Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0888.BPAVIATIONVALLEY16-VA01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene bouwregels
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Toetsingstabellen, ligging van de geluidtoetspunten en ligging/nummering van de emissiepunten van de lege kavels
Bijlage 3: Geluidbeheersplan bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport Businesspark AviationValley
Bijlage 4: Referentiehoogtes start- en landingsbaan
Bijlage 5: Toetsingsvlakken CNS apparatuur
Bijlage 6: Bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' op de grens van de gemeente Beek en de gemeente Meerssen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPAVIATIONVALLEY16-VA01 van de gemeente Beek.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van een gebouw staat en het verlengde daarvan.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf wordt aangemerkt.
ander bouwwerk:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk, geen gebouw zijnde met
dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.
archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd of ten minste moet worden bebouwd.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsgebouw:
een gebouw of een samenstelsel van gebouwen, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
bestaande kavel:
gronden behorende bij een ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande inrichting; de bestaande kavels zijn als 'bestaand bedrijf' opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels).
bestaande situatie:
t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
boogkas:
een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
containerveld:
werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/ of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
emissie-kental:
geluidemissie van een lege kavel uitgedrukt als bronvermogen (Lw in dB(A)) per vierkante meter, of dB(A)/m²); het emissie-kental betreft een etmaalwaarde zoals bedoeld in de Hmrl 1999.
escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).
extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebudgetteerde geluidruimte:
de geluidruimte door gebruik van een kavel, zoals toebedeeld aan de bestaande en lege kavels overeenkomstig de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels).
geluidbeheersplan AviationValley:
het geluidbeheersplan bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport Businesspark AviationValley, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels.
geluidruimte door gebruik van een kavel:
het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) vanwege een bestaande kavel of een lege kavel, exclusief de bijdrage vanwege de bij de inrichting behorende verkeersaantrekkende werking buiten de inrichtings- of kavelgrenzen, per periode van het etmaal (dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur, avondperiode van 19.00 tot 23.00 uur en nachtperiode van 23.00 tot 7.00 uur) en als etmaalwaarde.
geluidgrenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau:
de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) die op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) door alle bestaande en toekomstige bedrijven op Businesspark AviationValley gezamenlijk (cumulatief) niet mag worden overschreden.
geluidsgevoelige objecten en terreinen:
geluidsgevoelige objecten en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
hagelnetten:
netten op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten die in het voorjaar worden geplaatst en na de oogst weer worden weggehaald.
horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties met uitsluiting van een discotheek, dancing, coffeeshop, smartshop, headshop, growshop en seksinrichting. Hieronder wordt niet verstaan een seksinrichting of escortbedrijf.
HmrI 1999:
Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999.
kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
lege kavel:
gronden voor de vestiging van een inrichting, die niet behoren bij een ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande inrichting; de lege kavels zijn met een indicatieve kavelgrootte van 5.000 m2 als 'lege kavel' opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels).
maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing.
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, hydrologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
normale onderhoudswerkzaamheden:
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
ondergronds:
beneden peil.
onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
openbaar toegankelijk gebied:
wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is.
peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld.
platformgebonden bedrijf:
een bedrijf, waarvan de aanwezigheid in de directe nabijheid van het luchthavenplatform c.q. het terminalcomplex noodzakelijk is.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
regenkap:
een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
reserve geluidruimte:
het niet aan een bestaande kavel of een lege kavel toebedeelde geluidbudget, dat het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken onder voorwaarden kan toedelen aan een bestaande kavel of een lege kavel, zonder dat de geluidgrenswaarden op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) wordt overschreden.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grens- waarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een inrichting waar opslag en/of bewerking van professioneel vuurwerk en/of consumentenvuurwerk plaatsvindt, bij welke ingevolge het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tot kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
selectiebesluit:
een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
teeltondersteunende voorziening:
voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
Een hoge teeltondersteunende voorziening is een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde met een hoogte van 1,50 meter of hoger.
Een lage teeltondersteunende voorziening is een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 1,50 meter, of een andere voorziening.
tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn:
acryldoek
folie
hagelnetten
insectengaas
plastic tunnels
regenkappen
schaduwhallen
toetsingstabellen:
de tabellen met bijbehorende ligging van de geluidtoetspunten zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, waarin zijn weergegeven de toetspunten, de geluidgrenswaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de gebudgetteerde geluidruimte voor bestaande kavels en voor lege kavels.
toetspunt:
een rekenpunt ter plaatse van een woning rond het bedrijventerrein, zoals opgenomen in de toetsingstabellen en het daarbij behorende overzicht met ligging van de toetspunten (bijlage 2 bij de regels), waar geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau gelden.
vliegtuighotel:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf in een vliegtuig en het bieden van vergaderruimte in een vliegtuig.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw staat en het verlengde daarvan.
zijgevellijn:
de lijn waarin de zijgevel van een gebouw staat en het verlengde daarvan.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Gebouwen en bouwwerken
de afstand tot de bouwperceelgrens:
de kortste afstand tussen de bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken.
het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
het bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.
2.3 Wijze van berekenen in verband met geluidbeheersplan AviationValley
berekenen gebudgetteerde geluidruimte lege kavel:
De gebudgetteerde geluidruimte voor een lege kavel wordt bepaald op basis van geluidbronnen, met voor elke geluidbron een bronsterkte overeenkomstig een emissie-kental per m2. Deze geluidbronnen emitteren geluid volgens het spectrum industrielawaai als gehanteerd in het als bijlage 3 opgenomen geluidbeheersplan AviationValley, hebben een hoogte van 5 meter boven het plaatselijk maaiveld en een verdeling van één deelbron per 5.000 m2.
Vervolgens wordt de geluidimmissie berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999. De omgevingssituatie in het rekenmodel (bodemgebieden, bestaande afschermende en reflecterende objecten, maaiveldhoogtes en hoogtes ten opzichte van maaiveld) dient gelijk te zijn aan die als opgenomen in het als bijlage 3 opgenomen geluidbeheersplan AviationValley. Dit geldt ook voor de lege kavel zelf. De aldus berekende geluidimmissie is de voor de kavel gebudgetteerde geluidruimte.
berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van toetsing aan gebruiksregels:
De geluidruimte door het gebruik van een kavel wordt berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999 en op basis van de actuele omgevingssituatie ten tijde van het indienen van de aanvraag. De actuele omgevingssituatie wordt bepaald door de beheerder van het geluidbeheersmodel, die door het bevoegd gezag wordt aangewezen.
berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels:
De geluidruimte door het gebruik van een kavel wordt berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999 en op basis van de actuele omgevingssituatie ten tijde van het indienen van de aanvraag. De actuele omgevingssituatie wordt bepaald door de beheerder van het geluidbeheersmodel, die door het bevoegd gezag wordt aangewezen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met onder andere hoogstamboomgaarden), hellingen, beekdalen en droogdalen;
de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
extensieve dagrecreatie;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden gebouwd.
Overkappingen mogen niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.2.2 onder c voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits:
geen containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen worden opgericht;
de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
het redelijkerwijs niet mogelijk is gebleken om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te realiseren binnen het bestemmingsvlak waarbinnen het agrarisch bedrijf is gelegen;
de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen';
zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte. Een en ander gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu.
3.3.2 Afwijken voor hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.2.2 onder c voor het oprichten van hagelnetten, mits:
de netten niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een percentage van meer dan 8%; voor zover sprake is van hellingen met een percentage van tussen de 4 en 8 % dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de provincie Limburg;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter;
de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag;
de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
de hagelnetten voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:
als staan- of ligplaats voor onderkomens;
als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
voor opslagdoeleinden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, het verwijderen van graften;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
het vellen of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
3.5.2 Uitzonderingen
Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
werken en werkzaamheden waarop de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is;
3.5.3 Afwegingskader
Een in 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) behorende tot de milieucategorieën 2 t/m 4.1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
platformgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - platformgebonden bedrijven’, waaronder:
het luchthavenbedrijf met ondersteunende bedrijfsactiviteiten zoals douane, brandweer, meteorologische dienst, beveiliging en marechaussee;
vliegtuigbouw-, vliegtuigreparatie- en vliegtuigonderhoudsbedrijven, zonder het proefdraaien van motoren;
luchthavengerelateerde bedrijven zoals vrachtafhandeling en daarmee samenhangende dienstverlening;
met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
luchtvaartgerelateerde onderwijsinstellingen ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
één transportservicecentre met bijbehorende voorzieningen zoals een horecavoorziening, motorbrandstoffenverkooppunt en truckwasvoorziening;
bij de onder a tot en met d genoemde activiteiten behorende niet-zelfstandige kantoren;
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en het bieden van vergaderruimte ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van nachtverblijf in een vliegtuig en het bieden van vergaderruimte in een vliegtuig (vliegtuighotel) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - vliegtuighotel';
voorzieningen ten behoeve van het luchtvaartverkeer, waaronder hangars, opslagruimtes, het luchthavenplatform, luchtverkeersveiligheidsvoorzieningen en luchtverkeersregelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - platformgebonden bedrijven';
verkeersvoorzieningen, waaronder (ontsluitings)wegen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Relatie met bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' van de gemeente Meerssen
Waar de grens van de bestemming 'Bedrijventerrein' samenvalt met de gemeentegrens, worden het bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' in dit bestemmingsplan en het aangrenzende bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' in het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP01005-VG01 van de gemeente Meerssen, voor de toepassing van de bouwregels en de toepassing van de afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels beschouwd als één bestemmingsvlak. Het totale bestemmingsvlak is weergegeven in bijlage 6.
4.2.2 Algemeen
Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%.
Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%.
4.2.3 Gebouwen
Regels met betrekking tot gebouwen:
De afstand van gebouwen tot een aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens mag:
aan de zijde van het luchthavenplatform niet minder bedragen dan 0 m;
aan de zijde van wegen die aan de buitenzijde van een bedrijvencluster liggen, niet minder bedragen dan 0 m;
aan de zijde van wegen die binnen een bedrijvencluster liggen, niet minder bedragen dan 6 m.
De afstand van gebouwen tot een niet aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 18 m, waarbij de volgende uitzonderingen gelden:
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven;
op bouwpercelen die grenzen aan wegen die aan de buitenzijde van een bedrijvencluster liggen, mag de bouwhoogte op de gronden vanaf de aan die weg grenzende bouwperceelsgrens/bouwperceelsgrenzen tot 10 meter daarachter, niet meer bedragen dan 13 m.
Op percelen waar de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, gelden de volgende regels:
de gevels van gebouwen die zijn gericht naar de aanduiding 'gevellijn' dienen evenwijdig aan de naar de aanduiding 'gevellijn' gekeerde bouwperceelsgrens te worden gebouwd;
indien de bouwperceelsgrens aan de zijde van de aanduiding 'gevellijn' niet in een rechte lijn ligt, mogen de gevels van alle gebouwen worden gebouwd evenwijdig aan het deel van de bouwperceelsgrens dat, gemeten ten opzichte van de breedte van het bouwperceel, de grootste rechtstand heeft.
De bedrijvenclusters zoals bedoeld onder a en c zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijvencluster'. De gronden ter plaatse van één aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijvencluster' worden voor de toepassing van de regelingen onder a en c aangemerkt als één bedrijvencluster. Waar de grens van de bestemming 'Bedrijventerrein' samenvalt met de gemeentegrens, worden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - bedrijvencluster' in dit bestemmingsplan en de gronden ter plaatse van de aangrenzende aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijvencluster' in het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP01005-VG01 van de gemeente Meerssen, aangemerkt als één bedrijvencluster.
4.2.4 Vliegtuighotel
In afwijking van het bepaalde sub 4.2.2 en sub 4.2.3 gelden voor de realisering van een hotel en vergaderruimte in een vliegtuig (vliegtuighotel) de volgende regels:
een vliegtuighotel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - vliegtuighotel';
de bouwhoogte van het vliegtuig waarin het vliegtuighotel is gesitueerd mag niet meer bedragen dan 11 meter;
voor het bebouwingspercentage en de afstand tot de bouwperceelsgrenzen gelden geen minimale maten.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden waar ingevolge sub 4.2.3 gebouwen mogen worden gebouwd.
Op gronden waar ingevolge sub 4.2.3 gebouwen zijn toegestaan, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan de bouwhoogte die op grond van sub 4.2.3 is toegestaan voor gebouwen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
Op gronden waar ingevolge sub 4.2.3 geen gebouwen zijn toegestaan, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van:
lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 18 m;
vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
sub 4.2.2 onder a ten behoeve van een lager bebouwingspercentage dan 50 %, mits:
het bebouwingspercentage niet minder bedraagt dan 30%;
de afwijking noodzakelijk is in het kader van de uitoefening van een doelmatige bedrijfsuitoefening of in verband met een gefaseerde ontwikkeling;
de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is.
sub 4.2.3 onder b ten behoeve van een kleinere afstand dan 5 meter tot een niet aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens, mits:
de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Relatie met bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' van de gemeente Meerssen
Waar de grens van de bestemming 'Bedrijventerrein' samenvalt met de gemeentegrens, worden het bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' in dit bestemmingsplan en het aangrenzende bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' in het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP01005-VG01 van de gemeente Meerssen, voor de toepassing van de gebruiksregels en de toepassing van de afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels beschouwd als één bestemmingsvlak. Het totale bestemmingsvlak is weergegeven in bijlage 6.
4.4.2 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:
voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
voor risicovolle inrichtingen;
voor zelfstandige kantoren.
4.4.3 Parkeren en laden/lossen
De onder 4.1 genoemde bedrijven en andere functies dienen op eigen terrein te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid en in voldoende gelegenheid voor laden en lossen.
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. De kentallen voor parkeren van het CROW worden beschouwd als gemeentelijk parkeerbeleid.
4.4.4 Buitenopslag
Buitenopslag is niet toegestaan op de gronden vóór de voorgevellijn van het gebouw dat het dichtste bij de voorste bouwperceelsgrens staat.
Op percelen waar de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen is, in aanvulling op het bepaalde onder a, buitenopslag niet toegestaan op de gronden tussen de bouwperceelsgrens die is gericht naar de Europalaan dan wel naar de centrale groenzone en de zijgevellijn of achtergevellijn van het gebouw dat het dichtste bij deze bouwperceelsgrens staat, tenzij de buitenopslag door een afschermende voorziening niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.
4.4.5 Verdeling geluidruimte
4.4.5.1 Gebruiksregels
De gronden binnen deze bestemming zijn mede bestemd voor het verdelen van de totale beschikbare geluidruimte op het bedrijventerrein. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
het in gebruik hebben van een inrichting op een bestaande kavel waarbij de geluidruimte meer bedraagt dan de voor die kavel gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), tenzij de geluidruimte ten gevolge van dit gebruik niet leidt tot overschrijding van de cumulatief gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten, beoordeeld op één cijfer achter de komma; alsmede het gebruik van een lege kavel waarbij de geluidruimte meer bedraagt dan de voor die kavel gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), tenzij de geluidruimte ten gevolge van dit gebruik niet leidt tot overschrijding van de cumulatief gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten, beoordeeld op één cijfer achter de komma;
het in gebruik hebben van een inrichting op een bestaande kavel, waarbij de grenzen van de inrichting afwijken van de grenzen van de inrichting zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
de geluidruimte als bedoeld onder a dient te worden bepaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3, onder 'berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van toetsing aan gebruiksregels'.
4.4.5.2 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.5.1 onder a teneinde een grotere geluidruimte op een lege kavel of op een bestaande kavel toe te staan, mits de geluidgrenswaarden op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) niet worden overschreden. Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
uit akoestisch onderzoek en de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat, aanvullend op de toepassing van de Best Beschikbare Technieken, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is geluidbeperkende maatregelen worden getroffen;
het gebruik van de reserve geluidruimte, na aftrek van de geluidruimte voor eerder verleende omgevingsvergunningen voor afwijken van deze gebruiksregels, boven de 33% wordt zo veel mogelijk voorkomen;
het gebruik van de reserve geluidruimte wordt gemotiveerd, waarbij onder meer de volgende omstandigheden kunnen worden betrokken bij de beslissing:
en/of het betreft een bedrijfsverplaatsing, waarmee elders een milieuhygiënisch knelpunt wordt opgelost;
en/of het betreft een bedrijf dat een bijdrage levert aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein;
en/of het betreft een bestaand bedrijf.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.5.1 onder a en b teneinde tot een splitsing, vergroting of verkleining van een bestaande kavel te komen, mits de geluidgrenswaarden op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) niet worden overschreden.
Deze omgevingsvergunning kan worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de geluidruimte ten gevolge van deze splitsing, vergroting of verkleining leidt niet tot overschrijding van de gecumuleerde gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten zoals genoemd in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), beoordeeld op één cijfer achter de komma;
de splitsing, vergroting of verkleining leidt niet tot een onevenredige beperking van de geluidruimte voor één of meer lege kavels;
Deze omgevingsvergunning kan tevens worden verleend als de geluidruimte ten gevolge van deze splitsing, vergroting of verkleining wél leidt tot overschrijding van de gecumuleerde gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten zoals genoemd in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels), beoordeeld op één cijfer achter de komma, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
uit akoestisch onderzoek en de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat, aanvullend op de toepassing van de Best Beschikbare Technieken, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is geluidbeperkende maatregelen worden getroffen;
het gebruik van de reserve geluidruimte, na aftrek van de geluidruimte voor eerder verleende omgevingsvergunningen voor afwijken van deze gebruiksregels, boven de 33% wordt zo veel mogelijk voorkomen;
het gebruik van de aanwezige reserve geluidruimte wordt gemotiveerd, waarbij onder meer de volgende omstandigheden kunnen worden betrokken bij de beslissing:
en/of het betreft een bedrijfsverplaatsing, waarmee elders een milieuhygiënisch knelpunt wordt opgelost;
en/of het betreft een bedrijf dat een bijdrage levert aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein;
en/of het betreft een bestaand bedrijf.
de splitsing, vergroting of verkleining niet leidt tot een onevenredige beperking van de geluidruimte voor één of meer lege kavels;
de geluidruimte als bedoeld onder a en b dient te worden bepaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3, onder 'berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels'.
4.4.5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassing van de toetsingstabellen, al dan niet in combinatie met aanpassing van de kaart met ligging/nummering van de emissiepunten van de lege kavels (bijlage 2 bij de regels). De aanpassing kan bestaan uit het wijzigen van één of meer kavels en/of uit het vergroten of verkleinen van de geluidruimte voor lege kavels en/of voor bestaande kavels. Hiervoor geldende volgende voorwaarden:
de geluidgrenswaarden op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) mogen niet worden overschreden;
met de wijziging wordt een positieve bijdrage geleverd aan een effectief en doelmatig gebruik van de geluidruimte;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de geluidruimte van een kavel. Hierbij geldt dat een beperking per kavel van meer dan 5 dB op één of meer toetspunten in ieder geval als onevenredig moet worden gekwalificeerd.
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de geluidruimte van een kavel. Hierbij geldt dat een vergroting per kavel van meer dan 5 dB op één of meer toetspunten in ieder geval als onevenredig moet worden gekwalificeerd.
de geluidruimte van een kavel mag na wijziging niet kleiner zijn dan de vergunde geluidruimte voor deze kavel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassingen in de omgevingssituatie (bodemgebieden, bestaande afschermende en reflecterende objecten, maaiveldhoogtes en hoogtes ten opzichte van maaiveld) in het rekenmodel van het als bijlage 3 opgenomen geluidbeheersplan AviationValley. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
de geluidgrenswaarden op de toetspunten zoals opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 2 bij de regels) mogen niet worden overschreden;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassing van de voorgeschreven wijze van berekenen van de geluidruimte zoals genoemd in artikel 2.3 'Wijze van berekenen in verband met geluidbeheersplan AviationValley'.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
lid 4.1 sub a, en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd dat niet wordt genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), mits:
het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die genoemd zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten in de toegelaten categorieën;
het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
het geen risicovolle inrichting betreft, tenzij gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen onder c;
lid 4.1 sub a, en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd dat is opgenomen in milieucategorie 4.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) of een bedrijf dat niet wordt genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met een bedrijf in milieucategorie 4.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
het bedrijf uit oogpunt van milieuhinder inpasbaar is;
het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
het geen risicovolle inrichting betreft, tenzij gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen onder c;
de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr binnen de grenzen van het bij het bedrijf behorende bouwperceel ligt;
als beperking van de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr tot de grenzen van het bij het bedrijf behorende bouwperceel redelijkerwijs niet mogelijk is, de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr, voor zover gelegen buiten het bouwperceel, uitsluitend over openbaar toegankelijk gebied ligt;
een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt en de hoogte van het groepsrisico door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd.
4.5.2 Afwegingskader
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 4.5.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
voorzieningen voor langzaam verkeer;
calamiteitenontsluitingen;
onderhoudswegen;
nutsvoorzieningen;
extensieve dagrecreatie;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Overkappingen mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van:
lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;
erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:
als staan- of ligplaats voor onderkomens;
als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
voor opslagdoeleinden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, het verwijderen van graften;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
het vellen of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de eerste aanleg van de groenvoorzieningen (inclusief voorzieningen voor langzaam verkeer, calamiteitenontsluitingen en onderhoudswegen) rond de bedrijvenclusters;
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
werken en werkzaamheden waarop de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg vantoepassing is;
5.4.3 Afwegingskader
Een in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen de groene waarden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de groene waarden niet wezenlijk worden verkleind.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van de realisering van een extra ontsluiting van het bedrijventerrein. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
de ontsluiting mag niet worden gebruikt als reguliere ontsluiting voor het bedrijventerrein, maar mag slechts dienst doen als ontsluiting voor (vracht)verkeer dat afkomstig is uit het buitengebied en een bestemming heeft op het bedrijventerrein;
de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ontwikkeling, behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
bescherming en handhaving van de archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden';
groenvoorzieningen;
voorzieningen voor langzaam verkeer;
calamiteitenontsluitingen;
extensieve dagrecreatie;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Overkappingen mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:
als staan- of ligplaats voor onderkomens;
als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
voor opslagdoeleinden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, het verwijderen van graften;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
het vellen of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
Het is, in aanvulling op het bepaalde onder a, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in 6.4.1 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de eerste aanleg van een natuurgebied (inclusief groenvoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en calamiteitenontsluitingen) tussen en rond de bedrijvenclusters;
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
werken en werkzaamheden waarop de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg vantoepassing is;
Het in 6.4.1 onder b vervatte verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
werken en werkzaamheden die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
6.4.3 Afwegingskader
Een in 6.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Een in 6.4.1 onder b genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verkeersvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
kunstwerken;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van:
lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
Artikel 8 Leiding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het transport van afvalwater via een rioolwatertransportleiding;
de bescherming, het beheer en het onderhoud van deze leiding.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende bestemming, mits:
door de bouw of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
de beheersinstantie van de betrokken leidingen wordt gehoord alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming toeziet;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
het aanbrengen, vellen- en of rooien van bomen of beplantingen, welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
8.4.2 Uitzonderingen
Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
8.4.3 Afwegingskader
Een in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de leiding.
de beheersinstantie van de betrokken leiding wordt gehoord alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
9.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing:
indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m2;
op gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
op bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overgelegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende bestemming.
9.3.2 Afwegingskader
Een in 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
9.4.2 Uitzonderingen
Het in 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m2;
die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
9.4.3 Afwegingskader
Een in 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
10.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing:
indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;
op gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
op bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende bestemming.
10.3.2 Afwegingskader
Een in 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
10.4.2 Uitzonderingen
Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;
die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
10.4.3 Afwegingskader
Een in 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
11.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing:
indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;
op gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;
op bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
op gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende bestemming.
11.3.2 Afwegingskader
Een in 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
11.4.2 Uitzonderingen
Het in 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;
die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
11.4.3 Afwegingskader
Een in 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1 Bestaande afwijkende bouwhoogte
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwhoogten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan het gebruik:
voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;
van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, raam-, straatprostitutie en prostitutie.
14.2 Uitzonderingen strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken en/of het doen en/of het laten gebruiken en/of het in gebruik geven van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
15.1 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol
15.1.1 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 0-200 m', mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 129 m boven NAP.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000 m' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 131 m boven NAP.
Het bepaalde onder a en b is uitsluitend van toepassing zolang de bestaande antennes in gebruik zijn.
15.1.2 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol nieuw
Vanaf het moment dat de bestaande antennes als bedoeld in sub 15.1.1 niet meer in gebruik zijn, gelden de volgende voorwaarden:
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 0-200 m nieuw', mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 136 m boven NAP.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000 m nieuw', mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 138 m boven NAP.
15.1.3 Afwijken van de aanduidingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om, vooruitlopend op de ingebruikname van de nieuwe antennes, af te wijken van het bepaalde in sub 15.1.1 en bebouwing toestaan die hoger is dan ingevolge dat sub is toegestaan, mits:
een positief advies is afgegeven door Eurocontrol;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in sub 15.1.2;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.2 Luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
op de gronden gelegen op minder dan 150 meter afstand van het hart van de start- en landingsbaan: 0 meter;
op de gronden gelegen tussen 150 en 465 meter van het hart van de start- en landingsbaan: de hoogte (in m+NAP) die wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:
bouwhoogte (m+NAP) = referentiehoogte (m+NAP) + (afstand tot startbaan - 150m) / 7
waarin:
referentiehoogte = Referentiehoogte van de start- en landingsbaan (in m+NAP) zoals opgenomen in bijlage 4 'Referentiehoogtes start- en landingsbaan', gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk ligt dan de threshold, geldt als referentiehoogte een hoogte van 112,98 m+NAP.
afstand tot startbaan = Afstand tot het hart van de start- en landingsbaan, gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk ligt dan de threshold, wordt de afstand gemeten ten opzichte van het verlengde van het hart van de start- en landingsbaan.
15.3 Luchtvaartverkeerzones - CNS apparatuur
15.3.1 Luchtvaartverkeerzone - ILS
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het Instrument Landing System, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.2 Luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de noodontvangers Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.3 Luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de noodzenders Beek toren, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.4 Luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het ontvangstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.5 Luchtvaartverkeerzone - VDF
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - VDF' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de VHF Directional Finder, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.6 Luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het zendstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
een positief advies is afgegeven door LVNL;
voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.
15.3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de ligging van de aanduidingen voor de luchtvaartverkeerzones zoals bedoeld in sub 15.3.1 tot en met sub 15.3.6 en/of ten aanzien van de ligging van de toetsingsvlakken zoals opgenomen in bijlage 5 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur', indien een wijziging van de toetsingsvlakken daar aanleiding toe geeft en een positief advies is afgegeven door LVNL.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
16.1 Algemene afwijkingen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15;
het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m mag bedragen;
het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen en signalen ten behoeve van de luchtvaart, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 30 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15;
het oprichten en/of verplaatsen van voorzieningen ten dienste van het luchtverkeer, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
het oprichten van reclamemasten in de bestemming 'Verkeer' of 'Groen', mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 18 m;
het aantal reclamemasten dat met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt gerealiseerd, niet meer bedraagt dan 3;
het bepaalde in artikel 15 in acht wordt genomen.
16.2 Afwegingskader
Een in lid 16.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de landschappelijke waarde;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de sociale veiligheid;
de externe veiligheid;
de vliegveiligheid.
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
17.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is of indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt, mits:
de bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m worden verplaatst;
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
17.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 17.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 18 Overige regels
18.1 Nadere eisen
18.1.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de sociale veiligheid;
de externe veiligheid.
Het bevoegd gezag kan ter bescherming van de beschikbare geluidruimte nadere eisen stellen aan:
de plaats van bouwwerken op het terrein van de inrichting ten behoeve van een doelmatige akoestische afscherming;
de plaats en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een doelmatige akoestische afscherming.
Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in sub 18.1.2 van toepassing.
18.1.2 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.
De terinzagelegging wordt tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekendgemaakt.
In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging.
De bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
18.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley.
Vastgesteld: 29 september 2016