direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hommersumseweg 47b Heijen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De eigenaar van het perceel aan de Hommersumseweg 47b in Heijen, hierna initiatiefnemer, heeft het voornemen om het bestaande bedrijfsperceel met bedrijfswoning om te zetten naar een perceel met een burgerwoning. Onderdeel van het plan is het landschappelijk herinrichten van het naastgelegen perceel (gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039). Door het verwijderen van de champignonkwekerij en bijbehorende verharding en bebouwing en het inrichten van dit perceel als tuin levert dit plan een directe kwaliteitsverbetering in het kader van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM).

De voorgestelde ontwikkeling is middels een wijzigingsregeling mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. In voorliggend plan wordt aangetoond dat het initiatief voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Hommersumseweg 47b in het buitengebied van Gennep, nabij de kern Heijen. Navolgende afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied en de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0002.png"

Het plangebied (rode stip) en de omgeving (bron: Openstreetmaps.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep', vastgesteld door de gemeente Gennep op 3 april 2012. Op 17 februari 2014 heeft de gemeente een reparatie- en veegplan vastgesteld. Dit reparatie- en veegplan heeft geen gevolgen voor het plangebied. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het vigerende plan:

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0003.png"

Uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep', bron: ruimtelijkeplannen.nl

Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarisch'. Ook ligt over het gehele plangebied een bouwvlak, waarbinnen de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf' is opgenomen. Tot slot ligt het plangebied binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

In de regels van de enkelbestemming 'Agrarisch' is in artikel 3.6.1. 'Wijziging', lid b een wijzigingsregeling opgenomen die het mogelijk maakt om de gronden waarop een bestaand agrarisch bouwvlak gelegen is, om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. Deze regeling vormt de basis voor dit plan. In paragraaf 3.3 is de wijzigingsregeling in zijn volledigheid opgenomen, waarna is aangegeven op welke wijze voorliggend plan voldoet aan de gestelde voorwaarden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de Hommersumseweg 47b, in het buitengebied ten oosten van de kern Heijen. De Hommersumseweg is een doorgaande weg die de kernen Heijen en Hommersum (Duitsland) met elkaar verbindt. Het plangebied ligt op een overgangsgebied tussen bos (ten westen) en een weids agrarisch gebied (ten oosten). Verder naar het noordwesten ligt de kern Gennep. Op circa 150 m. ten zuiden van het plangebied ligt de snelweg A77.

Direct rondom het plangebied ligt ten noordoosten een bedrijfspand welke wordt gebruikt als opslaglocatie voor groenten. Ten zuiden ligt aan de andere kant van de Hommersumseweg een woning. Ten noorden ligt een agrarisch perceel.

Binnen het plangebied staat een bedrijfswoning, bestaande uit één bouwlaag met kap.

De woning wordt middels een inrit ontsloten op de Hommersumseweg. Aan het uiteinde van de inrit staat, schuin achter de woning, een schuurtje. De gronden ten noordenwesten van de woning zijn ingericht als tuin met onder andere een waterreservoir. Op de perceelsgrens aan de Hommersumseweg staan bomen. Dit geeft het plangebied vanuit deze hoek een besloten karakter. Het naastgelegen perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039' is in het verleden in gebruik geweest als champignonkwekerij. De champignonkwekerij met bijbehorende verharding en bebouwing is recent al verwijderd. Het perceel is nu braakliggend en wordt omringd door een hekwerk. Er zijn nog wat restanten aan verharding aanwezig. Navolgende foto's geven een impressie van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0004.png"

Luchtfoto van het plangebied (rode lijnen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0005.png"

Luchtfoto van het plangebied (rode stip) en de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0006.png"

Aanzicht vanaf de Hommersumseweg op het perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039'

2.2 Toekomstige situatie

Het plan is om alle gronden van het plangebied om te zetten naar een woonfunctie. De bestaande bedrijfswoning verandert daardoor naar een reguliere burgerwoning. Het door de initiatiefnemer aangekochte perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039' maakt onderdeel uit van het plangebied.

Het weghalen van de restverharding, het landschappelijk inpassen en het opleggen van een bouwverbod op dit perceel leiden gezamenlijk tot een extra kwaliteitsbijdrage in het kader van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu. Het opgestelde landschappelijke inpassingsplan, waar navolgende afbeelding een uitsnede van toont, maakt de toekomstige situatie inzichtelijk. Het volledige inpassingsplan is als bijlage 2 toegevoegd en als voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0007.png"

Uitsnede van het landschappelijk inpassingsplan

De landschappelijk inpassing wordt aangegrepen om het bestaande omsloten karakter van het plangebied aan de westkant, door te trekken richting het oosten. Dit gebeurt onder andere door het doortrekken van de bomenrij langs de Hommersumseweg en het aanleggen van een Veldesdoorn haag (2 m. hoog) op de noordoostelijke perceelsgrens. Op deze wijze ontstaat een logisch geheel, wordt een duidelijke natuurlijke scheiding aangebracht tussen de woonkavel en het naastgelegen bedrijf en neemt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse toe. Daarnaast wordt de bestaande bomenrij langs de Hommersumseweg verlengd in oostelijke richting. Bovendien vindt er een kwaliteitsbijdrage plaats door de gronden van de voormalige champignonkwekerij te ontdoen van verhardingen en bebouwing en het perceel als onbebouwde tuin in te richten. Beeldbepalend voor dit gedeelte van de tuin is een nieuw aan te leggen hoogstamfruit boomgaard.

Het opgestelde landschappelijke inrichtingsplan wordt voorwaardelijk verplicht gesteld in de regels van dit plan.

Als bijkomstigheid heeft deze ontwikkeling dat, zodra voorliggend plan in werking treed, de vergunning die in 2003 is afgegeven voor het gebruik van het perceel kadastraal bekend als gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039 ten behoeve van de champignonkwekerij, komt te vervallen.

Parkeren gebeurt in de toekomstige situatie binnen eigen terrein, op de bestaande inrit. Meer over het aspect verkeer volgt in paragraaf 4.4.

Het omzetten van de bedrijfswoning naar een burgerwoning in combinatie met de landschappelijke inpassing en de kwaliteitsbijdrage door het verwijderen van de verharding en bebouwing van de voormalige champignonkwekerij leidt direct tot een vitaal plangebied met een toename van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de Ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Voorliggend initiatief heeft geen negatief effect op één van deze gebieden en is daarmee uitvoerbaar vanuit de SVIR en het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Door voorliggend plan wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Er worden geen extra woningen aan het plangebied toegevoegd. Daardoor is van een stedelijke ontwikkeling geen sprake. Een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

Het plan is passend binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014), met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en- Vervoersprogramma vastgesteld.

In het POL staat kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de Ladder voor duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks sprake is van bevolkingsgroei. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. Uitbreiding via uitleggebieden is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mogelijk, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte. Hierbij is aandacht voor huisvesting van bijzondere doelgroepen (woonurgenten) en de aanpak van leegstand.

Er wordt de komende jaren een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het proces van functieverlies speelt al langere tijd, maar het aanbod van leegstaand vastgoed blijft toenemen en de vraag blijft achterwege. Er wordt naar gestreefd dat de vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk wordt hergebruikt door de land- en tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Maar het is zeker niet te verwachten dat alle leegstand zo kan worden opgelost. In dat geval is sloop (bijvoorbeeld van verouderde stallen, schuren en overige voorzieningen) gewenst, om leegstand, verval en mogelijk ook illegaal gebruik te voorkomen.

Qua natuur is het de ambitie om de biodiversiteit in stand te houden. Dat vraagt om een robuust grensoverschrijdend natuur- en waternetwerk van goede kwaliteit, dat ook de effecten van de klimaatverandering voor flora en fauna kan opvangen. Dat netwerk fungeert bovendien als belangrijke recreatiezone, als drager van de landschappelijke structuur en als een belangrijke pijler onder een goed vestigingsklimaat in Limburg. Daarnaast is het de ambitie dat natuur en natuurbeleid sterk verankerd zijn in de samenleving.

Omgevingsverordening Limburg 2014

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt rekening houdt met de Ladder voor duurzame verstedelijking. De regionale afspraken over wonen zijn met een Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 geborgd in de provinciale omgevingsverordening. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg mag alleen voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. In het ruimtelijk plan dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen, dient te worden verantwoord op welke wijze het plan aansluit bij de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.

Planspecifiek

Onderhavig plan betreft een functiewijziging van agrarisch naar wonen.

De verantwoordelijkheid van de uitvoering van het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) heeft de provincie inmiddels overgedragen aan de gemeente. Op welke wijze dit plan past binnen het LKM komt aan bod in paragraaf 3.3.

In de provinciale verordening worden concrete regels gesteld aan nieuwe ontwikkelingen als het gaat om het toevoegen van woningen. In de verordening is in artikel 2.4.2. 'Wonen' opgenomen dat in de regio Noord-Limburg, waar het plangebied binnen ligt, er geen nieuwe woningen aan de voorraad mogen worden toegevoegd. Voorliggend initiatief sluit hierop aan. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning, er komen geen nieuwe woningen bij.


De ontwikkeling is passend binnen het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Buitengebied gemeente Gennep - Borging kwaliteitsmenu

Volgens de Structuurvisie Buitengebied Gennep, vastgesteld op 12-02-2012, staat de gemeente Gennep open voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied. In de Structuurvisie wordt onder meer aangegeven aan welke ontwikkelingen in het buitengebied de gemeente in principe medewerking wil verlenen en welke kwaliteitsbijdrage daar tegenover moet staan. Hiervoor is het gemeentelijke kwaliteitsmenu (GKM) opgesteld.

Planspecifiek

Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de kaart 'Gebiedsindeling' uit de structuurvisie Buitengebied gemeente Gennep'. De ligging van het plangebied is aangegeven met de rode cirkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0008.png"

Uitsnede van de kaart 'Gebiedsindeling' uit de structuurvisie, waarop de ligging van het plangebied is aangegeven met de rode cirkel

Het plangebied ligt binnen het 'kerngebied open agrarisch landschap'. In gevallen waarbij sprake is van een functieverandering van agrarisch naar wonen hanteert de gemeente een neutrale grondhouding. De hoogte van de kwaliteitsbijdrage bij functieverandering naar wonen is maatwerk. De gemeente heeft aangegeven dat bij dit initiatief het verwijderen van verhardingen kan worden gezien als kwaliteitsbijdrage. Met dit plan wordt de verharding van de voormalige champignonkwekerij verwijderd. Daarmee wordt, in aanvulling op de landschappelijke inpassing, een kwaliteitsbijdrage geleverd, zodat het perceel beter is ingepast in het buitengebied.

De Structuurvisie Buitengebied gemeente Gennep staat de uitvoer van voorliggend plan niet in de weg.

3.3.2 Haalbaarheid van het wijzigingsplan

Wijzigen naar de bestemming wonen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan ''Buitengebied Gennep', vastgesteld door de gemeente Gennep op 3 april 2012. Op 17 februari 2014 heeft de gemeente een reparatie- en veegplan vastgesteld. Deze herziening heeft geen gevolgen voor het plangebied.

In de regels van de reeds geldende enkelbestemming 'Agrarisch' is in artikel 3.6.1. 'Wijziging', lid b een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de gronden waarop een agrarisch bouwvlak gelegen is, om te zetten naar de bestemming 'Wonen'.

Burgermeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

in de bestemming Wonen, waarbij deze bevoegdheid uitsluitend de gronden betreft welke zijn gelegen in het binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • 1. de activiteiten moeten passen binnen de kaders zoals opgenomen in artikel '42.3 Afwegingskader Kwaliteitsmenu';
  • 2. het agrarisch bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering;
  • 3. geen sprake mag zijn van een toename van het aantal woningen;
  • 4. na wijziging de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 400 m² mag bedragen;
  • 5. sprake dient te zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • 6. geen sprake mag zijn van een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  • 7. het bepaalde in 'Artikel 23' van overeenkomstig toepassing is.

Toetsing aan de voorwaarden

ad 1. kwaliteitsmenu

In voorgaande paragraaf is gemotiveerd dat wordt voldaan aan het gemeentelijk kwaliteitsmenu.

ad 2. stoppen agrarisch bedrijf

Voorheen was binnen het plangebied een tuinbouwbedrijf actief. Dit bedrijf is gestopt omdat het economisch niet meer rendabel bleek. Na het stopzetten van de bedrijfsactiviteiten heeft het perceel enkele tijd te koop gestaan, zonder resultaat. Het is zeer aannemelijk dat het plangebied in de toekomst niet meer geschikt is als locatie voor een reële agrarische bedrijfsvoering. Als gevolg van dit plan zal ook de vergunning die in 2003 is afgegeven voor het gebruik van het perceel gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039 ten behoeve van de champignonkwekrij, door de gemeente Gennep worden ingetrokken.

ad 3. toename aantal woningen

Door het plan worden er geen woningen aan het plangebied toegevoegd. De bestaande bedrijfswoning wordt enkel omgezet naar een reguliere woning.

ad 4. omvang bijbehorende bouwwerken

Er vinden geen bouw- en of sloopwerkzaamheden plaats. In de toekomstige situatie is 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, waarmee de omvang ruim onder de gestelde norm blijft.

ad 5. ruimtelijke kwaliteitsverbetering

Voor dit plan is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, welke als bijlage 2 van de regels is toegevoegd en voorwaardelijk verplicht wordt gesteld. In het inpassingsplan is onder andere gewaarborgd dat verharding en bebouwing van de voormalige champignonkwekerij wordt verwijderd, de bomenrij langs de Hommersumseweg wordt verlengd en er een groene buffer wordt aangelegd tussen de bestaande woning en het naastgelegen bedrijf. In de regels is aanvullend een regeling opgenomen die in een bouwverbod voorziet ter plaatse van deze groenbuffer. Gezamenlijk dragen deze maatregelen direct bij aan een kwaliteitsbijdrage in het kader van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM). Het realiseren en instandhouden van dit inpassingsplan is in de regels van dit plan als voorwaardelijke verplichting opgenomen.

ad 6. effect op naastgelegen bedrijven

Direct ten oosten van het plangebied ligt aan de Hommersumseweg 49 een bedrijfslocatie waarbinnen een bedrijf actief is in de handel van groenten. Ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op deze locatie (Grt. in vlees, zuivelproducten, etc.) hanteert de publicatie Bedrijven en Milieuzonenering een richtafstand van 30 m. op basis van het aspect geluid. De woning uit dit plan ligt op 36 m vanaf de perceelsgrens van dit bedrijf. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Om er voor te zorgen dat deze afstand in de toekomst gewaarborgd blijft, is in dit plan geregeld dat in geval van herbouw van een woning, dit alleen is toegestaan binnen een nieuw opgenomen bouwvlak rondom de bestaande woning. Deze maatregel heeft enerzijds als gevolg dat het bedrijf niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en anderzijds dat de woning geen hinder ondervindt van het bedrijf, nu niet en in de toekomst niet. Een nadere toelichting op de relatie tussen de woning uit dit plan en bedrijven in de omgeving volgt in paragraaf 4.1.5.

ad 7. Artikel 23

In de regels van dit plan is voor de bestemming 'Wonen' aangesloten bij de regels Wonen uit het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep'. In aanvulling daarop krijgt het perceel gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039 de aanduiding 'tuin'.

Conclusie

Voorliggend plan voldoet aan de voorwaarden behorende bij de wijzigingsregeling uit artikel 3.6.1. lid b uit het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep'.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van een initiatief. Bij een bestemmingswijziging dan wel een wijziging naar een gevoeligere gebruiksfunctie zal indien onvoldoende bekend is over de bodemkwaliteit ter plaatse, voor de uitwerking van de plannen in veel gevallen een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

Door het plan krijgen de gronden van het plangebied een gevoelige functie, namelijk wonen. Om aan te tonen dat de bodemkwaliteit passend is bij deze functie is een bodemonderzoek uitgevoerd. In het onderzoek, welke als bijlage 1 is toegevoegd, is de conclusie opgenomen dat er slechts een lichte grondwaterverontreiniging is aangetroffen. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er geen reden voor een nader onderzoek. De kwaliteit van de bodem is in lijn met het beoogde functie gebruik.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde 40 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 686358 (aan de A77 ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 (stikstofdioxide)   PM10 (fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2016 (µg/m3)   20.1 µg/m3   19 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m³)   40 µg/m3   40 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijnstof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten afname van het aantal verkeersbewegingen is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hogere belasting is niet toegestaan). De Wgh gaat daarnaast ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

De voorgenomen functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning heeft als gevolg dat het beoordelingsniveau in het kader van de Wgh verandert.

De maximale te ontheffen geluidsbelasting daalt van 58 dB naar 53 dB. Ter voorbereiding op voorliggend wijzigingsplan is door onderzoeksbureau Econsultancy een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. De gehele studie is als bijlage 2 toegevoegd. In het kader van de voorstudie is vanuit het aspect geluid gekeken of er in de omgeving geluidsbronnen op basis van industrie-, spoorweg- en/of wegverkeer aanwezig zijn die mogelijk van invloed zijn op de woning uit dit plan. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het geluidsmodel zoals die voor de studie gebruikt is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0009.png"

Uitsnede van het geluidsmodel (bron: onderzoeksbureau Econsultancy)

In de omgeving van het plangebied liggen enkele gezoneerde wegen. Het gaat om de Hommersumseweg, de Siebengewaldweg, Brugfortstraat en de autosnelweg A77. Uit het geluidsmodel blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de autosnelweg A77 niet meer bedraagt dan 53 dB. De geluidsbelasting van de lokale wegen zal niet meer bedragen. De aanvraag van hogere grenswaarden is daarom niet van toepassing. Er zijn vanuit wegverkeerlawaai daarmee geen belemmeringen voor dit plan.

In de omgeving zijn geen industrieterreinen en/of spoorwegen gelegen. Deze twee bronnen hebben daarmee op voorhand geen invloed op dit plan.

Voorliggend initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten zoals woningen berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). In bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is bepaald voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief behelst een functiewijziging van agrarisch naar wonen. In het verleden was er binnen het plangebied een tuinbouwbedrijf actief. Dit betekent dat de bestaande agrarische bedrijfswoning al een geurgevoelig object is (indien er een veehouderij op het perceel actief zou zijn geweest, zou dit niet het geval zijn geweest). Vanuit geur voldoet de woning in de bestaande situatie dus al aan de gestelde normering.

Voorliggend initiatief heeft ook geen gevolgen voor omliggende veehouderijen. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op 350 m afstand ten zuiden van het plangebied. Het betreft een geitenhouderij aan de Langeven 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0010.png"

Uitsnede van de bestaande planologische situatie van de zuidelijke omgeving van het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voorgaande afbeelding toont een uitsnede van de planologische situatie van de omgeving van het plangebied. Daarop is te zien dat in de bestaande situatie er al meerdere woonbestemmingen / burgerwoningen dichter bij de geitenhouderij liggen (zwarte pijl) dan de woning uit het plangebied (rode kader). Daarmee kan worden uitgesloten dat dit plan omliggende veehouderijen belemmert in hun bedrijfsvoering.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in een functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. Daarmee blijft er voor omliggende functies sprake van een woning van derden, waarmee rekening gehouden moet worden. Direct ten noordoosten ligt een agrarisch perceel waarop een schuur staat die wordt gebruikt als opslaglocatie voor groenten (Hommersumseweg 49). In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan dit type bedrijf worden ingedeeld in 'Grt. in vlees, vleeswaren, zuivelproducten,etc', waarvoor een maximale richtafstand geldt van 30 m. vanuit geluid. De woning uit dit plan ligt op 36 m. vanaf de perceelsgrens van dit bedrijf. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Zoals reeds gemotiveerd onder wijzigingsvoorwaarde 6 in paragraaf 3.3.2 is herbouw van een nieuwe woning alleen mogelijk op de bestaande locatie. Planologisch is aan de Hommersumseweg 49 tevens een agrarisch hulpbedrijf van categorie 3.1 toegestaan. Echter is er in de huidige situatie al sprake van een woning in het plangebied, waarmee het bestaande bedrijf (en een eventueel nieuw bedrijf) al rekening moet houden met de bedrijfsvoering. Een agrarische bedrijfswoning is hiervoor even relevant als een burgerwoning. Daarom worden bestaande en eventueel nieuwe bedrijven aan de Hommersumseweg 49 niet belemmerd in de bedrijfsvoering en wordt het woon- en leefklimaat in de woning niet belemmerd.

Navolgende tabel geeft, naast het bedrijf dat zojuist is toegelicht, een overzicht van enkele andere kleine bedrijven in de omgeving van het plangebied. In alle gevallen liggen de bedrijven op een ruimere afstand van het plangebied dan de bijbehorende richtafstanden.

Bedrijfsnaam   Adres   Afstand tot plangebied   Max. richtafstand PB&M  
Köster Transport B.V.   Hommersumseweg 49   310 m.   100 m. (geluid)  
Köster Transport B.V.   Siebiengewaldseweg 25   310 m.   100 m. (geluid)  
Olieslagers verhuur   Hommersumseweg 46a   40 m.   30 m. (geluid)  
Minicamping 'De Bosrand'   Hommersumseweg 47   160 m.   50 m. (geluid)  

Tabel: bedrijven in de omgeving van het plangebied, inclusief richtafstand op basis van de Publicatie Bedrijven en Milieuzonering

In 2003 heeft de gemeente voor het oostelijke perceel van het plangebied (gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039), een vergunning afgegeven ten behoeve van de uitbreiding van een champignonkwekerij. In het kader van voorliggende ontwikkeling trekt de gemeente Gennep deze vergunning weer in.

Op basis van voorgaande motivatie kan de conclusie worden getrokken dat ten aanzien van het aspect milieuzonering er sprake is van een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Omliggende bedrijven worden door dit plan ook niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren, winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Naast deze veiligheidsafstanden volgens het Revi wordt voor LPG-tankstations een aanvullend effectgericht beleid gevoerd, waarmee de gevolgen van een ongeval bij een LPG-tankstation worden beperkt (i.c. de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico). Met de effectgerichte benadering wordt deels een verantwoordelijkheid bij het bevoegd gezag gelegd: het is aan het bevoegd gezag om een afweging te maken of een object binnen het aangegeven effectgebied mag worden gerealiseerd. Rekening moet worden gehouden met een effectafstand van 60 meter van het LPG-tankstation voor (beperkt) kwetsbare objecten en een afstand van 160 meter voor zeer kwetsbare objecten (dit zijn objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten).

Planspecifiek

Via de website risicokaart.nl kan voor het plangebied worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0011.png"

Risicokaart, waarbij de ligging van het plangebied is aangegeven met de zwarte pijl (bron: risicokaart.nl)

Op de kaart is te zien dat er in de omgeving enkele risicobronnen zijn gelegen. De risicovolle inrichtingen betreffen in alle gevallen tankopslaglocaties van campings of veehouderijen. De terreinen waarop deze tanks staan liggen allen op meer dan 250 m afstand. De A77 is aangemerkt als 'basisnet weg' in het kader van transport van gevaarlijke stoffen en heeft een PR 10-6 contour van 0 meter.

In de bestaande situatie is er al een kwetsbaar object binnen het plangebied aanwezig waarvoor rekening dient te worden gehouden met omliggende risicobronnen. Voorliggend plan verandert daar niets aan. Het aantal kwetsbare objecten binnen het plangebied blijft gelijk en er is in de toekomst geen sprake van een functie voor extra kwetsbare doelgroepen. Voor de burgerwoning geldt na de functieverandering geen ander beoordelingniveau m.b.t. externe veiligheid vergeleken met de huidige situatie. Bovendien ligt de woning op voldoende afstand van de omliggende risicobronnen.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Daarnaast regelt het de verbetring van de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken;
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

In het werkgebied van het voormalige waterschap Peel en Maasvallei geldt in landelijk gebied een vrijstelling van compensatie van de toename van verhard oppervlak als het totaal aaneengesloten oppervlak verharding niet meer bedraagt dan 5.000 m². Dit plan voorziet enkel in een functiewijziging. Er vinden geen bouw- en of sloopwerkzaamheden plaats. Het verhard oppervlak neemt wel af, doordat oppervalkteverharding wordt verwijderd. De verharding op het perceel gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039, wordt vervangen voor een groene inrichting op basis van het landschappelijk inpassingsplan. De capaciteit om overtollig hemelwater binnen het plangebied op te nemen, neemt daarmee toe. Al het hemelwater zal op eigen terrein worden geïnfiltreerd. Er komt dus geen regenwater op het drukriool. Geconcludeerd kan worden dat het initiatief op basis van het aspect water een positieve bijdrage levert.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat altijd de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat, indien deze zorgplicht nagekomen wordt, een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0012.png"

Uitsnede van de gebiedsbeschermingskaart waarop het plangebied is aangegeven met de zwarte pijl (bron: synbiosys.alterra.nl)

Op voorgaande kaart is waarneembaar dat op circa 450 m ten zuiden van het plangebied, Natura 2000-gebied 'Maasduinen' ligt. Gelet op de aard van de voorgenomen ontwikkelingen zijn negatieve effecten op dit gebied uit te sluiten. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats en vanuit luchtkwaliteit verbetert de situatie ten opzichte van de situatie in het verleden (de agrarische bedrijfsvoering is gestopt en in de toekomst binnen het plangebied ook niet meer mogelijk).

Soortenbescherming

Voorliggend plan heeft geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden als gevolg, waardoor potentiële schuillocaties uit het plangebied kunnen verdwijnen. De restverharding die nog aanwezig is op perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039' zal worden verwijderd, echter bestaat deze verharding niet uit elementen die vanuit soortenbescherming een betekenis hebben.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.

Het plangebied wordt ontsloten via de Hommersumseweg, een lokale weg in het buitengebied welke hoofdzakelijk door bestemmingsverkeer wordt gebruikt. Er geldt een maximum snelheid van 60 km/u.

Ten opzichte van het voorgaande gebruik van het plangebied als agrarisch bedrijf neemt de verkeersaantrekkende werking in de toekomstige situatie af. Met betrekking tot het aspect parkeren geldt voor de gehele gemeente Gennep het paraplubestemmingsplan 'Parkeren Gemeente Gennep - digitaal'. Daarin is opgenomen dat met betrekking tot de parkeernormen de geldende Nota Parkeernormen Gennep 2015 van toepassing wordt verklaard. In de betreffende nota is voor een vrijstaande woning welke buiten de bebouwde kom is gelegen, per woning een norm geldt van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. In de bestaande situatie beschikt het plangebied reeds over twee parkeerplaats. In het opgestelde landschappelijk inpassingsplan uit bijlage 2 van de regels, zijn deze twee parkeerplaatsen aangegeven met de gele kleur. Ook in de toekomstige situatie zijn er dus twee parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig, waarmee dit plan aansluit op het vigerende gemeentelijke beleid met betrekking tot parkeren. In de regels van dit plan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de woning uit dit plan uitsluitend in gebruik mag worden genomen als er voldoende parkeerplaatsen (2) op het terrein aanwezig zijn.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk wijzigingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het wijzigingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen cultuurhistorisch relevante objecten of gebieden gelegen. Het plan heeft geen effect op het aspect cultuurhistorie.

Archeologie

Bij voorliggend plan is er geen sprake van bouw- en of sloopwerkzaamheden. De restverharding die nog aanwezig is op perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039' zal worden verwijderd, hiermee zijn echter geen diepe bodemingrepen gemoeid. Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart, waar navolgende afbeelding een uitsnede van toont, zijn de gronden van het plangebied aangeduid als gronden met een lage archeologische verwachting, waarvoor geen onderzoek uitgevoerd hoeft te worden. Geconcludeerd kan worden dat dit plan geen effect heeft op potentiële waardevolle archeologische resten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.WZ19089HOMME47BHEI-VA01_0013.png"

Uitsnede 'Archeologische beleidskaart' uit 2009 (bron: gemeente Gennep)

Het plan is uitvoerbaar vanuit cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Leidingen

4.6.1 Regelgeving

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Planspecifiek

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmering op voor dit initiatief.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om het verhalen van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst sluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de anterieure overeenkomst.

In de anterieure overeenkomst worden tevens afspraken gemaakt over planschade. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het wijzigingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Voorliggend wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Wonen. Het gehele plangebied krijgt deze bestemming. Rondom de bestaande woning is een bouwvlak opgenomen. Het bestaande bouwvlak is verkleind. Daarmee is vastgelegd dat bij eventuele herbouw, een nieuwe woning niet binnen de milieucontour (categorie 1 en 2) van het naastgelegen bedrijfsperceel gebouwd kan worden. De herinrichting van het perceel 'gemeente Gennep, sectie H, nummer 1039' als tuin van de bestaande woning is aangegeven met de functieaanduiding 'tuin'. Deze kwaliteitsbijdrage is ook in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen. Voor het realiseren en instandhouden van het landschappelijk inpassingsplan is een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit plan opgenomen.
  • Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Naast de voorwaardelijke verplichting met betrekking tot het landschappelijk inpassing van het plangebied is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat, alvorens de woning in gebruik mag worden genomen als reguliere burgerwoning, binnen het plangebied minimaal twee parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpwijzigingsplan dient conform afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het wijzigingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie en het waterschap omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Dit plan voorziet enkel in een functiewijziging van de bestaande agrarische bestemming naar de bestemming wonen.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling wordt voor dit plan geen formele inspraakprocedure gehouden. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd. De omwonenden zijn over het plan geïnformeerd.

6.4 Verslag zienswijzen

Het wijzigingsplan heeft vanaf 30 mei 2019 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.