direct naar inhoud van Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Amby
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpAmby-oh01

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 vrijwaringszone- weg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 1’ respectievelijk ‘vrijwaringszone - weg 2’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A2 en Rijksweg A79 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 2’, mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  • c. De in lid b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.

19.2 milieuzone - bodembeschermingsgebied

De gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied zijn bestemd voor duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden en voor bijzondere bescherming van de bodem van het bodembeschermingsgebied Mergelland is. De bepalingen uit Omgevingsverordening Limburg zijn hierbij van toepassing.

19.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
19.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 3 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 3 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • c. een bodemenergiesysteem op te richten;
  • d. wegen, parkeerplaatsen, terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer, vaarwegen of spoorwegen aan te leggen, te veranderen of daaraan wijzigingen aan te brengen die de risico's voor de grondwaterkwaliteit verhogen.

19.3.2 Afwijkingen van de bouwregels

De in artikel 19.3.1 gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  • b. werkzaamheden ten behoeve van waterwinning met het oog op openbare drinkwaterproductie;
  • c. het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming;
  • d. het oprichten van boorputten indien het voornemen tot het slaan van een boorput vier weken tevoren schriftelijk aan Gedeputeerde Staten is gemeld en bij het maken en sluiten van een boorput het VKB-protocol 2006 Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht wordt genomen.
  • e. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.

19.4 milieuzone - waterwingebied
19.4.1 Omschrijving

De gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn primair bestemd voor het beschermen van de bodem en het grondwater tegen verontreinigingen ten dienste van de belangen van de openbare drinkwatervoorziening

19.4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone- waterwingebied' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 3 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 3 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • c. gewasbeschermingsmiddelen en biociden te gebruiken die in strijd zijn met de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
  • d. wegen, parkeerplaatsen, terreinen die open staan voor gemotoriseerd verkeer, vaarwegen of spoorwegen aan te leggen, te veranderen of daaraan wijzigingen aan te brengen die de risico's voor de grondwaterkwaliteit verhogen.
  • e. bouwwerken te worden gebouwd, anders dan noodzakelijk in verband met de openbare drinkwaterwinning.