Beheersverordening bedrijventerrein Dentgenbach
(Regels)
Identifcatienummer: NL.IMRO.0928.BHBtDentgenbach-Vg01
Inhoudsopgave
Beheersverordening bedrijventerrein Dentgenbach
ARTIKEL 3 Bedrijf - Bergbezinkbassin
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.2.3 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
ARTIKEL 4 Bedrijventerrein - 1
4.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4.2.5 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen
4.3.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
ARTIKEL 5 Bedrijventerrein - 2
5.2.4 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.2.6 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen
5.3.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
6.2.1 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.2.3 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Groter(e) oppervlak en/of bouwhoogte
7.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
7.2.5 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
7.3 Afwijken van de bouwregels
8.2.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
8.2.4 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Groter(e) oppervlak en/of hoogte
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen
9.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen
ARTIKEL 10 Leiding - Hoogspanning
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen
11.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen
ARTIKEL 12 Waarde - Archeologie 2
12.2.1 Vaststellen archeologische waarde
12.2.3 Voorschriften aan vergunning
12.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
12.3.2 Vaststellen archeologische waarde
12.3.4 Voorschriften aan vergunning
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.4.2 Vaststellen archeologische waarden
12.4.4 Voorschriften aan vergunning
ARTIKEL 13 Waarde - Archeologie 3
13.2.1 Vaststellen archeologische waarde
13.2.3 Voorschriften aan vergunning
13.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
13.3.2 Vaststellen archeologische waarde
13.3.4 Voorschriften aan vergunning
13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.4.2 Vaststellen archeologische waarde
13.4.4 Voorschriften aan vergunning
ARTIKEL 14 Waarde - Archeologie 4
14.2.1 Vaststellen archeologische waarde
14.2.3 Voorschriften aan vergunning
14.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
14.3.2 Vaststellen archeologische waarde
14.3.4 Voorschriften aan vergunning
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.4.2 Vaststellen archeologische waarde
14.4.4 Voorschriften aan vergunning
ARTIKEL 15 Waarde - Archeologie 5
15.2.1 Vaststellen archeologische waarde
15.2.3 Voorschriften aan vergunning
15.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
15.3.2 Vaststellen archeologische waarde
15.3.4 Voorschriften aan vergunning
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.4.2 Vaststellen archeologische waarde
15.4.4 Voorschriften aan vergunning
ARTIKEL 16 Anti-dubbeltelregel
ARTIKEL 17 Algemene bouwregels
17.2 Bestaande afstanden en maten
17.2.1 Bestaande grotere afstanden en maten
17.2.2 Bestaande kleinere afstanden en maten
ARTIKEL 18 Overige besluitvlakken
18.2 'veiligheidszone - bevi 1'
18.3 'veiligheidszone - bevi 2'
ARTIKEL 19 Algemene afwijkingsregels
19.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
ARTIKEL 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
beheersverordening:
De beheersverordening "Bedrijventerrein Dentgenbach" met identificatienummer NL.IMRO.0928.BHBtDentgenbach-Vg01 van de gemeente Kerkrade, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aanbouw:
Gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig aansluit op het hoofdgebouw, dat het van het hoofdgebouw deel is gaan uitmaken; onder aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw.
besluit (sub) vlak:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aangebouwd bijgebouw:
Een bijgebouw dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).
aan huis verbonden beroep:
Het in een woning en/of daarbij behorend, al dan niet vrijstaand, bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, waarbij degene die het beroep uitoefent ook bewoner van de woning is en waarbij de beroepsactiviteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: detailhandel, een afhaalzaak, een horecabedrijf en een raamprostitutiebedrijf.
achtergevel:
De gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de hoofdvoorgevel van het betreffende gebouw.
achterrooilijn:
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
ambachtelijke en consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten:
Het in een woning en/of daarbij behorend, al dan niet vrijstaand, bijgebouw uitoefenen van een op zakelijke dienstverlening gericht ambachtelijk bedrijf, waarbij de activiteiten geheel of overwegend geschieden door middel van handwerk, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een kapper, schoenmaker of goudsmid of hiermee gelijk te stellen bedrijf, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, waarbij degene die het bedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning is en waarbij de bedrijfsactiviteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: detailhandel, een afhaalzaak, een horecabedrijf en een raamprostitutiebedrijf.
archeologische waarde:
De aan het gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
Een percentage ter plaatse van een besluit (sub) vlak of in de regels aangegeven, dat de grootte van het bouwperceel of bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
bed and breakfastvoorziening:
Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
bedrijf(sgebouw):
Een -gedeelte van een- niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, horeca, kantoren dan wel maatschappelijke doeleinden.
bedrijfswoning:
Een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende bouwwerk of terrein noodzakelijk is.
beperkt kwetsbaar object:
Beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
bergbezinkbassin:
Een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater.
bestaand(e):
-Bebouwing: aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van de ontwerp- beheersverordening, dan wel die op dat tijdstip op basis van een afgegeven vergunning mag worden gebouwd, tenzij de regels anders bepalen.
-Gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-beheersverordening.
bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestemmingsvlakdeel:
Een gedeelte van een bestemmingsvlak dat geheel of gedeeltelijk wordt begrensd door een scheidingslijn bestemmingsvlak.
bevoegd gezag:
Bestuursorgaan dat ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
bijgebouw:
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder/onderbouw, dakopbouw, set-back en de ruimte(n) in de kapverdieping/zolder.
Voor de bouwlaag gelden de navolgende maximale afmetingen: de bouwlaag heeft een maximale hoogte van 3,5m indien het woningen respectievelijk woongebouwen betreft en een maximale hoogte van 4,5m indien het andere gebouwen betreft.
bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
brutovloeroppervlak:
De oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen. Meten vindt plaats op basis van NEN 2580.
coffeeshop:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig verstrekken van soft-drugs, al dan niet in combinatie met eetwaren en alcoholvrije dranken bestemd en gereed voor direct gebruik ter plaatse. Het afhalen van waren is hieronder eveneens begrepen. Het verstrekken in welke vorm dan ook van ecodrugs, in casu opwekkende en hallicunerende middelen, als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet is hieronder begrepen.
consumentverzorgende dienstverlening, c.q. bedrijfsactiviteiten:
Zie onder begrip ‘ambachtelijke en consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten’.
dagopvang:
Een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.
dakopbouw:
Ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
detailhandel:
Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop of ten verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.
detailhandel in volumineuze goederen:
Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten en caravans.
dienstverlening:
Bedrijfsmatige activiteiten waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van publieksgerichte, administratieve, zakelijke of financiële diensten zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, kantoor met telefoon- en internetdienst, makelaars- en assurantiekantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, alsmede naar aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen bedrijven.
ecoproducten:
Verzamelnaam voor plantaardige producten met een sterke stimulerende werking. De betreffende producten zoals onder andere psychedelische paddestoelen, sommige cactussen, yohimbe en kava kava hebben een psycho-actieve werking.
ecoshop:
Een voor publiek toegankelijk gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling, verkopen of leveren van ecoproducten voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
externe veiligheid:
Een ruimtelijke situatie waar activiteiten plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt op daartoe bestemde gronden die voor de gebruikers van de ruimte buiten die gronden een specifiek risico inhoudt. Het specifieke risico betreft een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, als mede de kans dat een groep van bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval. Beide kansen hebben betrekking op het direct of op korte termijn overlijden door de effecten en worden veroorzaakt door bij het ongeval vrijkomende gevaarlijke stof.
garage(box):
Een gebouw, uitsluitend bestemd en geschikt voor het stallen van één motorvoertuig, waarvan de goothoogte en oppervlakte maximaal 3m, respectievelijk maximaal 20m² mag bedragen.
gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebruiken:
Het gebruiken, doen en laten gebruiken.
geluidshinderlijke inrichting:
Inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
geprojecteerd kwetsbaar object:
Geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
grondgebonden woning:
Een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
growproducten:
Verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren, lectuur.
growshop:
Een voor publiek toegankelijk gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling, verkopen of leveren van growproducten voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
headproducten:
Verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.
headshop:
Een voor publiek toegankelijk gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling, verkopen of leveren van headproducten voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies, waarbij de navolgende categorieën worden onderscheiden:
horeca van categorie 1:
horecabedrijven gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria, tearoom, snackbar, koffiecorner, croissanterie, ijssalon, lunchroom, broodjeszaak en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
horeca van categorie 2:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro’s, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
horeca van categorie 3:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, pub, taverne, feestzaalaccommodaties, met uitzondering van discotheken/bar-dancings en nachtclubs;
horeca van categorie 4:
horecabedrijven die als hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie met name gedurende de late avond en de nachtelijke uren, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken/bar-dancings, nachtclubs;
horeca van categorie 5:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;
horeca van categorie 6:
horecabedrijven als omschreven onder horeca van categorie 3, evenwel uitsluitend voor zover deze horecabedrijven in directe relatie staan met, c.q. ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de ter plaatse geldende hoofdbestemming, zoals een kantine bij een sporthal (maatschappelijk).
infiltratievoorziening:
Een ondergrondse buffer voor regenwater, zoals bijvoorbeeld een verzameling infiltratiekratten, van waaruit geleidelijke infiltratie van regenwater in de ondergrond plaats kan vinden.
kantine:
Verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.
kapverdieping/zolder:
Opbouw op de bovenste bouwlaag, die wordt opgericht met minimaal twee schuine zijden waarvan de hellingen maximaal 60° bedragen.
karakteristiek pand:
Te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse, waaronder in elk geval begrepen Rijks- en gemeentelijke monumenten.
kelder:
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
kringloopwinkel:
Winkel waarin goederen worden verzameld en aangeboden voor hergebruik.
kwetsbaar object:
Kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
maatschappelijke doeleinden:
Onderwijsvoorzieningen, (para)medische voorzieningen daaronder mede begrepen een apotheek, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, sport- en recreatieve voorzieningen, dagopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook daaraan gerelateerde, c.q. daarvan ten dienste gestelde ruimten alsmede ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.
openbaar nut; openbare nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, rioleringen, ondergrondse locale leidingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
peil:
a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
recreatieve voorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van vrijetijdsbesteding, c.q. het zich ontspannen, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.
risicovolle inrichting:
Een inrichting als bedoeld in artikelen 3 en 4 van het Registratiebesluit externe veiligheid.
SBI-1993:
Standaard Bedrijfsindeling 1993 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prositutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit plan.
set-back:
Een gedeelte van een gebouw, dat op de bovenste bouwlaag is gesitueerd en waarvan de gevels aan alle zijden tenminste 1,5m achter de gevels van de daaronder liggende bouwla(a)g(en) worden gebouwd.
smartproducten:
Verzamelnaam voor producten met een sterke stimulerende werking. De betreffende producten zoals onder andere herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten met efedrine en paddo’s kunnen zijn samengesteld uit meerdere, oppeppende, psychotrope stoffen.
smartshop:
Een voor publiek toegankelijk gebouw dat blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling, verkopen of leveren van smartproducten voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
softdrugswinkel:
Een winkel of een gedeelte van een gebouw dat wordt gebruikt voor het verkopen van softdrugs en/of artikelen voor het vervaardigen van deze waren.
speelautomaat:
Een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld, mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.
speelautomatenhal:
Een inrichting, toegankelijk vanaf de openbare weg, waar kansspelautomaten staan opgesteld, hieronder is eveneens begrepen diverse vormen van het biljartspel.
Staat van bedrijfsactiviteiten:
De als bijlage 1 bij deze regels gevoegde toegesneden lijst met bedrijfsactiviteiten.
stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's ter plaatse bepaald beeld in samenhang met de ter plaatse aanwezige beelden gevormd door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
supermarkt:
Een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.
voorgevel:
De gevel van een hoofdgebouw, die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt en die gekeerd is naar de weg of het openbaar gebied.
voorgevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
Wet van 6 november 2008, inhoudende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan.
Wet geluidhinder:
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan.
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, in werking getreden 1 juli 2008, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan.
wonen:
Wonen, het gehuisvest zijn, daaronder mede begrepen een aan huis verbonden beroep.
woning / wooneenheid:
Een (gedeelte van een) gebouw met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, met dien verstande dat:
onder een meergezinswoning (gestapeld) wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is aangebouwd en waarvan de zijgevels ook niet in de zijdelingse perceelgrens zijn aangezet;
onder een halfvrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan een zijgevel van het hoofdgebouw aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is aangebouwd en waarvan een zijgevel in de zijdelingse perceelgrens is gebouwd;
onder een gesloten (tussen) woning wordt verstaan een woning, waarvan beide zijgevels van het hoofdgebouw aan de op de aangrenzende bouwpercelen gelegen hoofdgebouwen zijn aangebouwd en waarvan de zijgevels in de zijdelingse perceelgrenzen zijn gebouwd;
woningsplitsing:
Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.
zijgevel: Een gevel van een gebouw, die niet een hoofdvoorgevel of een achtergevel is.
ARTIKEL 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de hoogte van een bouwlaag:
Vanaf de bovenzijde van de vloer tot aan de buitenzijde, c.q. bovenkant van het plafond.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
Tussen de buitenzijde van de gevels en/of hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuur.
ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,5m.
de oppervlakte van een bouwwerk (m2):
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Gebiedsregels
ARTIKEL 3 Bedrijf - Bergbezinkbassin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Bergbezinkbassin' bestemde gronden zijn bestemd voor:
a.bergbezinkbassin;
b.groenvoorzieningen in de vorm van groenstroken met de daarbij voorzieningen zoals:
c.verhardingen ten behoeve van wegen, voet- en fietspaden;
d.openbare nutsvoorzieningen;
e.voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op de voor 'Bedrijf - Bergbezinkbassin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van het besluitvlak 'Bedrijf- Bergbezinkbassin';
de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 3m;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in de voor 'Bedrijf - Bergbezinkbassin' bestemde gronden mogen slechts die bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen tot een maximale hoogte van 3m.
3.2.3 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12, 13, 14 en 15 (Waarde - Archeologie 2 t/m 5) van
toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een
omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen
zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze
voorschriften kunnen inhouden:
a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
b. het doen van een opgraving;
c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
ARTIKEL 4 Bedrijventerrein - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven tot en met categorie 4.1 zoals opgenomen in de "Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein" (bijlage 1 bij deze regels), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
b. Uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' Non-ferro metaalgieterijen / - smelterijen" zoals bedoeld in categorie 5.1 (SBI-1993, 2753, 2754) evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
c. kantoren deel uitmakend van, ondersteunend aan, c.q. ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a, b en c;
d. buitenpandige opslag ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a, b en c uitsluitend achter de voorgevelrooilijn;
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
e. tuinen, erven en terreinen;
f. verhardingen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren en laden en lossen op eigen terrein dient plaats te vinden;
g. groenvoorzieningen;
h. openbare nutsvoorzieningen;
i. voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen bedrijfswoning zijnde (bedrijfsgebouwen) gelden de volgende regels:
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van een besluit (sub) vlak 'bouwvlak bedrijventerrein- 1';
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen 25m voor wat betreft 5% van het totaal te bebouwen oppervlak; 18m voor wat betreft 5% van het totaal te bebouwen oppervlak en 9m ten aanzien van de overige 90%;
het maximum bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt 80 %;
de voorgevel van het bedrijfsgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, dan wel evenwijdig daaraan, op maximaal 1m daarachter;
bedrijfsgebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen;
de afstand van het bedrijfsgebouw tot de achterste bouwperceelgrens dient minimaal 10m te bedragen en de afstand van het bedrijfsgebouw tot de beide zijdelingse bouwperceelgrenzen dient minimaal 5m te bedragen;
de gronden langs de achterste bouwperceelgrens dienen over een afstand van tenminste 10m volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden;
de gronden langs de beide zijdelingse bouwperceelgrenzen dienen over een afstand van tenminste 5m aansluitend op de toegang tot het perceel volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden.
4.2.2 Bijgebouwen
Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan de bedrijfswoning daaronder mede begrepen de van de bedrijfswoning deeluitmakende aanbouw, met dien verstande dat:
bijgebouwen op minimaal 3m achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;
de bouwhoogte maximaal 6m mag bedragen;
het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen.
4.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
De bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen, met uitzondering van overkappingen, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van:
antennes, lichtmasten en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen;
terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1m en daar achter niet meer dan 2m mag bedragen;
technische installaties voor zover behorende bij bedrijfsgebouwen, waarvan de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal de maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag bedragen.
overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bouwvlak - Bedrijventerrein-1'.
4.2.5 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12 ('Waarde - Archeologie 2'), artikel 13 ('Waarde - Archeologie 3'), artikel 14 ('Waarde - Archeologie 4') en artikel 15 ('Waarde - Archeologie 5') van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van een opgraving;
het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het oprichten van bijgebouwen bij een bedrijfswoning met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²:
tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van de bedrijfswoning, meer dan 30 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 250m²;
tot een gezamenlijk oppervlak van 110m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van de bedrijfswoning, meer dan 50 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;
tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglichttoetreding op aangrenzende percelen ontstaan;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld mogen niet onevenredig worden geschaad;
het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning is uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord.
4.3.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut een groter(e) bouwhoogte en/of oppervlak toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning is uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord.
4.3.3 Terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5 teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik
a. De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in artikel 4.1 omschreven bestemming.
b. de gronden langs de beide zijdelingse bouwperceelgrenzen dienen over een afstand van tenminste 5m aansluitend op de toegang tot het perceel volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden.
4.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
wonen, tenzij aangeduid als 'besluitsubvlak bedrijfswoning';
woningsplitsing;
risicovolle inrichting;
detailhandel;
opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
zelfstandige kantoren;
verkooppunt voor motorbrandstoffen met en zonder lpg en/of propaan c.a.;
buitenpandige opslag voor de voorgevelrooilijn;
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a., b. en c. voor het toelaatbaar stellen van:
een bedrijf van maximaal categorie 4.1 dat niet is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein (bijlage 1 bij deze regels), maar dat naar aard, omvang, (hinder) en uitstraling daarmee te vergelijken is, niet zijnde een risicovolle inrichting;
b. een bedrijf van een hogere categorie dan categorie 4.1, dat naar aard, omvang, (hinder) en uitstraling daarmee wel te vergelijken is, niet zijnde een risicovolle inrichting;
c. een risicovolle inrichting van maximaal categorie 4.1, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein in bijlage 1 bij deze regels of een naar aard, omvang en (hinder)uitstraling daarmee vergelijkbaar bedrijf;
4.5.2 Voorwaarden
Afwijken van de gebruiksregels op basis van artikel 4.6.1 is slechts toegestaan indien de te ontplooien bedrijfsactiviteit:
geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het milieu oplevert;
geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer noch op de verkeersveiligheid;
niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad en uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is;
en in geval van het toelaatbaar stellen van een risicovolle inrichting (artikel 4.6.1 sub c.) in aanvulling op het voorgaande:
geen (beperkte) kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6) zijn gelegen c.q. komen te liggen;
indien sprake is van een toename van het groepsrisico, daarover een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
ARTIKEL 5 Bedrijventerrein - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals opgenomen in de "Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein" (bijlage 1 bij deze regels), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
b. In afwijking van het bepaalde onder a.: bedrijven tot en met categorie 2 ter plaatse van het besluitsubvlak "bedrijf tot en met de categorie 2 Bedrijventerrein" zoals opgenomen in de "Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein" (bijlage 1 bij deze regels), met dien verstande uitsluitend ter plaaste van het besluitsubvlak "specifieke vorm van bedrijventerrein 3" tevens zijn toegestaan "Touringcarbedrijven" zoals bedoeld in categorie 3.2 (SBI-1993-6023), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
c. Uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak "specifieke vorm van bedrijventerrein - 2" tevens "Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten" zoals bedoeld in categorie 4.2 (SBI-1993-1541) evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
d. Uitsluitend ter plaatse van een besluitsubvlak "specifieke vorm van bedrijventerrein 4 " tevens "Bakkerijgrondstoffen-fabrieken" zoals bedoeld in categorie 4.1 (SBI-1993-1589.1), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
e. Uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak "specifieke vorm van bedrijventerrein 5" tevens "Vervaardiging van overige voedingsmiddelen" zoals bedoeld in categorie 4.1 (SBI-1993-1589), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
f. Uitsluitend ter plaatse van het besluit subvlak "specifieke vorm van bedrijventerrein 6" tevens "Schietinrichtingen - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen" zoals bedoeld in categorie 4.1 (SBI-1993-926), evenwel uitsluitend voorzover de bedrijven niet zijn aan te merken als risicovolle inrichting;
g. kantoren deel uitmakend van, ondersteunend aan, c.q. ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a,b,c,d,e en f;
h. buitenpandige opslag ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a, b, c, d, e, en f uitsluitend achter de voorgevelrooilijn;
i. Uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijfswoning Bedrijventerrein' één bedrijfswoning.
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. verhardingen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren en laden en lossen op eigen terrein dient plaats te vinden;
l. groenvoorzieningen;
m. openbare nutsvoorzieningen;
n. voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen bedrijfswoning zijnde (bedrijfsgebouwen) gelden de volgende regels:
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak - bedrijventerrein 2';
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen 25m voor wat betreft 5% van het totaal te bebouwen oppervlak; 18m voor wat betreft 5% van het totaal te bebouwen oppervlak en 9m ten aanzien van de overige 90%;
het maximum bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt 80 %;
de voorgevel van het bedrijfsgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, dan wel evenwijdig daaraan, op maximaal 1m daarachter;
bedrijfsgebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen;
de afstand van het bedrijfsgebouw tot de achterste bouwperceelgrens dient minimaal 10m te bedragen en de afstand van het bedrijfsgebouw tot een zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 5m te bedragen;
de gronden langs de achterste bouwperceelgrens dienen over een afstand van tenminste 10m volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden;
de gronden langs de beide zijdelingse bouwperceelgrenzen dienen over een afstand van tenminste 5m aansluitend op de toegang tot het perceel volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning bedrijventerrein' mag’ één bedrijfswoning worden gebouwd;
b. de bedrijfswoning dient te worden gebouwd binnen het door de aanduidingsgrenzen gevormde besluitsubvlak ‘bedrijfswoning bedrijventerrein’;
c. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de naar de weg gekeerde aanduidingsgrens te worden gebouwd;
d. bedrijfswoningen mogen worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer dan 60° mag bedragen;
e. voor de bedrijfswoning geldt dat het aantal bouwlagen maximaal twee mag bedragen;
f. woningsplitsing is niet toegestaan;
g. met betrekking tot de overige maatvoeringen gelden de in de navolgende tabel opgenomen maten:
Bedrijfswoningklasse |
Minimale breedte bedrijfswoning |
Minimale afstand bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens |
grondgebonden, vrijstaand |
6m |
3m |
h. mogelijkheden bedrijfswoningbouw:
Bouwlocatie |
Bouwtitel |
Voorwaarden: o.a.: |
|
|
|
sloop met herbouw bedrijfswoning |
rechtstreeks |
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij het aantal bedrijfswoningen per saldo niet mag toenemen en met inachtneming van de overige bouwregels. |
5.2.3 Bijgebouwen
Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan de bedrijfswoning daaronder mede begrepen de van de bedrijfswoning deeluitmakende aanbouw, met dien verstande dat:
bijgebouwen op minimaal 3m achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;
de bouwhoogte maximaal 6m mag bedragen;
het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen.
5.2.4 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
De bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen, met uitzondering van overkappingen, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van:
antennes, lichtmasten en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen;
terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1m en daar achter niet meer dan 2m mag bedragen;
technische installaties voor zover behorende bij bedrijfsgebouwen, waarvan de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag bedragen;
overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bouwvlak - Bedrijventerrein-2'.
5.2.6 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12 ('Waarde - Archeologie 2'), artikel 13 ('Waarde - Archeologie 3'), artikel 14 ('Waarde - Archeologie 4') en artikel 15 ('Waarde - Archeologie 5') van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van een opgraving;
het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 voor het oprichten van bijgebouwen bij een bedrijfswoning met een gezamenlijk oppervlak groter dan 70m²:
tot een gezamenlijk oppervlak van 90m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van de bedrijfswoning, meer dan 30 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 250m²;
tot een gezamenlijk oppervlak van 110m² indien het bouwperceel, gemeten vanaf de achtergevel van de bedrijfswoning, meer dan 50 m diep is dan wel indien het bouwperceel groter is dan 500m²;
tot een gezamenlijk oppervlak van 130m² indien het bouwperceel groter is dan 750m²;
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor bezonning en daglichttoetreding op aangrenzende percelen ontstaan;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld mogen niet onevenredig worden geschaad;
het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning is uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord.
5.3.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 teneinde ten behoeve van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut een groter(e) bouwhoogte en/of oppervlak toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning is uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord.
5.3.3 Terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 teneinde ten behoeve van terreinafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik
a. De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in artikel 5.1 omschreven bestemming.
b. de gronden langs de beide zijdelingse bouwperceelgrenzen dienen over een afstand van tenminste 5m aansluitend op de toegang tot het perceel volledig vrij van bebouwing, beplanting, buitenpandige opslag en dergelijke te worden gehouden.
5.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
wonen, tenzij aangeduid als 'besluitsubvlak bedrijfswoning';
woningsplitsing;
risicovolle inrichting;
detailhandel;
opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
zelfstandige kantoren;
verkooppunt voor motorbrandstoffen met en zonder lpg en/of propaan c.a.;
buitenpandige opslag voor de voorgevelrooilijn.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a., b, c en d. voor het toelaatbaar stellen van:
een bedrijf van maximaal categorie 3.2 dat niet is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein (bijlage 1 bij deze regels), maar dat naar aard, omvang, (hinder) uitstraling daarmee te vergelijken is, niet zijnde risicovolle inrichting;
een bedrijf van een hogere categorie dan categorie 3.2, dat naar aard, omvang, (hinder) uitstraling daarmee wel te vergelijken is, niet zijnde een risicovolle inrichting;
een risicovolle inrichting van maximaal categorie 3.2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein in bijlage 1 bij deze regels of een naar aard, omvang en (hinder) uitstraling daarmee vergelijkbaar bedrijf;
de bouw van een bedrijfsgebouw in detailhandel voor automobielen met een goothoogte van maximaal 12m voor gebouwen en maximaal 15m voor andere bouwwerken.
5.5.2 Voorwaarden
Afwijken van de gebruiksregels op basis van artikel 5.5.1 is slechts toegestaan indien de te ontplooien bedrijfsactiviteit:
geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het milieu oplevert;
geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer noch op de verkeersveiligheid;
niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden noch dat uit ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden onevenredig worden geschaad en uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is;
en in geval van het toelaatbaar stellen van een risicovolle inrichting (artikel 5.5.1 sub c.) in aanvulling op het voorgaande:
geen (beperkte) kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6) zijn gelegen c.q. komen te liggen;
indien sprake is van een toename van het groepsrisico, daarover een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
ARTIKEL 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen in de vorm van parken, plantsoenen, houtopstanden en groenstroken;
water- en vijverpartijen;
hondenuitlaatplaatsen;
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
verhardingen ten behoeve van wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
straatmeubilair;
openbare nutsvoorzieningen;
voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
De bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van:
antennes, lichtmasten en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen;
terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2m mag bedragen;
speelvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 5m mag bedragen.
6.2.3 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12 ('Waarde - Archeologie 2'), artikel 13 ('Waarde - Archeologie 3'), artikel 14 ('Waarde - Archeologie 4') en artikel 15 ('Waarde - Archeologie 5') van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van een opgraving;
het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Groter(e) oppervlak en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 en 6.2.2 teneinde ten behoeve van een dergelijk gebouw/bouwwerk een groter(e) oppervlak en/of bouwhoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning is uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik
De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in artikel 6.1 omschreven bestemming.
6.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, dempen of ingrijpend wijzigen van open (hemel)waterbuffers, poelen, sloten en andere typen open water;
het afgraven of ophogen van gronden;
het verlagen van de bodem;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.5.2 Onderzoeksplicht
Het bevoegd gezag verleent een vergunning, als bedoeld in artikel 6.6.1 nadat een Flora- en faunaonderzoek heeft aangetoond dat:
er geen strijd is met de Flora- en faunawet dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is of kan worden verkregen;
door het uitvoeren van een werk, geen bouwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.6.1 de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van de gronden niet worden aangetast.
6.5.3 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 6.6.1 geldt niet voor:
werken en werkzaamheden die behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde weg- of leidingentracé vervangen van het bestaande wegdek met ondergrond alsmede van bestaande ondergrondse leidingen;
werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan.
ARTIKEL 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en) bestemd voor:
sportvoorzieningen ten behoeve van sport- en speldoeleinden;
sportaccommodaties, een kantine en kleedgelegenheden voor zover deze voorzieningen direct met sub a verband houden;
horeca, uitsluitend voor zover het betreft horeca van categorie 6;
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
tuinen, erven en terreinen;
verhardingen en parkeervoorzieningen;
straatmeubilair;
groenvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak sport'.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
Hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen.
De voorgevel een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, dan wel evenwijdig daaraan op maximaal 1m daarachter.
7.2.2 Bijgebouwen
Bijgebouwen mogen worden opgericht, vrijstaand van dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw, daaronder mede begrepen de van het hoofdgebouw deel uitmakende aanbouw, met dien verstande dat:
bijgebouwen op minimaal 3m achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
de goothoogte maximaal 3m mag bedragen;
de bouwhoogte maximaal 6m mag bedragen;
het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 70m² per bouwperceel mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50%.
7.2.3 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
De bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van:
ballenvangers, antennes en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen;
b. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 15m mag bedragen;
c. terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1m en daar achter niet meer dan 2m mag bedragen.
7.2.5 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12 ('Waarde - Archeologie 2'), artikel 13 ('Waarde - Archeologie 3'), artikel 14 ('Waarde - Archeologie 4') en artikel 15 ('Waarde - Archeologie 5') van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van een opgraving;
het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 teneinde ten behoeve van een dergelijk gebouw/bouwwerk een groter(e) oppervlak en/of hoogte toe te staan, mits met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en vanuit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
c. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Gebruik
De voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt conform de in 7.1 omschreven bestemming.
7.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
wonen;
risicovolle inrichtingen;
geluidshinderlijke inrichtingen;
detailhandel;
opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
horeca anders dan horeca van categorie 6.
ARTIKEL 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, bestaande uit maximaal twee rijstroken;
voet- en fietspaden;
verblijfsdoeleinden;
parkeervoorzieningen;
geluidwerende voorzieningen;
groenvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van hemelwater;
met de daarbij behorende kunstwerken, speel- en straatmeubilair en overige voorzieningen ten behoeve van of ten dienste van het wegverkeer;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
De hoogte en oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen.
8.2.2 Bouwwerken ten dienste van het openbaar nut
De bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag maximaal 3m respectievelijk 25m² bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en voor verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3m bedragen, met uitzondering van:
antennes en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8m mag bedragen;
terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2m mag bedragen.
8.2.4 Voorschriften aan vergunning met het oog op archeologische vondsten
Voor zover niet reeds het bepaalde in artikel 12 ('Waarde - Archeologie 2'), artikel 13 ('Waarde - Archeologie 3'), artikel 14 ('Waarde - Archeologie 4') en artikel 15 ('Waarde - Archeologie 5') van toepassing is, kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Deze voorschriften kunnen inhouden:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van een opgraving;
het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Groter(e) oppervlak en/of hoogte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1, 8.2.2 en 8.2.3, teneinde ten behoeve van een gebouw en bouwwerken een groter(e) oppervlak en/of hoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en vanuit ruimtelijk ordeningsoogpunt mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
ARTIKEL 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, aanleg, instandhouding en onderhoud van de hogedruk aardgastransportleiding een vrijwaringsstrook ter breedte van 5m aan weerszijden van het besluitvlak 'Leiding - Gas'.
.
9.2 Bouwregels
Op en in de voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
9.3.2 Inwinnen advies
Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in 9.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
d het ophogen van gronden;
e het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
f het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
g het indrijven van voorwerpen in de bodem.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde onder 9.4.1 is niet van toepassing voor:
a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
9.4.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
9.4.4 Inwinnen advies
Een vergunning als bedoeld in 9.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 9.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
9.5 Voorrangsbepaling
9.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen
Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
9.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen
Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.
Dubbelbestemming |
Artikel |
Volgorde in voorrang
|
Leiding - Gas |
9 |
1 |
Leiding Hoogspanningsverbinding |
10 |
2 |
Leiding - Riool |
11 |
3 |
Waarde - Archeologie 2 |
12 |
4 |
Waarde - Archeologie 3 |
13 |
5 |
Waarde - Archeologie 4 |
14 |
6 |
Waarde - Archeologie 5 |
15 |
7 |
ARTIKEL 10 Leiding - Hoogspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding met een vrijwaringsstrook ter breedte van 2,5m aan weerszijden van het besluitvlak 'Leiding - Hoogspanning'.
10.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor
gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:
a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en:
b. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de
betrokken leidingbeheerder(s) en de (regionale) brandweer.
Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan
worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende verbinding wordt geen
vergunning verleend.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningsplicht
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 26.1 bedoelde hoogspanningsverbinding en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden in verband met:
1. het aanleggen van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanbrengen van hoogopgaande bomen of beplantingen;
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
10.4.2 Uitzonderingen
Het hierboven onder 10.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
c. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van
het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning kunnen worden uitgevoerd;
d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
10.4.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 26.1 bedoelde hoogspanningsleiding niet wordt aangetast;
daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
ARTIKEL 11 Leiding - Riool
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming aanleg, instandhouding en onderhoud van een stamriooltransportleiding met een vrijwaringsstrook ter breedte van 2,5m aan weerszijden van het besluitvlak 'Leiding - Riool '.
11.2 Bouwregels
Op en in de voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken voor bebouwing toegestaan ingevolge andere bestemming
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de plankaart aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
11.3.2 Inwinnen advies
Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikellid wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in 11.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,3m;
d het bodemniveau te wijzigen;
e het heien of anderszins voorwerpen in de grond te brengen.
11.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde onder 11.4.1 is niet van toepassing voor:
a werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
c werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
d werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
11.4.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
11.4.4 Inwinnen advies
Een vergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in 11.1 bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
11.5 Voorrangsbepaling
11.5.1 Voorrang met betrekking tot enkelbestemmingen
Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen, niet zijnde de dubbelbestemmingen, op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
11.5.2 Voorrang met betrekking tot dubbelbestemmingen
Bij het overlappen van dubbelbestemmingen is ter zake van de voorrang de volgende volgorde van toepassing.
Dubbelbestemming |
Artikel |
Volgorde in voorrang
|
Leiding - Gas |
9 |
1 |
Leiding Hoogspanningsverbinding |
10 |
2 |
Leiding - Riool |
11 |
3 |
Waarde - Archeologie 2 |
12 |
4 |
Waarde - Archeologie 3 |
13 |
5 |
Waarde - Archeologie 4 |
14 |
6 |
Waarde - Archeologie 5 |
15 |
7 |
ARTIKEL 12 Waarde - Archeologie 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q. gelden als archeologisch verwachtingsgebied.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
12.2.2 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 12.2.1 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
12.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 12.2.2 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
12.2.4 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 12.2.3 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
12.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
Het bepaalde in artikel 12.2.1 tot en met artikel 12.2.4 is niet van toepassing indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op bouwwerken:
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 100m²;
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van meer dan 100m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.3.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 12.3.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
12.3.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 12.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
12.3.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 12.3.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
12.3.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 12.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
12.3.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 12.3.1 is niet van toepassing indien:
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken en/of werkzaamheden:
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 12.2.1 van toepassing is;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of een ontgrondingsvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde weg- of leidingentracé vervangen van het bestaande wegdek met ondergrond alsmede van bestaande ondergrondse leidingen;
de werken en/of werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
de werken en/of werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak tot ten hoogste 100m².
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken te slopen.
12.4.2 Vaststellen archeologische waarden
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 12.4.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie van het te slopen bouwwerk, in voldoende mate is vastgesteld.
12.4.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in 12.4.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door slopen kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
12.4.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 12.4.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen door een ter zake deskundige;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
12.4.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 12.4.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop.
12.4.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 is niet van toepassing indien:
het slopen wordt uitgevoerd voor, c.q. voorafgaand aan het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 12.2.1 van toepassing is;
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel door een ter zake deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de sloopwerkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.4.1 nodig is;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van maximaal 100m²;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van meer dan 100m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 13 Waarde - Archeologie 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q. gelden als archeologisch verwachtingsgebied.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
13.2.2 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 13.2.1 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
13.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 13.2.2 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.2.4 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 13.2.3 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
13.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
Het bepaalde in artikel 13.2.1 tot en met artikel 13.2.4 is niet van toepassing indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op bouwwerken:
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 250m²;
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van meer dan 250m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.3.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 13.3.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
13.3.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 13.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
13.3.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 13.3.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.3.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 13.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
13.3.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 13.3.1 is niet van toepassing indien:
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken en/of werkzaamheden:
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 13.2.1 van toepassing is;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of een ontgrondingsvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde weg- of leidingentracé vervangen van het bestaande wegdek met ondergrond alsmede van bestaande ondergrondse leidingen;
de werken en/of werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
de werken en/of werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak tot ten hoogste 250m².
13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken te slopen.
13.4.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 13.4.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie van het te slopen bouwwerk, in voldoende mate is vastgesteld.
13.4.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in 13.4.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door slopen kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
13.4.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 13.4.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen door een ter zake deskundige;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.4.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 13.4.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop.
13.4.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 13.4.1 is niet van toepassing indien:
het slopen wordt uitgevoerd voor, c.q. voorafgaand aan het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 13.2.1 van toepassing is;
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel door een ter zake deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de sloopwerkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 nodig is;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van maximaal 250m²;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van meer dan 250m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 14 Waarde - Archeologie 4
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q. gelden als archeologisch verwachtingsgebied.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
14.2.2 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 14.2.1 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
14.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 14.2.2 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
14.2.4 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 14.2.3 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
14.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
Het bepaalde in artikel 14.2.1 tot en met artikel 14.2.4 is niet van toepassing indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op bouwwerken:
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 2500m²;
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van meer dan 2500m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.3.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 14.3.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
14.3.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 14.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
14.3.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 14.3.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
14.3.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 14.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
14.3.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 14.3.1 is niet van toepassing indien:
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken en/of werkzaamheden:
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 14.2.1 van toepassing is;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of een ontgrondingsvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde weg- of leidingentracé vervangen van het bestaande wegdek met ondergrond alsmede van bestaande ondergrondse leidingen;
de werken en/of werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
de werken en/of werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak tot ten hoogste 2500m².
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken te slopen.
14.4.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 14.4.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie van het te slopen bouwwerk, in voldoende mate is vastgesteld.
14.4.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in 14.4.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door slopen kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
14.4.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 14.4.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen door een ter zake deskundige;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
14.4.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 14.4.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop.
14.4.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing indien:
het slopen wordt uitgevoerd voor, c.q. voorafgaand aan het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 14.2.1 van toepassing is;
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel door een ter zake deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de sloopwerkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 nodig is;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van maximaal 2500m²;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van meer dan 2500m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 15 Waarde - Archeologie 5
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q. gelden als archeologisch verwachtingsgebied.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
15.2.2 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 15.2.1 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
15.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 15.2.2 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
15.2.4 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 15.2.3 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.2.5 Vaststellen archeologische waarde niet nodig
Het bepaalde in artikel 15.2.1 tot en met artikel 15.2.4 is niet van toepassing indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op bouwwerken:
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van maximaal 10.000m²;
waarvan het te bebouwen oppervlak een omvang heeft van meer dan 10.000m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.3.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 15.3.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
15.3.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 15.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
15.3.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 15.3.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
15.3.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 15.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
15.3.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 15.3.1 is niet van toepassing indien:
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken en/of werkzaamheden:
worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 15.2.1 van toepassing is;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of een ontgrondingsvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen; onder normaal onderhoud wordt tevens verstaan het in hetzelfde weg- of leidingentracé vervangen vanhet bestaande wegdek met ondergrond alsmede van bestaande ondergrondse leidingen;
de werken en/of werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
de werken en/of werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak tot ten hoogste 10.000m².
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken te slopen.
15.4.2 Vaststellen archeologische waarde
De aanvrager van een vergunning, als bedoeld in artikel 15.4.1 overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie van het te slopen bouwwerk, in voldoende mate is vastgesteld.
15.4.3 Verlenen vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in 15.4.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
schade door slopen kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften, dan wel;
nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
15.4.4 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 15.4.3 onder b kan het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen door een ter zake deskundige waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen door een ter zake deskundige;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
15.4.5 Toevalsvondsten
Indien het bepaalde in artikel 15.4.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop.
15.4.6 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 15.4.1 is niet van toepassing indien:
het slopen wordt uitgevoerd voor, c.q. voorafgaand aan het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 15.2.1 van toepassing is;
op basis van eerder onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel door een ter zake deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de sloopwerkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 nodig is;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van maximaal 10.000m²;
de sloopwerkzaamheden een oppervlakte beslaan van meer dan 10.000m², maar waarvoor geen bodemingrepen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld noodzakelijk zijn.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
ARTIKEL 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 17 Algemene bouwregels
17.1 Ondergeschikte bouwdelen
De grenzen van de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, met dien verstande dat de diepte gemeten vanaf de bouw(vlak)grens maximaal 1,5m mag bedragen en de breedte maximaal 50% van de breedte van het gebouw mag bedragen.
17.2 Bestaande afstanden en maten
17.2.1 Bestaande grotere afstanden en maten
Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
17.2.2 Bestaande kleinere afstanden en maten
In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
17.2.3 Heroprichting gebouwen
In geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in 17.2.1 en 17.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
ARTIKEL 18 Overige besluitvlakken
18.1 'geluidzone - industrie'
18.1.1 Verbod
Ter plaatse van het besluitvlak 'geluidzone - industrie' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij daarvoor door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is vastgesteld.
18.2 'veiligheidszone - bevi 1'
18.2.1 Verbod
Ter plaatse van het besluitvlak 'veiligheidszone - bevi 1' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd en de reeds bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen voor wat betreft bouwhoogte en bebouwingsoppervlakte niet worden uitgebreid.
18.3 'veiligheidszone - bevi 2'
Ter plaatse van het besluitvlak 'veiligheidszone - bevi 2' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd en de reeds bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen voor wat betreft bouwhoogte en bebouwingsoppervlakte niet worden uitgebreid.
18.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in artikel 18.3 met dien verstande dat:
Het betreffende (beperkt) kwetsbare object niet wordt gerealiseerd dan wel uitgebreid binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6);
indien sprake is van een toename van het groepsrisico, daarover een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
ARTIKEL 19 Algemene afwijkingsregels
19.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
19.1.1 Beeldhouwwerken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in de regels bepaalde voor het oprichten van beeldhouwwerken en andere objecten van beeldende kunst.
19.1.2 10%-regeling
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, aantallen en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en vanuit milieu- en ruimtelijk ordeningsoogpunt de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en mits het verlenen van, c.q. toepassing geven aan de in dit artikellid bedoelde omgevingsvergunning uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is.
ARTIKEL 20 Overige regels
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de vaststelling of inwerkingtreding van de beheersverordening.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
ARTIKEL 21 Overgangsrecht
21.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan of beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan of beheersverordening.
ARTIKEL 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening bedrijventerrein Dentgenbach.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kerkrade d.d. 22 februari 2017,
De voorzitter, De griffier.