Plan:
Bemelen
Status:
vastgesteld
Versie:
1
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn:
NL.IMRO.09360000BPLKOM02000-
Artikel 17 groenvoorzieningen.
Lid A Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, zoals groensingels, plantsoenen en speelplekken, en infiltratievoorzieningen, zoals wateropvangbuffers, alsmede geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen, met de daarbij behorende voetpaden en andere voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangeduide:

  • archeologische waarden,

zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

Lid B Gebruik van de grond voor bebouwing.

Op de tot "groenvoorzieningen" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken:

  • noodzakelijk voor de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • behorende tot de recreatieve voorzieningen en tot het straatmeubilair;
  • noodzakelijk voor de op de woonomgeving afgestemde, gescheiden inzameling van afvalstoffen (containers);
  • ten behoeve van duurzaam bodem- en waterbeheer,

met dien verstande, dat:

  1. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die welke bedoeld zijn onder 2., ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
  2. de hoogte van voorzieningen voor verlichting ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
Lid C Vrijstellingsbevoegdheid.

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid B., onder 1., ten aanzien van het oprichten van kunstwerken, voorwerpen betreffende beeldende kunsten, speelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande, dat:

  1. de hoogte van deze andere bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen.

mits:

  • deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
  • bij speelvoorzieningen, de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering ervan.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in 'Paragraaf IV overige bepalingen' omschreven procedure.