direct naar inhoud van Artikel 13 Waarde - Maastrichts erfgoed
Plan: A2 Mariënwaard
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.BPA2Marienwaard-oh01

Artikel 13 Waarde - Maastrichts erfgoed

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed.

13.1.2 Onderverdeling

De voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed'  aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder a en b genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element': waardevol cultuurhistorisch element;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement': waardevol groenelement;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a': archeologische zone a;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c': archeologische zone c. 

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gemeentelijke monumenten

13.2.1.1

Op de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden met gemeentelijke monumenten zoals bedoeld in artikel 13.1.2 onder a en b, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
  • b. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in situering, massa, kapvorm, hoogtematen en gevelindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details, en;
  • c. de bouwplannen niet strijdig zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen, zoals vervat in de als bijlagen opgenomen rapport "Inventarisatie A 2 Mariënwaard" wordt uitgevoerd met inachtneming van vorenbedoelde richtlijnen.


13.2.1.2

Voor zover de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden, kunnen leiden tot een wijziging van een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 13.1.2 onder a en b, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende gemeentelijk monument kan worden behouden.

13.2.2 Archeologische zones

13.2.2.1

Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' en 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' mag slechts worden gebouwd indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
  • b. de bouwwerken en bouwwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen hiervan aantoonbaar niet leiden tot een verstoring archeologisch materiaal;

Het gestelde onder b is niet van toepassing indien de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied kleiner is dan 2.500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c'.

13.2.2.2

Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van het bepaalde in 13.2.2.1 onder b vindt plaats indien:

  • a. door bodemingrepen of werkzaamheden bodemverstoring plaatsvindt op minder dan 0,40 meter onder maaiveld;
  • b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en/of uitgebreid; 
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

13.2.2.3

Voor zover de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden kan of kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan of kunnen aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:  

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.2.3 Rapportageplicht

13.2.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk verplichten een archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de archeologische (verwachtings)waarden en/of zonodig een cultuurhistorische waardestelling van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallennaar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is of zijn vastgesteld.

13.2.3.2

Het archeologisch en/of cultuurhistorische rapport zoals bedoeld in artikel 13.2.3.1, wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en/of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht. 

13.2.4 Advies

Ten behoeve van de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden met een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 13.1.2 onder a en b, leggen burgemeester en wethouders alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk alsmede de afwijkingsaanvragen ter advies voor aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten of behoudens- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in 13.2, een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast, en;
  • b. de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden levert, en;
  • c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, en;
  • d. voor zover het bouwen en/of de gevolgen ervan monumenten en of archeologisch waardevolle locaties betreft, hierover voorafgaand aan de verlening van de afwijking, advies dient te worden ingewonnen bij een terzake deskundige van de gemeente Maastricht.

13.5 Uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

13.5.1 Gemeentelijke monumenten


13.5.1.1

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element' alsmede 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen of laten) voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van dominante bouwwerken, waaronder begrepen het interieur van dominante bouwwerken, alsmede alle detaillering en gevelafwerking;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van waardevolle cultuurhistorische elementen;
  • c. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen.


13.5.1.2

Voor zover de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, kan of kunnen leiden tot een wijziging en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.

13.5.2 Archeologische zones

13.5.2.1

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' , en 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen of laten) voeren: 

  • a. werken of werkzaamheden met een bodemverstorende werking op een grotere diepte dan 0,40 meter onder maaiveld, waartoe ook wordt gerekend: woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, draineren, ontginnen alsmede het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, aanleggen, verbreden of dempen van watergangen of vijvers;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van een boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. werken die leiden tot inklinking van de bodem indien en voorzover zulks aantoonbaar leidt tot verstoring van het in situ archeologisch bodemarchief.

13.5.2.2

De in lid 13.5.2.1 genoemde vergunningplicht geldt slechts indien: 

  • a. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' of;
  • b. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2.

13.5.2.3

Voor zover de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden kan of kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan of kunnen aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:  

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 13.5.1.1 en 13.5.2.1, is niet van toepassing voor:

  • a. werken of werkzaamheden die naar oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis zijn of behoren tot de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • b. werken of werkzaamheden die naar oordeel van burgemeester en wethouders behoren tot kleinschalig onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd. 

13.5.4 Rapportageplicht

13.5.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verplichten een archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de archeologische (verwachtings)waarden en/of zonodig een cultuurhistorische waardestelling van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is of zijn vastgesteld.

13.5.4.2

Het archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport als bedoeld in 13.5.3.1, wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en/of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht. 

13.5.5 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element' en 'specifieke vorm van groen – waardevol groenelement' voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorleggen.

13.6 Slopen

13.6.1 Gemeentelijke monumenten


13.6.1.1

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element' en 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement' is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.


13.6.1.2

Voor zover de sloopwerkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden, kunnen leiden tot een aantasting van gemeentelijke monumenten, kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;
  • b. de verplichting de sloop te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de cultuurhistorie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.


13.6.1.3

Onverminderd het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag de omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument worden geweigerd indien de sloop dan wel de sloopwerkzaamheden in strijd is of zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in dit bestemmingsplan.

13.6.2 Archeologische zones

13.6.2.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken indien dit een bodemverstorende ingreep dieper dan 40 cm onder maaiveld met zich brengt en: 

  • a. de bodemverstoring plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' of;
  • b. de bodemverstoring plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2.

13.6.2.2

Voor zover de sloopwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden: 

  • a. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;
  • b. de verplichting de sloop te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.  

13.6.2.3

Onverminderd het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag de omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument worden geweigerd indien de sloop dan wel de sloopwerkzaamheden in strijd is of zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in dit bestemmingsplan.

13.6.3 Rapportageplicht

13.6.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument verplichten een archeologisch en/of cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de archeologische (verwachtings)waarden en/of zonodig een cultuurhistorische waardestelling van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is of zijn vastgesteld.

13.6.3.2

Het archeologisch rapport als bedoeld in artikel 13.2.3.1, wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht. 

13.6.4 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorleggen.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door voor ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorische element', 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een cultuurhistorisch en/of archeologisch rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische en/of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.