1 Inleidende regels
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie gelegen tussen de Carmelstraat en de Bourgognestraat in Beek en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Beek. Dit hoofdstuk is bekendgemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/ uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Beek. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.
Artikel 1 Toepassingsbereik
- De regels in hoofdstuk 22a zijn van toepassing op de locatie 'Woningbouw Erverhof', waarvan de geometrische planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0888.TAMErverhof-ON01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl;
- De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid;
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 van dit omgevingsplan zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in hoofdstuk 22a.
2.1 toepassing omgevingsplan
artikel 1.1 van de Omgevingswet, artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op hoofdstuk 22a van het omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.
In aanvulling op het bepaalde in dit artikel worden voor de toepassing van de regels in dit hoofdstuk de begrippen als bedoeld in artikel 1.2 tot en met artikel 1.40 gehanteerd.
2.2 Omgevingsplan gemeente Beek
het omgevingsplan van de gemeente Beek, zoals dit geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.
2.3 plan
de wijziging van het Omgevingsplan gemeente Beek, voor de locatie 'Woningbouw Erverhof', waarmee de geometrische planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen met identificatienummer NL.IMRO.0888.TAMErverhof-ON01 worden ingevoegd in hoofdstuk 22a van het Omgevingsplan gemeente Beek.
2.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
2.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
2.6 aan huis gebonden bedrijf
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, voorkomende in de als Bijlage 22a1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.
2.7 aan huis gebonden beroep
de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning of daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.
2.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2.9 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
2.10 bestaand
- bestaand bij bouwwerken: zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van dit TAM-omgevingsplan;
- bestaand bij gebruik: zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van dit TAM-omgevingsplan.
2.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
2.12 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,50 meter.
2.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
2.14 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
2.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
2.16 bouwwerk
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.
2.17 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen woning en dat ten dienste staat van deze woning.
2.18 functiegrens
de grens van een functievlak.
2.19 functievlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
2.20 gebouw
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
2.21 hoofdgebouw
gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.
2.22 huishouden
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen.
2.23 maaiveld
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
2.24 maatwerkvoorschriften
maatwerkregels als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet.
2.25 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
indien geen sprake is van een onaanvaardbare milieusituatie, bedoeld aan de hand van op dat moment van kracht zijnde regelgeving en bestaande milieukwaliteit.
2.26 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten dienste van het openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, voorzieningen voor de levering van elektriciteit, gas, water, warmte, voorzieningen voor waterhuishouding en daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen.
2.27 omgevingskwaliteit
het samenhangende systeem van water, milieu, natuur- en landschapskwaliteit.
2.28 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
2.29 Parkeernota 2018 gemeente Beek
de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Beek d.d. 4 oktober 2018.
2.30 peil
- voor gebouwen: de hoogte ter plaatse van de naar de weg gekeerde bouwgrens;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld.
2.31 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
2.32 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
2.33 selectiebesluit
een archeologische inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.
2.34 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimten of in zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
2.35 vervangende nieuwbouw
het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw.
2.36 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
2.37 wonen
het gehuisvest zijn in een woning.
2.38 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen
In aanvulling op de meet- en rekenbepalingen als bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, zijn de volgende meet- en rekenbepalingen van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het eerste tot en met het zevende lid:
3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
3.4 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein
de oppervlakte van alle op een bouwperceel/bouwvlak of een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen.
3.5 Ondergeschikte bouwdelen
De in de regels van hoofdstuk 22a van Omgevingsplan gemeente Beek gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.
3.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken.
3.7 de vloeroppervlakte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren over alle bouwlagen.
Artikel 4 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan.
2 Functies en activiteiten
Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en de daaraan verbonden regels over activiteiten.
6.1 Functieomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen locaties mogen worden gebruikt voor:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- verkeer in de vorm van fiets- en voetpaden;
- doeleinden van openbaar nut;
- parkeervoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
6.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 8,00 meter mag bedragen;
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor het overige naar aard en omvang bij de functie 'Groen' te passen.
6.3 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
7.1 Functieomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen locatie mogen worden gebruikt voor:
- verkeer in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- doeleinden van openbaar nut;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
7.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 10,00 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen, welke minimaal 3,00 meter en maximaal 5,00 meter hoog dienen te zijn;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij de aan de locatie toebedeelde functie te passen.
7.3 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
7.4 Vergunningplicht voor afwijken
7.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 ten behoeve van de bouw van portalen, entrees en erkers, aansluitend aan locaties die tot 'Wonen' zijn aangewezen en zijn voorzien van de aanduiding 'bouwvlak', mits:
- de oppervlakte van het portaal, de entree of de erker niet meer dan 6,00 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van het portaal, de entree of de erker niet meer dan 3,00 meter bedraagt.
7.4.2 Afwegingskader
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het centrummilieu (kunnen) ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
- er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
7.5 Specifieke functieregels gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met dit TAM-omgevingsplan als bedoeld in artikel 5 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen;
8.1 Functieomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen locaties mogen worden gebruikt voor:
- wonen in woningen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de plankaart is aangeduid;
- verkeer in de vorm van woonstraten, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
- aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en met inachtneming van het bepaalde in artikel subsubparagraaf 8.4.1;
- parkeren;
- tuinen en erven
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- doeleinden van openbaar nut.
8.2 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen locaties mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Woningen
Ten aanzien van het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- binnen de functie 'Wonen' zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
- woningen zijn enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen', waarbij de maximale bouwhoogte van de woningen niet meer dan 7,00 meter mag bedragen;
- de inhoud per woning mag niet minder dan 250 m³ en niet meer dan 500 m³ bedragen;
- het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage' (%) is aangegeven;
- de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de niet aaneengebouwde zijgevel van halfvrijstaande aaneengesloten woningen moet minimaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat gebouwen in één bouwlaag tot in de perceelsgrens mogen worden opgericht.
8.2.3 Bijgebouwen
Het bouwen van bijgebouwen is niet toegestaan.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een gebouwerfafscheiding voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij de functie 'Wonen' te passen;
- in afwijking van het bepaalde onder sub a., is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -afwijkende hoogte' een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3,00 meter toegestaan.
8.3 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
8.4 Specifieke functieregels gebruik
8.4.1 Aan huis gebonden beroepen
Aan huis gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:
- in de woning in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;
- aan het woonkarakter in de omgeving geen afbreuk wordt gedaan;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
8.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met dit TAM-omgevingsplan als bedoeld in artikel 5 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken als/voor:
- opslag-, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;
- aan huis gebonden bedrijven;
- detailhandel en groothandel;
- transport- en/of garagebedrijven;
- het gebruik van gronden, welke niet worden bebouwd, anders dan als tuin en/of erf.
8.5 Vergunningplicht voor afwijken van de functieregels gebruik
8.5.1 Aan huis gebonden beroep buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 1 sub c voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
- maximaal 35 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed;
- er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies en locaties.
8.5.2 Aan huis gebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
subsubparagraaf 8.4.2 sub b voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:
- maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning inclusief het bijbehorende bijgebouw tot een maximum van 35 m² als zodanig mag worden gebruikt;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd beperkte verkoop, die onlosmakelijk verbonden is en ondergeschikt is aan de uitoefening van het beroep of ambacht.
8.5.3 Afwegingskader
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het centrummilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
- er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
9.1 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied van archeologische waarde) aangewezen locaties, zijn naast de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
9.2 Beoordelingsregels bouwen
9.2.1 Algemeen
Op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen locaties mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de gevallen:
- de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;
- bij het bouwen van gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- bij bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
9.3 Aanwijziging vergunningplicht - bouwactiviteiten
9.3.1 Bouwactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met het bepaalde in
subsubparagraaf 9.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
9.3.2 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
9.4 Aanwijziging vergunningplicht - aanlegactiviteiten
9.4.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,30 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
9.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Erfgoedwet voorziet (archeologische monumenten);
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
9.4.3 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 9.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen, daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van de archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen locaties zijn, naast de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
10.2 Beoordelingsregels bouwen
10.2.1 Verbod
Op en in de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
10.2.2 Uitzonderingen op het verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- bij het bouwen van gebouwen van ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- bij bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
10.3 Aanwijzing vergunningplicht - bouwactiviteiten
10.3.1 Bouwactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met het bepaalde in
subsubparagraaf 10.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende functie.
10.3.2 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
10.4 Aanwijzing vergunningplicht - aanlegactiviteiten
10.4.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,6 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet'
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
10.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Erfgoedwet voorziet (archeologische monumenten);
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
10.4.3 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 10.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen locaties zijn, naast de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
11.2 Beoordelingsregels bouwen
11.2.1 Verbod
Op en in de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
11.2.2 Uitzonderingen op het verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- bij het bouwen van gebouwen van ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- bij bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
11.3 Aanwijzing vergunningplicht - bouwactiviteiten
11.3.1 Bouwactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met het bepaalde in
subsubparagraaf 11.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende functie.
11.3.2 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
11.4 Aanwijzing vergunningplicht - aanlegactiviteiten
11.4.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,6 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet'
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
11.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Erfgoedwet voorziet (archeologische monumenten);
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
11.4.3 Beoordelingsregels
Een in
subsubparagraaf 11.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
13.1.1 Verbod op gebruik in strijd met functie
Onder een strijdig gebruik zoals bepaald in artikel 5 (Algemeen gebruiksverbod) wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de functie(s) gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie(s) gerichte gebruik van de gronden;
- het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en (straat)prostitutie.
Het gebruiksverbod geldt niet voor het opslaan van machines, voertuigen en materialen ten behoeve van de bouw- en aanlegfase van de beoogde woningbouwontwikkeling.
13.1.2 Uitzonderingen op gebruik in strijd met functie
Onder gebruik in strijd met de functie wordt niet verstaan:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend;
- het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen;
- die, voor zover het aardgastransportleidingen betreft, een diameter hebben van minder dan 4" en/of een druk van minder dan 40 bar;
- die, voor zover het transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie betreft, een diameter hebben van minder dan 4";
- waarvoor, indien en voor zover voor de aanleg een aanlegvergunning is vereist, deze is verleend.
13.2.1 Parkeren
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij een gebouw behoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals vastgelegd in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek';
- De afmetingen van de onder a. bedoelde parkeergelegenheid moeten voldoen aan de daarvoor geldende richtlijnen zoals opgenomen in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek';
- Indien de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek' wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel deze herziening.
13.2.2 Laden en lossen
Indien de functie aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet op eigen terrein worden voorzien. De ruimte voor het laden en lossen van goederen moet tevens in stand worden gehouden.
13.2.3 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen bij een wijziging van het gebruik maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in
subsubparagraaf 13.2.1 sub b indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
13.2.4 Afwijken
- het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
13.2.5 Voorwaarden bij afwijken
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 geluidzone - industrie
14.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen functie(s) - tevens dienen voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor industrie.
14.1.2 Specifieke aanduidingsregels gebruik
Op en in de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe woningen, dan wel nieuwe andere geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij uit onderzoek blijkt dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Afwijken
Indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
- het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
het bouwen niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- de oppervlakte van een bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
- de bouwwerken naar aard en afmetingen passen bij de aan de locatie toebedeelde functie(s), met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10,00 meter mag bedragen;
- geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- het in geringe mate afwijken van een functiegrens, van het profiel van de weg, alsmede de vorm van de bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij de uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en met de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15,00 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 30,00 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.
15.2 Afwegingskader
Een in
artikel 15 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee weken na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van het eerste lid, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
16.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van het overgangsrecht ontheffing verlenen.
5 Normadressaat
Aan de regels in hoofdstuk 22a wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.