Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: United World College Maastricht
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpUWCMaastricht-oh01

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, voor zover het betreft de dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen, bestemd voor:
 
1. Voor zover gelegen binnen de op de verbeelding met de aanduiding 'onderwijs' aangegeven gronden:
a. onderwijs;
b. onderwijsondersteunende voorzieningen;
c. additionele voorzieningen;
d. langzaamverkeerontsluitingen;
e. kunstwerken ten behoeve van langzaamverkeerontsluitingen;
f.  erven en verhardingen;
g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h. groenvoorzieningen.
  
2. Voor zover gelegen binnen de op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-campus' aangegeven gronden: 
a. campus;
b. onderwijsondersteunende voorzieningen;
c. additionele voorzieningen, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
d. erven en verhardingen;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f.  groenvoorzieningen.
  

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

 
Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:
 
1. Ten aanzien van de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'onderwijs':
a. voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven; 
b. parkeervoorzieningen dienen landschappelijk te worden ingepast dan wel in gebouwen te worden geïntegreerd, met dien verstande dat deze op bestaand maaiveld worden aangelegd;   
2. Ten aanzien van de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-campus':
voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven. 
 
  

3.2.2 Gebouwen

 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
1. Ten aanzien van de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'onderwijs':
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;  
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
    bouwhoogte’ is aangegeven;
c. gevels mogen tot in de bouwvlakgrens worden gebouwd;
d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-afschermingsconstructie 1' mag, aanvullend op de maximaal
    toegestane bouwhoogte, een afschermingsconstructie worden opgericht met een maximale hoogte van 3,00 meter;
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-afschermingsconstructie 2' mag, aanvullend op de maximaal
    toegestane bouwhoogte, een afschermingsconstructie worden opgericht met een maximale hoogte van 1,00 meter.
 
2. Ten aanzien van de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-
    campus': 
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;  
b. er mogen maximaal drie gebouwen worden gerealiseerd;
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is  aangegeven;
d. de gemiddelde bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 12,00 meter bedragen;
e. gevels mogen tot in de bouwvlakgrens worden gebouwd.
 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. deze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1,00 meter;
c. de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
d. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
e. de bouwhoogte van kunstwerken ten behoeve van langzaamverkeerontsluitingen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
f.  de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.
  

3.2.4 Additionele voorzieningen

 
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen: 
a. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m².

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van: 
a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid.
e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3 onder b. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,00 respectievelijk 2,00 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 
Ten aanzien van de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-campus' geldt dat onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, in ieder geval wordt verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van: 
a. wonen, voor zover niet aan campus gelieerd;
b. parkeren.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-ontheffingsgebied' ontheffing verlenen ten behoeve van een functiewijziging van 'specifieke vorm van maatschappelijk-campus' in 'onderwijs', met dien verstande dat voor de gronden waarvoor ontheffing wordt verleend: 
a. de bestemmingsomschrijving zoals aangegeven in 3.1 onder 1 van toepassing is; 
b. de in 3.2.1 en 3.2.2 aangegeven bouwregels ten aanzien van de aanduiding 'onderwijs' van toepassing zijn;
c. het op de verbeelding binnen de aanduiding 'onderwijs' aangegeven bouwvlak wordt vergroot met de gronden  waarvoor ontheffing wordt verleend. Indien de gronden waarvoor ontheffing wordt verleend niet grenzen aan het binnen de aanduiding 'onderwijs' aangegeven bouwvlak, worden deze bij de bepaling van het bebouwingspercentage meegerekend bij het bestaande bouwvlak; het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage voor het binnen de aanduiding 'campus’ aangewezen bouwvlak dient hierbij tevens te worden gerespecteerd;
d. de op de verbeelding middels de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximaal bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage en bouwhoogte niet mogen worden overschreden.