1.1 plan
het bestemmingsplan Corio Glana Beek 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPCORIOGLANABEEK14-VA01 van de gemeente Beek.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 additionele voorzieningen
die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen. Hieronder zijn in ieder geval begrepen plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsgebouwtjes, straatmeubilair of daarmee vergelijkbare nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met uitzondering van parkeergarages.
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaande situatie
- bij bouwwerken: aanwezig dan wel in aanbouw op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
1.18 ecologische waarden
de aan een gebied waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.
1.19 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende natuur.
1.22 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
indien geen sprake is van een onaanvaardbare milieusituatie, beoordeeld aan de hand van op dat moment van kracht zijnde regelgeving en bestaande milieukwaliteit.
1.23 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, hydrologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.24 normale onderhoudswerkzaamheden
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
1.25 omgevingskwaliteit
het samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit.
1.26 peil
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang (of die) onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, of:
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.28 selectiebesluit
een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.
1.29 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimten of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.30 verstoringsoppervlakte, projectgebied
de omvang van de bodemverstoring respectievelijk de omvang van het gebied, welk gebied onderwerp is van een omgevingsvergunning voor het opheffen van het planologisch strijdig gebruik als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.31 verbeelding
de verbeelding (digitaal en/of analoog) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de lengte c.q. breedte van een bouwwerk
horizontaal buitenwerks tussen de hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
- de opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
- het behoud van holle wegen en graften;
- de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
- de bodembescherming;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- doeleinden van openbaar nut;
- extensieve dagrecreatie;
- onverharde paden.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2.1 algemeen
Op de voor
Natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van de doeleinden die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
3.3 Nadere eisen
- Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het stedenbouwkundig beeld ter plaatse, zoals dat ook is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
- Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 14 lid 1 van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in
artikel 3 lid 1, meer in het bijzonder:
- als staan-of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot de bestemde gronden uit te voeren werkzaamheden;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- voor agrarische doeleinden, behoudens indien zodanig gebruik gebruik reeds plaatsvond ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
- voor sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
- voor militarie oefeningen;
- voor het winnen van bosstrooisel of mos;
- voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met het beheer en onderhoud;
- het gebruik van gronden als volkstuin;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- paardenbakken;
- het geplaatst houden van kampeermiddelen;
- het dempen van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden of het verbeteren van de waterhuishouding;
- ten behoeve van ontgrondings-/ ontginningsactiviteiten;
- wonen;
- voor de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.4.1 Afwijken voor militair gebruik
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van hetgeen bepaald is onder
artikel 3 lid 4 sub e voor het toestaan van militaire oefeningen, mits het de aard en het karakter van hetgeen in
artikel 3 lid 1 is opgenomen, niet aantast.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
- het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, het egaliseren, het verwijderen van graften;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt;
- het aanleggen en/of inrichten van picknickplaatsen, alsmede van speel-en/of ligweiden.
3.5.2 Uitzonderingen op het verbod
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, zulks met uitzondering van het blijvend scheuren van grasland;
- werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
- het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
- het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
- werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrindingen in Limburg van toepassing is.
3.5.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Artikel 4 Water - Watergang
4.1 Bestemmingsomschrijving
- de berging en/of afvoer van water;
- de ontwikkeling van natuurlijke oevers;
- recreatief medegebruik;
- extensieve dagrecreatie.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2.1 Algemeen
Op de voor
Water - Watergang aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
- ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2, voor het bouwen van gebouwen, mits:
- het gebouw noodzakelijk is voor de waterbeheersing, de waterhuishouding dan wel de berging van regenwater;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in
artikel 4 lid 1, meer in het bijzonder:
- voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
- voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.
Artikel 5 Leiding - Riool
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Leiding - Riool aangewezen gronden, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het transport van afvalwater via een rioolwatertransportleiding;
- de bescherming, het beheer en het onderhoud van deze leiding.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de tot
Leiding - Riool aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, onder de voorwaarden dat:
- door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 5 lid 1 omschreven doeleinden;
- alvorens Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van betrokken leidingen horen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming betrekking heeft;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
- het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen, welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
5.4.2 Uitzonderingen op het verbod
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- voor het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik en voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
- voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
- voor werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is.
5.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het College van Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Waarde - Archeologie 3 (gebied met middelhoge verwachtingswaarde), aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
6.2.2 Uitzonderingen op het verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
6.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties, of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
6.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in
artikel 6 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
- die plaatsvinden ten behoeve van een archeologisch onderzoek.
6.4.3 Afwegingskader
Een in
artikel 6 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Waarde - Archeologie 4 (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
7.2.2 Uitzonderingen op het verbod
- indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
- bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.
7.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 7 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
- het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
7.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in
artikel 7 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
- die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
7.4.3 Afwegingskader
Een in
artikel 7 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone/Herinrichtingszone
8.1 Bestemmingsomschrijving
- het beheer, behoud en bescherming van de aanliggende waterlopen, uitsluitend in een strook van 10 meter aan weerszijden van de Geleenbeek;
en secundair voor:
- herinrichting van de watergang alsmede het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en ecologische relaties;
- tijdelijke opvang en berging van water.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 8 lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.
8.3.2 Afwegingskader
Een in
artikel 8 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de bouw en de situering van de betreffende bebouwing geen schade mag worden of kan worden toegebracht aan de watergang, alsmede de in
artikel 8 lid 1 genoemde waarden, en onder voorwaarde dat voorafgaand advies wordt gewonnen van de beheersinstantie van de betreffende watergang.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor:
- opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in strijd met een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiïngen;
- het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken en taluds.
8.5.2 Uitzondering op het verbod
Het in
artikel 8 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:
- normale onderhoudswerkzaamheden;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden dit het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, vrijstelling/ontheffing/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
8.5.3 Afwegingskader
De in
artikel 8 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die doeleinden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Burgemeester en Wethouders verstrekken eerst dan een omgevingsvergunning nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie;
- het (laten) gebruiken van gronden als paardenbak.
10.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen:
- die, voor zover het aardgastransportleidingen betreft, een diameter hebben van minder dan 4" en/of een druk van minder dan 40 bar;
- die, voor zover het transportleidingen van brandbare vloeistoffen van de K1-, K2 en K3-categorie betreft, een diameter hebben van minder dan 4';
- waarvoor, indien en voor zover voor de aanleg een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden is vereist, deze is verleend.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - weg (50-100 meter)
11.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding
Vrijwaringszone - weg gelden voor die gronden, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, de navolgende aanvullende regels.
11.1.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding
Vrijwaringszone - weg mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding en vervangende nieuwbouw.
11.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1.2 ten behoeve van het oprichten van bebouwing als toegestaan ingevolge de op de verbeelding ter plaatse aangewezen bestemmingen en voor zover de verkeersbelangen niet onevenredig worden aangetast, gehoord de wegbeheerder.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Afwijken
Indien niet op grond van andere bepalingen in deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels in dit plan ten aanzien van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits de ontwikkeling is gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overlegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie Limburg.
12.2 Afwegingskader
Een in
artikel 12 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien :
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig nadelig worden geschaad.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 14 Algemene procedureregels
14.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
- Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
- in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en Wethouders;
- Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen worden ingediend, gemotiveerd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%;
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
De regels worden aangehaald als: de regels van het bestemmingsplan Corio Glana Beek 2014 van de gemeente Beek.