Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Overbroekerstraat 110
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0917.BP010600W000001-0401

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende waarden of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede voor extensieve dagrecreatieve waarden. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:
a. bouwwerken, niet zijnde gebouwen;
b. verhardingen, zoals wegen en paden;
c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
d. bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwwerken, niet zijnde gebouwen
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:
1. situering binnen het bestemmingsvlak;
2. bouwhoogte maximaal 2 meter;
3. aard bij de bestemming passend;
4. oppervlakte 15 m2, met uitzondering van erfafscheidingen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan:
a. het gebruik van de gronden:
- voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- voor sport-, wedstrijd- of parkeerterreinen;
- voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens die geschikt en bestemd zijn de uitoefening van handel;
b. het uitvoeren van werken of werkzaamheden ten behoeve van de doeleinden onder a omschreven doeleinden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
d. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
e. het wijzigen van de grondwaterstand of het uitvoeren van werkzaamheden die direct of indirect de grondwaterstand beïnvloeden;
f. het vellen of rooien van houtgewas en/of houtopstand of het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas en/of houtopstand tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand en/of het aanwezige houtgewas;
g. het verrichten van exploratie - of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas;
h. het bebossen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.
 
3.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden genoemd in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 omschreven doeleinden niet worden aangetast.
 
3.4.3 Uitzonderingen
Het in 3.4.1 bepaalde is niet van toepassing op:
a. werkzaamheden die behoren tot de normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of vrijstelling mogen worden uitgevoerd;
e. het periodiek kappen van griendhout en ander hout, voorzover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik.