direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: A2 Mariënwaard
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.BPA2Marienwaard-oh01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3 zoals genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) ter plaatse van de aanduiding 'Bedrijf van categorie 2-3', en bedrijven in de milieucategorie 3.2 - 4.2 zoals genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) ter plaatse van de aanduiding 'Bedrijf van categorie 3.2 - 4.2;
  • b. opslag en uitstalling;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder keermuren;
  • d. langzaamverkeersverbinding in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - groene loper'.
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen, waaronder taluds;
  • i. additionele voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag niet hoger worden gebouwd dan de genoemde maximale bouwhoogte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat het bestemmingsvlak voor maximaal het genoemde bebouwingspercentage mag worden bebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de naar de weg gekeerde grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. De bouwhoogte van keermuren mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.3 Additionele voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van 9 m wordt verhoogd tot maximaal 12 m, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;
    • 2. de ruimtelijke noodzaak wordt aangetoond;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd;
    • 4. er sprake is van efficiënt ruimtegebruik op het betreffende bouwperceel.
  • b. van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage van 40% wordt verhoogd tot maximaal 60%, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;
    • 2. de ruimtelijke noodzaak wordt aangetoond;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd;
    • 4. er sprake is van efficiënt ruimtegebruik op het betreffende bouwperceel.
  • c. van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c en toestaan dat de oppervlakte van een bouwperceel wordt vergroot tot een maximum van 7.000 m2, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;
    • 2. de ruimtelijke noodzaak wordt aangetoond;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd;
    • 4. er sprake is van efficiënt ruimtegebruik op het betreffende bouwperceel.
  • d. van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan maximaal 1 zijde minder dan 3 m mag bedragen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.
  • e. van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 respectievelijk 2 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.
  • f. van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van de gronden of gebouwen voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. bedrijven welke vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi-bedrijven);
  • e. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 sub a, ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat, hoewel het gelijkwaardig is aan categorie 2 en 3 respectievelijk 3.2 - 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijven naar milieubelasting gelijk zijn te stellen aan de toegestane milieucategorie zoals aangegeven op de verbeelding.
  • b. het zonebesluit in acht wordt genomen.

3.6.2 Hogere categorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 sub a, teneinde bedrijven toe te staan uit een hogere categorie als genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de Bijlage 1, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden plaats;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  • c. het zonebesluit wordt in acht genomen;
  • d. geluidzoneringsplichtinge bedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. bedrijven uit maximaal categorie 5 zijn toegestaan.