in het plangebied.

In 2006 heeft RAAP uit Amsterdam een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een booronderzoek uitgevoerd. Daaruit volgde dat het bodemprofiel in het grootste deel van het plangebied in tact is, waarmee er een kans is op gave en goed geconserveerde archeologische resten. Het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek werd aanbevolen.

Het proefsleuvenonderzoek is in 2008 door RAAP uitgevoerd. Hieruit volgde dat in het westelijke deel van het projectgebied geen archeologische waarden werden aangetroffen en dat dat aanleiding heeft gegeven om de archeologische verwachtingswaarde bij te stellen naar 'laag'. Binnen dit deel van het projectgebied is geen vervolgonderzoek nodig en is er geen belemmering voor de bouwactiviteiten.

In het oostelijke deel van het projectgebied - onder meer ter plaatse van het plangebied - werden echter wél archeologische resten aangetroffen. In overleg met de bevoegde instanties is geadviseerd die resten op te graven en ex situ te behouden.

De archeologische opgraving heeft plaatsgevonden in het najaar van 2012. De opgraving is uitgevoerd door ARC uit Groningen, reeds overgenomen door Archeodienst BV, en vastgelegd in het rapport "Definitief onderzoek aan de Rijksweg 15 in Molenhoek" (2016, Archeodienst rapportnummer 833), zie bijlage 4.

Als gevolg van het proefsleuvenonderzoek en de opgraving is het archeologisch onderzochte plangebied voor wat betreft archeologie vrijgegeven voor de geplande ontwikkelingen. Er is derhalve geen aanleiding om een archeologische dubbelbestemming in voorliggend wijzigingsplan op te nemen.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0944.WPDESTERRESCHANSII-VA01_0005.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART LIMBURG

Het totale bouwplan betreft de bouw van een nieuwe woonbuurt op een inbreidingslocatie en de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg ter plaatse van de voormalige eigen weg. Binnen het projectgebied stond voorheen een glastuinbouwbedrijf. Het bouwplan leidt niet tot een verandering van het verkavelingspatroon.

De villa Rijksweg 19 is als MIP-object aangemerkt. Het plan leidt niet tot aantasting van het pand en de bijbehorende tuin.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

In juni 2007 heeft Staro Bos- en natuurbeheer uit Gemert beoordeeld of het totale bouwplan tot overtreding van de natuurwetgeving leidt: rapport "Quickscan natuurwaarden, Onderzoeksgebied Rijksweg te Molenhoek". Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.

Gebiedsbescherming
Staro concludeert dat het projectgebied niet binnen een beschermd gebied ligt, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

In aanvulling op het onderzoek van Staro geldt dat ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden het effect moet worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar. De bouw van woningen behoort tot de autonome groei. Een nadere beoordeling aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming concludeert Staro dat de werkzaamheden kunnen plaatsvinden zonder in overtreding te zijn met de geldende natuurwetgeving, mits rekening wordt gehouden met de aanbevelingen ten aanzien van vogels en vleermuizen. De aanbevelingen luiden:

  • Voorkomen moet worden dat broedende vogels gestoord worden. Door het projectgebied vóór het broedseizoen ongeschikt te maken (en te houden) wordt voorkomen dat er vogels zullen gaan broeden.
  • Door de bebouwing buiten de voor vleermuizen kwetsbare periode te slopen treedt er geen effect op voor vleermuizen. De destijds aanwezige bebouwing is inmiddels gesloopt.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.3.2.2 Waterschap Limburg

Het plangebied valt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. Het waterschap heeft Waterbeheerplan 2016-2021 opgesteld, waarin de waterschapsdoelen zijn genoemd, hoe men die wil realiseren en de maatregelen die het waterschap daarvoor wil uitvoeren.

De doelen uit het beheerplan zijn:

  • Veilige dijken
  • Droge voeten en voldoende water:
    • 1. Het watersysteem is ingericht op basis van het Nieuw Limburgs Peil.
    • 2. Het watersysteem voldoet aan de provinciale normering voor regionale wateroverlast.
    • 3. Mensen kunnen optimaal genieten van het watersysteem.
  • Schoon water
  • De beken en sloten zijn waar mogelijk in 2015, maar uiterlijk in 2027, schoon en ecologisch gezond.

Daarnaast heeft het waterschap het Praktisch handboek watertoets (26 oktober 2005) opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met water in ruimtelijke plannen.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Om de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen heeft Öko-Care uit Rijkevoort een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Geohydrologisch onderzoek voor de locatie Rijksweg 15 te Molenhoek" (24 juli 2006). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd. Daaruit volgt dat de bodem als zeer goed doorlatend kan worden beschouwd.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,8 tot 1 meter onder maaiveld (bron: Waterbeheerplan 2016-2021).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater

Bij de verwerking van het hemelwater is het totale bouwplan in zijn geheel beoordeeld. Bijlage 7 bevat het waterhuishoudingsplan.

5.3.4.1 Verhard oppervlak

Het totale bouwplan omvat 3322 m² gebouwen en 5928 m² terreinverharding. De verharde oppervlakte zal in totaal circa 9250 m² bedragen.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

De benodigde bergingscapaciteit is berekend op basis van een regenbui die statistisch gezien eens in de 100 jaar (T=100) voorkomt. Daaruit volgt dat een bergingscapaciteit van 544 m³ nodig is.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Het schone hemelwater dat binnen het plangebied valt zal in eerste instantie in een infiltratieriool stromen en vanuit deze poreuze leiding zal het hemelwater in de bodem infiltreren. Voor het geval dat het infiltratieriool de bui niet kan verwerken zijn op twee plaatsen overstorten naar enkele waterpartijen die onderdeel zijn van de parkzone aan de zijde van de Rijksweg gemaakt van waaruit het hemelwater de waterpartij in kan stromen. Deze waterpartijen zijn niet permanent watervoerend. Vanaf het fietspad langs de Rijksweg zal eveneens hemelwater afstromen naar de waterpartijen.

Uit het waterhuishoudingsplan volgt dat de totale bergingscapaciteit 784 m³ bedraagt, waarmee in voldoende berging wordt voorzien.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Rijksweg geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Behoefte

Het plan betreft een aanpassing van een eerder bouwplan dat niet goed paste bij de vraag naar woningen. Door kleinere - en daarmee goedkopere - woningen te realiseren wordt beter aangesloten bij de huidige vraag naar woningen. Het wijzigingsplan is zodanig flexibel opgesteld dat er ook grotere woningen mogelijk zijn.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Mook en Molenhoek" (NL.IMRO.0944.BPMOOKMOLENHOEK-VA01), vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2013. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Voor de leesbaarheid van voorliggend wijzigingsplan is ervoor gekozen de relevante planregels van het bestemmingsplan "Mook Molenhoek" over te nemen. Het wijzigingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen (artikel 3)

Deze bestemming is van toepassing op het gehele plangebied en maakt de bouw van woningen in de bouwtypen aangebouwd, twee-aaneen en vrijstaand mogelijk

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 5)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van ondergronds bouwen en afwijkende bestaande bebouwing. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid

Algemene gebruiksregels (artikel 6)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder dat voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.

Algemene aanduidingsregels (artikel 7)

In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, hanteert de gemeente Mook en Middelaar nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in

principe twee jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Ter uitvoering wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
In dit artikel is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van onder meer een beperkte verschuiving van de bestemmingsgrenzen, het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages. Voorts zijn er afwijkingsmogelijkheden voor mantelzorg, bed & breakfast en kleinschalige toeristische verblijfseenheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregel (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 2. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 3. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan.

8.1 Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerp wijzigingsplan De Sterreschans II, Molenhoek is gepubliceerd op 18 juni 2019 in de Staatscourant, de Maas Driehoek en op de website van de gemeente. Het ontwerp heeft digitaal en analoog ter inzage gelegen van 20 juni 2019 tot en met 31 juli 2019. Op het ontwerp is een één zienswijze kenbaar gemaakt, namens en ondertekend door in totaal vier personen (zie bijlage 8 van de toelichting).