Plan: | Heerlerbaan en omgeving |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP040100W000001-0201 |
Aanleiding
Krachtens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad verplicht om voor het gehele gemeentelijke grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen en deze elke tien jaar te herzien. Belangrijk onderdeel van de Wro is de digitaliseringsverplichting en standaardisering van bestemmingsplannen, waardoor de toegankelijkheid van het bestemmingsplan wordt verbeterd.
In een bestemmingsplan worden de ruimtelijke functies in een gebied juridisch bindend voor overheid en burger vastgelegd. Het maakt ruimtelijk relevante maatregelen mogelijk, biedt bescherming aan bepaalde gebieden, kwaliteiten en/of waarden en kan tevens ongewenste ontwikkelingen tegengaan. Een van de te actualiseren bestemmingsplannen betreft het plangebied Heerlerbaan en omgeving.
Het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving heeft overwegend het karakter van een beheerplan. Dit betekent dat de vigerende rechten uit de nu geldende plannen in beginsel en voor zover niet strijdig zijn met de te benoemen beleidsuitgangspunten, actuele inzichten en regelgeving, in het nieuwe plan worden overgenomen.
Juridisch kader
In artikel 3.1, eerste lid Wro is bepaald dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Het begrip 'goede ruimtelijke ordening' is niet gedefinieerd. Uit de Memorie van Toelichting en de literatuur kan worden opgemaakt dat het gaat om het naast elkaar (kunnen) bestaan van diverse bestemmingen met een bepaald gebruik, dat gezien de aard, de ruimtelijke effecten van dat gebruik en gelet op de onderlinge afstanden ook aanwezig mag zijn. Uiteraard is in dit kader ook van belang welke bebouwing binnen een bepaald gebied aanwezig kan zijn. Zo is binnen een kern en binnen een centrum andere bebouwing in het kader van een goede ruimtelijke aanvaardbaar dan in een buitengebied.
Zoals hiervoor is vermeld, zijn de geldende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar en moeten deze worden geactualiseerd.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting.
De toelichting van een bestemmingsplan vindt zijn basis in artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is het volgende opgenomen:
"1 Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
a. een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
b. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
c. de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
d. de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
e. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
f. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan."
In overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Wro, het Bro en overige relevante wet- en regelgeving is het onderhavig bestemmingsplan opgesteld. In het navolgende wordt qua toelichting ingegaan op de motivering van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving heeft het karakter van een beheerplan en maakt dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat in eerste instantie enkel vigerende rechten in het nieuwe plan worden overgenomen. Op een aantal plaatsen zal dit echter vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gewenst zijn. Actueel vastgesteld beleid en wetgeving kunnen er toe leiden dat vigerende rechten worden ingeperkt dan wel uitgebreid. In deze toelichting wordt beschreven wanneer en waar dat het geval is.
Met bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving wordt voor het plangebied een actueel juridisch-planologisch kader gevormd, dat voor een periode van minimaal 10 jaar zal gelden.
Het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is gesitueerd in het zuiden van Heerlen. Het omvat de (woon)gebieden Heerlerbaan, Kookerstraat-Kaldeborn en Hoogveld. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 280 hectare.
De plangrens van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving loopt (globaal) vanuit het zuiden via de Euregioweg, noordelijk langs de provinciale weg de N281 via Parc Imstenrade naar de Zandweg en buigt dan in oostelijke richting af naar de Eisenhowerstraat en loopt via de Corisbergweg en het pad gelegen naast hoeve De Corisberg weer richting Euregioweg.
Ondanks het feit dat de locaties Heerlerbaan 232-240 in het plangebied vallen worden ze in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving niet meegenomen. Voor deze locaties is al eerder een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Voor drie percelen in het woongebied Hoogveld worden eveneens afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Ook deze percelen worden in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgevingniet meegenomen.
Begrenzing plangebied
Binnen de plangrens zijn (delen van) de volgende bestemmingsplannen vigerend:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door de gemeenteraad van Heerlen | Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg |
Giesen-Bautsch |
7 juli 1976 | 5 september 1977 |
Giesen-Bautsch 1e herziening |
9 september 1986 | 6 januari 1987 |
Giesen-Bautsch 2e herziening |
5 oktober 1993 | 17 mei 1994 |
Parapluplan Woonwagenlocaties |
6 juni 1994 | 27 september 1994 |
Hoogveld |
6 februari 2001 | 18 september 2001 |
Kookerstraat-Kaldeborn |
6 november 2001 | 5 februari 2002 |
Binnenring | 6 mei 2003 | 16 december 2003 |
Hoogveld Reparatie 2004 |
28 september 2004 | 3 mei 2005 |
Heerlerbaan |
6 november 2007 | 26 februari 2008 |
Heerlerbaan 239 (Supermarkten) | 8 januari 2013 | n.v.t. |
Beheersverordening Snipperlocaties | 7 januari 2014 | n.v.t. |
Bestemmingsplan Snipperlocaties 2016 | 19 oktober 2016 | n.v.t. |
Facetbestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen Heerlen | 30 mei 2018 | n.v.t. |
De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen direct bindende juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP040100W000001-0201.
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en over de opstallen die zich daarop bevinden.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) voor de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling).
De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.
De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.
De analoge verbeelding bestaat uit 7 bladen en heeft een schaal van 1: 1.000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).
De ondergrond is een samenstelling van de Basisregistratie Grootschalig Topografie (BGT) en kadastrale begrenzingen.
Na vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.
Hoofdstuk 2 bevat een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 worden specifieke aandachtspunten besproken. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 8 geeft een beeld van de doorlopen bestemmingsplanprocedure en het gevoerde overleg.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving, toegelicht.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu en op 13 maart 2012 bekendgemaakt.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt.
Verder zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving geen specifieke opgaven van nationaal belang benoemd.
Het aanpakken van de krimpopgave komt hierna, bij de beschrijving van het beleid op het gebied van de volkshuisvesting, concreet aan bod.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Op 12 mei 2017 is de nieuwe (gewijzigde) Ladder voor duurzame verstedelijking gepubliceerd in het Staatsblad. De gewijzigde Ladder is op 1 juli 2017 in werking getreden.
De ladder is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kern van de ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als aangetoond is dat daadwerkelijk behoefte daaraan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut.
Dit betekent dat als in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven (motiveringsvereiste). Indien de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling middels een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt, dan kan worden bepaald dat de Laddertoets pas hoeft te worden verricht in het kader van de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van de bestaande planologische situatie en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. De laddertoets is daarmee niet aan de orde.
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Er is één nationaal belang dat betrekking heeft op het plangebied, namelijk de ecologische hoofdstructuur. In het noordoostelijk gedeelte van het plangebied bevindt zich een gebied, gelegen tussen de Keerweg, De Simpsonstraat en de Corisbergweg dat is aangeduid als ecologische hoofdstructuur. Het Barro beschrijft het beschermingsregime.
Bij provinciale verordening worden regels gesteld aan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied, behorende tot de ecologische hoofdstructuur en aan een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onderdeel a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Deze regels bewerkstelligen dat in het bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk worden gemaakt -ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan- die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden of van de samenhang tussen die gebieden. Van deze regels kan alleen worden afgeweken indien:
De desbetreffende gronden worden in het toekomstige bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving bestemd als 'Natuur'. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. De aanwezige waarden en kwaliteiten worden op deze manier gewaarborgd.
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.
Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
Visie Zuid-Limburg
De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid in de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.
Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economisch opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.
Onderscheid in zeven soorten gebieden
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:
In het landelijk gebied gaat het om de zones:
Op basis van de perspectievenkaart (Kaart 1: Zonering Limburg) zijn binnen het plangebied de volgende vier zones van toepassing:
Overig bebouwd gebied
De zone 'Overig bebouwd gebied' is een gemengd woon/werkgebied met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De accenten voor deze zone zijn:
Bijna het gehele plangebied valt binnen de zone 'Overig bebouwd gebied', alleen het natuurgebied (globaal) gelegen tussen de Keerweg en de Corisbergweg en de stroken grenzend aan de Euregioweg en de provinciale weg N281 vallen buiten deze zone.
Goudgroene natuurzone
Het gaat hier om gebieden waar natuur en natuurontwikkeling het primaat hebben vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna, vaak van (inter)nationale betekenis, zoals de Natura2000-gebieden.
In de goudgroene natuurzone staat het beschermen en versterken van de natuur centraal, met bijzondere aandacht voor de Natura2000-gebieden en de natuurbeken. Ook de hydrologisch gevoelige natuurgebieden, waaronder de natte parels, vragen om aandacht. Recreatief medegebruik van de natuur dient te worden geoptimaliseerd. Van belang is een goede maatschappelijke verankering van natuur(beleid).
In het noordoosten van het plangebied, globaal gelegen tussen de Keerweg en de Corisbergweg ligt een gebied dat is aangeduid als 'goudgroene natuurzone'. Het desbetreffende gebied wordt in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming laat geen ontwikkelingen toe waardoor de aanwezige waarden en kwaliteiten worden gewaarborgd. Op deze manier wordt het provinciale beleid in acht genomen.
Bronsgroene landschapszone
De bronsgroene landschapszone, veelal geconcentreerd in en rond beekdalen en langs steilere hellingen in Zuid-Limburg, bestaat uit landschappelijk aantrekkelijke gebieden met een veelheid aan functies. De beken en beekdalen moeten klimaatbestendig zijn, dus toekomstige pieken en droogteperioden in de regionale waterafvoer kunnen opvangen, en invulling geven aan de Europese doelen. Ze bieden ruimte voor een duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw. Het is belangrijk om de specifieke kwaliteiten van het landschap, de kernkwaliteiten, te koesteren en monumentaal erfgoed optimaal te gebruiken.
Een klein perceel gelegen aan de buitenrand bij Hoogveld, circa 1 hectare groot, valt binnen de 'bronsgroene landschapszone'. het betreffende grondstuk zal in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving bestemd worden als 'Natuur'. Met deze bestemming van het grondstuk wordt het behoud, herstel en de ontwikkeling van de op dit grondstuk voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden, gewaarborgd.
Buitengebied
Dit zijn alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. Het buitengebied biedt de meeste ruimte voor land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie.
Enkele kleine gebieden langs de rand van het plangebied vallen binnen de zone 'Buitengebied'. Het betreft voornamelijk gebieden die grenzen aan de Euregioweg (Binnenring) en provinciale weg de N281. D e betreffende gronden worden in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving op verschillende wijzen bestemd. Enkele percelen worden bestemd als 'Agrarisch met waarden' of 'Natuur'. Het resterende deel (tussen Binnenring en woningen) wordt bestemd als 'Groen'. Met deze bestemming van de gronden wordt het huidige, vigerende, gebruik geregeld.
De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijke beleid zijn in hoofdstuk 2 'Ruimte' van de verordening instructiebepalingen opgenomen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen, die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.
In de verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.
Verder bevat de Omgevingsverordening de bepaling dat een ruimtelijk plan voor een gebied, gelegen in de regio Zuid-Limburg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad (ofwel de woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd).
Herziening verordening
Een belangrijk onderdeel van het POL, zoals dat in december 2014 is vastgesteld, betreft de opgave voor de drie regio's Noord, Midden en Zuid-Limburg om voor die thema's waarvoor dynamisch voorraadbeheer aan de orde is, regionale structuurvisies op te stellen en daarover ook op regionaal niveau bestuursafspraken te maken. Om de naleving van de nieuwe regionale afspraken ook juridisch te borgen is op 11 november 2016 door Provinciale Staten de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 geamendeerd vastgesteld. Hierdoor wordt invulling gegeven aan de bestuursafspraken met betrekking tot de regionale uitwerking POL 2014 door middel van zogenoemde voorzorgsbepalingen.
Concreet komt het er op neer, dat gemeenten geen nieuwe woningen meer mogen toevoegen aan de voorraad, tenzij de raad van de desbetreffende gemeente de "Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg" heeft vastgesteld waarin is geregeld dat er een regionale programmering dient te zijn, waarin afspraken zijn gemaakt over compenserende maatregelen in geval van nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad. Bedoelde structuurvisie is door de raad van Heerlen vastgesteld op 23 november 2016.
Conclusie
Aangezien het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving een conserverend karakter heeft en over het algemeen - uitgezonderd de te schrappen onbenutte woon- en detailhandelsfuncties - een voortzetting van de bestaande aanwezige planologische situatie inhoudt, zijn de regels van de verordening niet van toepassing. Het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving voldoet aan de bepalingen van de Omgevingsverordening Limburg 2014.
De Provincie Limburg zet zich samen met gemeenten, woningcorporaties en andere partijen in om ervoor te zorgen dat het woningaanbod aansluit bij de behoeften van de samenleving.
Het provinciaal beleid is op hoofdlijnen vastgelegd in het POL2014. Het onderdeel 'wonen' is door de 16 Zuid-Limburgse gemeenten uitgewerkt inde Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. De provinciale aandachtspunten op het gebied van wonen zijn vastgelegd in de Agenda Limburgse Woningmarkt.
Hierin zijn 5 actielijnen vastgelegd:
Limburgs Maatwerk is een actieplan uit 2015 waarmee de Limburgse gemeenten en de corporaties de toegenomen huisvestingsbehoefte als gevolg van de toestroom van vluchtelingen wil aanpakken. Onder meer door het beter en flexibeler benutten van de bestaande vastgoedvoorraad.
In het mobiliteitsplan Limburg (2017) bespreekt de Provincie de toekomstige opgaven en ambities op het gebied van mobiliteit, en de rol die zij daarin zal spelen in samenwerking met regionale, landelijke en internationale partners. De overkoepelende doelstelling is het creëren van een aantrekkelijke, leefbare en economisch krachtige provincie waarin mensen met plezier werken, wonen, recreëren en studeren. Omdat mobiliteit onlosmakelijk met deze doelstelling is verbonden stelt de Provincie zichzelf als doel om een toekomstbestendige, toegankelijke, slimme, schone en grenzenloze mobiliteit te creëren, zodat mensen zich naar wens en behoefte vrij kunnen bewegen.
In een aantal regionale opgaven zien we kansen voor mobiliteit. Deze opgaven sluiten aan op de ambities zoals geformuleerd in het coalitieakkoord:
Deze doelen worden beoogd te bereiken voor de basisvoorzieningen op orde te houden door middel van goed beheer en onderhoud van het vervoersaanbod. De kwaliteit hiervan wordt verbeterd en het mobiliteitsnetwerk zal steeds aantrekkelijker gemaakt worden. Dit kan door vervoersmiddelen op een andere of betere manier te benutten en mensen uit te nodigen op een slimmere manier hun vervoer te kiezen. Er wordt dan ook geïnvesteerd in smart mobility.
De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). Deze is op 2 november 2009 vastgesteld De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:
De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:
Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.
Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.
Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.
Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.
De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze hun uitwerking hebben op het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving.
![]() |
|
![]() Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg |
Deze structuurvisie betreft de regionale structuurvisie zoals aangehaald onder Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014. In de SVWZL hebben 18 Zuid-Limburgse gemeenten onderling afspraken gemaakt over de wijze waarop de transformatie van de woningvoorraad in Zuid-Limburg gestalte dient te krijgen. De woningmarkt in Zuid-Limburg heeft te maken met een kwantitatieve én kwalitatieve mismatch: er zijn te veel woningen en tevens sluit het aanbod niet meer aan op de toekomstige vraag. Daarom worden er afspraken gemaakt over een gezamenlijke aanpak.
In de visie wordt op hoofdlijnen de gewenste kwaliteitsslag beschreven die nodig is om het aanbod beter aan te laten sluiten op de vraag. De belangrijkste conclusies hierbij zijn, dat de grootste problemen thans optreden in het particulier bezit en dat er naar verhouding meer huurwoningen gewenst zijn. Kansrijke doelgroepen zijn onder meer jongeren, ouderen en zorgbehoevenden.
Het belangrijkste uitgangspunt daarbij is evenwel dat de woningvoorraad in omvang niet meer mag groeien, dit om te voorkomen dat de leegstand toeneemt. Leegstand leidt tot verloedering en ook tot waardedaling. Dit basisprincipe leidt ertoe dat nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad zullen moeten worden gecompenseerd, hetzij met sloop, hetzij met het schrappen van harde bouwtitels, hetzij met een financiële bijdrage (waarmee sloop kan worden gefinancierd).
Voor iedere gemeente wordt daarom aan de hand van actuele demografische gegevens en leegstandscijfers een 'transformatieopgave' afgesproken, zijnde de kwantitatieve koers die de gemeente dient te varen. Die kwantitatieve koers moet worden beschouwd als richtinggevend wat betreft het maken van beleidsmatige keuzes en niet als een harde slooptaakstelling. Deze 'transformatieopgave' wordt tweejaarlijks herijkt. Gemeenten worden verplicht een woningmarkt-programmering op te stellen, die is geënt op zowel de kwalitatieve en kwantitatieve woonopgaven.
Voor het opnemen van nieuwe plannen op de woningmarktprogrammering zijn in Zuid-Limburgs verband uniforme spelregels geformuleerd en vastgelegd in een 'Beslisboom'.
Eind juni 2017 zijn de Regionale Woonvisies van alle acht Parkstadgemeenten vastgesteld. Elke gemeente heeft deze regionale visie vertaald naar de lokale situatie. De woonvisie Parkstad/Heerlen is opgebouwd rondom een aantal kwalitatieve opgaven binnen het woonbeleid in de regio Parkstad. De voorspelde huishoudensdaling blijft van grote invloed op het beleid en de te volgen koers. Maar ook de kwalitatieve disbalans moet worden aangepakt. De huidige voorraad is niet geschikt om te voldoen aan de toekomstige kwalitatieve vraag.
Particuliere voorraad
Ten gevolge van de huidige marktomstandigheden ligt er een belangrijke opgave in de particuliere voorraad. Economische omstandigheden leiden tot een aanhoudende vraag naar sociale huurwoningen in de regio. De leegstand ten gevolge van de bevolkingsdaling concentreert zich met name in de incourante delen van de particuliere woningvoorraad. Als gevolg hiervan zetten we in op het weg bestemmen van onbenutte plancapaciteit. Samen met woningcorporaties proberen we in te zetten op het aankopen van particuliere woningen ten behoeve van de (sociale) verhuur.
Heerlen zet met name in op het versterken van het woonmilieu in het centrum van Heerlen. Dat gaat hand in hand met het versterken van andere sectoren zoals het cultureel aanbod, voorzieningen en de openbare ruimte. Met deze aanpak willen we de ontwikkeling van de campussen ondersteunen en de werkgelegenheid verbeteren. De verdunningsopgave vindt in de omliggende stadsdelen plaats.
Betaalbaarheid en beschikbaarheid
De komende 5 jaar wordt samen met de woningcorporaties gewerkt aan het verruimen van het aanbod aan betaalbare sociale huurwoningen. We willen die opgave verdelen over de stad, zodat in alle stadsdelen een min of meer gelijke spreiding is van sociale huurwoningen in diverse huurprijsklassen en diverse huishoudenstypen.
Wonen en zorg
Vanwege de vergrijzing en het langer zelfstandig wonen, verandert ook de opgave op het gebied van wonen en zorg. De woonomgeving en zeker ook de woningvoorraad zal meer toegerust moeten worden op het verlenen van zorg aan huis. Heerlen zet in op het organiseren van zorg op wijkniveau met aandacht voor voldoende zorggeschikte woningen, buurtsteunpunten en een toegankelijke woonomgeving. Een van de belangrijkste problemen is echter, dat veel mensen met een zorgbehoefte vanwege betaalbaarheidsproblemen niet kunnen verhuizen naar een zorggeschikte woning.
Urgente doelgroepen
Enerzijds is er een huisvestingsvraagstuk voor diverse kwetsbare doelgroepen zoals mensen in scheiding, slachtoffers van huiselijk geweld, statushouders of mensen met een handicap. Heerlen vervult een centrumfunctie voor huisvesting van GGZ-cliënten. Housing Parkstad en Housing First worden hiertoe voortgezet. Voor statushouders heeft iedere gemeente een afzonderlijke taakstelling.
Anderzijds is er een huisvestingsvraagstuk voor kenniswerkers en arbeidsmigranten. Deze groepen vragen om tijdelijke huisvesting, bij voorkeur in of in de nabijheid van de binnenstad. Heerlen wil daarnaast werken aan het verbeteren van het woon- en leefklimaat bij kamerverhuur.
Verduurzamen woningvoorraad
De ambities op het gebied van duurzaamheid zijn in regioverband vastgelegd in het beleidsstuk Parkstad Limburg Energietransitie (PALET). De ambitie is om als regio in 2040 energieneutraal te zijn. Om dat te halen ligt er een forse opgave in het verbeteren van de woningvoorraad, zowel in de particuliere als in de (sociale) huursector. Bestaande woningen moeten energiezuinig worden gemaakt en er moet een plan van aanpak komen om de stap naar gasloze woningen te kunnen zetten. Heerlen investeert daarbij onder meer in de toepassing van Mijnwater voor ruimteverwarming.
Vrije sectorhuur en koopwoningen
Voor een evenwichtige woningmarkt in parkstad Limburg is het beschikken over voldoende aantrekkelijke woningen in de vrije huursector van belang. Qua prijs vormen goedkope koopwoningen een alternatief. Heerlen wil met name in het centrum inzetten op het verruimen van het aanbod in de vrije sectorhuur omdat dit voor kenniswerkers en expats, vanwege de flexibiliteit, een veel aantrekkelijker optie is dan een koopwoning.
Leefbaarheid
Veel buurten en wijken in Heerlen hebben te maken met leefbaarheidsproblemen. Mensen ervaren overlast door lawaai, stank of rommel en voelen zich onveilig. Dat heeft een negatieve invloed op het wonen in de wijk. Heerlen zet samen met corporaties en andere partners in op het verbeteren van de leefbaarheid in buurten en wijken met als vertrekpunt dat wijken schoon, heel en veilig moeten zijn.
Naast economische structuurversterking en de functie van wonen hierbij geven we tegelijkertijd aandacht aan het woonklimaat voor andere inwoners, ook die met een kleine beurs. De wijkenaanpak heeft hierin een belangrijke rol. Heerlen heeft een traditie om via de wijkenaanpak samen met maatschappelijke partners de woonkwaliteit van stadsdelen en woonwijken te verbeteren. De gemeente kiest hierbij een twee-sporenaanpak, waarbij zij voor wijken met een opstapeling van problemen kiest voor een actieve begeleiding van de ontwikkeling van de wijken, volgens de wijkenaanpak. Voor andere wijken kiest de gemeente voor een ondersteunende benadering, waarbij zij initiatieven vanuit de wijk ondersteunt. De wijkenaanpak richt zich bewust op zowel de fysieke als sociale verbetering van wijken. Corporaties, zorg- en welzijnsaanbieders zijn net als de bewoners belangrijke partners bij de wijkenaanpak.
De Bestuurscommissie Wonen Parkstad heeft op 21 maart 2019 de geactualiseerde Regionale Woningmarktprogrammering 2019-2022 vastgesteld. Met deze programmering wordt kwalitatief en kwantitatief gestuurd op de ontwikkeling van de woningvoorraad in Parkstad
Limburg.
De kwantitatieve opgave bestaat uit het terugdringen van de leegstand ten gevolge van de
bevolkingsdaling tot 2% frictieleegstand. De huidige leegstand (ca. 4,1% in de envelop
2017-2020), de bevolkingsdaling en de omvang van de planvoorraad zorgen in Heerlen, bij
ongewijzigd beleid, dat er in 2028 ca. 3700 woningen te veel zijn.
De kwalitatieve opgave bestaat uit het wegwerken van mismatches. Ondanks het overaanbod aan woningen en het ruime planaanbod, vindt niet iedereen die dat wil een passende woning in Heerlen. Met passend wordt bedoeld dat de woning aan de woonwensen moet voldoen én in financieel opzicht bereikbaar is voor de woningzoekende.
Om die kwalitatieve woonbehoefte beter in beeld te krijgen, is gekeken naar de ontwikkeling van de omvang van diverse doelgroepen, hun kwalitatieve woonwensen en financiële mogelijkheden. Ook is gekeken naar de kracht van woonbuurten. De combinatie van het type woning, de prijsklasse en de woonomgeving, bepaalt de PMC (productmarktcombinatie). Uit deze gegevens is de indicatieve behoefte afgeleid. Deze is vervolgens afgezet tegen de bestaande plannen op de programmering. Aan de hand hiervan kan worden ingeschat of een plan op de programmering in voldoende mate in een kwalitatieve behoefte voorziet.
Dat geldt zeker ook voor nieuwe plannen die nog niet op de programmering staan. Aan de hand van diverse indicatoren (volkshuisvestelijk, sociaal-maatschappelijk, ruimtelijk) kan de planscore van een project worden berekend. En daarmee een inschatting worden gemaakt of een plan in voldoende mate tegemoet komt aan de kwalitatieve behoefte. Het toevoegen aan of wijzigen van plannen op de programmering is een bevoegdheid van de Bestuurscommissie Wonen Parkstad.
De Regionale Woningmarktprogrammering 2019-2022 biedt zo een kwalitatief kader over hoe om te gaan met bestaande plannen en met nieuwe initiatieven.
Binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving komt één plan voor op de programmering. Het betreft locatie Hoogveld (resterende nieuwbouw, 341 woningen).
In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een 'envelop'. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een 'papieren plan' te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen.
Inmiddels is de Herstructureringsvisie achterhaald door andere visies van meer recentere datum. De verschillen tussen beheergebieden, verdunningsgebieden en ontwikkelings gebieden kunnen nu niet meer zo strikt worden gehanteerd als tijdens het moment van vaststelling van de visie. De woningmarkt vertoont veel dynamiek en met het verloop van de tijd ontstaan in buurten nieuwe opgaven. De essentie achter de visie, er moet worden verdund in de woningvoorraad om de leegstand niet te hoog op te laten lopen, staat echter nog steeds overeind. De bij de visie behorende 'enveloppen' worden tweejaarlijks geactualiseerd.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.
Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).
Toepassing in het plangebied
Conform het beleidsbesluit worden in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving de vigerende bouwtitels die niet zijn benut en niet zijn opgenomen in de woningmarktprogrammering geschrapt. Een overzicht van de onbenutte plancapaciteit voor woningbouwtitels is opgenomen in Bijlage 1 Vervallen planologische titels van de toelichting.
In 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) vastgesteld. Daarin wordt geconstateerd dat Limburg in toenemende mate 'van alles te veel' heeft: te veel winkels, te veel kantoren, te veel plannen in de pijplijn. De economische markt vraagt minder fysieke ruimte en panden dan momenteel voorhanden zijn. Kortom, er is sprake van een fors overaanbod aan commerciële panden, zichtbaar in de hoge leegstand, vooral in de winkel- en kantorenmarkt.
Daarnaast is ook de kwaliteit niet overal goed afgestemd op de behoefte van vandaag en de komende decennia. Bij winkels spelen vooral ontwikkelingen als het internetwinkelen, maar ook 'blurring' (winkelconcepten vermengd met andere functies, zoals horeca en leisure, etcetera) een belangrijke rol. Bij kantoren moet gedacht worden aan 'het nieuwe werken' en de behoefte aan kleinere eenheden en een andere inrichting. Dat heeft op dit moment op sommige locaties een hoge leegstand als gevolg. De ongewenste neveneffecten van leegstand uiten zich in het onder druk komen te staan van de leefbaarheid van (kleine) kernen, het ondernemers- en vestigingsklimaat en de vastgoedwaarde.
In het POL 2014 is daarom voor het thema Ruimtelijke Economie (te weten: detailhandel, bedrijventerreinen en kantoren) een aantal uitgangspunten geformuleerd, waaronder dynamisch voorraadbeheer en 'meer stad, meer land'. Om verdere leegstand en daarmee de beschreven ongewenste neveneffecten te voorkomen, moeten gemeenten kiezen voor de toekomstbestendige locaties. Zo verbetert de verhouding tussen vraag en aanbod in de beschreven thema's van ruimtelijke economie, de kwaliteit van deze gebieden en het toekomstperspectief voor ondernemers. Dit betekent niet dat daarmee de leegstand zal worden opgelost. Wel zal de leegstand zoveel mogelijk ontstaan buiten de toekomstbestendige locaties, waar de neveneffecten zo min mogelijk 'kwaad' doen.
De POL-uitgangspunten zijn door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten gedurende een zorgvuldig proces samen uitgewerkt in een intergemeentelijke Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL). De gemeenteraad heeft op 20 december 2017 de SVREZL vastgesteld. De SVREZL is op 14 februari 2018 bekend gemaakt. De SVREZL heeft een vijfledig doel:
Deze doelstelling betekent in de praktijk dat gemeenten hebben moeten kiezen voor de sterkste locaties voor winkels, kantoren en bedrijventerreinen en dat niet alle bestaande capaciteit in combinatie met de beoogde plannen kan blijven bestaan. Vergroten van de marktspanning in de ruimtelijke economie is nodig om zo te komen tot gezonde vraag/aanbod-verhoudingen.
De in de SVREZL aangewezen toekomstbestendige locaties vormen samen de ruimtelijk-economische hoofdstructuur. Deze bestaat uit concentratie- en balansgebieden, die zijn aangegeven op de kaarten voor detailhandel- en kantoorgebieden. De concentratiegebieden zijn de dragers van de hoofdstructuur. In deze gebieden kan kwalitatieve verbetering plaatsvinden, eventueel gecombineerd met een kwantitatieve uitbreiding. Voor balansgebieden is 'kwalitatieve versterking' de strategie. Hierbij valt te denken aan versterking dan wel uitbreiding van het aanbod zonder een uitbreiding van het aantal m². Ook de bedrijventerreinen zijn op kaart aangegeven; omdat hier nauwelijks overaanbod is, zijn de bestaande bedrijventerreinen op kaart aangegeven zonder verschil in concentratie- of balansgebieden. Voor alle thema's geldt, dat al het overige gebied (dat niet op kaart staat) valt buiten de hoofdstructuur en transitiegebied wordt genoemd. Transitiegebied houdt in, dat de winkel-, kantoor- en/of bedrijvenbestemming in zo'n gebied op termijn mogelijk kan worden onttrokken. Er wordt per subregio, in dit geval dus op de schaal van Parkstad Limburg, een uitwerking gemaakt van prioritering van locaties. Het kan hierbij gaan om actieve én passieve sturing.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid, is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak niet nog verder te laten toenemen. Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders. Vigerende bestemmingen detailhandel, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom SVREZL).
In lijn met het regionaal retailbeleid wordt in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving de mogelijkheid van vestiging van detailhandel uitgesloten in panden, gelegen buiten het gebied van buurtcentrum Giesen-Bautsch, waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd. Een overzicht van de onbenutte plancapaciteit voor retail is opgenomen in Bijlage 1 Vervallen planologische titels van de toelichting.
Het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan (RVVP) is vastgesteld door de raad van Parkstad Limburg op 4 juli 2011. Deze nota sluit sterk aan op het Regioprogramma van Parkstad Limburg waarin de nadruk wordt gelegd op de economische structuurversterking via ringwegen en Euregionaal openbaar vervoer door middel van onder andere de aanleg of optimalisatie van diverse structurerende wegen (o.a. Buitenring Parkstad Limburg, Euregioweg, flankerende infrastructuur) en het verbeteren van het Euregionaal openbaar vervoersaanbod (onder andere IC Eindhoven-Heerlen-Aachen en Avantislijn). Het RVVP stelt verder voorop dat de verkeers- en vervoersystemen moeten bijdragen aan een voor wonen en recreëren aantrekkelijke regio met goed bereikbare voorzieningen en een minimum aan verkeersonveiligheid en aan milieuoverlast.
Voor het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving zijn in het Regionaal verkeer- en vervoerplan geen specifieke uitgangspunten opgenomen. In paragraaf 3.3 wordt het thema verkeer verder uitgewerkt in de beschrijving van het plangebied.
De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.
Regionaal beleid kan ondersteunend zijn voor Parkstadgemeenten, die een nulbeleid willen voeren voor bepaalde vormen van prostitutie. Regionaal beleid is ook van belang voor gemeenten die willen afbouwen, omdat er te veel seksinrichtingen zijn binnen hun grondgebied, terwijl doorverwijzing naar omliggende gemeenten met enige ruimte ten aanzien van seksinrichtingen mogelijk is. Uitgangspunt is een regionale status-quo ten aanzien van de gevestigde vormen van prostitutiebedrijven. Een regionale toename van het aantal prostitutievestigingen zal niet worden toegestaan.
Op 7 juli 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Heerlen 2035 vastgesteld (bekend gemaakt op 16 juli 2015). Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst.
De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in onze regio. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed.
Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.
Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema’s centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.
Vitale stad
In het them Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.
Centrale stad
In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.
Innovatieve stad
In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.
Verrassende stad
In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het “Verhaal van Heerlen” tot uitdrukking komt.
Een beperkt gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving wordt in de visie aangeduid als een woontransitiegebied. Dit zijn gebieden waar verandering noodzakelijk is om op termijn vitaal en aantrekkelijk te blijven. Tegelijkertijd zijn dit ook de gebieden waar kansen liggen om toekomstige gewenste woonmilieus te ontwikkelen die aansluiten op de toekomstige vraag. Door hieraan te werken moet een gedifferentieerd en duurzaam woonaanbod gecreëerd worden en kunnen beekdalen, groenzones en verbindingszones versterkt worden, hetgeen een positieve invloed zal hebben op de leefkwaliteit van de buurten.
uitsnede visie: aandachtsgebieden en kansen zones wonen
De gemeenteraad heeft op 28 juni 2017 de Kantorennota 2017 Heerlen vastgesteld alsmede het uitvoeringsprogramma Kantorennota 2017-2020. De Kantorennota is bekend gemaakt op 12 juli 2017. Tot op dat moment was de Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010 vigerend. Sinds 2003 is de kantorenmarkt echter ingrijpend veranderd. Aangezien de ontwikkeling van de diensteneconomie over zijn hoogtepunt heen is, zal de vraag naar kantoren langzaam afnemen. Ook de veranderde manier van werken, onder invloed van de technologische ontwikkelingen, leidt tot minder ruimtebehoefte. Schaalvergroting, fusie- en concentratieprocessen leiden in perifere gebieden in Nederland meestal tot een afname van kantoorvraag. Daarnaast neemt de potentiële beroepsbevolking in Zuid-Limburg af, waardoor de voedingsbodem voor kantoren iets schraler wordt. Tegenover de afnemende vraag naar kantoorruimte in zijn algemeen, is er een groeiende vraag naar kantoorruimte met een betere kwaliteit. De kantoorvraag die er nog is, is vooral een vervangingsvraag van zittende ondernemingen die een ander kantoor zoeken. Daarbij zit de meeste dynamiek in de kleinere kantoren, te weten tussen 100 en 500 m².
In de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL) zijn afspraken gemaakt tussen de 18 Zuid-Limburgse gemeenten over het afslanken van het overaanbod aan retail-, kantoor- en bedrijfslocaties. Daartoe is op kaart aangewezen in welke gebieden dergelijke functies nog mogen blijven. Buiten de aangewezen gebieden mag in principe geen kantoorontwikkeling plaatsvinden. Het centrum van Heerlen is daartoe deels als concentratiegebied voor kantoren aangewezen en deels als balansgebied voor kantoren. Waar in het concentratiegebied ruimte is voor uitbreiding van de kantorenvoorraad, mogen binnen het balansgebied alleen kantoormeters worden toegevoegd, als eenzelfde aantal meters binnen dat gebied geschrapt wordt.
Het centrum van Heerlen is in de Kantorennota Heerlen aangewezen als concentratiegebied voor kantoren. Binnen dat concentratiegebied is echter nu reeds een overaanbod aan kantoormeters. Om de dynamiek in de kantorenmarkt terug te brengen, dienen daarom ook in het centrum, kantoormeters aan de voorraad te worden onttrokken. In de Kantorennota wordt dan ook aangezet tot sloop én transformatie van leegstaande kantoorgebouwen. Dat betekent dan ook dat wat de transformatie van kantoorgebouwen betreft, de prioriteit bij de (verouderde) kantoorgebouwen in het centrum ligt.
Om een goede mix in kantorenaanbod in Heerlen-centrum te hebben, kunnen zich uiteraard ook kleinschalige kantoren (< 500 m²) binnen dit gebied vestigen. Initiatieven hiertoe kunnen in grotere kantoorverzamelgebouwen landen maar daarnaast is ook de transformatie van bijvoorbeeld een (leegstaande) winkel in een aanloopstraat een optie. De kantoorgebruikers die gebaat zijn bij de multifunctionaliteit van het centrum of de binnenstad, kunnen zich zodoende vestigen in een voor hen aantrekkelijke omgeving.
Daarnaast wordt ook de mogelijkheid geboden voor kantoorfuncties buiten Heerlen-centrum, en wel in monumentale gebouwen of op prominente zichtlocaties langs enkele radiaalwegen. Door monumentale panden te transformeren naar kantoor is er een grotere kans dat deze behouden blijven. Hetzelfde kan soms gelden voor markante zichtlocaties; hier moet het onder omstandigheden mogelijk blijven om kleinschalige kantoren te ontwikkelen en zo een ander doel te dienen, bijvoorbeeld het transformeren van grootschalige winkellocaties of het verbeteren van een entree naar de stad. Gezien het overaanbod kan er niet zonder meer kantoorfunctie worden toegevoegd, maar na een zorgvuldige belangenafweging is dit zeker niet uitgesloten. Daarbij is het zinvol om aansluiting te zoeken bij bestaand beleid, zoals de Structuurvisie Heerlen 2035 of de Leegstandsvisie commercieel en maatschappelijk vastgoed. Voor dergelijke kleinschalige kantoorfuncties komen de Akerstraat, Heesbergstraat tot en met Heerlerbaan, de Welterlaan en de Akerstraat Noord in aanmerking. Daarnaast kunnen kantoren tot 250 m² worden gevestigd in de centrumgebieden van Hoensbroek, Heerlerheide, Heerlen en Heerlerbaan (De Bautsch).
Binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving komen geen grootschalige kantoorgebouwen voor. Binnen het plangebied treffen we wel de radiaalweg de Heerlerbaan aan.
Zoals vele andere gemeenten kent ook Heerlen leegstaande commerciële en maatschappelijke gebouwen. In deze regio is de leegstand zelfs bovengemiddeld hoog. De oorzaken voor de leegstand zijn meerledig. Zo is onder meer de vraag naar commercieel vastgoed in korte tijd sterk beïnvloed door technologische ontwikkelingen zoals de introductie van de tablet. Dit heeft geleid tot meer online winkelen en plaats en tijdonafhankelijk werken waardoor de behoefte aan kantooroppervlak is afgenomen. Bij de maatschappelijke accommodaties is leegstand vooral ontstaan doordat deze deels samengevoegd moesten worden of worden aangepast aan de moderne eisen, wat vaak heeft geleid tot nieuwbouw. De achtergelaten locaties zijn meestal leeg gebleven. Daarnaast kent deze (mijn)regio nog specifieke aanvullende oorzaken voor leegstand. Niet alleen neemt de bevolking in aantal af, maar ook trekken jongeren weg en vergrijst de overblijvende bevolking, hetgeen gevolgen heeft voor de werknemerspopulatie en het bestedingspatroon. Hierdoor neemt de behoefte aan en vraag naar commercieel vastgoed af.
De visie op de aanpak van leegstaand commercieel en maatschappelijk vastgoed in Heerlen 2016-2021 is op 29 juni 2016 vastgesteld. De visie kent een prioritering in aanpak van de leegstand. De Leegstandsvisie beschouwt het vraagstuk in een breder verband. Het gaat immers om een leegstandsaanpak die ook op langere termijn gunstige effecten heeft voor het grotere geheel. Daarom is de leegstand geplaatst tegen de achtergrond van het belangrijkste ruimtelijke economische doel: het hebben en behouden van een sterke en gezonde economische (voorzieningen)structuur. Die is enerzijds van belang voor de leefbaarheid voor inwoners van stad en regio, en anderzijds voor het behoud van zoveel mogelijk directe en indirecte werkgelegenheid. Daarom is in de leegstandsaanpak de focus gelegd op de voorzieningenclusters. Dit zijn de clusters die in verschillende vastgestelde beleidsstukken (zoals de structuurvisie Heerlen 2035) door de raad zijn benoemd als belangrijke dragers voor de economische/maatschappelijke voorzieningenstructuur. Dat betekent dat met name in deze clusters de leegstand actief aangepakt moet worden, omdat leegstand hier de samenleving het meeste schaadt. Binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving betreft het voorzieningencentrum De Bautsch.
Tegelijkertijd met de vaststelling van de visie is de Leegstandsverordening Heerlen 2016 vastgesteld. De Leegstandverordening Heerlen 2016 biedt de gemeente extra mogelijkheden om in gesprek te komen met pandeigenaren en om invulling van leegstaande panden te bevorderen. Daarmee worden eigenaren van leegstaand vastgoed (anders dan woningen) verplicht om leegstand die langer duurt dan 6 maanden, bij de gemeente te melden. De gemeente treedt vervolgens in overleg met de eigenaar om samen te spreken over een plan van aanpak. Een belangrijk voordeel hiervan is, dat beide partijen meer kennis krijgen van elkaars situatie, waardoor de kans op een gezamenlijke gedragen oplossing groter wordt. Uiteindelijk kan de gemeente een gebruiker voor het leegstaande pand voordragen, mits het pand langer dan een jaar leeg staat. De eigenaar is dan verplicht deze gebruiker binnen 3 maanden als huurder te accepteren ('gedwongen vulling'), tenzij hij in de tussentijd zelf een andere huurder heeft gevonden.
De visie Centrumontwikkeling Heerlerbaan is op 29 september 2015 door de raad vastgesteld. Het is een ruimtelijk-economische visie op hoofdlijnen. De aanleiding voor de visie is:
- de bevolkingskrimp en de autonome ontwikkelingen in de detailhandel. Dit maakt een herstructurering van de voorzieningen, met name de wijkverzorgende winkels, noodzakelijk;
- de Buurtmonitor, die een enigszins ongunstige ontwikkeling van de leefbaarheid laat zien in de wijk Heerlerbaan;
- zowel Heerlerbaan-centrum alsook de straat Heerlerbaan verdienen een aantrekkelijkere uitstraling.
De visie beoogt een duurzame detailhandelsvoorziening voor de wijk Heerlerbaan te creëren, die tegelijkertijd een bijdrage levert aan een duurzame winkelstructuur van stad en regio en zo werkgelegenheid behoudt. Concentratie van voorzieningen op één locatie is door de krimp van de detailhandel economisch gezien noodzakelijk.
Op basis van een uitvoerige analyse is gezocht naar de optimale locatie voor een 'huiskamer' voor Heerlerbaan, waar alle wijkverzorgende voorzieningen een plek kunnen vinden. Dit is De Bautsch. Bij het behoud van de leefbaarheid speelt een aantrekkelijk, goed functionerend (winkel)centrum een belangrijke rol. Daarnaast verdient de straat Heerlerbaan, als belangrijke entree naar de wijk alsook naar de binnenstad, een aantrekkelijkere uitstraling. Deze maakt nu een enigszins rommelige indruk door een aantal grootschalige bedrijfspanden, waardoor de bijzondere landschappelijke kwaliteiten van de wijk helemaal niet beleefbaar zijn. De kans voor een opwaardering van de Heerlerbaan ligt in herontwikkeling van enkele grootschalige panden tot kleinschalige kantoorvilla's in het groen in combinatie met wonen.
Bestuursconvenant
Op 15 november 2017 hebben de gemeenten Heerlen en Kerkrade samen met Stadsregio Parkstad Limburg een bestuursconvenant getekend voor een toekomstbestendige winkelstructuur in de stadsdelen Heerlen-Zuid en Kerkrade-West. Doel van het convenant is te komen tot een plan ten behoeve van versterking van de kwaliteit van het voorzieningenniveau voor inwoners, ten gunste van de leefbaarheid en het ondernemersklimaat in de genoemde stadsdelen.
Het convenant is een doorvertaling op wijkniveau van de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL). De SVREZL wordt in Parkstad vertaald in het Uitvoeringsprogramma Retail. Dit programma maakt werk van enerzijds de versterking van de winkelstructuur op gebiedsniveau, en anderzijds het onttrekken van overtollige winkelmeters.
Het gemeentelijke Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.
Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.
In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
Groenbeleidsplan Heerlen
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.
Legenda
![]() |
![]() |
![]() |
Uitsnede plankaart groenbeleidsplan stadsdeel Heerlerbaan
Groenvisie Heerlerbaan, zoals beschreven in het groenbeleidsplan.
Gezien de duidelijke scheiding tussen de woonbuurten en de bedrijventerreinen in dit stadsdeel valt de visie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur eveneens uiteen in twee delen. Voor de woonbuurten geldt, dat deze op duurzame wijze worden ingebed in de hoofdgroenstructuur. Hierbij ligt de nadruk op een harmonieuze relatie tussen de groenstructuur van het brongebied van de Caumerbeek en de groenstructuur van de omliggende woonbuurten. Ditzelfde geldt voor de relatie tussen de buurten Hoogveld en Vrusschemig en het bos op de Hooghees. De groenstructuur van de buurten zelf dient op duurzame wijze behouden te worden, zodat een kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving in stand gehouden kan worden.
De groenbestemmingen worden derhalve in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving ook weer als groen bestemd.
In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water.
Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:
Tussen de Corisbergweg en de Gasthuisstraat heeft het waterschap diverse grote en kleine werkzaamheden uitgevoerd. Het voorkomen van wateroverlast en het scheiden van schoon en vuilwater waren de belangrijkste doelstellingen van het project. Daartoe is de leegloop van de aanwezige regenwaterbuffers losgekoppeld van het gemeentelijk rioolstelsel. Dit voorkomt dat schoon regenwater in het riool terechtkomt met als positief gevolg dat er minder overstorten vanuit het riool plaatsvinden. Tegelijkertijd is de vuilwaterbuffer bij de Oliemolenstraat vergroot. Deze buffer vangt het vuilwater op als het naastgelegen bergbezinkbassin (een ondergrondse rioolwaterbuffer) vol is. Ook de bestaande buffers voor regenwater Kokerstraat en Caumermolen zijn vergroot, zodat ze meer regenwater kunnen opvangen.
Op 28 november 2018 heeft de gemeenteraad van Heerlen de 'Horecavisie Heerlen' en de 'Kadernota Horecabeleid Gemeente Heerlen' vastgesteld.
Algemeen
De Horecavisie is de ruimtelijk economische visie op de horecaontwikkeling in Heerlen voor de komende jaren. In deze visie wordt aangegeven welk potentieel (per horecacategorie en -locatie) er is, in welke gebieden nog uitbreiding kan plaatsvinden en worden per verschillende deelgebie-den actielijnen geformuleerd om de kwaliteit en beleving van de horeca te verbeteren. Deze visie dient als richtinggevend kader voor nieuwe bestemmingsplannen en de uitwerking van de plannen voor verbetering en stimulering van het horeca aanbod en de besluitvorming over nieuwe horeca-initiatieven.
Algemeen
Naast de Horecavisie heeft de gemeenteraad de Kadernota Horeca - het uitvoeringsprogramma - vastgesteld. De Kadernota Horeca stelt de Horecavisie centraal en biedt daarvoor toegesneden regels voor vergunningverlening aan horecabedrijven met als motto: 'bevorderen van de dynamiek en de juiste horeca op de juiste plek'. De nota biedt kaders voor objectieve toetsings-gronden die zowel voor de gemeente, ondernemers als omwonenden duidelijkheid verschaffen ten aanzien van vergunningverlening en handhaving, mede ten behoeve van de uitvoering van de in de Horecavisie genoemde actielijnen en aandachtspunten.
Overgangsrecht
De kaders in de kadernota horecabeleid hebben betrekking op nieuwe ondernemers die een horecabedrijf willen beginnen. Elke nieuwe ondernemer die op een nieuwe locatie wil gaan exploiteren, krijgt te maken met de nieuwe kaders zoals genoemd in deze Kadernota. De geldt eveneens als een bestaand horecapand geruime tijd niet wordt geëxploiteerd.
Huidige horecaondernemers behouden hun bestaande rechten. Dit geldt ook voor nieuwe horecaondernemers die een bestaande horecazaak overnemen.
Ambities
De gemeente Heerlen heeft de volgende ambities voor de horecasector in de gemeente:
De voorzieningencentra in de gemeente Heerlen
Horecaclusters in centrum en horecacategorieën
Om de kracht van horeca beter te benutten wordt in de binnenstad (centrum) van Heerlen ingezet op clustering van horeca in een aantal strategisch gelegen en complementaire concentratiegebieden. Door de clustering ontstaan in de binnenstad verschillende sterke horecagebieden waar horecabedrijven van elkaar kunnen profiteren en gezamenlijk een eigen DNA neer kunnen zetten. Het geheel wordt zo meer dan de som der delen.
In het centrum is beperkt ruimte voor kwalitatieve toevoeging van horeca in de clusters, maar ook in de aanloopstraten zolang deze winkel ondersteunend is en of beperkt blijft tot horeca categorie 2 en niet ten koste gaat van de clusters.
De horeca wordt onderscheiden in de categorieën:
Horeca buiten centrum
Voor horeca buiten het centrum geldt dat deze ook van grote waarde kan zijn voor het woon- en leefklimaat. Horeca heeft in buurten, wijken en dorpen van de gemeente zowel een functionele (lokale snackbar), als een sociale (buurtcafé) en een ondersteunende rol (sportkantine, horeca bij culturele voorziening en/of cultureel erfgoed). Het aantal horecabedrijven buiten het centrum neemt naar verwachting verder af. Met name traditionele horeca (o.a. buurtcafé, snackbar) staan onder druk. Om het horeca-aanbod buiten het centrum van Heerlen zoveel mogelijk te behouden (ambitie) is het van belang te richten op de meest kansrijke horecalocaties, die de grootste toegevoegde waarde hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.
Gestreefd wordt naar behoud van frequent bezochte horeca, zoals snackbar, Chinees (af-haal)restaurant, grillroom, (eet)café en/of maaltijdbezorgers (pizza, sushi) in de centra van buurten, wijken en dorpen. Bedrijven die gericht zijn op het primaire verzorgingsgebied van deze centra zijn kansrijk. Daarmee zorgen deze horecabedrijven voor het behoud van de aantrekkings-kracht van deze kleinere centra, de leefbaarheid in wijken en buurten en een spreiding van voorzieningen.
Daarnaast is ondersteunende horeca bij publieksgerichte locaties toegestaan, zoals bijvoorbeeld bij de Woonboulevard Heerlen. Uitgangspunt voor horeca bij publieksgerichte functies is dat deze ondersteunend blijven aan de hoofdactiviteit.
Doorwerking plangebied
In de wijk de Heerlerbaan bevindt zich een voorzieningencluster, winkelcentrum Giesen-Bautsch. Met name in en rondom het voorzieningencluster bevindt zich horeca, hoofdzakelijk in de horecacategorieën 1 en 2 (lichte horeca). Gezien de uitgangspunten van de horecavisie wordt binnen bestemmingsplan Heerlerbaan en omgevingonbenutte horeca, gelegen in en rondom aan het voorzieningencluster niet wegbestemd.
Op 20 april 2016 heeft de gemeenteraad van Heerlen de 'Parkeernota Heerlen – Visie en Ambitiedocument' vastgesteld. Het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad hadden de wens uitgesproken om het bestaande parkeerbeleid te herijken. Zowel in het coalitieakkoord 2014-2018 als in het addendum is aangegeven dat er behoefte is aan een nieuwe parkeernota, waarin de diverse parkeersystemen integraal meegenomen worden. Daarnaast is de positie van de gemeente op de parkeermarkt veranderd na de verkoop van haar parkeervastgoed. De gemeente is nu slechts een speler op de markt van straatparkeren. Ook is haar rol op publiekrechtelijk gebied constant in ontwikkeling.
Op hoofdlijnen dient het nieuwe parkeerbeleid te zorgen voor een betere afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van parkeren, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid en de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en het bieden van een gastvrij en klantvriendelijk parkeersysteem maken hiervan onderdeel uit. Aan de hand van de huidige situatie en een aantal toekomstige ontwikkelingen is een beeld geschetst van de verwachtingen ten aanzien van het parkeren in Heerlen de komend jaren. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit, technologie en maatschappij.
Uit de sessies met de klankbordgroep zijn drie ambities afgeleid: Toegankelijk, leefbaar en praktisch passend. Deze ambities vormen de rode draad bij de verdere invulling van de beleidsuitgangspunten en uit te werken acties en maatregelen. Enkele in het oog springende beleidskeuzes zijn, per deelgebied:
Daarnaast worden de acht actuele thema's die niet direct gerelateerd zijn aan één van de drie gebieden, kort uitgewerkt.
De actuele thema's zijn:
Per doelgroep worden beleidspunten weergegeven, wederom per geografisch deelgebied.
Enkele in het oog springende punten zijn:
In tegenstelling tot de eerdere 'Parkeernota Heerlen 2010' is ervoor gekozen om deze nieuwe beleidsnota in twee delen op te knippen en wel: de 'Parkeervisie & Ambitie' en de 'Parkeermaatregelen'. In het eerste deel 'Parkeervisie & Ambitie' wordt de parkeervisie van de gemeente Heerlen uiteengezet op basis van haar ambitie in de stad, de relaties naar de ruimtelijke en economische ontwikkeling in de stad en de beleidskaders die hierbij passend zijn. In het tweede deel 'Parkeermaatregelen' worden de verschillende beleidsinstrumenten (maatregelen) uitgewerkt.
De Parkeernota geldt als “rode draad” voor het totale parkeerbeleid en geeft richtlijnen voor de verder uit te werken maatregelen en deelnota's. De juridische en beleidsmatige verankering is vastgelegd in het visiedocument, de uitwerking van deze visie in de praktijk vindt in diverse deelnota's, die de maatregelen bevatten, plaats. De status van deze nota is derhalve richtinggevend voor de deelnota's. Een en ander is in het onderstaande schema weergegeven. De onderhavige Parkeernota zal ondergeschikt zijn aan de nog op te stellen Verkeersvisie Heerlen. Uiteindelijk zal de Verkeersvisie Heerlen als kapstok dienen voor de diverse thematische nota's, zoals de Parkeernota. Onder de Parkeernota hangen vervolgens de verschillende uitvoeringsnota's, zoals de 'Nota Parkeernormen' en de 'Nota Digitalisering'.
Ten behoeve van het economisch goed functioneren van een winkelgebied dan wel binnenstad alsook het faciliteren van verschillende doelgroepen, zowel in garages als op straat, wordt het parkeren in Heerlen gereguleerd. In Heerlen bestaan er verschillende parkeerreguleringsgebieden:
In het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is uitsluitend sprake van vrije parkeergebieden.
Totdat deel 2 van de Parkeernota - met name “Parkeernormen” – door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld, gelden de parkeernormen uit de Parkeernota Heerlen 2010.
Bij het bepalen van de parkeernormen is rekening gehouden met drie gebieden, te weten centrum, schil en overig. In het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is sprake van de gebieden schil (Heerlerbaan centrum) en overig gebied.
In het centrum en de schil is de minimumparkeernorm tevens de maximumnorm. In die gebieden is er immers sprake van relatief goed openbaar vervoer en korte fietsen loopafstanden.
In 2011 is de nota Herstructurering Buitensportcomplexen vastgesteld. De visie van de gemeente op de toekomstige situatie van de buitensportcomplexen is in eerste instantie dat de complexen beschikbaar en geschikt zijn voor alle burgers van de gemeente Heerlen om te sporten en te bewegen. De accommodaties zijn goed bereikbaar, toegankelijk en veilig. Daarnaast zijn ze kwalitatief hoogwaardig, duurzaam, toekomstbestendig en daar waar mogelijk multifunctioneel met plek voor sport- en culturele evenementen. Ook zijn andere maatschappelijke functies/voorzieningen actief op de complexen. De vaste gebruikers van de buitensportcomplexen zijn vitale sportverenigingen.
Dat heeft geleid tot het inkrimpen van het aantal voetbalvelden en gemeentelijke buitensport-complexen, clustering en fusies van voetbalclubs, en realisatie van kwaliteitsimpulsen van sportcomplexen waaronder investeringen in kunstgras en uitbreiding kleedlokalen. In het plangebied van bestemminsplan Heerlerbaan en omgeving zijn geen buitensportcomplexen gesitueerd. Grenzend aan het plangebied treffen we twee buitensportcomplexen aan. Grenzend aan de zuid-oostzijde van het plangebied betreft het de voetbalvelden van sportcomplex Imstenrade. Noordelijk van het plangebied betreft het de sportvelden van sportcomplex Kaldeborn.
In 2015 is de Beleidsnotitie Binnensportaccommodaties 2015-2020 vastgesteld, waarmee in navolging van de buitensportcomplexen ook visie en het toekomstperspectief van de gemeentelijke indoor sportaccommodaties is vastgesteld. De gemeente richt zich met de gemeentelijke binnensportaccommodaties in eerste instantie op het huisvesten van:
Multifunctionele binnensportaccommodaties (dan wel binnensportaccommodaties die voor multifunctioneel gebruik geschikt zijn/gemaakt worden) hebben de voorkeur. Multifunctionele accommodaties zijn geschikt voor kwalitatief hoogwaardig bewegingsonderwijs, breedtesport (waaronder wedstrijdsport), wijk gerelateerde- en andere maatschappelijke activiteiten. Het bewegingsonderwijs en het stimuleren van sport en bewegen op breedtesportniveau vraagt om een goed gesitueerd en goed bereikbaar (laagdrempelig) sportaanbod. Monofunctionele gemeentelijke binnensportaccommodaties en gemeentelijke accommodaties specifiek voor topsport vragen een aparte afweging.
In het Integraal Maatschappelijk Accommodatie 2017-2024 wordt aangegeven dat sportaccommodaties in Heerlen beschikbaar moeten blijven en geschikt zijn voor alle burgers van de gemeente. Jong en oud, valide en minder valide. Ontwikkelingen als individualisering, demografische daling en ontgroening hebben tot gevolg dat de georganiseerde sportbeoefening en daarmee de omvang van de sportverenigingen krimpt. Toekomstige sportaccommodaties zullen zich daarom in de toekomst meer open stellen voor meervoudig gebruik en faciliteiten.
In het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving zijn twee gymzalen gelegen. Gymzaal Corisbergweg wordt intensief gebruikt door zowel het onderwijs als in de avonduren en weekend door sportverenigingen. In het toekomstperspectief, zoals aangegeven in de beleidsnotitie, wordt deze gymzaal dan ook behouden. Ook de gymzaal aan de Vullingsweg wordt voorlopig behouden, om knelpunten binnen het bewegingsonderwijs en verenigingsgebruik te voorkomen.
Beide gymzalen hebben in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving de bestemming maatschappelijk en de bestemming sport gekregen.
Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Energietransitie
Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:
Het Parkstad Limburg Energietransitie ambitiedocument (PALET) geeft een vooruitblik op de kansen en mogelijkheden voor een energie neutrale regio in 2040. Vanuit ruimtelijk oogpunt worden gebieden benoemd, die potentieel geschikt zouden kunnen zijn voor de opwekking van zonne- en windenergie en gebruik van bodemenergie.
Mijnwater
Het mijnwaterproject is een alternatief duurzaam energieconcept, gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van de gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Het mijnwaternetwerk zal steeds verder worden uitgebreid, waarbij onder andere voor gemeentelijke gebouwen onderzocht zal worden of aansluiting op het netwerk mogelijk en haalbaar is. Het mijnwaterproject is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied zijn de volgende potenties aanwezig ten aanzien van de opwekking van duurzame energie:
Daarnaast is de bestaande woningvoorraad uit een periode waarvoor energetische verbeteringen of zelfs “nul-op-de-meter” renovatieconcepten (zoals MODLAR) de moeite waard zijn. Binnen het plangebied dienen vanaf 2020 gemeentelijke bouwplannen energieneutraal gerealiseerd te worden. Tot die tijd worden de plannen gerealiseerd met een EPC die 50% scherper is dan de vigerende wettelijke norm.
Conclusie
Hoewel het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving een conserverend karakter heeft, bieden de regels voldoende flexibiliteit om rekening te houden met duurzaamheidsaspecten. De bestemmingen hebben geen beperkende werking ten aanzien van duurzaam gebruik en bouwen. Ook bestaan er voldoende mogelijkheden om hiertoe benodigde ondersteunende, infrastructurele en/of water technische werken aan te leggen.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied Heerlerbaan en omgeving en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven.
Als eerste wordt de historische ontwikkeling van Heerlen in het algemeen en het plangebied in het bijzonder beschreven. Daarna wordt de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven. In de beschrijving van de ruimtelijke structuur is aandacht besteed aan de opbouw van het plangebied en de ontsluitings- en groenstructuur. Tevens wordt een beschrijving gegeven van de binnen het plangebied te onderscheiden deelgebieden. In de beschrijving van de functionele structuur wordt nader ingegaan op de diverse functies (wonen, detailhandel, bedrijven, enz.) die in het plangebied voorkomen.
Het plangebied Heerlerbaan e.o. is, gezien in de lengteas van de gemeente Heerlen, gelegen ten zuiden van het centrum van Heerlen, het ligt in een dalvormige kom en heeft een oppervlakte van circa 280 hectare.Ten noorden en ten zuiden van het plangebied ligt bebouwd gebied, respectievelijk de woonkernen Douve Weien, Heeserveld en de woonkern Terwinselen (gemeente Kerkrade). Aan de oost- en westzijde liggen hogere, heuvelrijke groengebieden.
Meer specifiek:
De Heerlerbaan zelf vormt als belangrijke in en uitvalsweg de as van het plangebied. Globaal gezien wordt het plangebied omsloten door de navolgende openbare wegen:
Aan de noordzijde door John F. Kennedy Laan, Eisenhowerstraat, Corisbergweg, en een langgerekte voet en fietspad dat boven de Andromedasingel en de Orionsingel loopt en tot aan de Euregioweg doorloopt.
Aan de oostzijde door de Euregioweg, Rukkerweg en langs de achter percelen van de woningen aan de Vredesstraat.
Aan de zuidzijde vormt de gemeentegrens, die langs het hoogspanningsstation loopt, de Euregioweg oversteekt en zijn weg vervolgt ten zuiden van de hoogbouw (De Rukker) de plangrens. Vervolgens steekt de plangrens de Euregioweg over via de Heerlerbaan om vervolgens langs de afrit van de Imstenraderweg verder te gaan.
Aan de westzijde volgt de plangrens de Wienweg en de Zandweg en sluit tot slot aan op de aan de noordzijde gelegen John F. Kennedy Laan.
Plangebied
Romeinse tijd
Heerlen is ontstaan op de Romeinse nederzetting Coriovallum waar twee belangrijke heerbanen kruisten: de weg van Xanten naar Trier en de weg van Boulogne sur Mer naar Keulen. Het diende tot halte en wisselstation voor de Keizerlijke post. De oudste bewoningssporen wijzen op een ontstaan rond het begin van de jaartelling. In Coriovallum en omgeving stonden diverse Romeinse villa’s en er was een goots opgezet stratenplan. Uit sporen blijkt dat er tot het einde van de vierde eeuw nog Romeinen woonden. Tot in de vorige eeuw beperkte de bebouwing zich tot de grote weg Aken- Maastricht.
Agrarische periode
Vanaf de vijfde eeuw tot ver in de negentiende eeuw kende het gebied rond Heerlen een agrarische samenleving, bestaande uit enkele dorpen, gehuchten, landgoederen, kastelen, agrarische en woeste gronden. Veel elementen, ontstaan in deze periode, zijn nog in het stedelijke gebied te herkennen en hebben een rol gespeeld bij de wijze van verstedelijking. Tot het eind van de 19e eeuw was Heerlen een groot dorp met circa 7.000 inwoners.
Industrialisatie (mijnbouwperiode)
In de historie is de mijnbouwperiode voor heel Limburg, en Heerlen in het bijzonder, voor de stedenbouwkundige ontwikkeling bepalend geweest. In 1896 werd het station gebouwd. Hierna vond in de periode tussen 1890 – 1960, onder invloed van de mijnbouw, in Heerlen een grote toename aan industriële activiteiten plaats die zorgde voor een sterke bevolkingsgroei.
In de buurt van de mijnzetels werden nieuwe arbeiderswijken gebouwd en bestaande dorpen groeiden. Op deze wijze ontstond een uiteengelegde stedelijke structuur. Heerlen werd door de mijnbouw, die ook na de oorlog nog groeide, in economisch opzicht de belangrijkste plaats in zuid Limburg.
Voormalig schacht- en ophaalgebouw van de Oranje-Nassau I mijn
Na de mijnbouwperiode
In de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde Nederland over op aardgas, met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de daaropvolgende jaren ’70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. Er werden in Heerlen nieuwe bedrijventerreinen aangelegd langs de nieuwe autowegen A76 en de N281. Ook nieuwe woonwijken werden ontwikkeld waaronder stadsdeel Heerlerbaan.
Verder werd in de gemeente in de delfstoffenwinning een nieuwe industriële activiteit gevonden. De grootschalige zandwinning, die momenteel nog volop plaatsvindt in o.a. groeve Vrieheide, is van grote invloed op de verschijningsvorm van het landschap.
Grootschalige zandwinning en een veranderend landschap
Geschiedenis Plangebied
Binnen het plangebied vormt de weg de Heerlerbaan een historisch element. Lange tijd vormde deze weg de belangrijkste noordzuid-verbinding binnen de omgeving (tussen Heerlen en Aken). In de 19e eeuw stond al op diverse plaatsen bebouwing langs deze weg. Verder liggen binnen het plangebied een aantal gehuchten als Bovenste Caumer en Bautsch (waar momenteel het winkelcentrum van de wijk ligt). Ook de huidige Zandweg (in het westen van het plangebied), Keerweg en Corisbergweg (beide langs de Caumerbeek), Ridderweg (tussen Heerlerbaan en Zandweg) en Bautscherweg (tussen Heerlerbaan en het gehucht Bautch) tekenen zich in die tijd al duidelijk af (zie afbeelding).
Heerlen rond 1868
Tot halverwege 20e eeuw groeit de stedelijke structuur binnen het gebied zeer gelijkmatig, voornamelijk door een steeds verdere verdichting van het bebouwingslint langs de Heerlerbaan en (in mindere mate) langs de overige genoemde wegen.
Verdichting van het bebouwingslint langs de Heerlerbaan 1959
Bron Reijckheyt
In de tweede helft van de 20e eeuw vindt binnen het oostelijk gedeelte van het plangebied een grootschalige uitbreiding van de stedelijke structuur plaats. De voor een belangrijk deel in de jaren ’60 en ’70 ontwikkelde woonwijk wordt met een lusvormige wijkontsluitingsweg gekoppeld aan het historische lint van de Heerlerbaan. Aan de oost- en zuidzijde worden wegen richting Terwinselen op de lus aangesloten. De gebieden binnen de lus, ten noorden en ten zuiden hiervan worden ingevuld volgens de stedenbouwkundige principes van die periode. Enkele opvallende aspecten hiervan vormen de veelvuldig toegepaste strokenverkaveling, de oriëntatie van de woningen ten opzichte van de ontsluitingsweg en de galerijflats als markering van de zuidelijke stadsrand.
Galerijflats als zuidelijke stadsrand
Vanaf eind jaren ’70 tot circa 2010 wordt de wijk aan de noordoostzijde verder uitgebreid met woonerven rondom een centrale groenzone. En als laatste vrijstaande woningen in het noorden van het plangebied in een kleine solitaire buurt ten noorden van de Vullingsweg.
![]() |
![]() |
Woonerven rond centrale groenzone | Moderne woningen aan de Orionsingel |
Ook wordt in deze periode de infrastructuur van de woonwijk op een aantal plaatsen aangepast. Zo komt de oostelijke entree (Rukkerweg) te vervallen door de aanleg van de Euregioweg (de oostelijke rondweg van Heerlen). In de jaren ‘80/ ’90 van de vorige eeuw vindt uitbreiding van het woongebied plaats door opvulling van het binnengebied tussen Heerlerbaan, Zandweg en Dr. Clemens Meulenmanstraat met vooral grote vrijstaande woningen.
Vrijstaande woning aan de Steve Bikostraat
Ten zuiden van de Ridderweg en ten westen van de Heerlerbaan vindt ten slotte de recentste ontwikkeling van het plangebied plaats. Een ontwikkeling van overwegend vrijstaande woningen en in mindere mate geschakelde woningen die na voltooiing zorgt voor een stedenbouwkundige afronding van het plangebied.
Geschakelde woningen aan de Klaproos in Hoogveld
Algemeen
De stedenbouwkundige geschiedenis van Heerlen wordt gekenmerkt door voortdurende dynamiek. In de ontwikkeling van de stad zijn verschillende perioden te onderscheiden die een stempel op het stadsbeeld hebben gedrukt. Hierdoor is een historisch ‘gelaagde’ stad ontstaan, die in het straatbeeld afleesbaar is. Het begin van de twintigste eeuw is een periode waarin Heerlen een metamorfose heeft ondergaan. Rond het bestaande centrum kwam onder invloed van de mijnbouw en industrialisatie een ring van nieuwe uitbreidingswijken. De stad Heerlen en de omliggende kernen groeide in deze periode aan elkaar vast.
Hoofdstructuur Plangebied
In de ontwikkelingsvisie wordt Heerlen gekarakteriseerd als een ‘gefragmenteerde’, groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Het onderhavige plangebied, stadsdeel Heerlerbaan, is de meest zuidelijke bebouwingskern van Heerlen. Aan de oost- en westzijde van het plangebied liggen grote, onbebouwde, groene ruimten. Een deel van de groenzone direct ten noordoosten in het plangebied is recentelijk (na 2000) bebouwd met woningen.
De in noord-zuidrichting gelegen weg Heerlerbaan vormt structureel het voornaamste stedenbouwkundige element binnen het plangebied. Via deze oude verbindingsweg is het stadsdeel direct verbonden met het centrum van Heerlen. Ook zijn er vanaf deze weg goede verbindingen met de parallel aan de Heerlerbaan gelegen autosnelweg N281 (direct) en A76 (via N281), ten westen van het plangebied.
De door lintbebouwing begeleide weg Heerlerbaan vormt binnen het plangebied een duidelijke, fysieke scheiding tussen een intensief bebouwd gedeelte ten oosten van de weg en een deels onbebouwd en deels extensief ( Hoogveld nog in ontwikkeling) bebouwd gedeelte ten westen van de weg. Zie onderstaande afbeelding die de ruimtelijke structuur van het plangebied weergeeft.
Ruimtelijke structuur plangebied
Ruimtelijke structuur Heerlerbaan en omgeving
Oostelijk deel plangebied
In de structuur van het oostelijk gedeelte van het plangebied tekenen zich twee elementen af. Het eerste element betreft een aantal straten (Caumerboord, Hambeukerboord), die over de volle lengte van het plangebied, parallel aan de Heerlerbaan zijn aangelegd. De aan deze straten gebouwde woningen vormen een stedenbouwkundig antwoord op de achterkanten van het oude bebouwingslint. Behalve in het zuidelijke deel, hier wordt de ruimte tussen Heerlerbaan en Hambeukerboord volledig opgevuld door een aantal grote bedrijfspanden.
Bedrijfspand tussen de Heerlerbaan en de Hambeukerboord
Het tweede element wordt gevormd door de lus, bestaande uit Caumerweg, Jeruzalemstraat, Palestinastraat en de Peter Schunckstraat. Door middel van aansluitingen op de Heerlerbaan, halverwege en aan de zuidzijde van het plangebied, is de hoofdstructuur van de grootschalige woonwijk gekoppeld aan het oude bebouwingslint (Heerlerbaan). De lus deelt het gebied ruimtelijk gezien op in een ‘kern’ en een ‘schil’. Centraal binnen de ‘kern’ ligt een wijkcentrum, met daaromheen een groot aantal woonstraten.
Winkelcentrum aan de Bautscherweg
Het gebied ten oosten van het centrum bestaat grotendeels uit rijen laagbouwwoningen (jaren ’60) die volgens een rechtlijnige strokenverkaveling zijn gebouwd. De stroken aan de rand zijn grotendeels haaks op de ontsluiting lus geprojecteerd. Het deel ten westen van het centrum is wat ouder (jaren ’50) en heeft een wat minder rechtlijnige opzet. Bijzonder element hier is de oude lintstructuur van de Bautscherweg tussen de Heerlerbaan en het wijkcentrum.
Oude "lintstructuur" aan de Bautscherweg
De schil aan de buitenzijde van de lus is globaal onder te verdelen in vier delen met een eigen karakteristiek. Aan de noordzijde ligt een buurt, die begrensd wordt door de Heerlerbaan en de Keerweg, een oude routing met fragmenten lintbebouwing langs het beekdal van de Caumerbeek. Evenwijdig aan deze wegen zijn woonstraten geprojecteerd met laagbouwwoningen in diverse bouwstijlen (jaren ’60 en ’70). In de tussenliggende straten, haaks op het beekdal komt het hoogteverschil nadrukkelijk tot uiting.
Hoogteverschil richting Keerweg
In het noordoosten en oosten bestaat de schil uit een grote verzameling woonerven. Deze zijn door een buurtverzamelweg (Egstraat) met de wijkontsluitingsweg (lus) verbonden. De erven en straten bestaan uit laagbouwwoningen, waarvan het bouwjaar uiteenloopt van omstreeks jaren ’70 tot eind jaren ’90. Verspreid over de open, groene ruimte tussen de verschillende erven staan drie hoge woontorens, die hoog uit torenen boven de aangrenzende laagbouw. Bijzonder element binnen deze zone vormt het gehucht Bovenste Caumer nabij het Beekdal van de Caumerbeek.
Woontoren tussen laagbouw
In het noordelijkst gedeelte van het plangebied, ten zuiden van Sportpark Kaldeborn en ten noorden van de Vullingsweg, zijn vanaf 2000 tot 2017 op ruime kavels moderne vrije sectorwoningen gebouwd. Het zijn twee kleine ‘woonvlekjes’ (longvormig en een kwart cirkel) van elk ongeveer 20 woningen die met elkaar verbonden zijn en worden ontsloten door de Andromeda singel. Het is de laatste stedenbouwkundige invulling en completeert aan de oostzijde het plangebied.
Vrije sectorwoningen in het noorden van het plangebiied
In het zuiden wordt de schil gevormd door zes galerijflats (12 woonlagen) en één woontoren. Door hun omvang en hoogte vormen ze een duidelijke begrenzing van de wijk Heerlerbaan, zowel van binnenuit als van buitenaf. De in schaal sterk afwijkende bebouwing heeft een eigen ruimtelijk patroon, dat min of meer los staat van de structuur van de wijk. Van buitenaf (Euregioweg/binnenring) markeert het wel op een krachtige stedenbouwkundige wijze de grens en entree van Heerlen.
Galerijflats 'markeren' het plangebied vanaf de Euregioweg (Binnenring)
Westelijk deel plangebied
Het westelijke deel van het plangebied is reliëfrijk. De Zandweg, een oude weg met fragmenten lintbebouwing, vormt de scheiding tussen twee gebieden met een duidelijk eigen karakteristiek. Naast de lintbebouwing ligt langs de Zandweg de voormalige Vroedvrouwenschool ( buiten het plangebied), een monumentaal pand, dat door de ligging in het vrije veld aan de top van de heuvel, de omgeving domineert. Naast dit monumentale pand is vrij recent een woontoren gebouwd van 20 verdiepingen. Door zijn hoogte en ligging op de heuvel is het gebouw vanuit de weide omgeving zichtbaar.
![]() |
![]() |
Parc Imstenrade | Hoge woontoren naast Parc Imstenrade |
Ten westen van de Zandweg (buiten het plangebied) ligt een fraai, heuvelachtig bosgebied, ingesloten tussen de N281 en de John F. Kennedylaan. Onder aan de heuvel liggen een aantal grotere vrijstaande woningen aan De Euren, die ontsloten worden via het viaduct onder de N281 en vanaf de Zandweg.
Ten oosten van de Zandweg, tussen Zandweg en Heerlerbaan, ligt een nog relatief jonge villawijk. Deze wordt via een lus en een doodlopende straat vanaf de Zandweg ontsloten.
De woningen variëren in bouwstijl van landelijk tot modern en zijn aan de nieuwe woonstraten (Nelson Mandelastraat, Steve Bikostraat, Ruth Firststraat en Albert Luthulistraat) en tussen de bestaande lintbebouwing gesitueerd.
![]() Landelijke bouwstijl |
![]() Moderne bouwstijl |
Bijzonder element in dit deelgebied vormt de Dr. Clemens Meulenmanstraat, een oudere routing tussen Heerlerbaan en Zandweg, waaraan bijzondere functies zoals onder andere een kerk liggen.
Het plangebied wordt aan de zuid/westzijde gecompleteerd door het overwegend nog in ontwikkeling zijnde woongebied Hoogveld. Het gebied is gelegen tussen de Heerlerbaan, de dr. Clemens Meulemnstraat, de Zandweg, de Imstenraderweg en de N281.
Plangebied Hoogveld in ontwikkeling
Hoogveld is een ontwikkeling van een woonwijk voor ca. 450 woningen die de kwaliteit van het wonen in Heerlen moet versterken. Het gebied heeft fraaie landschappelijke kenmerken zoals wandelpaden en ‘holle wegen’ en een typerend Limburgs reliëf, bosranden en het monumentale gebouw van de voormalige Vroedvrouwenschool als landmark.
Hoofdbebouwingsstructuur
De hoofdbebouwingsstructuur wordt gekenmerkt door een centrale as die dwars op de hoogtelijnen de contour volgt van het aanwezige droogdal in noord-zuidrichting.
Daaraan verbonden, in hoofdzaak dwars daarop staand en in belangrijke mate de hoogtelijnen volgend, liggen de bebouwingslobben. Daarnaast ligt op de westelijk gelegen helling een qua oriëntatie gevarieerd woonblok, van de eerste woonvlek gescheiden door een groene zone. Achter de bestaande bebouwing aan de Dr. Clemens Meulemanstraat, de Ridderweg en de Heerlerbaan zijn lintvormige bebouwingsstroken geprojecteerd teneinde tot een stedenbouwkundige afronding te komen.
De woningen zijn zodanig geclusterd, dat een aanzienlijk deel van de woningen direct of indirect aan de bosrand grenst. Door de stedenbouwkundige opzet, waarbij het landschap een cruciale rol speelt, komt een goed woonmilieu tot stand.
In Hoogveld komt een grote diversiteit aan woningtypes voor, zoals vrijstaande woningen, dubbele villa’s, geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde woningen. De woningen komen voor in een mix van projectmatige kavels en vrije kavels.
![]() |
![]() Vrije kavels |
Natuur, groenstructuur en water
Uitgangspunt voor Hoogveld was het bouwen van een wijk als contramal van een landschappelijke structuur die nauw verbonden is met de continue reeks van bossen. Een samenhangend geheel van eikenhaag-beukenbos met soortenrijke randen vormt een plangebied met een hoge ruimtelijke kwaliteit. De aaneensluiting doet een corridor ontstaan die het buitengebied en het stedelijk gebied met elkaar verbindt. Binnen Hoogveld is een structuur van boslobben met uitlopers naar de randen langs de wijk.
Het centrale deel van de groenstructuur is vormgegeven als een park (zie foto) en heeft een veelheid aan functies. Naast de ecologische en functionele eenheid die het maakt met de omliggende bossen is het een sterk beeldbepalend element dat gekoppeld is aan de voormalige Vroedvrouwenschool (zie foto).
Daarnaast is het park sterk verankerd in de omgeving waardoor de entrees tot Hoogveld en routes door het gebied groen zijn.
![]() Centrale groenstructuur "Parc Hoogveld" |
![]() Parc Imstenrade (voormalige vroedvrouwenschool) |
Het reliëf en de waterhuishouding is binnen het gebied een ander bepalend gegeven. Het verkavelingsplan is zodanig van opzet dat de bebouwing en de straten de hoogtelijnen volgen met de bedoeling om regenwater zo lang mogelijk in het gebied vast te houden. Het overtollige regenwater verzamelt zich en stroomt naar één centrale vijver met een grote buffercapaciteit gelegen in het laagste deel van het park.
Langs de Ridderweg en de Heerlerbaan is sprake van bestaande bebouwing met een menging van functies. Deze bestaande bebouwing sluit stedenbouwkundig aan op nieuw te realiseren bebouwing.
Heerlen wordt wel gekarakteriseerd als een ‘gefragmenteerde’, groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Dit geldt zeker ook voor het plangebied van de Heerlerbaan en omgeving, waar het groene karakter sterk bepaalt wordt door enerzijds woonbuurten en anderzijds het plateaulandschap.
De hoofdgroenstructuur van Heerlen, hier bestaande uit het plateaulandschap, het Caumerbeekdal en het Geleenbeekdal grijpt bij het Imstenraderbos in elkaar, zodat de woonbuurten en de bedrijventerreinen gescheiden van elkaar liggen.
De buurten Giesen Bautch en Heerlerbaan liggen rondom het brongebied van de Caumerbeek en hebben een groen karakter, evenals de nieuwbouwlocatie Hoogveld. De hoofdontsluiting van de woonbuurten in het stadsdeel is overzichtelijk. Een begeleidende groenstructuur is slechts deels aanwezig. In de buurt Heerlerbaan is de groenstructuur gerelateerd aan de karakteristieke opbouw van de buurt met groen- en parkeerstroken tussen en rondom de verschillende flats en woonblokken. Historische objecten zijn voornamelijk aanwezig in de vorm van enkele (voormalige) boerderijen en de Heerlerbaan als historische wegverbinding tussen Heerlen en Aachen.
De Heerlerbaan vormt een aaneenschakeling van lintbebouwing, maar mist een duidelijke samenhang, ook in de groenstructuur. Verblijfsgroen is in het stadsdeel Heerlerbaan voornamelijk gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur van Heerlen. Daarnaast zijn in de buurten Hoogveld en Heerlerbaan enkele parkzones aanwezig. Het centrum van de Heerlerbaan heeft eveneens een groen karakter.
![]() |
![]() |
Verblijfsgroen Heerlerbaan |
Het plangebied is een overwegend gevarieerde (woon) wijk, die gefaseerd tot stand is gekomen. Door deze gefaseerde ontwikkeling is het plangebied ruimtelijk en stedenbouwkundig op te delen in de volgende 4 deelgebieden:
![]() |
![]() |
1 Historische linten
Historische bebouwingslinten bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen die in de loop der tijd langs oudere hoofd- en uitvalswegen ontstaan. Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken er deel van uit. Afhankelijk van de situatie maakt het landschap en de erfbeplanting, via doorzichten tussen de bebouwing, wezenlijk onderdeel uit van de belevingswaarde van deze linten. In zijn algemeenheid zijn deze oude bebouwingslinten over een lange tijd verder verdicht.
Hierdoor is een organische, fijnschalige bebouwingsstructuur ontstaan van vrijstaande en aaneen gebouwde woningen, met variërende goot- en nokhoogten, verspringende rooilijn en afwisselende kapvormen.
Binnen het plangebied komen historische linten voor aan de Heerlerbaan de noordzijde van de Rukkerweg, de zuidzijde van de Bautscherweg, beide zijden van de Bovenste Caumer, de Ridderweg en de westzijde van de Zandweg.
Heerlerbaan
2 Vooroorlogse woongebieden (jaren 30)
Aan het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw zijn in de meer stedelijke gebieden uitbreidingswijken gebouwd met een compacte woonbebouwing. De gevelarchitectuur komt met name vooral tot uitdrukking in de vlakke straatwanden. Op de hoeken van bouwblokken komen vaak verbijzonderingen voor. De bouwblokken in de vooroorlogse gebieden hebben een sterk gesloten karakter en zijn opgebouwd uit geschakelde en twee- onder-éénkapwoningen, en in sommige gevallen vrijstaande woningen die geen verspringingen in de rooilijn vertonen. De samenhang in het straatbeeld wordt in sommige gevallen versterkt door gemetselde erfafscheidingen aan de voortuinen. De bouwmassa is vrijwel altijd opgebouwd uit twee bouwlagen met een zadeldak of een (geknikt) schilddak met donkere keramische pannen (rood, antraciet). Daarnaast zijn elementen als erkers, balkons en dakkapellen in het ontwerp opgenomen. De kap is meestal voorzien van grote overstekken.
Binnen het plangebiedi s deze bouwperiode slechts alleen aanwezig aan een gedeelte van de Keerweg.
Keerweg
3 Woningbouw 1940 – 1980 (inclusief Woonerven 1970-1980)
Het eerste gedeelte van deze bouwperiode na de oorlog, ook wel de wederopbouwperiode genoemd, is gekoppeld aan de woningnood. De periode wordt gekenmerkt door stedenbouwkundige grote aantallen seriematige woongebieden. Aanvankelijk blijft de vormgeving nog kleinschalig, later vanaf eind jaren 50, gaat dit over in steeds grootschaliger (prefab) productie. De woongebieden die gebouwd zijn in de periode 1945-1970 zijn grootschalige autonome stadsuitbreidingen die op de tekentafel al helemaal waren uitgedacht. Ze worden gekenmerkt door veelal een orthogonaal stratenpatroon met uniforme, losstaande bebouwingsstroken, waardoor de huizen en blokken rondom zichtbaar zijn. De wijken zijn ruim van opzet en hebben door de inpassing van o.a. pleinen en bomen een groen karakter.
Hogere woongebouwen (portiekflats, duplexwoningen, en flats) zoals b.v. aan de Peter Schunckstraat, liggen aan gemeenschappelijk groen.
Woonerven
In de periode 1970-1980 ontstond een felle reactie op de grootschaligheid en monotonie van de woonwijken uit de jaren 60-70 van de vorige eeuw. Deze mondde uit in een ver doorgevoerde kleinschaligheid, zowel in architectuur als in stedenbouw. In Heerlen dateren echter ook een groot deel van de woonerven uit de jaren 80 van de vorige eeuw.
Deze periode wordt gekenmerkt door de woonervencultuur met kronkelende straten. Het erf is de ruimtelijke eenheid waaruit deze wijken zijn opgebouwd. De bebouwing bestaat voornamelijk uit geschakelde één- en meergezinswoningen en is wat vorm en detaillering betreft zeer divers van aard. Zij wordt gekenmerkt door de vele richtingsveranderingen en verspringingen in de rooilijn. Er is sprake van weinig onderscheid tussen voor- en achterkanten. In deze woonwijken is, door de variatie in nokhoogte en kapvorm, gevelindeling en rooilijnen een heel gevarieerd gevelbeeld ontstaan.
Deze bouwperiode is in het plangebied het nadrukkelijkst en in grote woningaantallen aanwezig aan de oostzijde van het plangebied tussen de Heerlerbaan en de Euregioweg.
![]() |
![]() Bautscherweg (strokenverkaveling) |
4 Woningbouw na 1980 tot heden
Het meest bepalend voor de verschijningsvorm van recente (woning)bouw zijn de toegenomen welvaart en de globalisering. Deze periode, vanaf 1980 tot heden, kent een grote diversiteit aan bouwstijlen, van traditioneel tot ultra modern. Nieuwe woongebieden krijgen een duidelijk imago mee dat onder meer naar voren komt in een uitgesproken architectuur. Soms wordt teruggegrepen op architectuurstijlen uit het verleden. Er ontstaan buurten met geheel verschillende architectuur, bijvoorbeeld van neo-traditioneel (jaren 30-stijl) tot neo-modern (kubistisch, staal beton, glas).
Per blok, straat of buurt komen vaak meerdere typen woningen voor. In de stedenbouwkundige opzet van de wijken hebben verschillende architectuur thema’s een bewuste plek toegewezen gekregen, zodat ook het beeld van de wijken als geheel wordt ondersteund. In de verkavelingsopzet is weer gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Er zijn weer echte woonstraten en bouwblokken gemaakt, waarbij de voorzijde is gericht naar de straat en in de binnengebieden aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen.
Deze bouwperiode komt in het plangebied op een aantal plaatsen voor:
![]() |
![]() Andromedasingel |
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Heerlerbaan, die het plangebied in noord-zuidrichting doorsnijdt en door de Euregioweg, de oostelijke rondweg van Heerlen. Beide gebiedsontsluitingswegen takken aan op de parallel aan de Heerlerbaan gelegen N281, die vervolgens aansluit op de nog westelijker gelegen A76.
De Heerlerbaan, die een directe verbinding vormt met het centrum van Heerlen, is de voornaamste ontsluitingsweg binnen het plangebied. Het gehele plangebied wordt op deze weg ontsloten. De woonwijk aan de oostzijde van de Heerlerbaan heeft daarnaast een aansluiting op de rondweg.
De Heerlerbaan heeft een breed en stedelijk profiel, bestaande uit een brede rijbaan met aan weerszijden een fietsstrook, parkeerhavens en een trottoir. Veel panden hebben geen voortuin maar grenzen direct aan het trottoir. Er zijn weinig bomen aanwezig in het stedelijke profiel van de weg, iets wat als een gemis voelt bij zo’n belangrijke oude stadsweg.
![]() |
![]() |
Zuidzijde Heerlerbaan | Noordzijde Heerlerbaan |
De wijkontsluitingsweg voor de woonwijk ten oosten van de Heerlerbaan wordt gevormd door een lus, bestaande uit de Caumerweg, Jeruzalemstraat, Palestinastraat en de Peter Schunckstraat. Het verkeer van de woonbuurten binnen deze wijk wordt op de wijkontsluitingsweg verzameld en afgewikkeld op de Heerlerbaan en de Euregioweg.
De wijkontsluitingsweg heeft een breed profiel dat voor het grootste deel is opgebouwd uit een rijbaan met fietsstroken en trottoirs aan weerszijden van de weg. De begrenzing van de weg varieert sterk; flats, rijenwoningen, groenstroken met laanbeplanting, achtertuinen en zijtuinen van woningen.
Peter Schunckstraat
De woonerven in de noordoostelijke schil van het plangebied worden via een aparte buurtverzamelweg ontsloten op de wijkontsluitingsweg. Het onderscheid tussen de buurtverzamelweg (ontsluitingsfunctie) en de diverse woonerven/ woonstraten (verblijsfunctie) is duidelijk door een verschil in inrichting (profiel en materiaalgebruik).
De ontsluiting van het deel ten westen van de Heerlerbaan gebeurd via een tweetal rotondes (Dr. Clemens Meulemanstraat, Hoogeveldlaan) vanaf de Heerlerbaan. Tussen deze twee rotondes kan vanaf de Heerlerbaan ook via de Ridderweg het westelijk plangebied worden ingestoken. Deze drie wegen fungeren voor dit plangedeelte als wijkontsluitingswegen.
De stedenbouwkundige opzet is een veel andere dan die aan de oostzijde van de Heerlerbaan. De bebouwingslobben in het westelijk deel houden duidelijk rekening met het fraaie landschap, en volgen de in het landschap aanwezige hoogtelijnen. De aanwezige woonstraten vormen een afgeleide van dit stedenbouwkundige uitgangspunt en volgen de bebouwing.
Hoogveld
Mobiliteit
Binnen het plangebied vinden er geen activiteiten plaats die aanleiding geven tot ingrijpende aanpassing of verandering van de verkeerssituatie binnen noch buiten het plangebied. Zowel de Heerlerbaan als de wijkontsluitingsweg maken onderdeel uit van een busverbinding.
Parkeren
Voor alle bestemmingen, waar door wonen of bedrijvigheid een behoefte aan parkeren verondersteld mag worden, geldt parkeren op eigen terrein als uitgangspunt. Daarbij dient, goed verspreid over het plangebied, minstens 25 procent van de capaciteit openbaar toegankelijk te zijn.
Paden
Binnen het gebied liggen diverse specifieke paden voor voetgangers. Deze liggen voornamelijk binnen de groengebieden verspreid over het plangebied.
Het plangebied kan, na voltooiing van Hoogveld, nagenoeg als afgerond worden beschouwd, de bebouwing in het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Er komen echter ook diverse andere functies in het plangebied voor, zoals in deze paragraaf beschreven.
Maatschappelijke voorzieningen
Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor.Aan de noordzijde van het plan gebied ligt aan de Corisbergweg de landschappelijk fraai ingepaste zorgboerderij Corisberg. Aan de Vullingsweg is een groot fraai in het groen gelegen zorgcentrum (Oranjehof) aanwezig, het gebouw heeft een royale footprint en heeft 3 bouwlagen. Naast het zorgcentrum is ook aan de Vullingsweg in één gebouw een huisartsenpraktijk gevestigd, en een bibliotheek.
![]() |
![]() |
(zorg)woningen Corisberg | zorgcentrum Oranjehof |
Aan de oostzijde van het plangebied is aan de Egstraat, mooi in het groen, een R.K. basisschool, de Windwijzer, gesitueerd. Wat meer aan de zuid-oostzijde is aan de Gaffelhof 73 een Taalschool (de Werelddelen) aanwezig. Op de hoek Vullingsweg Jerichostraat is een Chinese school aanwezig.
Aan de Palestinastraat 326 is een architectonisch bijzondere rooms katholieke kerk Sint Andreas gesitueerd. De kerk ligt voor een groot gedeelte onder de grond (talud).
![]() Basisschool De Windwijzer |
![]() Taalschool de Werelddelen/ De Vlieger |
![]() St. Andres "ondergronds" R.K. kerk |
![]() |
Op een groot binnenterrein aan de oostkant van de Heerlerbaan is recent een kinderdagverblijf gerealiseerd.
In het noorden van het plangebied aan de westzijde van de Heerlerbaan staan de restanten van een voormalige watertoren die thans nog gebruikt wordt voor de huisvesting van een pompstation.
Op de hoek van de Heerlerbaan en de Dr. Clemens Meulemanstraat staat de markante rooms- katholieke Sint-Josephkerk. In het zuiden van het plangebied is aan de Heerlerbaan (277) ‘De Koninkrijkszaal’ van Jehova's Getuigen aanwezig. Aan de Heerlerbaan (142) staat een groot pand ten behoeve van ‘jeugd en gezin Parkstad- maatschappelijke opvang’ op een royaal perceel. Achter het pand staan verschillende paviljoens. Tot slot is aan de Dr. Clemens Meulemanstraat een grote begraafplaats aanwezig.
Bedrijven
Het plangebied heeft voor het overgrote deel een woonfunctie, de aanwezige bedrijven zijn vooral geconcentreerd aan het zuidelijkste gedeelte van de Heerlerbaan en hebben een grote gevarieerdheid.
Zo zijn daar aanwezig een bedrijf t.b.v. rolluiken, een tankstation (Shell), een Autowas-straat, een bouwbedrijf, Houtshop Schroeders (hout, ijzerwaren, doe het zelf), verhuurbedrijf Boels, een houtbedrijf die steigerhouten meubelen maakt en verkoopt en Garage Kwikfit. Wat verder naar het noorden is op huisnummer 134 een schildersbedrijf aanwezig en is tegenover het punt waar de A gen Giezen uitkomt op de Heerlerbaan een Goudsmid en een Carcleaning bedrijf aanwezig.
![]() Bedrijven gesitueerd aan de Heerlerbaan |
![]() Verhuurbedrijf aan de Heerlerbaan |
Detailhandel
Aan de Heerlerbaan is de meeste detailhandel aanwezig zoals de Harense Smid, aan de Hambeukerboord (straat parallel aan de Heerlerbaan) ligt een grote woninginrichtingszaak Hiero. Verder zijn aan de Heerlerbaan te vinden Supermarkten Aldi en Plus, Keukenhal, wand en vloertegels Eurotegel, tapijt/ vinyl enz. Carpet Right, computer service winkel (PC Tronic), en een bloemenwinkel, een winkel voor de verkoop van haarden. Op de hoek Heerlerbaan/ A gen Giezen zit een winkel t.b.v. trouwkleding, tegenover de winkel is een kapsalon aanwezig. Op de Heerlerbaan is op huisnummer 156 naast een goudsmid een winkel aanwezig voor inkoop en verkoop van nieuwe en gebruikte goederen. Iets noordelijker zit aan de zelfde zijde een Boerderijwinkel. Ter hoogte waar de Bradleystraat uitkomt op de Heerlerbaan is een grote winkel t.b.v. teken en schilders benodigdheden aanwezig.
Een tweede concentratie van detailhandel is aanwezig aan de Bautscherweg en winkelcentrum Giesen Bautsch waar naast kledingzaken o.a. aanwezig is een dierenspeciaalzaak, supermarkt, tabakswinkel, twee bakkerijen, een optiek, Blokker, Zeeman, bloemenwinkel en een chocolaterie.
Concentratie van winkels aan de Bautscherweg
Horeca
Horeca komt in het plangebied niet zo veel voor. Voor zover aanwezig, zoals een horeca zaak aan de rotonde tegenover de Sint-Josephkerk, en een horecazaak iets zuidelijker aan de Heerlerbaan (137) en aan de Heerlerbaan hoek Caumerweg. Aan de Bautscherweg is naast een restaurant en horecazaak een friture aanwezig. Wat verderop is aan de Bautscherweg in een buurtwinkelcentrum een Chinees restaurant aanwezig.
![]() |
![]() |
horecapanden gelegen aan de Heerlerbaan |
Dienstverlening
Op de hoek Bautserweg Heerlerbaan is een fysiotherapie praktijk aanwezig, een klein stukje verderop zit een orthopedisch centrum en op huisnummer 78 is een apotheek aanwezig. Iets noordelijker aan de Heerlerbaan is, tegenover het punt waar de A Gen Giezen aansluit op de Heerlerbaan, is een inkoop van goud aanwezig en een inkoop en verkoop gebruikte goederen.
Aan de Heerlerbaan zijn een tweetal kapsalon's gehuisvest.
Verder zijn aan de Bautscherweg een apotheek, dierenkliniek, twee kapperszaken, een Postkantoor, een geldautomaat en een stomerij aanwezig.
Aan de westzijde van de Heerlerbaan schuin tegenover de Bradleystraat is een fysiotherapie centrum gehuisvest in een pand waar verder nog kantoren aanwezig zijn.
![]() Kapsalon aan de Heerlerbaan |
![]() Dierenkliniek aan de Bautscherweg |
Sport en recreatie
In het plangebied zijn gemeentelijke sportvoorzieningen aanwezig. En aan de Heerlerbaan ligt een Fitness/ Sportschool.
Nutsvoorzieningen
Verdeeld over het plangebied zijn tal van nutsvoorzieningen al dan niet inpandig aanwezig.
Hoogspanningsstation aan de oostzijde van de Euregioweg
In de Woningmarktprogrammering Parkstad 2019-2022 is, zoals aangegeven in paragraaf 2.3.3, een project opgenomen dat ligt in het plangebied van het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving.
Het betreft de locatie Hoogveld, waar een nieuwe woonwijk wordt ontwikkeld. Voor de realisatie hier van is op 21 november 2003 een exploitatieovereenkomst opgesteld. Deze overeenkomst is op 7 juli 2016 is aangevuld met een addendum. Doel hiervan is om de afzetmogelijkheden te vergroten. Fase 1 is grotendeels afgerond. Fase 2 is opgestart. Voor 2 deellocaties binnen deze fase is een (separate) bestemmingsplanprocedure gestart om de woningtypologie te wijzigen van gestapeld in grondgebonden. Deze locaties worden daarom in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving niet meegenomen.
Zoals opgemerkt is een deel van de woningen van fase 2 t/m 5 inog niet gerealiseerd. In het addendum is een fasering opgenomen, waarbij de laatste fase in 2024 wordt afgerond.
Op basis van provinciaal, regionaal en gemeentelijk woningbouwbeleid worden onbenutte woningbouwtitels bij de actualisatie weg bestemd. Voor deze locatie is dit echter niet aan de orde, omdat het project is opgenomen op de Woningmarktprogrammering. Het beleid maakt voor dergelijke projecten een uitzondering.Het project is getoetst op markttechnisch perspectief op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Op basis hiervan heeft het plan een lage score,
Gezien het feit dat het project voorkomt op de Woningmarktprogrammering zijn de woningen positief bestemd in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving. Echter omdat het project is ingedeeld in de laagste categorieën van de programmering, is voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwmogelijkheden op deze locatie te amoveren. Voor Hoogveld is een wijzigingstermijn van 5 jaar opgenomen. De looptijd van de termijn treedt in werking na het onherroepelijk worden van het bestemmingplan. De termijn is onder andere gebaseerd op de omvang en uitvoering van het project.
Bij de vaststelling van de Structuurvisie ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL) op 20 december 2017 is een motie aangenomen. De raad heeft aan het college opdracht gegeven om op korte termijn met alle betrokken partijen, projectontwikkelaars, vastgoedeigenaren, retailers en eventuele andere mogelijke maatschappelijke partners, zoals zorgaanbieders, te gaan overleggen om daarmee te komen tot een integrale visie op de wijkvoorzieningen voor het stadsdeel Heerlerbaan. Daartoe is een quickscan uitgevoerd; met alle betrokken partijen is gesproken. Doel van de quickscan was bouwstenen te verzamelen voor de verdere ontwikkelingen van de Heerlerbaan.
Er loopt een vervolgproces. De uitkomst is nog onzeker. Vandaar dat in bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving de huidige vigerende situatie is opgenomen.
Het idee van de snelfietsroute Heerlen/Kerkrade-Aken is ontstaan naar aanleiding van een prijsvraag in Nordrhein-Westfalen (2013) om verschillende snelfietsroute in deze deelstaat aan te leggen. De oorspronkelijke bedoeling was de aanleg van een snelfietsroute tussen Aken en Herzogenrath. Later zijn Kerkrade en Heerlen aan dit project toegevoegd. Men zag in het grensoverschrijdend karakter een troef om meer kans te maken op subsidies ten gevolge van de prijsvraag. In november 2013 werd de snelfietsroute Heerlen/Kerkrade – Aken uitgeroepen als één van de winnaars van de prijsvraag.
In overleg met Kerkrade en Aken werd het tracé in Heerlen al snel gekozen, met name langs de route Akerstraat-Heesbergstraat-Heerlerbaan. Deze route vormt dan ook een rechte lijn richting Aken. Aangezien de ideale inrichting van het gehele tracé financieel heel ingrijpend is, is ervoor gekozen om een knelpuntenrapport op te stellen. In dat rapport is elk knelpunt van het tracé grondig geanalyseerd en wordt een oplossingsrichting voorgedragen. De bedoeling is dat het gehele tracé stapsgewijs wordt aangepakt zodat de snelfietsroute uiteindelijk de gewenste inrichting heeft aangenomen.
Het tracé in het bestemmingsplangebied lijkt grotendeels te passen binnen de bestemmingen zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving.
De woonwagenstandplaatsen gelegen aan Herculespad 7a en 7b liggen (gedeeltelijk) in de geldende bestemmingsplannen 'Kookerstraat-Kaldeborn' uit 2002 en 'Woonwagenlocaties' uit 1994.
In deze plannen zijn deze twee woonwagenstandplaatsen niet geregeld. De standplaatsen worden evenwel reeds sinds 2004 door de gemeente Heerlen verhuurd. Vermoedelijk zijn de standplaatsen ooit bedoeld als tijdelijke standplaatsen op een moment dat extra capaciteit noodzakelijk was. Feit is dat de standplaatsen sinds 2004 (Herculespad 7b) en 2007 (Herculespad 7a) door de gemeente Heerlen worden verhuurd en als zodanig ook al die tijd in gebruik zijn geweest als woonwagenstandplaats.
In artikel 4.2.3 van het beleidskader gemeentelijk woonwagen en standplaatsbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties staat aangegeven dat het College voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat het beleid van gemeenten die er naar streven het aantal standplaatsen te reduceren, het zogeheten uitsterfbeleid, in strijd is met het grondwettelijk recht op gelijke behandeling. Het weghalen van woonwagenstandplaatsen die onderdeel uitmaken van de huidige kernvoorraad is dan ook niet toegestaan.
Er is dan ook onderzocht of de twee woonwagenstandplaatsen aan Herculespad 7a en 7b alsnog planologisch geregeld kunnen worden. De woonwagenstandplaatsen zijn getoetst aan de geldende beleidskaders; daarbij is geconstateerd dat er geen strijdigheden zijn.
Beleidsmatige toets
Het geldende woonbeleid geeft aan dat de woningvoorraad in omvang niet meer mag groeien, dit om te voorkomen dat de leegstand toeneemt. Leegstand leidt tot verloedering en ook tot waardedaling. Dit basisprincipe leidt ertoe dat nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad zullen moeten worden gecompenseerd. Het planologisch regelen van de twee woonwagenstandplaatsen wordt echter niet gezien als nieuwe woningbouw, het betreft namelijk een feitelijke situatie. Volgens de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg is compensatie dan ook niet aan de orde. Het betreft een administratieve correctie van een feitelijke situatie waar, gerezen de feitelijke situatie, gebruik van kan worden gemaakt. Conform de beleidsmatige afspraken in de structuurvisie wordt dit gemeld bij de regio.
De woonwagenstandplaatsen zijn gelegen in een zone in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL) aangewezen als 'landelijk gebied' met nadere onderverdeling tot 'buitengebied'. De bestaande woonwagenlocatie Herculespad is geheel in de zone 'buitengebied' gelegen. Het planologisch toevoegen van de twee woonwagenstandplaatsen betreft een beperkte uitbreiding van deze woonwagenlocatie. In feitelijk zin wordt een reeds sinds 15 jaar bestaande situatie gelegaliseerd. Gezien de context en de feitelijke invulling ter plaatse van de zone 'buitengebied' onstaat er geen strijdigheid met het POL. Vanuit de omgevingsverordening gelden geen specifieke voorwaarden ten aanzien van de locatie.
Milieuaspecten
De woonwagenstandplaatsen zijn op circa 60 meter gelegen van de 150 kV hoogspanningsleiding. In 2018 is door het RIVM een actualisatie gedaan van de indicatieve magneetveldzones van hoogspanningslijnen in Nederland. Hieruit volgt dat voor de 50 kV lijn Beersdal-Treebeek de indicatieve zone 40 meter bedraagt aan beide zijden van de leiding. Daar de twee woonwagenstandplaatsen op grotere afstand zijn gelegen dan 40 meter is er voldoende zekerheid dat wordt voorkomen dat er sprake is van een langdurige blootstelling aan een veldsterkte die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 microtesla. Daarmee is tevens duidelijk dat invulling wordt gegeven t.a.v. het voorzorgsbeleid zoals dat in 2005 door het toenmalige ministerie van VROM is geadviseerd.
Ook wat de geluidsbelasting betreft voldoen de twee woonwagenstandplaatsen. Bij een gecumuleerde geluidbelasting op de woonwagens kan worden voldaan aan het vereiste binnengeluidniveau van 33 dB. Uitganspunt daarbij is dat de gemiddelde woonwagen aan gevelwering behaalt van 15 tot 17 dB.
Er zijn geen overige belemmeringen van milieutechnische-, stedenbouwkundige- dan wel verkeerstechnische aard.
Gezien bovenstaande constateringen is besloten de twee woonwagenstandplaatsen in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving op te nemen.
Op grond van het Softdrugsbeleid gemeente Heerlen (september 2002 en geactualiseerd mei 2004) zijn er maximaal drie coffeeshops toegestaan in de gemeente Heerlen. Deze coffeeshops zijn geografisch verspreid over drie stadsdelen ten behoeve van het toezicht, bereikbaarheid en een evenredige druk op het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Op basis van het Softdrugbeleid gemeente Heerlen is in het stadsdeel Heerlerbaan (en de buurten Welten-Benzenrade, Bekkerveld-Aarveld, Caumerveld-Douve Weien en Molenberg) maximaal één coffeeshop toegestaan.
Vanaf 2001 is op de locatie Heerlerbaan 160 een coffeeshop gevestigd. In de loop van de jaren hebben daar meerdere (gewelds)incidenten plaatsgevonden die de openbare orde en veiligheid en het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de omgeving van de coffeeshop hebben verstoord. Maatregelen die genomen zijn om de openbare orde en veiligheid, het woon-, leef- en ondernemersklimaat evenals de objectieve en subjectieve veiligheidsgevoelens van bewoners en ondernemers te herstellen hebben onvoldoende effect gehad.
Dit heeft geresulteerd in de 'Beleidsregel aanvullend vestigingscriterium stadsdeel Heerlerbaan', (vastgesteld op 29 april 2020). Met het vaststellen van deze beleidsregel is een aanvullend vestigingscriterium genomen. De beleidsregel is een tijdelijke aanvulling van het Softdrugsbeleid gemeente Heerlen. De beleidsregel zorgt voor het tijdelijk (periode 1 mei 2020 tot 1 mei 2030) uitsluiten van een, in omvang beperkt, gebied in het stadsdeel Heerlerbaan voor de vestiging van een coffeeshop. Het betreft het gebied:
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.
In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.), aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van uit te voeren activiteit(en) zijn. Daarom moet bij elk planologisch besluit, maar ook bij bepaalde vergunningen, over activiteiten die voorkomen de D-lijst van het Besluit m.e.r., een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling' opgesteld worden.
Op 27 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierdoor dient, voor de genoemde activiteiten in de D-lijst van de bijlage bij het Besluit m.e.r., een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen, ook indien niet wordt voldaan aan de genoemde drempelwaarden.
Bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is een conserverend bestemmingsplan, dat geen ontwikkelingen of nieuwe activiteiten als benoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. mogelijk maakt. Het opstellen van een milieueffectrapportage of het nemen van een m.e.r.-beoordelingsbesluit is hierdoor niet noodzakelijk.
De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).
Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3 Wgh op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Dit betekent dat bij een beheerplan (een plan dat niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen) die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai plaats te vinden.
Spoorweglawaai is niet aan de orde aangezien er géén spoor in of in de nabijheid van het plangebied ligt.
Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is voor slechts een klein deel in het zuidwesten van het gebied Hoogveld aan de orde. In het verleden is door de Kroon een zone vastgesteld voor zowel gezoneerd industrieterrein Beitel Heerlen als voor industrieterrein Beitel Kerkrade. Beide zones reiken tot in het gebied Hoogveld. Onderwerpelijk plan betreft echter – zoals hiervoor vermeld – een beheersplan zonder nieuwe ontwikkelingen, weshalve een akoestisch onderzoek niet aan de orde is.
Artikel 48 van de Wet geluidhinder kan buiten verdere toepassing blijven.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede kwaliteit te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.
Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 22 december 2015 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2021. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatie gebonden maatregelen.
De Waterwet (22 december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De waterbodemregelgeving die voorheen was opgenomen in de Wet bodembescherming is overgegaan naar de Waterwet. Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.
Specifiek voor wat betreft de omgang met hemelwater is de perceeleigenaar primair verantwoordelijk gesteld voor de verwerking van het op zijn perceel gevallen hemelwater. Dit brengt met zich mee dat de perceeleigenaar verantwoordelijk is voor de ontwatering en afwatering van zijn eigen perceel. Alleen in uitzonderingsgevallen kan hemelwater geloosd worden op het openbaar riool.
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden besproken met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2016-2021 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid.
Dit gaat over:
Provinciale Staten hebben het beleid vastgesteld. Waterschap Limburg, gemeenten en derden voeren het uit. Een belangrijk onderdeel van het Provinciaal Waterplan is de alliantie tussen Provincie en Waterschap Limburg.
In de planperiode 2016-2021 investeren Waterschap Limburg, gemeenten, de Rijksoverheid, de Europese Unie en de Provincie gezamenlijk 580 miljoen euro in het Limburgse water. De Provincie draagt hier aan 24 miljoen euro bij.
Met het Provinciaal Waterplan wordt niet alleen voldaan aan de eisen die Europa stelt in de Kaderrichtlijn Water en de Rijksoverheid in de Waterwet en het Deltaprogramma. Het Provinciaal Waterplan vormt samen met het van de Rijksoverheid en het Waterbeheersplan Limburg 2016-2021 van Waterschap Limburg een onderdeel van het tweede Stroomgebiedbeheerplan Maas 2016-2021.
Provinciale Staten hebben het beleid vastgesteld. Waterschap Limburg, gemeenten en derden voeren het uit. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels.
Per 1 januari 2017 zijn de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei gefuseerd tot het nieuwe Waterschap Limburg. Vooruitlopend op deze fusie hebben de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei gezamenlijk het Waterbeheerplan 2016-2021 opgesteld.
Het Waterbeheerplan 2016-2021 is een integraal beleids- en uitvoeringsplan van Waterschap Limburg. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2016 tot en met 2021. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst Zo wordt de koers uitgezet voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg waarbij nadrukkelijk de gevolgen van de klimaatverandering en de ontwikkeling in de maatschappij worden betrokken.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 is beschreven hoe het waterschap het watersysteem en waterkeringen op orde wil brengen, welke thema's hierbij spelen, welke maatregelen het waterschap gaat uitvoeren, wie hun partners daarin zijn en hoe het waterschap dit monitort en bijstuurt. Voorbeelden van maatregelen zijn: het aanleggen en verbeteren van d
Ook staat beschreven welke bijdrage de waterschappen leveren aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorbeelden van maatregelen zijn: het aanleggen en verbeteren van dijken tegen overstromingen, het aanpakken van knelpunten van wateroverlast, herstellen van beken en het optimaliseren van de rioolwaterzuiveringsinstallaties.
In de Keur is een nieuwe bergingsnorm opgenomen van 80 mm voor rechtstreekse lozingen op oppervlaktewater. Uitgangspunt is dat de bergingsnorm bij nieuwe verharding (rechtstreeks lozend op oppervlaktewater) bindend is. Bij bestaande verharding wordt de norm als richtlijn gebruikt. Hierbij is het streven om zoveel mogelijk naar de nieuwe norm toe te groeien. Uitgangspunt gemeente blijft bergingseis T=25 (35 mm in 45 minuten) en doorkijk naar T=100 (45 mm in 30 minuten).
In het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving wordt de bestaande situatie vastgelegd. Bij eventuele vernieuwing of herinrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met het voornoemd beleid. Ook bij wijziging van de afwatering dan wel vernieuwing van de riolering wordt hiermee rekening gehouden.
Beschrijving van het gebied
Bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving bestaat uit enkele specifieke gebieden wat betreft uitgangspunten m.b.t. onderdeel water.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 28 september 2016 het Bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Hierbij kan volstaan worden met een globale toets, bijvoorbeeld middels de bodemkwaliteitskaart. Bij latere ontwikkelingen in deze gebieden zal in het kader van bouwactiviteit mogelijk een bodemonderzoek moeten plaatsvinden.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. In het bodembeleidsplan is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen opgenomen. De bodem in de gemeente Heerlen is beschreven in een bodemkwaliteitskaart die conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is vervaardigd. Er kan worden geconcludeerd dat de lokale bodemkwaliteit over het algemeen voldoende wordt beschreven door de bodemkwaliteitskaart voor alle zones.
Homogene deelgebiedenkaart
Het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is deels gelegen in deelgebied Agrarisch en Natuur en deels in Woonwijken en Industrie.
Knelpunten
Een uitgevoerde globale inventarisatie naar registraties conform de WKBP (Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen) heeft de volgende knelpunten opgeleverd:
Op bovengenoemde locaties is nazorg van toepassing en zijn graafwerkzaamheden alleen toegestaan met toestemming van bevoegd gezag Wbb van de gemeente Heerlen. De reden hiervoor is dat in de bodem restverontreiniging aanwezig is.
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangewezen. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Het plangebied Heerlerbaan en omgeving ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied dat is gelegen aangrenzend aan de Keulseweg (globaal gelegen tussen het gehucht Benzenrade, de Keulseweg en de Imstenraderweg. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten - in principe en afhankelijk van de aard van de ingreep - worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde Voortoets/Habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg.
Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen, is een dergelijke toets niet nodig.
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De nadruk komt te liggen op het samenspel tussen provincies en gemeenten. Provincies bepalen wat voor hun gebied wel en niet mag in de natuur.
De provincie Limburg heeft dit opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014, hoofdstuk 3. Er gelden drie vergunningen voor activiteiten in of met een effect op een Natura 2000-gebied:
Het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is conserverend van aard en heeft daarom geen negatieve effecten op de aanwezige soorten in het plangebied.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 onder titel 2 eisen ten aanzien van de luchtkwaliteit opgenomen (ook 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). Daarmee hangen de volgende besluiten en regelingen samen:
Deze wet- en regelgeving omvat maatregelen om aan de ene kant de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken en aan de andere kant te voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
Conform artikel 5.16a van de 'Wet luchtkwaliteit' kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat bij een (dreigende) overschrijding van één of meerdere grenswaarden projecten doorgang vinden die er toe leiden dat het aantal blootgestelden met een verhoogde gevoeligheid toeneemt. In dit kader is het Besluit gevoelige bestemmingen opgesteld. Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren in overschrijdingssituaties voor zogenaamde 'gevoelige bestemmingen'. Tot die gevoelige bestemmingen worden scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingshuizen gerekend. In het Besluit is aangegeven dat moet worden onderzocht of op een locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden, indien de locatie is gelegen binnen 300 meter vanaf Rijkswegen of binnen 50 meter vanaf provinciale wegen.
In het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving zijn geen ontwikkelingen voorzien die binnen de onderzoeksafstanden van een Rijksweg dan wel een provinciale weg liggen.
In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die binnen de getalsmatige grenzen vallen en daardoor niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit moet gemotiveerd worden door het bevoegd gezag, zijnde de raad.
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden geen wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit overschreden.
Externe veiligheid beschrijft de risico's, die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.
Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld.
Externe veiligheid inrichtingen
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Ter uitvoering van het Bevi geldt de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi). Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor zogenaamde categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen.
Externe veiligheid buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). De aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de aanwijzing van de rekenmethodiek zijn opgenomen in de 'Regeling externe veiligheid buisleidingen' (Revi). De toetsingssystematiek uit het Bevi wordt ook toegepast bij buisleidingen.
Externe veiligheid transport
Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, via het spoor en via het water staat beschreven in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin is het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' verankerd. Het primaire doel van dit basisnet is het creëren van een plafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Aan de hand van deze maximale vervoerstromen van gevaarlijke stoffen kunnen de externe veiligheidsrisico's worden bepaald.
Externe veiligheid en vuurwerk
Het Vuurwerkbesluit reguleert handelingen met vuurwerk. Dit betreft de vervaardiging/assemblage, verhandeling, in- en uitvoer, opslag, bewerken en afsteken van zowel professioneel als consumentenvuurwerk. Doel hiervan is een betere waarborging voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die deze handelingen met vuurwerk kunnen veroorzaken. De afstanden tot kwetsbare objecten zijn gebaseerd op de te verwachten effecten bij een calamiteit. Dit zijn vaste afstanden. Dit wijkt af van de risicobenadering bij de omgang met andere gevaarlijke stoffen.
Externe veiligheid windmolens
Windturbines die op land geplaatst worden vallen onder het Besluit Omgevingsrecht categorie B inrichtingen waarop het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het zgn. 'Activiteitenbesluit milieubeheer' kortweg het Activiteitenbesluit) van toepassing is. Meer specifiek gaat betreft dit § 3.2.3. “In werking hebben van een windturbine”. Voor de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten (plaatsgebonden risico) is het Activiteitenbesluit het belangrijkste beoordelingskader.
Het Handboek Risiconormering Windturbines (3.1) omvat de praktijkrichtlijn of handreiking om een kwantitatieve risicoanalyse voor de risico's van windturbines op de omgeving op een eenduidige en consistente wijze te kunnen uitvoeren.
Voor de gemeente Heerlen is uitsluitend onderzoek gedaan naar plannen voor windturbines. Het analyseren van bestemmingsplannen werd niet nodig geacht, omdat de hoogtebeperkingen in de gemeente Heerlen niet onder de 100 meter (t.o.v. de grond) komen.
In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.
Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.
Als onderdeel van het gemeentelijke beleid heeft de gemeente Heerlen een routering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. Behoudens op de vastgestelde route is het niet toegestaan routeplichtige gevaarlijke stoffen te vervoeren. Voor het vervoer vanaf de route naar het afleveradres dient een ontheffing te zijn afgegeven. Door deze routering wordt sturing gegeven aan een veilige afwikkeling van het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen binnen Heerlen.
In 2014 is in opdracht van de provincie Limburg door Adviesgroep AVIV in beeld gebracht welke risicobronnen in de gemeente Heerlen aanwezig zijn en welke risico's deze voor de omgeving kunnen opleveren. De invloedsgebieden van de risicobronnen zijn op kaarten weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van dit onderzoek: 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening, Adviesgroep AVIV, 26 november 2014'.
In het vervolg van de voorliggende paragraaf is gebruik gemaakt van de informatie uit dit onderzoek waarbij tevens rekening is gehouden met de nieuwe inzichten zoals het nadien vastgestelde Basisnet.
Aan de hand van de risicokaart (www.risicokaart.nl), het geldende bestemmingsplan, de studie 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening' (AVIV, projectnummer 142686 d.d. 26.11.2014) en de Regeling Basisnet zijn externe veiligheidsrisico's beoordeeld. De bevindingen zijn weergegeven in de onderstaande tabellen.
Inrichtingen waarvan de invloed reikt in het plangebied |
|||
wet- en regelgeving |
soort inrichting | bronnen | relevantie EV |
Bevi / Revi | bedrijven | risicokaart en bestemmingsplan | BP-tankstation (LPG) De Beitel, Euregioweg 1 te Heerlen (150 meter invloedsgebied) Brouwers-tankstation (LPG), Oud Valkenhuiser-straat 2 te Heerlen (150 m invloedsgebied) Esso (LPG), Euregioweg 100 te Landgraaf (buiten plangebied, wel 150 meter invloedsgebied) Van de onderstaande bedrijven buiten het plangebied wordt nagevraagd of het invloedsgebied reikt tot het plangebied: - Agro de Jonge, opslag bestrijdingsmiddelen, Oude Roderweg 1 Heerlen - Eurofrigo (ammoniak), Oude Roderweg 23 te Heerlen - Snowworld (ammoniak), Witte wereld 1 Landgraaf |
BRZO (besluit risico's zware ongevallen) |
bedrijven | Risicokaart en lijst BRZO | Everis International (productie meststoffen), Nijverheidsweg 5 Heerlen (buiten plangebied): wordt nagevraagd of het invloedsgebied reikt tot het plangebied |
Activiteitenbesluit | windmolens tot 50 MW | bedrijvenbestand |
er komen geen windmolens voor in plangebied; het plangebied ligt niet in invloedsgebied en er bevindt zich geen zoekgebied voor windmolen |
Vuurwerkbesluit | vuurwerk- opslag en -verkoop |
bedrijvenbestand |
Geen vuurwerkopslag in het plangebied; plan ligt niet in invloedsgebied vuurwerkopslag. |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening | Munitieopslag | bedrijvenbestand |
Geen munitieopslag in plangebied; plan ligt niet in invloedsgebied munitieopslag. |
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik | Ontplofbare stoffen | bedrijvenbestand | Geen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik in plan, plan niet in invloedsgebied nabij opslag. |
Wet luchtvaart, beperkingengebied buitenlandse luchthaven | (concept) luchthaven- besluit Maastricht Airport |
Luchtvaartbesluit | Het plangebied ligt buiten de contouren waar qua bouwhoogte rekening moet worden gehouden het Luchthavenbesluit Maastricht Airport. |
Buisleidingen in Heerlen (Regeling externe veiligheid buisleidingen) |
||
soort buisleiding | aanwezigheid | opmerking |
Aardgasleidingen => 50 mm of meer en druk van 1600 kPa of meer. |
nee, niet aanwezig in het plangebied |
het plangebied ligt ook niet in de invloedssfeer van dit type leiding, gelegen buiten het plangebied. |
Buisleidingen voor aardolieproducten >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. |
nee, niet aanwezig in plangebied en gemeente Heerlen | het plangebied ligt ook niet in de invloedssfeer van dit type leiding, gelegen buiten het plangebied. |
Buisleidingen voor brandbare stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. |
nee, niet aanwezig in plangebied en gemeente Heerlen | het plangebied ligt ook niet in de invloedssfeer van dit type leiding, gelegen buiten het plangebied. |
Buisleidingen voor giftige stoffen en specifieke stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. |
nee, niet aanwezig in plangebied en gemeente Heerlen | het plangebied ligt ook niet in de invloedssfeer van dit type leiding, gelegen buiten het plangebied. |
Transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes) |
||
soort transportroute | aanwezigheid | opmerking |
Basisnet water | nee, niet aanwezig in het plangebied | het plangebied ligt niet in een invloedsgebied Basisnet water. |
Basisnet spoor, Route A380 | nee, niet aanwezig in het plangebied | Basisnet spoor ligt niet in plangebied. Plan ligt op meer dan 1000 meter van Basisnet spoor. |
Basisnet wegen (rijkswegen A76+A79) | nee, niet aanwezig in het plangebied | Plan ligt ruim buiten aandachtsgebied en invloedsgebied Basisnet wegen. |
Wegen die deel uitmaken van de route vervoer gevaarlijke stoffen: N281 en Euregioweg | De N281 vormt de zuid-west grens van het plangebied, de Euregioweg vormt de zuid en oostgrens van het plangebied. | Het aandachtsgebied van genoemde wegen (200 m) liggen binnen het plangebied. De invloed van deze risicobronnen liggen binnen het plangebied. |
Overige wegen in en rond het plangebied | nee, niet aanwezig in het plangebied | Er zijn geen overige wegen waarover relevante vervoers-tromen met gevaarlijke stoffen aan de orde zijn. |
In bovenstaande tabellen is weergegeven welke risicobronnen invloed hebben op het plangebied. Uit de inventarisatie is o.a. bezien of het plan binnen het invloedsgebied ligt van een risicobron gebleken en of er binnen de PR=10-6 afstand kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk zijn of reeds zijn gerealiseerd.
Uit de gegevens uit de risicokaart, het rapport “Externe veiligheid invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen” (project 142686, d.d. 26 november 2014) is gebleken dat binnen de plaatsgebonden risico (PR=10-6) afstanden van risicobronnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of planologisch mogelijk zijn. Met het plan wordt tevens geregeld dat geen kwetsbare of beperkt kwetsbare ontwikkelingen mogelijk worden waarbij het norm voor het plaatsgebonden risico ( PR=10-6) wordt overschreden.
Ingevolge het Bevi dient een nieuw bestemmingsplan worden aangemerkt als een 'nieuwe situatie'. plannen. Dit betekent dat mogelijke verantwoording van het groepsrisico voor dit conserverende plan ook aan de orde is.
Het rapport “Externe veiligheid invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen” (project 142686, d.d. 26 november 2014) biedt een goed kader om zaken te inventariseren. Met deze kaart kan:
De invloedsgebiedenkaart geeft een belangrijk kader om het groepsrisico bij een ruimtelijk plan te kunnen verantwoorden. Bij de verantwoording van het groepsrisico blijkt dat delen van het plangebied in de invloedsgebieden van risicobronnen liggen. Dit betreft o.a. LPG-tankstations en transportroutes van gevaarlijke stoffen (N281 en Euregioweg, 200 meter aandachtsgebied). Ook zijn er enkele grote bedrijven gelegen buiten het plangebied waarvan nog niet duidelijk is of de invloed mogelijk tot binnen het plangebied komt. Uit de voornoemde rapportage volgt dat in het plangebied geen sprake is van overschrijdingen van de oriëntatiewaarde: noch voor Bevi-inrichtingen, noch voor wegen en/of buisleidingen.
De actualisatie van het bestemmingsplan leidt niet of nauwelijks tot een toename van het aantal aanwezige personen. Van een wezenlijke wijziging ten opzichte van het bestaande groepsrisico is daarom geen sprake. Te meer omdat in het rapport “Externe veiligheid invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen” rekening wordt gehouden met de planologische mogelijkheden en niet enkel met de reeds aanwezige functies.
Gezien deze beperkte invloed op het groepsrisico achten wij het niet noodzakelijk een berekening van het groepsrisico uit te voeren. Een nadere verantwoording van het groepsrisico, zoals de omvang van het groepsrisico, de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de zelfredzaamheid van de aldaar aanwezige personen is daarmee ook niet aan de orde.
Bij de totstandkoming van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is op voldoende wijze rekening gehouden met de externe veiligheid. De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door externe veiligheidsaspecten.
Bovengrondse hoogspanningslijnen
Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening gold een verbod voor bouwvergunningplichtige bouwwerken binnen een afstand van 6 meter van de voor stroomgeleiding bestemde draden. Met ingang van 1 juli 2018 zijn deze stedenbouwkundige bepalingen vervallen en moeten deze worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Privaatrechtelijk is er sprake van een zakelijke rechtstrook (2 maal 30 meter gerekend vanuit het hart van de lijn) die moet worden vrijgehouden van bouwwerken. In onderling overleg kan de beheerder van de hoogspanningslijn de terreineigenaar geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen.
Uit een advies van VROM uit 2005, met betrekking tot hoogspanningsleidingen, wordt voor nieuwe situaties aangeraden om een gebied rondom de lijnen te vermijden waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla ( de indicatieve magneetveldzone) berekend overeenkomstig de door het RIVM opgestelde handreiking.
Binnen en nabij het plangebied komen hoogspanningsleidingen voor die van invloed zijn op het plangebied. De indicatieve magneetveldzone van deze leidingen bedraagt 80 meter, gerekend over de grond vanuit het hart van de hoogspanningsleiding(en).
De hoogspanningsleidingen bevinden zich aan de zuid en oostzijde van het plangebied. Er ligt tevens een hoogspanningsstation in het plangebied aan de grens met de gemeente Kerkrade (zie onderstaande afbeelding).
De hoogspanningsleidingen worden in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving beschermd middels de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' waardoor bebouwing onder de leiding uitgesloten wordt.
![]() |
![]() |
Uitsnede HoogspanningsNet Netkaart
In het bestemmingsplan worden regels gesteld met betrekking tot bestaande bedrijvigheid en nieuwe bedrijvigheid die zich, ter plaatse van de bestemming bedrijf, mogen vestigen. In beide gevallen moet bekeken worden of deze bedrijvigheid geen belemmerende werking heeft op zowel de bestaande als mogelijk nieuw te bouwen woningen.
Om te bepalen of nieuwe bedrijven in het plangebied vanuit het oogpunt van milieuhinder toelaatbaar zijn, wordt voor de eerste toetsing in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Deze Staat is gebaseerd op de “lijst van bedrijfstypen” uit de herziene uitgave 2009 van de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG. Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is in de Staat aangegeven tot welke milieucategorie het betreffende bedrijfstype wordt gerekend alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 1, tot 30 meter bij milieucategorie 2.
De bij dit bestemmingsplan gevoegde Bedrijvenlijst betreft een selectie uit de volledige opsomming van de VNG-lijst. Om te komen tot een lijst die is afgesteld op de planspecifieke situatie zijn bepaalde bedrijven niet opgenomen. Het betreft bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in een woongebied niet toelaatbaar worden geacht. De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden dienen niet als vaststaande normen maar als indicaties te worden gehanteerd. Het vormt een eerste toets of vestiging van een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is. De daadwerkelijke optredende hinder van een bepaald bedrijf kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet van het bedrijf in combinatie met de concrete bedrijfsvoering.
Ten aanzien van risicovolle bedrijvigheid is nieuwe vestiging van bedrijven die vallen onder het BEVI en het BRZO uitgesloten, vanwege de noodzakelijke afstanden tot kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen.
Verspreid over het plangebied komen detailhandel, horeca, ambachtsbedrijven, aan huis gebonden beroepen, nutsvoorzieningen en diverse maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, sportvoorzieningen en religieuze voorzieningen voor. Deze zijn in de regels en op de verbeelding opgenomen en passend aangeduid.
Het beleid is erop gericht de in het plangebied voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft.Bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, zoals weergegeven in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, zijn in het algemeen in milieu hygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk. Binnen deze milieucategorieën kunnen bestaande bedrijven tevens vrij uitwisselen met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het
Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valetta tot stand gekomen. Het Verdrag beoogt
het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In 1992
ondertekende Nederland het 'Verdrag van Malta'. In het verdrag is de omgang met het
Europees archeologisch erfgoed geregeld. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en
Tweede Kamer en sinds september 2007 is de Archeologische monumentenzorg
geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988. De essentie is dat voorafgaand aan de
uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van
archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden.
Volgens de wettelijke verplichting wordt in bestemmingsplannen rekening gehouden met
bekende en verwachte archeologische waarden. De Erfgoedwet juncto Monumentenwet 1988 geeft een vrijstelling van onderzoeksplicht voor projecten kleiner dan 100 m2, maar geeft de
gemeente de vrijheid deze vrijstelling aan te passen. Die afwijking kan zowel naar boven als
naar beneden. Voor de diepte van bodemingrepen bevat de wet geen grens.
Op 31 oktober 2018 is de beleidsnota archeologie 'Erfgoed is identiteit, beleidsnota archeologie gemeente Heerlen' vastgesteld. In deze beleidsnota is het beleid ten aanzien van de omgang met het archeologisch bodemarchief voor de komende jaren vastgelegd.
Het archeologisch beleid van de gemeente Heerlen heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en te ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen' en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. Deze formulering waarborgt behoud en ontsluiting van het archeologisch erfgoed in de gemeente, maar laat ruimtelijke ontwikkelingen even goed toe. Het is een doelstelling die niet alleen praktisch uitvoerbaar en proportioneel is, maar ook haalbaar. Naast het beleidsmatige aspect wil de gemeente Heerlen ook de economie versterken door het potentieel van de archeologie te gebruiken. Cultureel erfgoed en toerisme zijn nauw verbonden. Cultureel erfgoed is een waardevolle faciliteit voor zowel bewoners van, als bezoekers aan een gebied. Het cultureel erfgoed vormt vaak de bepalende factor in de regionale of lokale identiteit. Vanuit economisch perspectief kan cultureel erfgoed beschouwd worden als kapitaalgoed met een potentieel hoge economische waarde.
Voor geheel Parkstad Limburg is een archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart is gebaseerd op uitgevoerd inventariserend archeologisch onderzoek. Voor de gemeente Heerlen en de overige Parkstadgemeenten is door archeologisch adviesbureau RAAP een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. Het RAAP-rapport betreft een bureauonderzoek naar de archeologische verwachtingen waarbij een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de bekende archeologische vindplaatsen binnen de Parkstadgemeenten en van landschappelijke (geologische en geomorfologische) en bodemkundige gegevens van het grondgebied. Daarnaast zijn de uitgevoerde archeologische onderzoeken geïnventariseerd, waarbij rekening is gehouden met vergraven of ontgronde gebieden, en heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden. In dit verband is onder andere ook het Actueel Hoogtebestand Nederland bestudeerd. Op basis van de genoemde inventarisaties is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld, dat is vertaald in een geactualiseerde archeologische verwachtingenkaart. De archeologische verwachtingskaart is door de gemeenteraad van Heerlen vastgesteld op 1 oktober 2013.
Het doel van de archeologische verwachtingenkaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.
In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".
Uitsnede archeologische waardenkaart
In het gebied komen diverse soorten archeologische waarden voor. Bij elke (verwachtings)waarde is in het beleid een bepaald beschermingsregime voorgesteld, om te voorkomen dat bij toekomstige ontwikkelingen archeologisch waarden verloren gaan.
In dit bestemmingsplan wordt het archeologisch beschermingsregime vertaald in een beschermende regeling. Bij grondverstorende activiteiten wordt op basis van deze kaart een advies uitgebracht door een terzake bevoegde deskundige over de aard van het uit te voeren inventariserend onderzoek.
In bestemminsplan Heerlerbaan en omgeving wordt de bestaande situatie vastgelegd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die tot bodemingrepen leiden. De eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het besluitgebied komen dan ook niet in het geding en worden beschermd middels de dubbelbestemming "waarde-archeologie".
Mochten tijdens graafwerkzaamheden archeologische resten of sporen worden aangetroffen, dient hiervan volgens artikel 5.2 van de Erfgoedwet terstond melding te worden gemaakt bij de gemeente Heerlen of de regioarcheoloog van Parkstad.
Rijksmonumenten
Binnen het plangebied bevinden zich zeven rijksmonumenten, namelijk vier hoeves gelegen aan Corisbergweg 1, 119, 119a en 121, één hoeve gelegen aan Leon Biessenstraat 71-75 én vrijstaand bijgebouwen en de St. Josephkerk gelegen aan Dr. Clemens Meulemanstraat.
Hoeve Corisberg, Corisbergweg 1 |
|
![]() |
Hoeve Corisberg, schilderachtig tegen de helling gelegen; met gesloten binnenplaats. Opgetrokken uit Kunradersteen en baksteen ten dele met speklagen, XVII-XVIII-XIX A. |
Hoeve Droepnaas, Corisbergweg 119 |
|
![]() |
(Voorheen: Bovenste Caumerweg 3). Hoeve de Droepnaas. Van baksteen met gesloten binnenplaats. Segmentboogvensters in Naamse steen. 1779. |
Hoeve gelegen aan een binnenplaats, Corisbergweg 119a |
|
![]() |
Hoeve gelegen aan een binnenplaats. XVII. Van vakwerk met overkragingen. |
Hoeve Horicherhof, Corisbergweg 121 |
|
![]() |
Hoeve gelegen aan binnenplaats. XVII. Van vakwerk. |
Hoeve Leon Biessenstraat, Leon Biessenstraat 71 |
|
![]() |
De hoeve op de hoek van de Leon Biessenstraat en de Sinaïstraat te Heerlen met in de voorgevel een gemetselde jaartalaanduiding "A O 1 7 7 7" vertegenwoordigt het algemeen belang op basis van: - de ouderdom; - de gaaf behouden hoofdvorm, indeling, materialen en constructies; - de architectuurhistorische betekenis aangezien het monument een markante vertegenwoordiger is van een hoeve met een U-vormige plattegrond; - de zeldzaamheid; - het belang voor de bouwhistorie dat o.m. tot uitdrukking komt in de gehanteerde bouwmaterialen, verbindingen en afwerkingsporen; - de functionele en historische betrokkenheid op het nabij gelegen, eveneens wettelijk beschermde bijgebouwtje uit XIXd |
Vrijstaand bijgebouw |
|
![]() |
Vrijstaand bijgebouw c.q. stal uit XIXd, enigszins terzijde staand van en achter de hoeve uit 1777, met de nok evenwijdig aan de bedrijfsvleugels van de hoeve. Het bijgebouw heeft een rechthoekige plattegrond, is opgetrokken in rode baksteen (kruisverband, kalkmortel) en heeft een zadeldak dat deels met rode en deels met grijze oud Hollandse pannen is belegd. Het vrijstaande bijgebouw c.q. stal uit XIXd bezit algemeen belang wegens: - de ouderdom; - de eenvoudige doch harmonische architectuur; - de functionele en historische betrokkenheid op de hoeve uit 1777; - de gaaf behouden hoofdvorm; - de betekenis voor de agrarische geschiedenis. |
St. Josephkerk, Dr. Clemens Meulemanstraat 1
![]() |
De Sint Josephkerk met klokkentoren is in 1956-1957 gebouwd naar ontwerp van architect J.J. Fanchamps (1912 - 1982). De kerk is van architectuurhistorische waarde vanwege de esthetische kwaliteiten van het ontwerp en vanwege het bijzondere streekeigen materiaalgebruik en de bijzondere monumentale kunst. De kerk en de klokkentoren hebben ensemblewaarde vanwege de functionele en architectonische samenhang. Door de markante klokkentoren is de kerk van bijzondere beeldbepalende betekenis voor het aanzien van de wijk. De kerk is van algemeen belang vanwege de relatieve zeldzaamheid van het materiaalgebruik en de architectonische, materiële en constructieve gaafheid en de betrokkenheid van verschillende kunstenaars. |
De aanwezige Rijksmonumenten zijn in het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving voorzien van een 'strak' bouwvlak en hoogteaanduidingen conform de bestaande situatie. In dit bestemmingsplan is ter verwezenlijking van de bescherming gekozen voor het opnemen van een omgevingsvergunningplicht voor het slopen van bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Verdere bescherming van de Rijksmonumenten is geregeld in de Erfgoedwet.
Gemeentelijke monument
In het plangebied van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving zijn geen gemeentelijke monumenten gelegen.
Dit hoofdstuk beschrijft de opzet van de planregels van het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving.
Het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving bestaat uit een verbeelding met de bijbehorende regels en gaat vergezeld van de voorliggende toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en kadastrale begrenzingen.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bouwwerken (wat mag waar?) en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing.
De regels kunnen niet los worden gezien van de verbeelding. De verbeelding geeft aan waar welke bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen gelden, waaraan vervolgens de regels zijn gekoppeld. De verbeelding en regels vormen daarom samen het voor eenieder bindende deel van het bestemmingsplan.
Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het 'Sjabloon regels' dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen. Het geheel voldoet aan de randvoorwaarden die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012 (RSRO2012), waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
De toelichting heeft geen bindende werking; deze maakt juridisch gezien ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de (ruimtelijke) onderbouwing en motiviering van het bestemmingsplan en bij uitleg van de opzet van het plan en de daarin opgenomen regels.
De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de Inleidende regels, de Bestemmingsregels, de Algemene regels en de Overgangs- en slotregels aan de orde komen. Hieronder zullen de verschillende onderdelen van de regels nader worden toegelicht. De bestemmingsregels zullen ter illustratie worden besproken aan de hand van de bestemming 'Wonen'.
In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die worden gebruikt in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Hierna wordt ingegaan op enkele voor de dagelijkse praktijk belangrijke begrippen. Hiermee wordt beoogd, middels een toelichting, deze in de juiste context te plaatsen en het onderlinge verband weer te geven. Deze toelichting is slechts als nadere uitleg bedoeld en betreft geen aanvulling op het besproken begrip.
woning/wooneenheid en huishouden
Een woning of wooneenheid wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden'. Het begrip 'huishouden' wordt vervolgens in de regels omschreven als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, studenten of alleenstaanden die bij elkaar wonen, vormen geen huishouden, ook kamerverhuur valt hier niet onder.' Hieruit volgt dat andere huisvestingsvormen dan als een huishouden zijn uitgesloten. Huisvesting van arbeidsmigranten of kamerverhuur aan studenten of andere kamgerwijze verhuurvormen zijn daarom niet toegestaan in een woning, tenzij dat explicitiet is vergund c.q. als zodanig is bestemd.
Kamerverhuur en woningsplitsing
Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn andere huisvestingsvormen dan in de vorm van een 'huishouden' binnen reguliere woningen uitgesloten. De begripsbepaling 'huishouden' sluit expliciet uit dat kamerverhuur daaronder kan worden begrepen. Het begrip 'kamerverhuur' wordt als volgt omschreven: 'het verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning waarbij een kamer door maximaal 1 persoon bewoond mag worden'. Een kamer wordt vervolgens omschreven als: 'een woonruimte waarbij minimaal één van de voor bewoning vereiste voorzieningen zoals keuken, wasgelegenheid (douche-bad) of toilet wordt gedeeld met medebewoners'.
Wanneer er in een woning meerdere personen worden gehuisvest die geen gezamenlijke huishouding vormen en waarbij geen sprake is van het delen van voor bewoning vereiste voorzieningen, dan is sprake van het splitsen van een woning in meerdere afzondelijke, zelfstandige woningen. Omdat de gemeente het wenselijk vindt om het splitsen van woningen te reguleren, wordt het splitsen van woningen in twee of meer woningen in beginsel verboden in de algemene regels (Hoofdstuk 3) en kan dit enkel met een omgevingsvergunning worden toegestaan. Aan het verlenen van deze vergunning gaat een beoordeling van de aanvraag en een uitgebreide afweging, onder andere op ruimtelijke aspecten, vooraf. De vergunning wordt dus niet 'standaard' verleend.
Vaak gaat het splitsen gepaard met bouwactiviteiten, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Uit de begripsomschrijving van het begrip 'woningsplitsing' volgt echter dat ook slechts in functioneel opzicht splitsen van een woning in twee of meer woningen onder splitsing wordt begrepen en dus niet is toegestaan.
Bebouwingstypologieën
Woningen kunnen verschillende verschijningsvormen hebben, ook wel aangeduid als bebouwingstypologieëen. Zo kan een woning vrijstaand worden gebouwd, maar ook met twee of meer woningen aaneen of in de vorm van een complex met appartementen. In de bouwregels kan het type woning worden beperkt tot één of meer van deze bebouwingstypologieëen. Daarom worden hierna de meest voorkomende vormen kort nader beschreven aan de hand van de in de regels opgenomen begripsomschrijvingen.
Grondgebonden woning of gestapelde woningen
In de eerste plaats kan een onderscheid worden gemaakt tussen grondgebonden woningen en gestapelde woningen. Een grondgebonden woning wordt in de begripsbepalingen omschreven als 'een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd'. Dit gaat om woningen die 'op de grond staan', zoals vrijstaande woningen, twee-aaneen-woningen of aaneengebouwde woningen.
Bij een gestapelde woning is sprake van 'een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van één gebouw met meerdere bouwlagen waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over flats, appartementencomplexen of zogenoemde 'boven- en benedenwoningen (twee woningen boven elkaar).
Vrijstaande woning
Vrijstaande woningen zijn een type van grondgebonden woningen die als volgt worden omschreven: 'één woning bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw'. Een vrijstaande woning is dus niet verbonden met andere woningen.
Aaneengebouwde woning
Een aaneengebouwde woning is een grondgebonden woning die als volgt wordt omschreven: 'een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit meer dan twee grondgebonden woningen. In de praktijk worden deze woningen ook wel aangeduid als 'rijtjeswoningen'.
Twee-aaneen-woning
Een twee-aaneenwoning is een type grondgebonden woning dat als volgt wordt omschreven: 'een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen'. Het betreffen dus twee woningen die fysiek met elkaar zijn gebonden. In de praktijk worden deze woningen ook wel 'twee-onder-een-kapwoningen of halfvrijstaande woningen genoemd.
Bedrijfswoning/dienstwoning
Woningen worden in beginsel slechts toegestaan in woonbestemmingen. Toch kan het ook mogelijk zijn dat woningen zijn toegestaan binnen bedrijfsbestemmingen, indien dat bijvoorbeeld ten behoeve van het beheer of toezicht op dat bedrijf wenselijk wordt geacht. Het gaat dus niet om een reguliere woning, maar om een woning waarvan de bewoner een functionele binding heeft met het bedrijf. Meestal is dat de eigenaar van het bedrijf, maar het kan ook een beheerder/portier zijn. Het begrip bedrijfswoning/dienstwoning wordt als volgt beschreven: "Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van het noodzakelijke beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting".
Gebouw en bouwwerk, geen gebouw zijnde
In bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen in ieder geval twee verschillende vormen van bouwwerken, namelijk gebouwen en bouwwerken, geen gebouw(en) zijnde. Onder gebouw wordt verstaan 'elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt'. Bouwwerken die hier niet aan voldoen, zijn aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Een overkapping of veranda is voorzien van een dak, maar voor zover ze niet geheel of gedeeltelijk zijn omsloten met wanden, toch aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Hoofdgebouw, bijgebouw, aanbouw
Naast het onderscheid tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen bouwregels voor gebouwen verder worden gespecificeerd voor verschillende soorten gebouwen, zoals hoofdgebouwen, bijgebouwen en aanbouwen. Deze begrippen worden in de begripsbepalingen nader gedefinieerd. Een hoofdgebouw wordt omschreven als 'een gebouw dat door zijn constructie of afmetingen valt aan te merken als belangrijkste gebouw op een bouwperceel'. Binnen de woonbestemming is dat de woning, bij een bedrijfsbestemming is dat het een bedrijfsgebouw en dus niet de eventuele bedrijfswoning.
Een bijgebouw wordt omschreven als 'een vrijstaand gebouw behorende bij en bouwkundig ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw'. Binnen de woonbestemming is dat bijvoorbeeld een schuurtje, berging of garage, voor zover vrijstaand van de woning.
Aanbouw wordt omschreven als 'een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw'. Dit betreffen uitbreidingen van de woning, die veelal later zijn gebouwd dan de woning zelf. Denk aan een vergroting van de woonkamer of keuken, een extra slaapkamer of een berging. Uit de zinsnede 'in directe verbinding' volgt dat de aanbouw bereikbaar moet zijn vanuit de woning c.q. het hoofdgebouw.
Een bijgebouw is volgens de begripsbepalingen per definitie vrijstaand, een aanbouw is een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het direct in verbinding staat. Hierdoor valt de categorie 'aangebouwd bijgebouw' (een aanbouw/bijgebouw dat niet direct verbonden met het hoofdgebouw, bijvoorbeeld een aangebouwd schuurtje) buiten de regels voor zowel aan- als bijgebouwen.
Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Ook de bouwregels voor bouwwerken, geen bouwwerken zijnde kunnen verder worden gespecificeerd. Bijvoorbeeld voor overkappingen, veranda's en licht- en antennemasten gelden vaak andere regels dan voor andere vormen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Detailhandel
In bestemmingsplannen kunnen in het kader van een goede ruimtelijke ordening regels worden gesteld voor verschillende vormen en/of branches van detailhandel. Detailhandel wordt in de begripsbepalingen omschreven als 'het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit'. Is het aanbod juist gericht voor aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, dan is sprake van een groothandel.
Supermarkt
Een supermarkt is een vorm van detailhandel met een specifieke ruimtelijke uitstraling richting de directe omgeving, zoals een aanzienlijk aantal verkeersbewegingen en een grote parkeerbehoefte. Hierdoor is het wenselijk om ten aanzien van deze vorm van detailhandel specifieke regels op te nemen. Ook vanuit het oogpunt van het bieden van een dusdanig voorzieningenniveau dat consumenten binnen acceptabele afstand in hun (dagelijkse) behoefte kunnen voorzien, kan het gewenst zijn in regels voor supermarkten en overige vormen van detailhandel. Om zekerheid te bieden ten aanzien van de reikwijdte van deze regels wordt het begrip 'supermarkt' in de begripsbepalingen gedefinieerd. De definitie luidt als volgt: 'een grootschalig detailhandelsbedrijf, vanaf 500 m², dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak'.
Productiegebonden detailhandel
In bepaalde bestemmingen, zoals bijvoorbeeld de bestemming 'Bedrijf' kan ruimte worden geboden voor zogenoemde productiegebonden detailhandel. Daarbij gaat het dan om een activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Die hoofdfunctie kan dan bestaan uit het produceren/assembleren van producten of het kweken daarvan. Die producten mogen dan als ondergeschikte activiteit worden verkocht, binnen de randvoorwaarden die de regels daarvoor aangeven, bijvoorbeeld in de vorm van een maximale oppervlakte van de verkoopruimte.
Detailhandel volumineus
Volumineuze detailhandel is een specifieke vorm van detailhandel die zicht richt op de handel in ABC-goederen (zoals auto's, boten, caravans, campers, motoren en landbouwwerktuigen) die vanwege hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, met bijbehorende reparatie en onderhoud van deze voer-, vaar- en werktuigen, waaronder tevens tuincentra, bouwmarkten en winkels in keukens, sanitair en woninginrichting (waaronder meubels).
Dienstverlening
In bestemmingsplannen kunnen regels worden gesteld ten aanzien van meerdere vormen van detailhandel. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen commerciële, publieke en maatschappelijke dienstverlening.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg aangegeven hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Peil en maaiveld
In veel meetvoorschriften wordt aansluiting gezocht bij het begrip peil. De manier waarop het peil wordt bepaald is afhankelijk van de situering van de gevels van een bouwwerk ten opzichte van de weg. Het uitgangspunt is dat gemeten wordt vanaf het aansluitende afgewerkte terrein. Dit is de staat van het terrein zoals gelegen direct aansluitend aan het bouwwerk, zoals dat na de voltooiing van de bouw is afgewerkt, plus/minus 0,50 cm.
Voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan een gevel onmiddellijk aan een weg grenst, wordt het peil gemeten vanaf de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
Het maaiveld is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, zoals dat na de voltooiing van de bouw is afgewerkt. Om te voorkomen dat latere ophogingen of verdiepingen die niet passen bij het natuurlijk verloop van de grond leiden tot een kunstmatige verhoging of verlaging van het peil, wordt verhoging of verlaging van het peil als gevolg hiervan beperkt tot 0,50 meter. Verhogingen en verdiepingen die deze drempelwaarde overschrijden worden bij het meten van bijvoorbeeld de hoogte van het bouwwerk buiten beschouwing gelaten.
De dakhelling
Het dak van bouwwerken kan belangrijk zijn voor de bepaling de maximale bouwhoogte daarvan. Zo kan het verschil uitmaken of het te realiseren gebouw een plat dak heeft, of wordt voorzien van een kap. Van een kap is volgens de begripsbepalingen sprake indien de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw een dakhelling heeft van ten minste 15° en ten hoogste 75°. De dakhelling wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. Zie illustratie.
De begripsbepaling 'kap' biedt ruimte voor meerdere kapvormen, zoals een zadel-, een lessenaars- of een tentdak.
De goothoogte van een bouwwerk
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In geval van een lessenaardak, zoals hiervoor afgebeeld, gaat het dan om de laagste zijde van het dakvlak.
Dak met kap en dakgoot
Dak met boeiboord
De bouwhoogte van een bouwwerk
De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De inhoud van een bouwwerk
Bepalend voor het meten van de inhoud van een bouwwerk zijn de buitenwerkse maten. De inhoud van een bouwwerk wordt, met andere woorden, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Het gaat, met andere woorden, om de afstanden tussen de buitenzijden van het bouwwerk.
De hoogte van een windturbine
De hoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen, meer in het bijzonder bouwhoogte en bouwdiepte, worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de aangegeven bouwmogelijkheid met niet meer dan 0,50 meter worden overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouwgrens met niet meer dan 1,00 meter mag worden overschreden.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de betreffende bestemming met inachtneming van de bestemmingsregels direct mogelijk is. De oprichting van gebouwen is direct mogelijk indien het voldoet aan de bouwregels van de bestemming, en nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend. Een bouwwerk dient daarvoor naast de bestemmingsplanregels ook te voldoen aan onder meer de regels van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De bestemmingsregels zijn altijd op dezelfde wijze opgebouwd. Dit ziet er in beginsel als volgt uit:
Hieronder worden de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels beschreven aan de hand van het voorbeeld 'Wonen'.
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden (functies) die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Daarna worden, voor zover aanwezig, ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies genoemd.
De bestemmingsomschrijving regelt niet alleen de toegestane functies, maar bevat ook de inrichtingsaspecten.
Aan de reguliere woningen in het plangebied wordt de bestemming 'Wonen' toegekend. De gemeente Heerlen hecht er belang aan dat haar inwoners zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgen. Om die reden wordt een standaard-woonbestemming gehanteerd. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor wonen en tuinen. Daarnaast kunnen voor percelen functieaanduidingen opgenomen, om bestaande aanwezige afwijkende functies op de begane grond te regelen, zoals detailhandel of horeca.
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de standaard-woonbestemming wordt uitgegaan van één bouwvlak per woning bij vrijstaande woningen of per verzameling van half-vrijstaande of aaneengesloten woningen, waarbij door middel van een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald.
De bouwmogelijkheden hangen in de regel af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype, uitgezonderd de gestapelde woningen, uitbreiding van de woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes aaneengesloten woningen, half-vrijstaande-woningen en vrijstaande woningen wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd van respectievelijk 10 , 12 en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen de achtergevel en de achterste perceelgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt.
De bouwregels van de bestemming 'Wonen' bevatten naast eisen voor woningen ook eisen voor aanbouw en bijgebouwen. Voor zowel aanbouw als bijgebouwen geldt, dat deze tenminste 3 meter achter de voorgevellijn moeten zijn gesitueerd, en dat de goothoogte maximaal 4 meter bedraagt. De bouwhoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan de goothoogte van de woning. Voor bijgebouwen is de toegestane bouwhoogte afhankelijk van de situering ten opzichte van de perceelsgrens. Uitgangspunt is, dat bijgebouwen maximaal 6 meter hoog mogen zijn. Indien een bijgebouw op of binnen een afstand van 2 meter van de perceelsgrens wordt gebouwd, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 meter. Ten slotte mogen aanbouw en bijgebouwen niet leiden tot overschrijding van het maximaal toegestane bebouwingspercentage.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan de mogelijkheid bieden om nadere eisen aan een omgevingsvergunning te stellen, wanneer dit vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening gewenst is. De criteria wanneer deze nadere eisen mogen worden toegepast moeten duidelijk terugkomen in het bestemmingsplan.
Binnen de bestemming 'Wonen' kan bijvoorbeeld sprake zijn van de mogelijkheid om eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, verkeersveiligheid, milieu, sociale veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in de algemene afwijkingsregels.
Ook binnen de bestemming 'Wonen' kan sprake zijn van afwijkingsregels. Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kan het namelijk voorkomen dat bewoners behoefte hebben aan een uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de woonbestemming standaard afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
In de specifieke gebruiksregels kunnen nadere eisen of voorwaarden worden opgenomen voor bepaalde vormen van gebruik. Zo wordt binnen de bestemming wonen het uitvoeren van aan huis gebonden beroepen toegestaan in de woning en bijbehorende bouwwerken mits de woonfunctie van het betreffende perceel in overwegende mate behouden blijft.
Daarnaast kan in de specifieke gebruiksregels ook worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Een bestemmingsplan kan regels bevatten om op basis van een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels. Deze afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming, of het toestaan van 'nieuwe' functies. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies.
In de standaard-woonbestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van een woning of daarbij behorend bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden. Hierbij valt te denken aan graafwerkzaamheden, heiwerken of het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
Binnen woonbestemmingen komen dergelijke regels over het algemeen niet voor. Deze zijn bijvoorbeeld opgenomen binnen dubbelbestemmingen die dienen ter bescherming van in de bodem aanwezige leidingen of archeologische waarden.
De algemene regels gelden voor alle in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen. Regels die specifiek voor een bepaalde bestemming gelden worden in het algemeen in het desbetreffende bestemmingsartikel opgenomen.
In artikel Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze standaardregel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
De anti-dubbeltelregel zorgt er bijvoorbeeld voor dat op eenzelfde perceel de onbebouwde ruimte niet voor een tweede keer wordt betrokken in de planologische toets van een bouwplan. Een voorbeeld om de werking van deze regel te illustreren is de mogelijkheid om op een bedrijfsperceel één bedrijfswoning te realiseren. Wanneer deze woning na afsplitsing en verkoop in gebruik wordt genomen door een burger zonder functionele binding met het bedrijf, wordt deze niet meer als bedrijfswoning gebruikt, maar als reguliere woning. Mocht er weer behoefte ontstaan voor de realisatie van een bedrijfswoning op het bedrijfsperceel, dan kan dit op grond van de anti-dubbeltelregel niet nogmaals worden toegestaan, omdat voor dit perceel reeds eerder een bedrijfswoning is gerealiseerd.
In artikel Algemene bouwregels wordt de bouw van bepaalde bouwwerken geregeld, die zijn toegestaan (of uitgesloten) binnen alle bestemmingen, voor zover daar per bestemming geen specifieke bouwregels voor zijn opgesteld.
In de algemene bouwregels is onder meer een verbod opgenomen op het splitsen van woningen in meerdere woningen of kamers. Dit houdt in dat voor het splitsen van een woning, bijvoorbeeld voor studentenkamers, altijd een vergunning moet worden aangevraagd. Zo kan de gemeente ervoor zorgen dat gevallen van woningsplitsing geen negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit in de directe omgeving, en kan de gemeente sturen op het woningaanbod met het oog op het regionale woonbeleid.
In artikel Algemene gebruiksregels zijn activiteiten opgenomen die voor alle bestemmingen als strijdig gebruik worden aangemerkt. Het gaat dan onder meer om gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van grond of afval, tenzij dit in de regels van het bestemmingsplan specifiek is toegestaan. Een ander voorbeeld is de permanente bewoning van gebouwen, niet zijnde een woning of ander specifiek voor permanente woning bestemd gebouw. De specifieke gebruiksregel, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen, is aanvullend op de algemene, in dit bestemmingsplan opgenomen, gebruiksregels.
Parkeren
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK in werking getreden. Die wetswijziging heeft ervoor gezorgd dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet is vervallen. Dat artikel maakte het mogelijk dat stedenbouwkundige voorschriften, zoals parkeernormen, in een gemeentelijke bouwverordening werden opgenomen. Het vervallen van artikel 8, vijfde lid, van de Woningwet leidt ertoe dat voor bestemmingsplannen geen rekening meer kan worden gehouden met hetgeen in een gemeentelijke bouwverordening is opgenomen. Dat betekent concreet dat als een omgevingsvergunning bouwen wordt aangevraagd, niet langer aan de Bouwverordening kan worden getoetst. De parkeernormen die daarin voorheen waren opgenomen, worden daarom tegenwoordig in bestemmingsplannen opgenomen.
In de plansystematiek van de gemeente Heerlen worden de regels ten aanzien van parkeren opgenomen in de Algemene gebruiksregels Parkeren . De concrete normen zijn niet direct in dat artikel opgenomen, maar staan in het beleidsdocument 'Parkeernota Heerlen' (vastgesteld d.d. 02-11-2010). Daarbij is gebruik gemaakt van een 'dynamische verwijzing', zodat de bestemmingsplanregels altijd naar het meest actuele parkeerbeleid verwijzen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient vast te staan dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen die in de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen' of diens rechtsopvolger, op eigen terrein, dan wel in de directe omgeving daarvan, wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
Voor de maatvoering van de parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de eisen en aanbevelingen van het Handboek Openbare Ruimte van de gemeente Heerlen. Voor gevallen waarin het Handboek niet voorziet, wordt verwezen naar de richtlijnen van de CROW, die vastgelegd zijn in het ASVV 2012 of diens rechtsopvolger. Deze maatvoering wordt bij het bepalen van de parkeerbalans als minimale maten aangevoerd;
Bij het wijzigen van het gebruik door middel van een afwijkingsbevoegdheid dient de parkeerbehoefte behorende bij die nieuwe functie(s) op eigen terrein gerealiseerd te worden conform de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen', of diens rechtsopvolger.
Artikel Algemene aanduidingsregels kent diverse aanduidingsregels. Hoewel deze in de regel net als de dubbelbestemmingen met meerdere bestemmingen kunnen samenvallen, zijn ze niet als dubbelbestemming aan te merken. De gronden waar een aanduiding van toepassing is, zijn naast de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor andere doeleinden, waarvoor meer specifieke regels gelden.
Binnen dit bestemmingsplan komen enkele gebiedsaanduidingen voor. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden, of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. Met het oog op de daarmee te regelen aspecten gaan de regels voor op de regels van de enkelbestemming.
Enkele voorkomende gebiedsaanduidingen zijn:
In artikel Algemene afwijkingsregels zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. In deze bepaling wordt aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan. Deze bepalingen bevatten ook de criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.
In artikel Algemene wijzigingsregels wordt aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om een gedeelte van het plan te wijzigen ten behoeve van (geringe) wijziging van bestemmingsgrenzen op perceelsniveau of de vestiging van een seksinrichting. Per wijziging zijn de voorwaarden opgenomen waaraan deze moet voldoen.
Dit artikel bevat in ieder geval een bepaling waarbij aangegeven wordt hoe andere wettelijke bepalingen, waarnaar is verwezen in de regels, dienen te worden geïnterpreteerd.
In artikel Overige regels is een rangorde opgenomen van dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen voor gevallen waarin dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen en de regels daarvan onderling strijdig zijn. De regels van de dubbelbestemming of aanduiding die het hoogst in de rangorde staat, gaan voor.
In artikel Overgangs- en slotregels is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Dit artikel bevat de titel van het bestemmingsplan. Elk bestemmingsplan is daarnaast te onderscheiden door een uniek identificatienummer. Dit bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal www.ruimtelijkeplannen.nl, onder nummer NL.IMRO.0917.BP040100W000001-
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict) via het Openbaar Ministerie.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financiële uitvoerbaarheid bedoeld.
Dit bestemmingsplan betreft een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen die aan te merken zijn als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
In dit hoofdstuk is de procedure van het bestemmingsplan beschreven. In de eerste plaats is een toelichting gegeven van de verschillende stappen die in het algemeen in een bestemmingsplanprocedure onderscheiden kunnen worden. Vervolgens zijn de resultaten van de doorlopen stappen in de procedure van bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving weergegeven.
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Tevens wordt het voorontwerpbestemmingsplan in verband met het vooroverleg ingevolge artikel 1.3.1. Bro naar diverse instanties gestuurd.
De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan binnen zes weken na de bekendmaking beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 21 september 2020 zes weken in het kader van de inspraak en het vooroverleg ter inzage gelegen.