direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de ruimtelijke functies in een gebied juridisch bindend voor overheid en burger vastgelegd. Het maakt (inrichtings)maatregelen mogelijk en biedt bescherming aan bepaalde gebieden of waarden en kan ook ongewenste ontwikkelingen tegengaan.

Het bestemmingsplan 'Heerlerheide Oost' met IMRO kenmerk NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401 is door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld op 3 december 2013. Op 1 april 2015 heeft de Afdeling Bestuursrecht van Raad van State uitspraak gedaan. De uitspraak met zaaknummer 201401680/1/R1 is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
De uitspraak is ook gepubliceerd op de landelijke voorziening met kenmerk NL.IMRO.0917.GU020302W000001-0401. Daarnaast is de uitspraak verwerkt in de 'Geconsolideerde versie Heerlerheide Oost' met kenmerk NL.IMRO.0917.GC020302W000001-0601.

In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak wordt het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad voor de plandelen voor de percelen aan de Bruinkoolweg, kadastraal bekend Heerlen, sectie Q, nrs. 829 en 237 vernietigd. De Afdeling heeft de gemeenteraad opgedragen om binnen 8 maanden na verzending van de uitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw besluit te nemen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het overnemen van de bestemming Wonen gestapeld niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, gezien de aannemelijke kans dat de in het plan voorziene gestapelde woningen niet binnen de planperiode worden gebouwd. Daarom had een andere bestemming, zoals een uit te werken bestemming, in de rede gelegen.

De eigenaar van de percelen heeft de gemeente Heerlen bericht dat er bij nader inzien geen rekening hoeft te worden gehouden met de inbreng een bouwplan op deze locaties voor de komende planperiode. Dit betekent dat het evident is dat de uitvoerbaarheid van een woonbestemming op deze locaties niet is gebleken.

Dit heeft er toe geleid dat in het onderhavige plan de bestemming 'Groen' voor deze locatie wordt vastgesteld. Deze bestemming was ook reeds in de ontwerpfase aan de gronden toegekend. Hierdoor wordt de feitelijke situatie bestendigd. Het is het gemeentebestuur niet gebleken dat er enig beletsel is om deze bestemming aan de betreffende gronden toe te kennen. Er is sprake van een uitvoerbare bestemming, die voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

Dit plan onderdeel dat naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State gerepareerd wordt, zal in de onderhavige toelichting nader worden toegelicht. Op de verbeelding zijn enkel de bovengenoemde kadastrale percelen opgenomen. De regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn afgestemd op deze percelen.

1.2 Situering plangebied

Gemeente Heerlen is ingedeeld in de vier stadsdelen Hoensbroek, Heerlerheide, Heerlen-stad en Heerlerbaan.

Stadsdeel Heerlerheide ligt in het noordwesten van het gemeentelijk grondgebied. Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg is gelegen in dit stadsdeel (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0002.jpg"  

afbeelding: situering plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg

1.3 Juridische status

Aangezien het bestemmingsplan Heerlerheide Oost gedeeltelijk is vernietigd is binnen het plangebied, tot het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan, het bestemmingsplan Heksenberg van kracht (vastgesteld op 15 december 1981, (gedeeltelijk) goedgekeurd op 15 februari 1983).

1.4 Planvorm

De structuur van bestemmingsplannen dient conform het bepaalde in artikel 3.3.2 van het Bro te voldoen aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP 2012). Dit komt er kort gezegd op neer dat de verschijningsvorm van een bestemmingsplan en een aantal begrippen is gestandaardiseerd. Daarnaast is het voorliggende bestemmingsplan opgezet conform het "Sjabloon bestemmingsplannen Heerlen". Dit Sjabloon dient als stramien voor alle Heerlense bestemmingsplannen.

De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.

Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401

1.4.1 Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld.

1.4.2 Regels

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de SVBP voor de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling).

1.4.3 Verbeelding

De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.

De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.

De analoge verbeelding bestaat uit 1 blad en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).

Mocht het voorkomen dat er verschil bestaat tussen de analoge en digitale versie van het bestemmingsplan dan is de digitale versie conform het bepaalde in artikel 1.2.3 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening leidend.

1.4.4 Ondergrond

De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en kadastrale begrenzingen.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.

1.5 Leeswijzer

In de leeswijzer is aangegeven de wijze waarop de toelichting van het bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg is opgebouwd.
Hoofdstuk 2 is een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit Europees- en rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is het plangebied en de invloed van verschillende beleidsaspecten beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de omgevingsaspecten en in hoofdstuk 5 zijn de uitgangspunten van het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 7 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de te volgen bestemmingsplanprocedure.

Hoofdstuk 2 Planologische beleidskaders

In dit hoofdstuk worden de beleidskaders voor het Europees en rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg, toegelicht.

2.1 Europees en Rijksbeleid

2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro).


De ladder is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.

Kern van de ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien.

Indien een ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling toestaat, is een zorgvuldige onderbouwing nodig. Deze wordt gevormd door de treden van de ladder uit te werken:

  • Trede 1: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte (kwantitatief en kwalitatief)?
  • Trede 2: kan die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio worden opgevangen, door benutting van beschikbare gronden (met aandacht voor mogelijkheden van herstructurering of transformatie)?
  • Trede 3: zo nee, is er voor de voorgenomen stedelijke ontwikkeling sprake van een locatie die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld?

Het doorlopen van deze treden zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Conclusie plangebied
Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande feitelijke situatie vast. Het planologisch regime wijzigt van gestapelde woningbouw naar groen. Nu deze planologische wijziging geen ontwikkelingen mogelijk maakt zoals een zeehaven, bedrijventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouw of andere stedelijke voorzieningen, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).


In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De centrale ambitie komt voort uit de Limburg agenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.

Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.


Visie Zuid-Limburg

De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid in de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.

Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economisch opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.


Planspecifieke aspecten

Voor het plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg zijn de volgende aspecten uit het POL 2014 relevant.

KAART 1: ZONERING LIMBURG

Het plangebied ligt volledig in het gebied aangeduid als 'Overig bebouwd gebied' en wordt getypeerd als gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De accenten liggen op de Transformatie van de regionale woningvoorraad, de bereikbaarheid, de balans tussen voorzieningen en detailhandel, het stedelijk groen en water en de kwaliteit van de leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0003.jpg"  

Uitsnede kaart 1 'Zonering Limburg' van het POL 2014

Transformatie regionale woningvoorraad

De Limburgse woningmarkt moet kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid.

Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt. De totale behoefte in Zuid-Limburg daalt vanaf 2017, wat in delen van Zuid-Limburg nu al volop waarneembaar is. De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van hetgeen er al in overvloed is.

Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.

In het onderhavig plan wordt geen woningbouw meer mogelijk gemaakt. Er wordt uitvoering gegeven aan de kwantitatieve opgave door het onttrekken van planologische woningbouwtitels.

2.2.2 Provinciale woonvisie

Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.

In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.

Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".

Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt. De regio Parkstad heeft het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3 Regionaal beleid.

2.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.

In de verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.

Verder bevat de Omgevingsverordening de bepaling dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad (ofwel de woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd). Uitzondering hierop vormt een woningbouwplan dat voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'.

Conclusie plangebied
Aangezien het bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningbouwplannen is de verordening niet van toepassing.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Parkstad Limburg

De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:

  • Meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, onder andere door een groter contrast van stad en land;
  • Een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfsrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • Een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • Een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via de Parkstadring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.


De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomst lijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:


Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur

Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.


Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht

Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.


Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking

Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.


Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid

De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.

De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Voor zover van belang voor het plangebied komen dezen in de volgende paragrafen aan bod, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze hun uitwerking hebben op bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0006.png"  
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg    


Vanwege demografische ontwikkelingen dient in dit gebied aandacht te worden gegeven aan stedelijke herstructurering. Dit betekent onder meer dat kwaliteitsverhogende investeringen nodig zijn, ook zijn desinvesteringen op gebied van wonen, onderwijs, bedrijvigheid en andere zaken nodig.

2.3.2 Regionale Woonstrategie 2012-2020

Onder regie van de regio Parkstad Limburg werken de Parkstad gemeenten en de woningcorporaties samen aan het woonbeleid voor onze regio. In dit kader heeft de Parkstad Raad op 11 december 2006 de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen vastgesteld. De visie markeerde de overgang van groei naar krimp en had als voornaamste doel het afremmen van de woningbouwproductie met het oog op de demografische ontwikkelingen. In de later vastgestelde Herstructureringsvisie Parkstad is vervolgens de verdunningsopgave per stadsdeel gekwantificeerd en vastgesteld in een "envelop". De opgave in deze "envelop" wordt binnenkort geactualiseerd. Deze enveloppen zijn nog steeds maatgevend voor het invullen van herstructureringsopgaven.

Bij het uitvoeren van deze opgaven is echter gebleken dat er nog vele knelpunten bestaan die de uitvoering vertragen. Daarom hebben Parkstad en de Parkstadgemeenten ervoor gekozen om niet weer een nieuwe woonvisie te maken maar een woonstrategie, gericht op het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Die regionale woonstrategie: "Kiezen voor Parkstad", is inmiddels gereed en is op 17 december 2012 vastgesteld door de Parkstad raad. Een drietal thema's zijn tijdens de gevoerde gebiedsgesprekken aangeduid als centrale vraagstukken voor de woningvoorraad en vormen voor deze woonstrategie de afzonderlijke hoofdstukken:

  • Beperken omvang plancapaciteit met meer sturing op kwaliteit en duurzaamheid
  • Aanpak particuliere voorraad
  • Doorstroming, focus op doelgroepen

Conclusie plangebied

Door het toekennen van de groenbestemming aan het plangebied van het bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg wordt de plancapaciteit beperkt en past het plan binnen het eerste thema van de Woonstrategie.

2.3.3 Regionale woningmarktprogrammering 2013-2016

Vanuit het gestelde kader in de regionale woonstrategie heeft de Parkstad raad op 11 december 2013 de regionale woningmarktprogrammering voor de periode 2013-2016 vastgesteld. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit, rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuw toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee beogen we van de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken.

In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing plaats heeft gevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt.

De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:

  • Categorie 1: herstructureringsprojecten
  • Categorie 2: goede projecten.
  • Categorie 3: de juiste plek verdient de juiste woning.
  • Categorie 4: toevoegen, maar tegelijk slopen is essentieel
  • Categorie 5: te veel concurrentie
  • Categorie 0: éénpitters

Bij de vraag of een nieuw initiatief kan worden opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering, wordt getoetst aan de transformatieopgave voor het betreffende woongebied waarin dat plan is gelegen. Een nieuw initiatief kan worden toegevoegd aan de regionale woningmarktprogrammering, indien het aantal toe te voegen woningen kleiner dan of gelijk is aan nul (bijvoorbeeld bij een herstructureringsgebied met sloop en vervangende nieuwbouw) óf indien het een project betreft in een woongebied met een verdichtingsopgave met woningen waarin de programmering nog niet voorziet.

Conclusie voor het plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de wijk Heksenberg. In de projectenlijst Regionale Woningmarktprogrammering 2013-2016 is het volgende project opgenomen als categorie 1, herstructureringsprojecten. Dit zijn de woningbouwprojecten, met een netto toevoeging kleiner dan 0, zoals herstructureringsprojecten en businesscases.

Projectnaam   Toevoeging   Onttrekking   Locatie   Categorie  
Heksenberg   40   130   Heksenberg, Heerlerheide   1  


Op de locatie Bruinkoolweg maakt het onderhavige plan geen woningbouw meer mogelijk. Momenteel ligt er geen concreet bouwplan en is de locatie ingericht als groen. De eigenaar heeft recent aangegeven op nog niet voornemens te zijn een bouwinitiatief in te dienen voor de locatie Bruinkoolweg.

Dit laat onverlet dat initiatiefnemer binnen de wijk Heksenberg de mogelijkheden heeft om haalbare initiatieven bij de gemeente in te dienen. Zodoende kan uitvoering worden gegeven aan het bepaalde in de projectenlijst.

2.3.4 Herstructureringsvisie

n december 2009 heeft het Parkstad bestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:

Beheergebieden

In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.


Verdunningsgebieden

In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.

Ontwikkelingsgebieden

Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur- en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.

Conclusie Plangebied

Het stadsdeel Heerlerheide is in de visie in zijn geheel aangeduid als een "verdunningsgebied". Dit betekent, dat nieuwe bouwinitiatieven pas kans van slagen hebben indien er ook compenserende sloop wordt gerealiseerd. Het herbestemmen van het plangebied tot groen is in overeenstemming met de aanduiding als verdunningsgebied.

2.3.5 Structuurvisiebesluit Wonen

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstad bestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.

Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).

Conclusie voor het plangebied
Zoals beschreven in paragraaf 2.3.3 zijn voor de wijk Heksenberg 40 woningen opgenomen in de Woningmarktprogrammering 2013-2016. Ondanks de herbestemming van de percelen aan de Bruinkoolweg tot groen is het nog steeds mogelijk om deze woningen op wijkniveau te realiseren.
Nu de eigenaar van de percelen aan de Bruinkoolweg nog geen woningbouwplan voor de locatie uitwerkt, is het niet mogelijk om een woonbestemming op de percelen aan de Bruinkoolweg te leggen.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Heerlen 2035

Op 7 juli 2015 is de Structuurvisie Heerlen 2035 vastgesteld. Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst. De ontwerp-structuurvisie is in december 2014 vrijgegeven voor inspraak en wordt in 2015 ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Tot die tijd is er nog geen sprake van vastgesteld beleid, maar kan er al wel reeds op geanticipeerd worden.


De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed.
Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0007.png"

Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema’s centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.


Vitale stad

In het thema Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.


Centrale stad

In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.


Innovatieve stad

In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.


Verrassende stad

In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het “Verhaal van Heerlen” tot uitdrukking komt.

Conclusie voor het plangebied

De demografische transitie en de veranderde economische werkelijkheid leidt met name binnen het domein wonen tot een afname van de vraag naar woningen. De herbestemming van het plangebied van wonen in groen past dan ook in het thema's 'Vitale en innovatieve stad'.

2.4.2 Groenbeleidsplan

Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.


Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.


In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:

  • Het landschappelijke kader van Heerlen;
  • De hoofdgroenstructuur van Heerlen;
  • Steenbergen als symbool voor een grenzeloze regio;
  • Schakels tussen Heerlen en het omliggende Euregionale landschap;
  • De hoofdinfrastructuur als uithangbord voor 'park' en 'stad';
  • De historische structuur als (groene) parels in het stedelijke weefsel;
  • Stadsombouw Heerlen: robuust groen met nieuwe functies.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0008.png"  
Groenvisie Heerlen  

De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.

Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur voor het plangebied:

Heksenberg (woningbouw jaren '60-'80)

  • Voor het grootste deel van het gebied geldt dat er een goed groen casco aanwezig is in de vorm van pleintjes, veldjes en plantsoenen. Veel van deze plekken zouden beter benut kunnen worden en het gebruik zou bepalend moeten zijn voor de inrichting. Hier dient wel het groene karakter te prevaleren.
  • De woonstraten kennen weinig hiërarchie en moeten op diverse plekken gerenoveerd worden. Dit is een goede kans om meer bomen aan te brengen in combinatie met de aanduiding van bijvoorbeeld parkeerstroken. Door per straat enkele 1e of 2e orde bomen aan te brengen wordt de herkenbaarheid in de wijk verbeterd.
  • De plantvakken zouden eveneens meer uniformiteit moeten uitstralen en worden bijgeplant. Toepassing van dezelfde soorten per straat zou de herkenbaarheid vergroten en het onderhoud vereenvoudigen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0010.png"  
huidige groenstructuur
 
gewenste groenstructuur:
(rood is hoofdgroenstructuur; groen is subgroenstructuur)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0011.png" Ligging plangebied  

Het herbestemmen als groen is in overeenstemming met het bepaalde in het groenbeleidsplan.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen over het plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg en zijn omgeving. Het plangebied wordt zowel historisch, stedenbouwkundig als landschappelijk toegelicht. Tevens worden de gebiedsrelevante milieu- en andere beleidsaspecten beschreven.

3.1 Beschrijving Plangebied

3.1.1 Ligging plangebied

Het plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg is gelegen ten noorden van het centrum van Heerlen aan de Bruinkoolweg in de buurt Heksenberg in het stadsdeel Heerlerheide. Het plangebied wordt aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door de zijkanten en achtergrens van de percelen van de woningen aan de Roebroekweg, Titus Brandsmastraat, Doctor Ariënstraat en de Hei Grindelweg. Aan de Oostzijde ligt de plangrens evenwijdig aan de Bruinkoolweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0012.jpg"  

afbeelding: ligging plangebied bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg

3.1.2 Historie
3.1.2.1 Algemeen

Heerlerheide is, zoals opgravingen laten zien, misschien het oudste stukje van Heerlen. De naam Heerlerheide staat voor de aanduiding van de heide bij Heerlen. Waarbij in acht genomen dat de heide niet staat voor een met heide begroeide vlakte, maar wild begroeid, ongecultiveerd land. In Heerlerheide (zuid), bij een van de zilverzandgroeven bij de Schelsberg, brachten opgravingen een bijna 6000 jaar oude nederzetting aan het licht. Ook bij Rennemig zijn sporen van Romeinse en Frankische bewoning gevonden en in de latere middeleeuwen is er eveneens sprake van bewoning in Heerlerheide. Rond 1800 was de bebouwing veelal geconcentreerd in de beekdalen, met name in het dal van de Caumerbeek. In de directe omgeving had men de beschikking over weilanden voor het vee (op de nattere gronden) en akkerlanden (op de drogere, vruchtbare lössgronden). Ook werd in het beekdal, nabij Rennemig ten zuidwesten van het plangebied, een watermolen gebouwd; De Köpkesmolen. De molen die een relict vormt uit de agrarische periode, kwam al vroeg in de 17e eeuw voor.
Ter illlustratie is een fragment van een topografische kaart uit de periode 1930 - 1940 toegevoegd waarin het plangebied is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0013.png"  

afbeelding: topografische kaart uit de periode 1930 - 1940 (blauwe cirkel is locatie plangebied)

3.1.2.2 De mijnbouwperiode

In de periode tussen 1890- 1960 vond een grote toename aan industriële activiteiten (o.a. mijnbouw met toeleveringsbedrijven) plaats. In de directe omgeving van het plangebied werden door Oranje Nassau Mijnen particuliere steenkolenmijnen aangelegd waartoe men mijnwerkers moest monsteren en voor woongelegenheid zorgen.

3.1.2.3 Na de mijnperiode

In de jaren ' 60 schakelde Nederland over op aardgas met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de jaren '70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. Er werden nieuwe bedrijfsterreinen aangelegd langs de nieuwe autowegen A76 en de N281. Ook werd de nog bestaande oude en lintbebouwing, in en na de periode 1960- 1980, aangevuld met nieuwe woongebieden en groeide de benodigde bedrijvigheid hierin mee.
Verder werd in de delfstoffenwinning een nieuwe industriële activiteit gevonden. De grootschalige zandwinning, die met name nog plaats vindt in de ten noorden van het plangebied gelegen Groeve Vrieheide en het oude mijnspoor, zijn van grote invloed op de verschijningsvorm van het landschap.

3.1.3 Stedenbouwkundig
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0014.png"  

afbeelding: Ruimtelijke structuur (blauwe cirkel is locatie plangebied)

Heerlen kan gekarakteriseerd worden als een 'gefragmenteerde' groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Dit geld zeker voor het oostelijk gedeelte van Heerlerheide, waarbinnen de wijken Heksenberg en Pronsebroek zijn gelegen.
Het plangebied ligt binnen het bebouwde gebied, dat wordt omsloten door groene ruimten. (groeve Vrieheide, Brunssummerheide, oude mijnspoor en Groeven gebied). Deze groene ruimten zijn in grote vlakken aanwezig en worden aangemerkt als structuurdragers van het gebied.

Stedenbouwkundig gezien, steunt het gebied (naast genoemde structuurdragers) van oudsher op een tweetal oude lintstructuren. In oost westelijke richting zijn dit de Pappersjans/ Jongmansweg, Roebroekweg en Heideveldweg. In noord zuid richting vormt de Heerenweg de oude lintstructuur. De twee routes zijn tevens de hoofdontsluitingswegen van het plangebied. In noordelijke en zuidelijke richting zorgt de Heerenweg voor de ontsluiting naar Brunssum, Sittard en het centrum. Via de nieuw aangelegde Binnenring is het mogelijk om je vervolgens in noordelijke richting via de Antwerpseweg en A76 richting Eindhoven te verplaatsen. In zuidelijke richting sluit de Binnenring aan op de A76 richting Aken.
In westelijke richting is het gemakkelijk om via Roebroekweg en Pappersjans naar het nabij gelegen Heerlerheide Centrum te gaan.

3.1.4 Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Bruinkoolweg en vervolgens via Roebroekweg en Heerenweg (in noordelijke en zuidelijke richting) en in westelijke richting via Roebroekweg, Pappersjans en Jongmansweg. De Heerenweg sluit in zuidelijke richting aan op de pas gerealiseerde Binnenring. Via deze wegen beschikt het plangebied over goede verbindingen met het centrum van Heerlen en met de autosnelwegen N281 en A76.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.

Conclusie plangebied

Onderhavig plangebied voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het is dus niet nodig om een milieueffectrapportage op te stellen.

4.2 Akoestiek

De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).

Dit betekent dat bij een bestemmingsplan als het onderhavige, dat niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op het vastleggen van het huidige gebruik als groen, deze waardes niet in acht hoeven te worden genomen. Nu geen geluidsgevoelige bestemmingen voorkomen in plangebied hoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai plaats te vinden.

Railverkeer is verder niet relevant voor onderhavig plangebied. Industrie lawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.

4.3 Water

4.3.1 Europees en Rijksbeleid

Kader richtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kader richtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.

Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

De Waterwet vervangt een aantal wetten en regelingen voor het waterbeheer in Nederland.
Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan. Daarnaast zijn alle voormalige vergunningstelsels opgegaan in één watervergunning en drie lozingenbesluiten om zo de regeldruk te verlagen.

Nationaal waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zes jaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en rijksbeleid. Naast deze SGBP's zijn waterveiligheid, het IJsselmeergebied en het Noordzeegebied speerpunten van het Nationaal Waterplan. Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan.

Gemeenten hebben specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het (paragraaf ) van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in.

Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw “Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient” uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsverandering. In grote lijnen ligt in de belangrijkste nationale beleidsstukken de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.

Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het NBW-Actueel (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

Het NBW is een uitwerking van de uitvoering van waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.
4.3.2 Regionaal en gemeentelijk beleid

Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.


Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. Het waterschap zorgt voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.

Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:

  • de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald;
  • belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen;
  • de stand van zaken van de uitvoering;
  • de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning;
  • de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen;
  • middelen en de kostendekking.
4.3.3 Plangebied

Wet ruimtelijke ordening en watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer (bijv. gemeente of projectontwikkelaar) worden overlegd met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt.

Algemeen
De maaiveldhoogte in het bestemmingsplan is ca. 94 m+NAP.
Het plangebied is onbebouwd en onverhard. Afstromend hemelwater krijgt zodoende voldoende kans om te infiltreren.

Bodemgesteldheid
Uit de oppervlaktekaart van de Rijks Geologische Dienst is af te leiden dat de bodem grotendeels uit zandige leem bestaat. Gegevens uit het DINO loket bevestigen dit. Meer in detail is de bodemopbouw als volgt:

Diepte (-maaiveld)   Bodemsamenstelling  
0-2 meter   Leem / zandige leem  
2 meter en dieper   Zand; fijn  

Situatie plangebied
Vroegtijdig in het traject van toekomstige planvorming en ontwikkelingen, dient rekening gehouden te worden met de waterhuishoudkundige gegevens van deze waterparagraaf. Per ontwikkeling is het wenselijk om de mogelijkheden voor waterhuishoudkundige oplossingen te analyseren.

De volgende (rand)voorwaarden bij ontwikkeling zijn van toepassing:

  • 10% van het plangebied reserveren voor water;
  • wateropgave oplossen binnen het plangebied (niet afwentelen);
  • voorkeursvolgorde waterkwantiteit hanteren: hergebruik water, vasthouden, bergen, afvoeren;
  • voorkeursvolgorde waterkwaliteit hanteren: schoonhouden, scheiden, zuiveren;
  • waterhuishoudkundige voorzieningen dimensioneren op T=25 met een beschikbaarheid binnen 24 uur;
  • maak een doorkijk naar T=100;
  • aanleggen van bovengrondse voorzieningen heeft de voorkeur. Maak water zichtbaar en beperk de kosten voor beheer en onderhoud.

Het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Deze bestemming maakt voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk. Hierdoor wordt voldoende ruimte geboden om bij een gewijzigde inrichting van het plangebied te voldoen aan de bovengenoemde randvoorwaarden.

4.4 Bodem

Algemeen
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegde gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.

Beleidskader Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 1 januari 2011 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het onderhavige bestemmingsplan, vindt geen functiewijziging naar een gevoelige functie plaats. Daarom kan volstaan worden met een globale toets van het bodeminformatiesysteem op knelpunten en middels de bodemkwaliteitskaart.

Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. Op 5 juli 2011 is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen vastgesteld. Heerlen heeft gekozen voor een zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Op basis van dit beleid zijn Lokale maximale waarden opgesteld. De gemiddelde kwaliteit van de bodem is ingedeeld in drie algemene categorieën te weten: industrie, wonen en achtergrondwaarde. Voor gebieden waar lokale maximale waarden zijn opgesteld gelden de benamingen uit de algemene categorieën niet meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0015.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0016.png"  
Gemiddelde kwaliteit bovengrond
(0,0-0,5 m-mv)
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0017.jpg"  
Gemiddelde kwaliteit ondergrond
(0,5-2,0 m-mv)
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0018.jpg"  

afbeelding: Bodemkwaliteitskaart plangebied (rode cirkel is plangebied)

Kwaliteit en functie
De gemiddelde kwaliteit van de bodem in het plangebied kan op basis van de bodemkwaliteitskaart als volgt beschreven worden:

  • De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het hele plangebied heeft de gemiddelde kwaliteit “wonen”.
  • Het hele plangebied heeft als bodemfunctie “wonen”.

Conclusie Plangebied
Een uitgevoerde globale inventarisatie heeft geen knelpunten aangetoond. Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemming.

4.5 Ecologie, flora en fauna

4.5.1 Natuur en natuurwaarden: gebiedsbescherming en soortenbescherming

Gebiedsbescherming: Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet
Nederland kent inmiddels (meer dan) 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincie(s), gemeente(n), eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.

Het plangebied Heerlerheide-Oost wordt in het oosten begrensd door Natura 2000-gebied Brunssummerheide. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van een dergelijk Natura 2000-gebied moeten worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde Voortoets/Habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg (bevoegd gezag).

Soortenbescherming: Flora- en Faunawet
Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en Faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten tot handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden (planten en dieren), verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht, om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende dan wel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuur of groengebied met een beschermde status. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Brunsummerheide. Dit gebied is een habitatrichtlijngebied (natura 2000) welke is aangenomen en goedgekeurd bij de Europese Commissie in Brussel.

Het gebied heeft een speciale beschermingsstatus. Niet alleen activiteiten in een natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

4.5.2 Plangebied

Ten aanzien van bijzonderheden met betrekking tot het plangebied kan worden aangegeven dat het gebied valt binnen de stedelijke agglomeratie van de gemeente Heerlen. De Flora en Faunawet is hier van toepassing.

Aangezien de feitelijke situatie wordt bestendigd is er geen sprake van een ingreep die effect heeft op eventueel aanwezige natuurwaarden. Daarnaast maakt de bestemming 'Groen' geen activiteiten mogelijk, die de natuurwaarden in Natura 2000 gebied Brunssummerheide, nadelig beïnvloeden. Gelet hierop zijn er voor wat betreft natuurwaarden geen belemmeringen voor het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan luchtonderzoek moet plaatsvinden naar de kwaliteit van de omgeving. In het plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg zijn geen nieuw bouwplannen voorzien waarvoor een luchtonderzoek nodig is.

Mede gelet op de in dit plan vastgelegde bestemmingen, kan op basis van artikel 5.16, lid 1, sub a Wm kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Beleid

Beleidskader externe veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu tengevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risico-contouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR.

Groepsrisico (GRP)
Het groepsrisico (GRP) is een maat voor de kans dat bij een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GRP wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.
Voor het GRP geldt geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijk waarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze waarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Ook bij veranderingen van de hoogte van het GRP geldt een verantwoordingsplicht.

Verantwoordingsplicht Groepsrisico
In het externe veiligheidsbeleid is voor bepaalde situaties een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening.

Bereikbaarheid
De brandweer beoordeelt de bereikbaarheid van plan gebieden en daaraan verbonden objecten ca inrichtingen aan de hand van de Handleiding blus watervoorziening en bereikbaarheid.

Er wordt speciale aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer.

De basis kan gevonden worden in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Er kunnen regels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid, teneinde ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

4.7.2 Plangebied

In de directe nabijheid van het plangebied zijn volgens de Risicokaart Limburg geen bedrijven gelegen die in het kader van externe veiligheid een risico opleveren. Ook ligt het plan niet binnen het invloedsgebied van (verder weg gelegen) bedrijven die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen.

Buisleidingen
In de directe nabijheid van het plan zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied vaneen buisleiding.

Vervoer gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plan zijn geen vervoersassen bekend van gevaarlijke stoffen. Het plangebied wordt niet benut als transportroute voor gevaarlijke stoffen.

De risicoatlas van de provincie Limburg is geraadpleegd m.b.t. de vraag of er in de omgeving BEVI bedrijven liggen en in de nabijheid vervoerassen of buisleiding door of langs het plangebied lopen.

Bereikbaarheid
Geconstateerd is dat de omliggende infrastructuur voldoet aan in het kader van bereikbaarheid te stellen eisen. Het plan voorziet tevens in afdoende mogelijkheden om de juiste voorzieningen op gebied van bestrijding en beheersbaarheid te realiseren.

Groepsrisico
Ten gevolge van het onderhavige bestemmingsplan is er sprake van een afname van het aantal personen in het plangebied ten opzichte van de personen bezetting conform het bestemmingsplan Heksenberg.

Gezien het bovenstaande vormt externe veiligheid geen belemmering voor het plangebied.

4.8 Archeologie

Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valetta tot stand gekomen. Het Verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In 1992 ondertekende Nederland het 'Verdrag van Malta' van de Raad voor Europa. In het verdrag is de omgang met het Europees archeologisch erfgoed geregeld. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer en sedert september 2007 is de Archeologische monumentenzorg geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988. De essentie is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden.

Volgens de wettelijke verplichting wordt in bestemmingsplannen rekening gehouden met bekende en verwachte archeologische waarden. De Monumentenwet geeft een vrijstelling van onderzoeksplicht voor projecten kleiner dan 100 m2, maar geeft de gemeente de vrijheid deze aan te passen. Die afwijking kan zowel naar boven als naar onder. Voor de diepte van bodemingrepen bevat de wet geen grens.

4.8.1 Gemeentelijk beleid

Voor geheel Parkstad Limburg is een archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld, de archeologische beleidskaart. Deze kaart is gebaseerd op uitgevoerd inventariserend archeologisch onderzoek. Voor de gemeente Heerlen en de overige Parkstadgemeenten is door archeologisch adviesbureau RAAP een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. Het RAAP-rapport betreft een bureauonderzoek naar de archeologische verwachtingen waarbij een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de bekende archeologische vindplaatsen binnen de Parkstadgemeenten en van landschappelijke (geologische en geomorfologische) en bodemkundige gegevens van het grondgebied. Daarnaast zijn de uitgevoerde archeologische onderzoeken geïnventariseerd, waarbij rekening is gehouden met vergraven of ontgronde gebieden, en heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden. In dit verband is onder andere ook het Actueel Hoogtebestand Nederland bestudeerd. Op basis van de genoemde inventarisaties is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld, dat haar neerslag heeft gevonden in een geactualiseerde archeologische verwachtingenkaart die door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld op 1 oktober 2013.

Het doel van de archeologische verwachtingenkaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.

In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.

Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten
Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.


Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen
Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De monumentenwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.


Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde
Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.


Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde
In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.


Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde
In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.


In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".

4.8.2 Plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0019.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0020.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000002-0401_0021.png"  

Uitsnede Archeologische waardenkaart Heerlen

Volgens deze Archeologische waardenkaart Heerlen, heeft het hele plangebied een lage archeologische verwachting. Deze waarde is op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde), met bijbehorende regelgeving.

Mochten tijdens graafwerkzaamheden archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt bij de gemeente Heerlen of de regioarcheoloog.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en randvoorwaarden die de basis vormen voor het voorliggende bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg.

Daarnaast geeft dit hoofdstuk een beschrijving voor de keuzes gemaakt bij de regels.

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden, die in dit hoofdstuk wordt toegelicht.

5.2 Opbouw van de regels van het bestemmingsplan

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen, die worden gebruikt in de regels en in artikel 2 is uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied voorkomende bestemmingen en/of dubbelbestemmingen. Deze regels zijn eveneeens opgesteld conform de vaste structuur van hoofdgroepen die de SVBP voorschrijft.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze regels zijn opgenomen in en en maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Slotregel
In is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

5.3 Toelichting van de Bestemmingsregels

5.3.1 Algemeen

Deze paragraaf beschrijft de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of doeleinden zijn aangegeven.

In het kader van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. De bestemmingen zijn in hoofdgroepen ondergebracht. Deze is hieronder aangegeven.

5.3.2 Hoofdgroep Groen

Artikel 3 Groen regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/ of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

5.3.3 Hoofdgroep Waarde

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde) regelt de bestemming voor Waarde - Archeologie. De voor 'Artikel 4 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van (mogelijke) waardevolle archeologische gebieden waar, voorafgaand aan enige bouw- of aanleg activiteit, nader archeologische onderzoek dient plaats te vinden.

5.4 Juridische regelingen bestemmingsplan

5.4.1 Algemeen

Onder het hoofdstuk juridische regelingen bestemmingsplan is de planologische regeling betreffende de vestiging van prostitutiebedrijven toegelicht .

5.4.2 Prostitutie- en seksinrichtingen

Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.

De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.

In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” (oktober 2000) is het gemeentelijk beleid van neergelegd. In deze nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Een van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie.

In de huidige situatie liggen er 9 locaties voor seksinrichtingen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Voor deze locaties is een parapluplan opgesteld, bestemmingsplan prostitutie (onherroepelijk per 24 april 2007).

Conclusie Plangebied

Bovengenoemde locaties vallen buiten het plangebied Heerlerheide Oost - reparatie Bruinkoolweg.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid en Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies.
Een van de belangrijkste functies betreft de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd.
Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.

Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is.

6.2 Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
" Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt blijft, dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van een jaarlijks vast te stelen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.

6.3 Sanctionering

Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen:

  • bestuursrechtelijk handhaven (bestuursdwang of dwangsom) of;
  • strafrechtelijk handhaven (economisch delict).

6.4 Economische uitvoerbaarheid

In dit bestemmingsplan wordt het plangebied bestemd conform het huidige gebruik als groen. Het bestemmingsplan maakt geen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk, waarvoor een exploitatieplan vastgesteld dient te worden.
Aangezien het bestemmingsplan geen financiële gevolgen heeft, is niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg en Procedure

7.1 Gevoerd overleg

Het bestemmingsplan is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 22 november 2012 zes weken ter inzage gelegen in het kader van de inspraak. Tevens heeft vanaf die datum het vooroverleg ingevolge artikel 3.1.1. Bro plaatsgevonden.

7.2 Procedurestappen

Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:

7.2.1 Voorontwerp

Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het College van burgemeester en wethouders.

7.2.2 Ontwerp

De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.

7.2.3 Vastgesteld

De bestemmingsplan: de gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.

7.2.4 Beroep

Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.3 Data procedurestappen

7.3.1 Voorontwerp

B&W hebben ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan:

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 6 november 2012

Betreffende de voortgang van de procedure hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:

  • eerste tervisielegging t.b.v. de inspraak vanaf: 22 november 2012
  • voorontwerp toesturen naar de Provincie en overige instanties,
    artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening: 22 november 2012
7.3.2 Ontwerp

B&W hebben ingestemd met het ontwerp bestemmingsplan:

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 14 mei 2013

Betreffende de voortgang van de procedure hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:

  • tervisielegging ontwerp bestemmingsplan, artikel 3.8 Wro (zes weken),
    met ingang van: 30-05-2013
  • hoorzitting gemeente: 03-10-2013
7.3.3 Vaststelling

Betreffende de voortgang van de procedure van het bestemmingsplan Heerlerheide Oost - reparatie hebben de volgende planactiviteiten plaatsgevonden/zijn voorzien:

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 25 augustus 2015
  • behandeling in de commissie Ruimtelijke Structuur: 8 september 2015
  • vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad: 29 september 2015
  • bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, artikel 3.8 Wro : 13 oktober 2015
7.3.4 Beroep

Belanghebbenden kunnen, gedurende de beroepstermijn van zes weken, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.