1.1 plan:
de beheersverordening 'Waubach en Buitengebied Zuid-Oost’ met identificatienummer NL.IMRO.0882.BVWAUBACHENBGBZO1-VG01 van de gemeente Landgraaf.
1.2 beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan horeca verwante bedrijvigheid:
het exploiteren van een gebouw als amusementshal, speelautomatenhal, bingozaal of discotheek.
1.4 aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
1.5 aangebouwd bijgebouw:
een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.7 afrastering:
opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.
1.8 agrarisch:
het (al dan niet bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.10 archeologische deskundige:
de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of opgraven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Erfgoedwet.
1.12 archeologische verwachtingswaarde:
de kans op archeologische vondsten of informatie, waarbij het volgende geldt:
- rijkmonument: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd;
- terreinen van zeer hoge waarde: zeer grote kans op archeologische vondsten;
- gebieden met een hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;
- gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;
- gebieden met een lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;
- geen verwachtingswaarde: zeer geringe tot geen kans op archeologische vondsten of informatie.
1.13 archeologische waarden:
onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.14 automatenhal/speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bebouwingspercentage:
een in de illustratie aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.17 bed en breakfast:
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed en breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigena(a)r(en) van het betreffende huis.
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van activiteiten vallend onder geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
1.19 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis).
1.20 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte.
1.21 beeldkwaliteit:
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.22 begane grond:
- de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
- hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
1.23 (beperkt) kwetsbaar object:
(kwetsbaar) object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van het Bevi.
1.24 beroepsmatige activiteiten aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis).
1.25 beschermd dorpsgezicht:
beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de Erfgoedwet.
1.26 Besluit omgevingsrecht:
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.
1.27 besluitgebied:
het object besluitgebied, is het werkingsgebied van een beheersverordening.
1.28 besluitsubvlak:
het object besluitsubvlak is een gebied, geometrisch vastgelegd binnen een object besluitgebied, met een inhoudelijke relatie met een of meer bovenliggende geometrisch vastgelegde objecten besluitvlak of andere objecten besluitsubvlak en heeft geen directe inhoudelijke relatie met het hele werkingsgebied van het gebiedsbesluit (het object besluitgebied).
1.29 besluitsubvlakgrens:
de grens van een besluitsubvlak indien het een vlak betreft.
1.30 besluitvlak:
het object besluitvlak is een gebied, geometrisch vastgelegd binnen een object besluitgebied, dat zelfstandige eigenschappen heeft (bijvoorbeeld daaraan gekoppelde regels).
1.31 besluitvlakgrens:
de grens van een besluitvlak.
1.32 bestaand:
overeenkomstig het overgangsrecht van de beheersverordening, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.33 Bevi:
het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004 en in werking getreden op 7 oktober 2014.
1.34 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.35 bodemingreep:
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het bouwen van een fundering;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- sloopwerkzaamheden die grondverplaatsing ten gevolge heeft.
1.36 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.37 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.38 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
1.39 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.40 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.41 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.42 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.43 bruto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van bedrijven of winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.44 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.45 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.46 buurthuis:
gebouw dat als centrum dient voor het sociale en culturele leven van een buurt met plaats voor vergaderingen en voorzieningen voor activiteiten van recreatieve en educatieve aard met daaraan ondergeschikte horeca bedoeld voor de gebruikers van het buurthuis.
1.47 carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsgelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.48 compensatiebos:
bos dat aangelegd dient te worden ter compensatie van elders verloren gegane natuurlijke en landschappelijke waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (rood voor groen-principe).
1.49 consumentverzorging:
het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus.
1.50 dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.
1.51 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.52 detailhandel in dagelijkse goederen:
detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen respectievelijk levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterijartikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden).
1.53 dienstverlening:
het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
1.54 dienst-/bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.55 discotheek/dancing:
gelegenheid, waar dranken en soms maaltijden worden verstrekt en waar men de mogelijkheid heeft om te dansen, hieronder valt tevens een nachtclub.
1.56 (eet-)café:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.
1.57 educatief centrum:
een ontvangstruimte voor bezoekers waar voorlichtingsactiviteiten plaatsvinden in de vorm van tentoonstellingen, exposities of andere wijzen van verbeelding ten behoeve van informatievoorziening aan derden.
1.58 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover de beheersverordening de inrichting niet verbiedt.
1.59 evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
1.60 evenement van categorie 1:
het grootschalige muziekfestival Pinkpop als bedoeld in en onder de voorwaarden van het bestemmingsplan Megaland e.o., dan wel diens rechtsopvolger.
1.61 evenement van categorie 2:
een grootschalig muziekevenement, dan wel mega-act als bedoeld in en onder de voorwaarden van het bestemmingsplan Megaland e.o., dan wel diens rechtsopvolger.
1.62 extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik dat ondergeschikt is aan de functie van het besluitvlak waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.
1.63 extensieve dagrecreatie:
vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.
1.64 fast-foodvestiging:
een horecabedrijf, waarin vooral frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakking al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.65 garage:
een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.66 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.67 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar het rijden c.q. mennen met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner.
1.68 gelijke hoogte:
een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt).
1.69 gestapeld gebouwd:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.70 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
1.71 grondgebonden woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
1.72 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
1.73 hobbymatig:
uit liefhebberij en op een wijze en/of schaal niet zijnde van bedrijfsmatige omvang en zonder winstoogmerk, waarbij het geheel van gronden, bebouwing en bedrijvigheid niet als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer valt aan te merken.
1.74 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.75 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.76 horeca van categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
1.77 horeca van categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die al dan niet ter plaatse genuttigd kunnen worden. Het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie is toegestaan. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfoodzaak, lunchroom, koffieruimte bij patisserie/banketbakkerij, ijssalon/ijswinkel, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.78 horeca van categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse en/of het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, koffie en/of theeschenkerij, juice- en healthbar.
1.79 horeca van categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).
1.80 horeca van categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers niet zijnde een bed en breakfast.
1.81 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, met inbegrip van frituren en snackbars, en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder vallen een automatenhal/speelhal respectievelijk seksinrichting niet.
1.82 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht)verblijf, waarbij (een deel van een) gebouw als onzelfstandige wooneenheid/wooneenheden word(t)(en) gebruikt en waarbij verder kenmerkend is dat de kamerverhuurder(s) ter plaatse zijn (hun) hoofdverblijf heeft (hebben).
1.83 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.84 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.85 kamperen:
een vorm van openluchtrecreatie waarbij men in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander relatief eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft meestal één of meerdere nachten.
1.86 kamperen bij de boer:
terrein bij een functionerend agrarisch bedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen.
1.87 kantine:
een drink- en eetgelegenheid ondergeschikt aan de hoofdfunctie behorende bij het besluitvlak waaronder bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties). De prijzen van consumpties zijn veelal lager omdat de organisatie/vereniging geen winstoogmerk heeft.
1.88 kantoor/praktijkruimte:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard, (para) medische en/of ontwerptechnische arbeid.
1.89 kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.90 karakteristiek:
aangeduide karakteristieke panden en rijksmonumenten.
1.91 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uiting van een der beeldende kunsten.
1.92 kwetsbaar object:
(kwetsbaar) object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l. van het Bevi.
1.93 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.94 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.95 maatschappelijke doeleinden:
voorzieningen ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies (waaronder knutselverenigingen).
1.96 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.97 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.98 normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik:
onderhoud en gebruik dat gelet op de bestemming noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en agrarisch gebruik van de gronden.
1.99 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.100 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.101 onderbouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
1.102 ondergeschikt:
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.
1.103 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.104 openbaar gebied:
dat deel van het grondgebied dat voor een ieder nagenoeg vrij toegankelijk is.
1.105 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.106 opslag:
het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.
1.107 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met ten minste een dak en niet of slechts aan twee zijden voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.108 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.109 parkeer(normen)beleid:
de normen ten aanzien van parkeervoorzieningen zoals opgenomen in het d.d. 26.10.2017 vastgestelde Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (GVVP) of diens rechtsopvolger.
1.110 peil:
- bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
- bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.
1.111 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.112 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.113 recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, ondergeschikt ten opzichte van de hoofdfunctie behorende bij het besluitvlak, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.114 restaurant:
een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken - uitsluitend in combinatie met die maaltijden worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.115 riool:
infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.
1.116 risicovolle inrichting:
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Bevi.
1.117 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.118 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.119 stads- en dorpsgezichten:
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.
1.120 standplaats:
een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel.
1.121 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
1.122 straatmeubilair:
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.123 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.124 twee-aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst / aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.125 vakantieappartement:
een (deel van een) gebouw van een woningtypering en geen kampeermiddel zijnde, dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben, permanente bewoning is niet toegestaan.
1.126 verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
1.127 verblijfsruimten bij gebruiksgerichte paardenhouderijen:
ruimte(n) voor het verblijf van tijdelijke gebruikers van gebruiksgerichte paardenhouderijen, met dien verstande dat deze niet als zelfstandige woonruimte mogen worden gebruikt.
1.128 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.129 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.
1.130 voorzieningen van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen met een inhoud van maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3,00 meter.
1.131 vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
1.132 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming en functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.133 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.134 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.135 wonen:
de vorm van hoofdverblijf waarbij één of meer personen verblijven in de hoedanigheid van één huishouden.
1.136 woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Één huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding.
1.137 woningsplitsing:
het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woningen in twee of meer woningen/wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.
1.138 zaalaccommodatie:
geheel van ruimten die beschikbaar worden gesteld ten behoeve van bijeenkomsten en waarbij de aanwezigen gebruik kunnen maken van horecafaciliteiten. Hieronder worden ook een bingozaal en feestzaal begrepen.
1.139 zoneringplichtige inrichting:
inrichting waarvoor een wettelijke zoneringplicht bestaat op basis van de Wet geluidhinder.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 uitzondering:
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de besluitvlakgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
3.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- het hobbymatig houden van dieren,
en tevens:
- een schuilgelegenheid, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid toegestaan';
- kampeer- en parkeeractiviteiten, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van recreatie – kampeer en parkeerterrein’, conform het bepaalde in regels paragraaf 3.4.4;
- ter plaatse van besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve' zijn tevens de volgende functies toegestaan:
- dressuur- en menweiden voor paarden;
- een hondendressuurterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - hondendressuurterrein';
- een wadi, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van water - wadi';
- een speelvoorziening, uitsluitend ter plaatse van het besluitvlak 'speelvoorziening';
- het uitvoeren van het in bijlage 3 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - landschapsplan Rimburgerhoeve';
- evenementen, conform het bepaalde in artikel 3 lid 4.2.
- ter plaatse van besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' zijn tevens de volgende functies toegestaan:
- dressuur-, men- en uitloopweiden voor paarden;
- een wadi, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van water - wadi';
- het uitvoeren van het in bijlage 4 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - landschapsplan Vulenbach';
- de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige of (middels het in bijlage 4 van deze regels opgenomen landschapsplan) te realiseren natuurlijke en landschappelijke waarden;
- een buffer ten behoeve van hemelwaterinfiltratie, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van water – buffer’;
- een retentievijver ten behoeve van hemelwateropvang, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van water – retentievijver’;
- evenementen, conform het bepaalde in artikel 3 lid 4.2;
- het uitvoeren van het in bijlage 6 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitvlak ‘specifieke vorm van groen – landschapsplan Groenstergracht 10’;
- ondergeschikte detailhandels- en kantoorfuncties;
en daarbij behorende:
- ontsluiting(en) van de afzonderlijke percelen;
- (extensief) recreatief medegebruik;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
3.2.2 Uitzondering
- de bouw van afrasteringen met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen;
- de bouw van schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren, uitsluitend binnen het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid toegestaan', met dien verstande dat:
- de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap;
- een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
- de inhoud maximaal 50 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,60 meter mag bedragen.
- de bouw van een speelvoorziening, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘speelvoorziening’, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.2 sub b ten behoeve van de bouw van één schuilgelegenheid voor dieren buiten het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid toegestaan', met dien verstande dat:
- de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap:
- een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
- de inhoud maximaal 50 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
De binnen dit besluitvlak gelegen gronden en gebouwen mogen na het onherroepelijk worden van voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende één jaar worden gebruikt ten behoeve van de in
artikel 3 lid 1 genoemde functies, tenzij binnen die periode van drie jaar de landschappelijke inpassing van het betreffende bouwperceel heeft plaatsgevonden en ook na die periode in stand wordt gehouden overeenkomstig de in bijlage 3, 4 en 6 van deze regels opgenomen landschapsplannen.
3.4.2 Gebruik voor evenementen
Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve' zijn de volgende evenementen toegestaan:
- men- en dressuurevenementen zijn toegestaan mits passend binnen het bepaalde in regels paragraaf 3.1 sub e. onder 1. respectievelijk 2.;
- men- en dressuurevenementen voor paarden zijn gedurende 2 kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 250 per dag bedraagt;
- men- en dressuurevenementen voor honden zijn gedurende 2 kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 200 per dag bedraagt;
- het evenement ‘Proef het Landleven’ is gedurende maximaal 2 aaneengesloten kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximaal aantal bezoekers 600 per dag bedraagt;
- het opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen van de evenementen als bedoeld onder 1. tot en met 4. mag ten hoogste 2 dagen duren, onmiddellijk voorafgaand aan het evenement en/of onmiddellijk na afloop van het evenement.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' zijn de volgende evenementen toegestaan:
- evenementen zijn toegestaan in de vorm van men- en dressuurwedstrijden, andere hippische activiteiten en open dagen;
- evenementen zijn driemaal per kalenderjaar gedurende maximaal twee dagen per evenement toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 200 per dag bedraagt;
- het opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen van de evenementen als bedoeld onder 1. mag ten hoogste twee dagen duren, onmiddellijk voorafgaand aan het evenement en onmiddellijk na afloop van het evenement.
3.4.3 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein of lig- en speelweide met uitzondering van een speelweide ter plaatse van het besluitsubvlak 'speelvoorziening';
- voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het opslaan van mest(stoffen).
3.4.4 Gebruik voor kampeer- en parkeerterrein
Op de gronden ter plaatse van het besluitsubvak ‘specifieke vorm van recreatie – kampeer- en parkeerterrein’ is een kampeer- en parkeerterrein toegestaan bij evenementen van categorie 1 en 2, vanaf de dag voor tot en met de dag na het evenement.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op het besluitvlak gericht gebruik van de grond;
- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
3.5.2 Voorwaarden
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 3 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
- binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 19 tot en met artikel 23.
3.5.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch' wijzigen in het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de volwaardigheid van het bedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een plan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
- ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn;
- in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur dan wel landschap. Er wordt hierbij eerst gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de eigen kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen;
- de maximale oppervlakte van het besluitvlak niet groter wordt dan 1,50 ha.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid 'kampeerterrein'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het besluitvlak 'Agrarisch' het besluitsubvlak 'kampeerterrein' toe te voegen, mits:
- het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft;
- er sprake is van een kampeerterrein ten behoeve van de stalling van toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans en chalets;
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de financiële haalbaarheid van het kampeerbedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- het kamperen bij de boer enkel plaatsvindt aansluitend aan de bouwkavel van het bestaande agrarisch bedrijf;
- de oppervlakte van het totale kampeerterrein maximaal 2,00 ha bedraagt;
- ten hoogste 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- de maximale oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes 30 m² en de maximale hoogte van trekkershutten en tenthuisjes 3,50 meter bedraagt, gemeten van de onderkant van de plek waar de grond wordt geraakt;
- kamperen niet bedoeld is voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
- kamperen alleen plaatsvindt in het kampeerseizoen, zijnde de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- het terrein eerst, alvorens het in gebruik wordt genomen ten behoeve van het kamperen bij de boer, wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing); ten behoeve van de kwaliteitsverbetering wordt ook het terrein met de bestaande agrarische bebouwing in het inpassingsplan meegenomen;
- het water op eigen perceel opgevangen wordt of kan afvloeien naar een greppel die aansluit op een buffer met dien verstande dat ten allen tijden gegarandeerd kan worden dat geen wateroverlast ontstaat;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd;
- parkeervoorzieningen wordt voorzien conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer, worden gerealiseerd binnen het besluitvlak 'Agrarisch';
- er geen sprake is van een milieubelemmering voor de omliggende bedrijven en er voldoende afstand tot een milieugevoelige besluitvlak in acht wordt genomen;
- er geen sprake is van een archeologische belemmering;
- een historisch bodemonderzoek dan wel een vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem niet verontreinigd is;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen bij de boer wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de erfgenamen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten. Bij rechtsopvolging van het agrarisch bedrijf kan het kamperen bij de boer worden voortgezet.
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid 'Bos'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het besluitvlak 'Agrarisch' ter plaatse van het besluitsubvlak ‘wetgevingzone – wijzigingsbevoegdheid’ te wijzigen in ‘Bos’ ten behoeve van de aanleg van multifunctioneel bos, mits:
- de betreffende gronden in eigendom zijn gekomen van de gemeente en/of een terrein beherende natuurbeschermingsorganisatie, dan wel de bestaande eigenaar heeft ingestemd met de aanleg van natuurgebied en/of multifunctioneel bos;
- de financiële middelen voor de aanleg van natuurgebied en/of multifunctioneel bos zeker zijn gesteld;
- de bodem, blijkens een bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van bos;
- aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,
- met dien verstande, dat bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9 van deze voorschriften.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
4.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
- het uitvoeren van het in bijlage 6 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitvak ‘specifieke vorm van groen – landschapsplan Groenstergracht 10’;
en tevens:
- kampeer- en parkeeractiviteiten, uitsluitend ten tijde van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van recreatie – kampeer- en parkeerterrein’, conform het bepaalde in artikel 4 lid 4.5;
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 4.2;
- rustende boer, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 4.3;
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bijgebouwen;
- één bedrijfswoning per bouwperceel;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitvlak 'bouwvlak' met uitzondering van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports die zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met dien verstande dat aan artikel 4 lid 2.3 wordt voldaan;
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf alsmede ten behoeve van sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten en/of overige voorzieningen ten dienste van kamperen bij de boer;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal bouwlagen' mag tot maximaal het aangegeven aantal bouwlagen worden gebouwd, met dien verstande dat elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 4,50 meter mag bedragen;
- de bedrijfswoning mag in maximaal 2 bouwlagen worden gebouwd met dien verstande dat elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 3,20 meter mag bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
- de bouwdiepte van de bedrijfswoning mag maximaal 17,00 meter bedragen.
4.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
- per bedrijfswoning mag de maximale oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen maximaal 130 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot een besluitvlak 'Verkeer' wordt gebouwd;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden;
- indien een bijgebouw of garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw of de garage/carport ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 8,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 2.2 sub c bepaalde ten behoeve van de bouw van fruitopslag-, aardappelopslag- en machineloodsen met een hogere bouwlaag, mits:
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- de bouwhoogte van de bouwlaag maximaal 6,50 meter mag bedragen.
4.3.2 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 2.4 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
4.3.3 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 2.3 sub c bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 sub a, b en d onverminderd van toepassing is.
4.3.4 Afwijken garages/carports voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 2.3 sub c bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot het besluitvlak 'Verkeer' minimaal 5,00 meter moet bedragen en dat het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 sub a, b en d onverminderd van toepassing is.
4.3.5 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 4 lid 3.1 tot en met
artikel 4 lid 3.4 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting
De binnen dit besluitvlak gelegen gronden en gebouwen mogen na het onherroepelijk worden van voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende één jaar worden gebruikt ten behoeve van de in
artikel 4 lid 1 genoemde functies, tenzij binnen die periode van drie jaar de landschappelijke inpassing van het betreffende bouwperceel heeft plaatsgevonden en ook na die periode in stand wordt gehouden overeenkomstig het in de bijlage 6 van deze regels opgenomen landschapsplan.
4.4.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van een aan huis verbonden beroep of bedrijf waarvoor artikel 4 lid 4.2 geldt;
- bewoning, met uitzondering van bewoning van een bedrijfswoning;
- huisvesting van de rustende boer, met uitzondering van huisvesting van de rustende boer waarvoor artikel 4 lid 4.3 geldt;
- detailhandel behoudens indien hiervoor bij een omgevingsvergunning van afgeweken is ingevolge artikel 4 lid 5.1;
- groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel met uitzondering van de stalling van eigen kampeermiddelen in het achtererfgebied en achter het hoofdgebouw;
- opslag, met uitzondering van opslag in het kader van het in artikel 4 lid 1 sub a;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin.
4.4.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de bedrijfswoning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of milieuwetgeving;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden opgericht conform artikel 35 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
4.4.4 Rustende boer
Huisvesting van de rustende boer is toegelaten, mits:
- de huisvesting plaatsvindt in de bedrijfswoning;
- de oppervlakte voor huisvesting van de rustende boer maximaal 80 m² mag bedragen;
- na beëindiging noodzaak tot huisvesting van de rustende boer de voorzieningen ten behoeve van de huisvesting worden verwijderd.
4.4.5 Gebruik voor kampeer- en parkeerterrein
Op de gronden ter plaatse van het besluitsubvak ‘specifieke vorm van recreatie – kampeer- en parkeerterrein’ is een kampeer- en parkeerterrein toegestaan bij evenementen van categorie 1 en 2, vanaf de dag voor tot en met de dag na het evenement.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken voor ondergeschikte niet-agrarische nevenactiviteiten naast de bestaande agrarische bedrijfsdoeleinden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 4.1 bepaalde ten behoeve van:
- bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten en/of aan de agrarische sector verwante producten;
- verblijfsrecreatie in de vorm van bed en breakfast en vakantieappartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier-)tuinen, kleinschalige horeca zoals theeschenkerijen en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijk te stellen activiteiten.
4.5.2 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 4 lid 5.1 bedoeld wordt alleen toegestaan, mits:
Algemeen:
- de activiteiten deel uitmaken van een functionerend agrarisch bedrijf en worden beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- er voldoende parkeervoorzieningen zijn conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
Specifiek voor bewerking en/of verkoop van agrarische producten:
- uitsluitend bewerking en/of verkoop plaatsvindt van op het eigen bedrijf of op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische of agrarisch verwante producten, met dien verstande, dat de verkoop van agrarische of agrarisch verwante producten uitsluitend is toegestaan tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 200 m²;
Specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:
de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande hoofdgebouwen, met dien verstande, dat:
- het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwvlak binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd;
- de bedrijfswoning niet als vakantieappartement(en) gebruikt mag worden;
Specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:
- de activiteiten ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes;
Specifiek voor bed en breakfast:
de bed en breakfast kan worden ingepast binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
- de uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw en/of bijgebouw op hetzelfde perceel;
- er een maximum van 4 kamers voor maximaal 8 personen per locatie geldt.
4.5.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 4 lid 4.1 bepaalde, ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten van derden, mits de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
Artikel 5 Agrarisch met waarden
5.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering,
en tevens:
- voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden,
en daarbij behorende:
- ontsluiting(en) van de afzonderlijke percelen;
- (extensief) recreatief medegebruik;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
5.2.2 Uitzondering
- de bouw van afrasteringen met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen;
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,60 meter mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak of lig- en speelweide;
- voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het opslaan van mest(stoffen).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op het besluitvak gericht gebruik van de grond;
- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
5.4.2 Voorwaarden
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 5 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 19 tot en met artikel 23.
5.4.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' wijzigen in het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de volwaardigheid van het bedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een plan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
- ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn;
- in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur dan wel landschap. Er wordt hierbij eerst gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de eigen kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen;
- de maximale oppervlakte van het besluitvlak niet groter wordt dan 1,50 ha.
5.5.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
5.5.3 Wijzigingsbevoegdheid voor het oprichten van een kampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' het besluitsubvlak 'kampeerterrein' toe te voegen, mits:
- het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft;
- er sprake is van een kampeerterrein ten behoeve van de stalling van toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans en chalets;
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de financiële haalbaarheid van het kampeerbedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- het kamperen bij de boer enkel plaatsvindt aansluitend aan de bouwkavel van het bestaande agrarisch bedrijf;
- de oppervlakte van het totale kampeerterrein maximaal 2,00 ha bedraagt;
- ten hoogste 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- de maximale oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes 30 m² en de maximale hoogte van trekkershutten en tenthuisjes 3,50 meter bedraagt, gemeten van de onderkant van de plek waar de grond wordt geraakt;
- kamperen niet bedoeld is voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
- kamperen alleen plaatsvindt in het kampeerseizoen, zijnde de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- het terrein eerst, alvorens het in gebruik wordt genomen ten behoeve van het kamperen bij de boer, wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing); ten behoeve van de kwaliteitsverbetering wordt ook het terrein met de bestaande agrarische bebouwing in het inpassingsplan meegenomen;
- het water op eigen perceel opgevangen wordt of kan afvloeien naar een greppel die aansluit op een buffer met dien verstande dat ten allen tijden gegarandeerd kan worden dat geen wateroverlast ontstaat;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd;
- in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer, worden gerealiseerd binnen het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
- er geen sprake is van een milieubelemmering voor de omliggende bedrijven en er voldoende afstand tot een milieugevoelig besluitvlak in acht wordt genomen;
- er geen sprake is van een archeologische belemmering;
- een historisch bodemonderzoek dan wel een vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem niet verontreinigd is;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen bij de boer wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de erfgenamen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten. Bij rechtsopvolging van het agrarisch bedrijf kan het kamperen bij de boer worden voortgezet.
6.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2a (Toegesneden lijst van bedrijfstypen) en/of daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, vergelijkbare bedrijven, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen.
- bestaande bedrijven en bedrijven die genoemd zijn in bijlage 2b (Toegesneden lijst van bedrijfstypen Europaweg 312), uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van bedrijf – bedrijf milieucategorie 2 t/m 3.2’,
en tevens voor:
- wonen, uitsluitend ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'bedrijfswoning' (bw);
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 6 lid 5.2;
- een kantoor, uitsluitend ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'kantoor' (k);
- ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'specifieke vorm van verkeer - toegangsweg' (sv-tw) uitsluitend als toegangsweg,
en daarbij behorende:
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
6.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 6 lid 1 toegestane gebruik;
- een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bedrijfswoning’ (bw);
- de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen, garages en carports;
- bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de illustratie aangegeven 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de bedrijfswoning mag in maximaal twee bouwlagen worden gebouwd;
- de (voor-)gevels van de gebouwen moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
- de bouwdiepte van de bedrijfswoning mag maximaal 17,00 meter bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.
6.2.3 Regels met betrekking tot bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen en garages en carports gelden de volgende regels:
- aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- per bedrijfswoning mag de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen van garages/carports tezamen maximaal 70 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder b mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports maximaal 130 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot de bestemming ‘Verkeer’ of 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt gebouwd;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht wordt genomen;
- indien een bijgebouw of garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst.
6.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garage/carport zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
- voorzieningen ten behoeve van reclame-uitingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt, met inachtneming van een afstand van 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied met inachtneming van 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
6.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van gebouwen;
- de situering en de afmetingen van bijgebouwen, garages en carports;
- de situering en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
- ter bescherming van de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 6 lid 2.3 sub e bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat het bepaalde in
artikel 6 lid 2.3 sub b, c, d, f en g onverminderd van toepassing is.
6.4.2 Afwijken garages/carports
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 6 lid 2.3 sub e bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in
artikel 6 lid 2.3 sub b, c, d, f en g onverminderd van toepassing is.
6.4.3 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 6 lid 2.3 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 m tot het openbaar toegankelijk mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
6.4.4 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 6 lid 4.1,
artikel 6 lid 4.2 en
artikel 6 lid 4.3 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Bedrijfscategorieën
De bedrijven zoals toegestaan in
artikel 6 lid 1 zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de in bijlagen 2a en 2b 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen' opgenomen minimaal aan te houden afstanden in acht worden genomen.
6.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de bedrijfswoning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen en garages en carports mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of milieuwetgeving;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen worden opgericht conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
6.5.3 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen';
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 500 m² verkoopvloeroppervlak per bedrijf;
- horeca en aan horeca verwante bedrijvigheid;
- wonen, met uitzondering van bewoning van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)';
- permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen, garages en carports;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen waarvoor artikel 6 lid 5.2 geldt;
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval wordt als strijdig gebruik aangemerkt: brand- en explosie-gevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
- verkooppunt voor motorbrandstoffen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 6 lid 5.1 bepaalde, ten behoeve van het overschrijden van de geldende indicatieve afstanden, indien het treffen van maatregelen bij het bedrijf ter voorkoming van geur, stof, geluid of gevaar of het treffen van maatregelen die de overdracht ervan voorkomen, zoals een geluidswal, zodanig mogelijk is dat de effecten ervan de geldende afstanden niet zullen overschrijden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Kantoor, praktijkruimte en dienstverlening
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigingen in kantoor, praktijkruimte of dienstverlening met dien verstande dat voldaan kan worden aan de volgende voorwaarden:
- de parkeerbalans in de directe omgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- het woonmilieu wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geen afbreuk gedaan.
6.7.2 Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitsubvlak 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen' met dien verstande dat voldaan kan worden aan de volgende voorwaarden:
de bedrijfsfunctie is komen te vervallen;
- er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering; de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing blijven behouden;
- er ontstaat geen onevenredige aantasting of hinder voor omliggende waarden c.q. functies;
- er is sprake van een bestaande bedrijfswoning;
- aan het stedenbouwkundige beeld wordt geen afbreuk gedaan en de bouwmassa neemt niet toe.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- doeleinden van openbaar nut;
en daarbij behorende:
- ondergrondse leidingen;
- zonering;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
7.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 7 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
- ondergronds bouwen is binnen het gehele besluitvlaktoegestaan tot een maximale diepte van 5,00 meter;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
- het oppervlak van gebouwen binnen het gehele besluitvlak ten hoogte 20,00 m² mag bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
- de hoogte van antennes en antennemasten mag maximaal 12,00 meter bedragen;
- geluidwerende voorzieningen die maximaal een hoogte mogen hebben die vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.
Artikel 8 Bedrijf - Paardenhouderij
8.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebruiksgerichte paardenhouderijen, met uitzondering van het bepaalde onder d en e;
- productiegerichte paardenhouderijen, met uitzondering van het bepaalde onder d en e;
- kantine tot een maximum vloeroppervlak van 200 m², met uitzondering van het bepaalde onder d en e;
- ter plaatse van besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve' zijn tevens de volgende functies toegestaan:
- een professionele gebruiksgerichte paardenhouderij voor maximaal 95 paarden, met daarbij behorende trainings- en africhtingsvoorzieningen, paardenpensionstallen, manege, buitenbakken, werkplaatsen en leslokalen;
- een aan de functie onder a sub 1. ondergeschikte productiegerichte paardenhouderij;
- het verzorgen van mensportopleidingen;
- evenementen, conform het bepaalde in artikel 8 lid 5.2;
- aan de functie onder a sub 1. ondergeschikte museale functies, zijnde een koetsenmuseum en een historische zadelmakerij;
- horeca, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca';
- buitenterrassen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van horeca - buitenterras';
- het houden en verzorgen van bruiloften, uitvaarten, huifkartochten en andere groepsarrangementen;
- officiële trouwaccommodatie en vergaderaccommodatie;
- een reclamezuil annex expositie-/koetsvitrine, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - reclamezuil annex expositie-/koetsvitrine';
- een tredmolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tredmolen';
- een hondendressuurterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - hondendressuurterrein';
- het uitvoeren van het in bijlage 3 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - landschapsplan Rimburgerhoeve';
- dagrecreatie in de vorm van (knooppunt van) wandel- en fietsroutes;
- ondergeschikte detailhandels- en kantoorfuncties;
- ter plaatse van besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' zijn tevens de volgende functies toegestaan:
- een productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij voor maximaal 60 paarden, met daarbij behorende herstel-, trainings- en africhtingsvoorzieningen, manege, rijhal, buitenbak en werkplaats;
- paardenboxen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - paardenboxen';
- aan de functie onder b sub 1. ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 50 m²;
- aan de functie onder a. ondergeschikte horeca van categorie 1 tot een maximum van 75 m²;
- twee bed en breakfastkamers met verblijfsaccommodatie voor maximaal zes personen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bed en breakfast';
- het uitvoeren van het in bijlage 5 van deze regels opgenomen landschapsplan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - landschapsplan Vulenbach';
- een buffer ten behoeve van hemelwaterinfiltratie, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van water – buffer’;
- ondergeschikte kantoorfuncties;
- evenementen, conform het bepaalde in artikel 8 lid 5.2;
en tevens:
- verblijfsruimten voor maximaal 15 personen bij gebruiksgerichte paardenhouderijen, met uitzondering ter plaatse van de besluitsubvlakken ‘specifieke vorm van bedrijf -Rimburgerhoeve’ en ‘specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach’;
- wonen in de vorm van één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
- een uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van maatschappelijk – uitvaartcentrum’;
- parkeerterreinen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein',
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 8 lid 5.4;
- tuinen, erven en perceelsontsluitingen;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1.
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bedrijfsgebouwen ten behoeve van het in artikel 8 lid 1 toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bedrijfswoning’;
- bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
- één tredmolen ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - tredmolen';
- paardenboxen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - paardenboxen';
- buitenrijbakken, mestvaalten, stapmolens en longeercirkels of daarmee vergelijkbare voorzieningen, voor zover niet gelegen binnen de besluitsubvlakken ‘specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve’ en ‘specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach’;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- deze mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak', met uitzondering van een reclamezuil annex expositie-/koetsvitrine, die uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - reclamezuil annex expositie-/koetsvitrine' mag worden gebouwd, met een maximum diameter van 6,50 meter, een maximum goothoogte van 2,50 meter en een maximum bouwhoogte van 3,50 meter;
- het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- bedrijfsgebouwen dienen met een kap te worden afgedekt met een dakhelling tussen 1 en 45°, met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' de dakhelling tussen 15 en 45° dient te worden afgedekt.
8.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak binnen het besluitsubvlak 'bedrijfswoning', met uitzondering van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports, die zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met dien verstande dat aan artikel 8 lid 2.4 wordt voldaan;
- het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
- de maximum goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de (voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens.
8.2.4 Regels met betrekking tot bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen zowel binnen het bouwvlak binnen het besluitsubvlak 'bedrijfswoning' als binnen het besluitsubvlak 'bijgebouwen' worden gebouwd, met dien verstande dat binnen het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' bijgebouwen bij de bedrijfswoning zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden;
- de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports behorende bij de bedrijfswoning mag tezamen maximaal 70 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van het perceel behorende bij de bedrijfswoning mag worden bebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder b. mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports maximaal 130 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 60 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports dienen op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden gebouwd, met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot het besluitvlak 'Verkeer' wordt gebouwd;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports dienen in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht dient te worden genomen.
8.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen, met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
- lichtmasten, waarvan de maximum bouwhoogte 8 meter mag bedragen;
- vlaggenmasten, waarvan de maximum bouwhoogte 8 meter mag bedragen.
- Zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt, met inachtneming van een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied en met inachtneming van 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
8.3.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
- ter bescherming van de verkeersveiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 8 lid 2.4 sub d bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat het bepaalde in
artikel 8 lid 2.4 onder a, b, c, en e onverminderd van toepassing is.
8.4.2 Afwijking garages/carports voor de voorgevel
Ter plaatse van het besluitvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 8 lid 2.4 sub d bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot het besluitvlak 'Verkeer' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in
artikel 8 lid 2.4 onder a, b, c, en e onverminderd van toepassing is.
8.4.3 Afwijking erfafscheidingen binnen 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 8 lid 2.5 sub a onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
8.4.4 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 8 lid 4.1,
artikel 8 lid 4.2 en
artikel 8 lid 4.3 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
De binnen de besluitsubvlakken ‘specifieke vorm van bedrijf – Rimburgerhoeve’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – Vulenbach’ gelegen gronden en gebouwen mogen na het onherroepelijk worden van de voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende drie jaar worden gebruikt ten behoeve van de in
artikel 8 lid 1 genoemde functies, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor zover binnen die periode van één jaar de landschappelijke inpassing van de betreffende percelen heeft plaatsgevonden en in stand wordt gehouden overeenkomstig de in bijlage 3 (Rimburgerhoeve) respectievelijk 4 (Vulenbach) van deze regels opgenomen landschapsplannen.
8.5.2 Gebruik voor evenementen
Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Rimburgerhoeve' gelden de volgende regels:
- men- en dressuurevenementen zijn toegestaan mits passend binnen het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub d onder 1 respectievelijk 12;
- men- en dressuurevenementen voor paarden zijn gedurende 2 kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 250 per dag bedraagt;
- men- en dressuurevenementen voor honden zijn gedurende 2 kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 200 per dag bedraagt;
- het evenement ‘Proef het Landleven’ is gedurende maximaal 2 aaneengesloten kalenderdagen per jaar toegestaan, waarbij het maximaal aantal bezoekers 600 per dag bedraagt;
- het opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen van de evenementen als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub d onder 2 tot en met 4. mag ten hoogste 2 dagen duren, onmiddellijk voorafgaand aan het evenement en/of onmiddellijk na afloop van het evenement.
Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - Vulenbach' gelden de volgende regels:
- evenementen zijn toegestaan in de vorm van men- en dressuurwedstrijden, andere hippische activiteiten en open dagen;
- evenementen zijn driemaal per kalenderjaar gedurende maximaal twee dagen per evenement toegestaan, waarbij het maximum aantal bezoekers 200 per dag bedraagt;
- het opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen van de evenementen als bedoeld onder a. mag ten hoogste twee dagen duren, onmiddellijk voorafgaand aan het evenement en onmiddellijk na afloop van het evenement.
8.5.3 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen waarvoor artikel 8 lid 5.4 geldt;
- detailhandels- en kantoorfuncties, met uitzondering van aan de bedrijfsfuncties ondergeschikte detailhandels- of kantoorfuncties tot maximaal 50 m²;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde gevellijn voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke, anders dan op een oprit;
- wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin.
- horeca en/of kantine, anders dan in artikel 8 lid 1 sub c, d en e is aangegeven als toegestane horeca en kantine;
- verblijfsrecreatie, met uitzondering van bed en breakfast zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 sub e onder 5.
8.5.4 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij deze regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform het parkeer(normen)beleid;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
8.5.5 Parkeren
De noodzakelijke parkeervoorzieningen ten behoeve van activiteiten en functies zoals aangegeven in
artikel 8 lid 1 worden op eigen terrein gesitueerd conform de normen zoals opgenomen in het parkeer(normen)beleid en conform het bepaalde in
artikel 35 lid 4.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toevoegen van een nieuw parkeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het aantal parkeerplaatsen dient te voldoen aan de parkeernormen zoals vastgelegd in het parkeer(normen)beleid;
- de parkeerplaats dient landschappelijk te worden ingepast;
- de gebruikte oppervlakte voor de toevoeging van verharding ten behoeve van de parkeerplaats dient te worden gecompenseerd in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu.
9.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de ontwikkeling van compensatiebos;
- ontwikkeling, instandhouding, herstel en versterking van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
en daarbij behorende:
- extensief recreatief medegebruik.
9.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
9.2.2 Uitzonderingen
- de bouw van afrasteringen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,20 meter mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, parkeerterrein, paardenbak en als lig- of speelweide;
- het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen, motoren of bromfietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van verhardingen van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op het besluitvlak gericht gebruik van de grond;
- het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of groenstroken.
9.4.2 Voorwaarden
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 9 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 19 tot en met artikel 23.
9.4.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
10.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoordoeleinden en praktijkruimten;
- horeca, zijnde een (eet)café, fast-food vestiging, restaurant, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca';
- detailhandel, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel';
- dienstverlening;
- wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de Rötscherweg 60-62 uitsluitend wonen op de verdieping is toegestaan conform het bepaalde in artikel 10 lid 5;
- maatschappelijke doeleinden;
en tevens voor:
- doeleinden van openbaar nut;
en daarbij behorende:
- groen- en speelvoorzieningen;
- verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen woonstraten, fiets- en voetpaden en bevoorradingsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1.
10.2.1 Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen ten behoeve van het in artikel 10 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het
besluitsubvlak ‘bouwvlak’ dan wel ter plaatse van de besluitsubvlak 'gevellijn'
waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in de aangegeven gevellijn waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens of naar weg gekeerde perceelsgrens niet mag worden overschreden;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn uitbreiden, met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel maximaal 20,00 meter mag bedragen;
- het bouwperceel mag voor nooit meer dan 50% worden bebouwd, met uitzondering ter plaatse van het perceel Rötscherweg 60-62, waar het bouwperceel volledig mag worden bebouwd;
- de vrijstaande zijgevel dient in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd te worden;
- op de in het besluitvlak begrepen gronden mag maximaal 1 woning / wooneenheid per bouwperceel worden opgericht;
- de inhoud van een grondgebonden woning mag maximaal 1000 m³ bedragen en de inhoud van een gestapelde woning maximaal 600 m³.
10.2.3 Bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen, garages en carports gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen mag maximaal 70 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 60 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports maximaal 130 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 60 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in maximaal één zijdelingse perceelsgrens en minimaal 2,50 meter uit de andere zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt met inachtneming van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
10.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van perceelsafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
10.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 10 lid 2.2 onder c en d bepaalde, om de afstand tussen de voor- en achtergevel uit te breiden tot maximaal 30,00 meter met dien verstande dat niet meer dan 70 % van het bouwperceel wordt bebouwd.
10.4.2 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 10 lid 2.4 sub a onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding, tot 2,00 meter hoogte, achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
10.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 10 lid 4.1 en
artikel 10 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Afstemming functies
Ten aanzien van de onderlinge afstemming van de verschillende functies gelden de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie mag niet op de begane grond plaatsvinden met uitzondering van bestaand gebruik;
- de functies detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoor en praktijkruimte mogen alleen plaats vinden op de begane grond van de bebouwing.
10.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het oprichten van nieuwe woningen binnen de bestaande bebouwing;
- het splitsen van bestaande woningen;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin;
- detailhandel, met uitzondering van detailhandel waarvoor artikel 10 lid 1 geldt;
- horeca en aan horeca verwante bedrijvigheid, met uitzondering van horeca waarvoor artikel 10 lid 1 geldt;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke;
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken vergroten functies
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 10 lid 5.1 sub b bepaalde voor het toestaan van het gebruik van de verdieping voor de toegestane functie onder de volgende voorwaarden:
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de woonfunctie te schrappen in de besluitvlakomschrijving zoals opgenomen in
artikel 10 lid 1 en/of het op de illustratie aangeduide aantal woningen c.q. wooneenheden ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden' in mindering te brengen, onder de volgende voorwaarden:
- aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geen afbreuk gedaan;
- er is gedurende drie jaar vanaf het moment van inwerkingtreding van het plan geen sprake geweest van wonen dan wel minder woningen c.q. wooneenheden aanwezig zijn dan toegestaan conform het bepaalde in artikel 10 lid 1 en artikel 10 lid 2.2.
11.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen en groenvoorzieningen;
- verkeer in de vorm van parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden;
- mountainbikeroutes en paardenroutes;
- doeleinden van openbaar nut;
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- kunstobjecten;
- hondenuitlaatplaatsen.
11.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van:
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
- geluidwerende voorzieningen, welke maximaal een bouwhoogte mogen hebben die vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder;
- antennes en antennemasten die maximaal 12 meter mogen zijn.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sociale doeleinden;
- culturele en educatieve doeleinden;
- maatschappelijke doeleinden;
- een groenbedrijf voor groenonderhoud en kwekerij;
- dienst openbare werken van de gemeente;
- ondergeschikte kantoorfunctie;
en daarbij behorende:
- doeleinden van openbaar nut;
- groenvoorzieningen;
- verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen en voetpaden;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1.
12.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 12 lid 1 toegestane gebruik;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen die voor de voorgevel van de woning maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel maximaal 2,00 meter hoog mogen zijn;
- voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 6,50 meter mag bedragen;
- antennes en antennemasten die maximaal 12,00 meter hoog mogen zijn.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor:
- het oprichten van één dienstwoning in maximaal 2 bouwlagen met een inhoud van minimaal 250 m3en maximaal 750 m3 indien dit met het oog op het beheer van de betreffende gemengde bebouwing noodzakelijk of gewenst is en middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 34 gegeven procedure in acht.
12.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van de gebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
12.4.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het besluitvlak wijzigen in het besluitvlak:
- "recreatie", ten behoeve van de realisering van recreatieve voorzieningen, mits:
- de functie van sociale werkvoorziening geheel is komen te vervallen;
- een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. Overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
- geen onevenredige aantasting van of hinder voor omliggende waarden c.q. functies ontstaat;
- geen detailhandel ontstaat, anders dan ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende recreatieve activiteit;
- de recreatieve voorziening functioneel aan het buitengebied en de daarin opgenomen boslocatie verbonden;
- vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen vestiging van de voorziening;
- de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van recreatieve voorzieningen;
met dien verstande, dat:
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in bijlage 5 van deze regels.
- Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure acht.
13.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, herstel, ontwikkeling en versterking van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- extensief recreatief medegebruik,
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
13.2.1 Algemeen
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, parkeerterrein, als lig- of speelweide;
- het testen van voertuigen, voor de beoefening van wedstrijden met motorvoertuigen, motoren of (brom)fietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- voor het opslaan van mest(stoffen);
- voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodem verlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
13.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 13 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in
artikel 13 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
13.4.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht zijn van dit plan bestaande bodemgebruik;
- zover de waterhuishoudkundige toetsing reeds plaatsvindt in het kader van vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
14.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals (on-, half- en verharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- doeleinden van openbaar nut;
- kunstobjecten;
- religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen,
en daarbij behorende:
- geluidbeperkende voorzieningen;
- groen- en speelvoorzieningen, bermen en waterlopen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- laad-/losvoorzieningen;
- wildpassages.
14.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
- behorende tot het straatmeubilair;
- ten behoeve van wildpassages.
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 4,00 meter bedragen;
- de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 6,00 m² bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,00 meter bedragen met uitzondering van kunstobjecten waarvan de hoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen.
Artikel 15 Water - Primair water
15.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterstaatkundige doeleinden;
- het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem
en de daarbij behorende:
- instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken van geringe omvang, ten dienste van het (beschermen, beheren en onderhouden van het) genoemde besluitvlak worden opgericht.
16.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woningen, waarbij:
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitvlak 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - carréhoeve [sba-cah]' uitsluitend woningen in een carréhoeve zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand carréhoeve [sba-vcah]' uitsluitend woningen in een vrijstaande carréhoeve zijn toegestaan;
- kantoor- en praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘kantoor (k)’;
- bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bed & breakfast (bb)',
- een opslagschuur, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'opslag',
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 16 lid 4.1;
- tuinen en erven;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- verkeersdoeleinden in de vorm van toegangswegen tot woningen, toegangswegen tot parkeren, in-/opritten bij woningen, toegangswegen tot garageboxen, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen ter plaatse van in-/opritten gelegen voor garages/garageboxen en daar waar aangebouwde vrijstaande bijgebouwen alsmede carports en overkappingen opgericht kunnen worden;
- parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder g genoemde functie, conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1.
16.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- de daarbij behorende bijgebouwen, carports en garages;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- een opslagschuur, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'opslag'.
16.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aangegeven 'gevellijn' waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de aangegeven gevellijn waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens of naar weg gekeerde perceelsgrens niet mag worden overschreden;
- het bouwperceel behorende bij een woning mag voor nooit meer dan 50% worden bebouwd;
- gebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen, met dient verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal bouwlagen' tot maximaal het aangegeven aantal bouwlagen mag worden gebouwd;
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn uitbreiden, met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel:
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd', ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' en ter plaatse van het besluitsubvlak 'gestapeld' waarbij geen besluitsubvlak 'bouwvlak' is opgenomen, maximaal 13,00 meter mag bedragen;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand', maximaal 17,00 meter mag bedragen;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' dient de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' en het besluitsubvlak 'gestapeld' waarbij het besluitsubvlak 'bouwvlak' niet is opgenomen, dient de zijgevel van het hoofdgebouw aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd' dient een hoekwoning aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van het besluitvlak 'gestapeld' waarbij tevens het besluitsubvlak 'bouwvlak' is opgenomen mag in beide zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd.
en op de in het besluitvlak begrepen gronden mogen:
- behoudens de bestaande woningen geen nieuwe woningen worden opgericht;
- bestaande woningen niet worden gesplitst;
- binnen de bestaande bebouwing geen extra woningen worden opgericht.
16.2.3 Bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen, garages en carports gelden de volgende regels:
-
- per woning, ter plaatse van de besluitsubvlakken 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd', voor het perceelgedeelte gelegen op een afstand vanaf 13,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan denkbeeldige getrokken lijn, de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat gronden maximaal tot 50% van het bouwperceel mogen worden bebouwd;
- per woning, ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand', voor het perceelgedeelte gelegen op een afstand vanaf 17,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan denkbeeldig getrokken lijn, de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat gronden maximaal tot 50% van het bouwperceel mogen worden bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a sub 1 en 2 mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports ten hoogste 130 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan wel bij het ontbreken van de aangeduide gevellijn achter de voorgevel, met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot het besluitvlak ‘Verkeer’ wordt gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' worden de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports in maximaal één zijdelingse perceelsgrens en minimaal 2,50 meter uit de andere zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden;
- indien ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' een bijgebouw dan wel garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan wel indien geen gevellijn is aangeduid achter de bestaande voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw en de garage/carport ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst;
- ter plaatse van de besluitsubvlakken 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'gestapeld' waarbij geen bouwvlak is opgenomen worden de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50% van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken gevellijn
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 16 lid 2.2 sub a bepaalde, om ter plaatse van het besluitsubvlak 'gevellijn' de aangegeven gevellijn, te overschrijden tot een maximum van 2,00 meter en over maximaal 30% van de lengte van de gevellijn of voorgevel per bouwperceel, mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
16.3.2 Afwijken gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 16 lid 2.2 onder g, h en i bepaalde, tot het bouwen van de zijgevel in de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
16.3.3 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 16 lid 2.3 sub d bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de naar de weg gekeerde gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige gevellijn, dan wel bij het ontbreken van de aangeduide gevellijn tot in de voorgevel, met dien verstande dat het bepaalde in
artikel 16 lid 2.3 onder a, b, c, e, f en g onverminderd van toepassing is.
16.3.4 Afwijken garages/carports
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 16 lid 2.3 sub d bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de gevellijn, van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige gevellijn, met dien verstande dat de afstand tot het besluitvlak 'Verkeer' dan wel 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in
artikel 16 lid 2.3 onder a, b, c, e, f en g onverminderd van toepassing is.
16.3.5 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 16 lid 2.4 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding, tot een hoogte van 2,00 meter, achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
16.3.6 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 16 lid 3.1 tot en met
artikel 16 lid 3.5 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht / Wet milieubeheer;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen worden opgericht conform het bepaalde in artikel 35 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
16.4.2 Detailhandel, kantoor, praktijkruimte en horeca
De functies kantoor en praktijkruimte mogen alleen plaats vinden onder de volgende voorwaarden:
- de functie mag alleen plaatsvinden op de begane grond van de bebouwing;
- het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de functie mag maximaal 200 m² bedragen.
16.4.3 Kampeermiddelen
Het stallen van eigen kampeermiddelen is toegestaan indien de stalling plaatsvindt in het achtererfgebied en achter het hoofdgebouw.
16.4.4 Parkeren
De noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van nieuwe activiteiten c.q. nieuwe functies dan wel uitbreiding van functies zoals genoemd in afzonderlijke artikelen, maar welke niet rechtstreeks zijn toegestaan, worden op eigen terrein gesitueerd en in stand gehouden. Daarbij dient voldaan te worden aan de parkeernormen in het ‘GVVP’ van de gemeente Landgraaf of het parkeerbeleid dat geldt op het moment van de aanvraag.
16.4.5 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het overschrijden van het maximum aantal toegelaten wooneenheden;
- het oprichten van nieuwe woningen binnen de bestaande bebouwing;
- het splitsen van bestaande woningen;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen waarvoor artikel 16 lid 4.1 geldt;
- detailhandel, kantoor, horeca en praktijkruimte, met uitzondering van kantoor en praktijkruimte waarvoor artikel 16 lid 4.2 geldt;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde gevellijn voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke, anders dan op een oprit, met uitzondering van de stalling van kampeermiddelen waarvoor artikel 16 lid 4.3 geldt.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de besluitsubvlakken 'horeca' en 'detailhandel' het besluitsubvlak te wijzigen in het besluitvlak 'kantoor' of 'praktijkruimte' onder de volgende voorwaarden:
- de parkeerbalans in de directe omgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- het woonmilieu wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geen afbreuk gedaan.
Artikel 17 Wonen - Garageboxen
17.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen.
17.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd.
17.2.2 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
- garageboxen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
- de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 3,20 meter bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- bedrijfsmatige doeleinden en/of bedrijfsmatige opslagruimte;
- detailhandel;
- opslag, anders dan inherent aan de stalling van motorvoertuigen;
- (permanente) bewoning.
18.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van gas waarbij ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas' het hart van de gasleiding is gelegen.
18.2.1 Algemeen
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
18.2.2 Uitzondering
Het in
artikel 18 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken oprichten bouwwerken
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 18 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform het aangegeven besluitvlak mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de afwijking verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
- een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
- het uitvoeren van ontgrondingen;
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
- het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
- het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter.
18.4.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
18.4.3 Uitzondering
De verbodsbepaling in
artikel 18 lid 4.1 en
artikel 18 lid 4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 18 lid 4.1 bepaalde, mits:
- daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
- het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
- er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
18.5.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 18 lid 5.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de aangevraagde activiteit(en) daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)
19.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
19.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
19.2.2 Uitzonderingen op verbod
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 19 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
19.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 19 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
19.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
19.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 19 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
19.4.3 Uitzonderingen op verbod
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
19.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
19.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 19 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
19.5.3 Uitzonderingen op verbod
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
19.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 3, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)
20.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
20.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
20.2.2 Uitzonderingen op verbod
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 20 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
20.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 20 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
20.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 20 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
20.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 20 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
20.4.3 Uitzonderingen op verbod
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
20.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 20 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
20.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 20 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
20.5.3 Uitzonderingen op verbod
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
20.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 20 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)
21.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
21.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
21.2.2 Uitzonderingen op verbod
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 21 lid 2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.
21.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 21 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
21.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 21 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
21.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 21 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
21.4.3 Uitzonderingen op verbod
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
21.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 21 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
21.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 21 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
21.5.3 Uitzonderingen op verbod
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
21.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 21 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)
22.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
22.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
22.2.2 Uitzonderingen op verbod
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 22 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
22.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 22 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 22 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
22.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 22 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.4.3 Uitzonderingen op verbod
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
22.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 22 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
22.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 22 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.5.3 Uitzonderingen op verbod
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
22.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 22 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)
23.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken).
23.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie archeologische waarden aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie
24.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor:
- het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de (openbare) ruimte en onbebouwde gronden en de beleving van de aanwezige karakteristieke en/of monumentale bebouwing;
- het behoud, herstel en/of (her)ontwikkeling van het aanwezige rijksmonument, ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
- het behoud, herstel en/of (her)ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, zowel afzonderlijk als in samenhang met het aanwezige rijksmonument.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken binnen dit besluitvlak gelden de volgende regels:
- op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag, conform de regels in de onderliggende besluitvlak(ken), worden gebouwd, indien uit uitgevoerd bouw- en/of cultuurhistorisch onderzoek blijkt op welke wijze de cultuurhistorische/monumentale waarden en de beeldkwaliteit worden bewaard en/of versterkt;
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan;
- overtreding van het bepaalde onder a. en b. is een strafbaar feit.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het bepaalde in
artikel 24 lid 1 nadere eisen stellen aan:
- de situering en maatvoering van bouwwerken die mogen worden gebouwd volgens de hier voorkomende besluitvlak(ken);
- de uitvoering en het materiaalgebruik van bouwwerken die mogen worden gebouwd volgens de overige hier voorkomende besluitvlak(ken);
- de situering van bomen en beplanting.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod
Ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het rooien van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen;
- het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen;
- het aanleggen of verharden van wegen, parkeergelegenheden, pleinen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het dempen en/of verleggen van watergangen;
- het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren van de bodem met meer dan 0,30 meter ten opzichte van de bestaande toestand.
24.4.2 Uitzondering op het verbod
Het in
artikel 24 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie en/of vervangende herplant betreffen;
- van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- bijdragen aan de versterking van de waarden en kwaliteiten als bedoeld in artikel 24 lid 1.
24.4.3 Afwegingskader
De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in
artikel 24 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en de beleving van de aanwezige karakteristieke en/of monumentale bebouwing. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Verbod
Het is verboden zonder omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen, met dien verstande dat onder het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische elementen van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken gelijk wordt gesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
24.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in
artikel 24 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van deze beheersverordening;
- die op het tijdstip van in werking treden van deze beheersverordening ingevolge een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn dan wel mogen worden uitgevoerd;
- die voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
24.5.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 24 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
- bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen een bouw- en cultuurhistorisch onderzoek wordt overlegd waaruit blijkt dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind, dan wel worden behouden, versterkt en/of (her)ontwikkeld;
- bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen een bouw- en cultuurhistorisch onderzoek wordt overlegd waaruit blijkt dat de aanwezige cultuurhistorische waarden worden verstoord dan wel vernietigd, maar:
- wordt gemotiveerd hoe vanuit de aanwezige cultuurhistorische waarden herstel en/of (her)ontwikkeling van de cultuurhistorische elementen wordt gerealiseerd die binnen de karakteristiek als gebleken uit het bouw- en cultuurhistorisch onderzoek passen;
- documentatie plaatsvindt van de te slopen elementen en waarden;
- voor bijzondere materiele relicten een duurzaam toekomstperspectief ex situ wordt gewaarborgd;
- de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Monumenten om advies wordt gevraagd ten aanzien van de aanvraag om omgevingsvergunning.
Artikel 25 Waarde - Ecologie
25.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor:
- het beschermen van de potentiële natuurlijke waarden en, waar mogelijk, het tot ontwikkeling brengen van de functie binnen de ecologische structuur;
- het visueel bufferen van aangrenzende natuurlijke waarden door het niet toelaten van nieuwe bebouwing;
- het behoud, beheer, herstel of de aanleg van kleinschalige landschapselementen.
25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.2.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het aanleggen of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het bebossen van gronden;
- het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het graven en/of aanleggen van waterlopen.
25.2.2 Voorwaarden
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 25 lid 2.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 19 tot en met artikel 23.
25.2.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone primair water
26.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.
26.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het genoemde besluitvlak worden opgericht.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 26 lid 2 bepaalde, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van het onderliggend besluitvlak.
26.3.2 Voorwaarden afwijken van de bouwregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in
artikel 26 lid 3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat advies is ingewonnen bij de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het Waterschap Limburg.
Artikel 27 Waterstaat – Erosie
27.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:
- bodemerosie en wateroverlast;
- het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
- de aantasting van het grondwaterpakket.
27.2 Specifieke gebruiksregels
27.2.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van de gronden voor en/of als:
- het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
- het belemmeren of aantasten van aanwezige grasbanen en regenwaterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
27.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 27 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het uitoefenen van het genoemde gebruik, mits voldaan wordt aan de regelgeving omtrent erosie.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
- het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
- het scheuren van grasland;
- de aanleg van een waterbuffer groter dan 100 m²;
- het aanbrengen van verhardingen.
27.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 27 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in
artikel 27 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
27.4.3 Uitzondering
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene bouwregels
29.1 Bouwverbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
- enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, dan wel de bouwregels niet in acht worden genomen, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
- een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
- ondergronds te bouwen, met uitzondering van daar waar dit volgens de regels is toegestaan danwel bij bestaande ondergrondse bouwwerken.
Artikel 30 Algemene gebruiksregels
30.1 Verbod op gebruik in strijd met het besluitvlak
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven besluitvlak aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
30.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning(en);
- het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op het besluitvlak gerichte gebruik en onderhoud;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
- het gebruik van bebouwing voor seksinrichting;
- het gebruik van bijgebouwen behorende bij een (dienst-)woning, bedrijfswoning ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
Artikel 31 Algemene besluitsubvlakregels
31.1 overige zone – kampeerboerderij 1
Binnen het besluitsubvlak 'overige zone – kampeerboerderij 1' zijn maximaal 30 kampeerplaatsen toelaatbaar.
31.2 overige zone – kampeerboerderij 2
Binnen het besluitsubvlak 'overige zone – kampeerboerderij 2' zijn maximaal 15 kampeerplaatsen toelaatbaar.
31.3 veiligheidszone - toetsingsgebied
Binnen het besluitsubvlak 'veiligheidszone - toetsingsgebied' is bebouwing conform de regels van het (de) andere daar voorkomende besluitvlak(ken) slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of het externe veiligheidsrisico van de leiding gevaar oplevert voor de op basis van het (de) andere besluitvlak(ken) te realiseren functie(s) en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
31.4 veiligheidszone - externe veiligheid
- op de gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'veiligheidszone - externe veiligheid' mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gesitueerd;
- Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde veiligheidszone, de beheersverordening wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van het besluitsubvlak 'veiligheidszone-externe veiligheid’ op de illustratie.
31.5 vrijwaringszone - weg
Voor de provinciale weg N299 geldt een absoluut bouwverbod binnen een zone van 0-25 meter gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan. Dit is de zogenaamde bebouwingsvrije zone en deze is op de illustratie weergegeven. Binnen een zone van 25-50 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan kan alleen worden gebouwd na afwijking van burgemeester en wethouders en nadat de wegbeheerder is gehoord. Deze zone wordt de overlegzone genoemd.
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels
32.1 Afwijken met 10 %
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke besluitvlakken niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
Artikel 33 Algemene wijzigingsregels
33.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats besluitvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beheersverordening te wijzigen ten aanzien van de plaats van de besluitvlakgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 34 Algemene procedureregels
34.1 Omgevingsvergunningen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
34.2 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is de procedure zoals deze ingevolge de Wet ruimtelijke ordening gevoerd dient te worden van toepassing.
34.3 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
- in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing;
- burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.
Artikel 35 Overige regels
35.1 Wettelijke regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan.
35.2 Milieuwetgeving
Bij afwijking van het besluitvlak en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van de beheersverordening gebouwd kan worden.
De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht.
35.3 Gemeentelijke regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
35.4.1 Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor (ver)bouwen van een bouwwerk en/of het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken geldt dat de noodzakelijke parkeervoorzieningen of stallingsruimte van voertuigen en de laad- en/of losvoorzieningen op eigen terrein worden gesitueerd en in stand worden gehouden. Daarbij dient te worden voldaan aan de parkeernormen van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (vastgesteld op 26 oktober 2017) en diens rechtsopvolger(s). De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden toegepast.
35.4.2 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 35 lid 4.1 bepaalde indien:
- het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- er op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
35.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in
artikel 35 lid 4.2 wordt slechts toegestaan indien uit een deskundig en onafhankelijk onderzoek blijkt dat aan de gestelde voorwaarden voldaan wordt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, zulks naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders.
35.5.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen de besluitvlakken, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, prevaleert het belang van de besluitvlakken zoals opgenomen in artikel 18 t/m 27. De besluitvlakken vormen het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
35.5.2 Onderlinge relatie besluitvlakken
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de besluitvlakken geldt dat besluitvlakken gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven besluitvlakken met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan het besluitvlak:
- Waarde - Archeologie (2 t/m 6);
- Waarde - Ecologie;
- Waarde - Cultuurhistorie;
- Leiding - Gas;
- Waterstaat - beschermingszone primair water;
- Waterstaat - Erosie;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het/de voorheen geldende bestemmingsplan/beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Waubach en Buitengebied Zuid-Oost van de gemeente Landgraaf.