Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Europaweg 312
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0882.BVEUROPAWG31201001-VG01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse reeds bestaande bedrijven zoals opgenomen in 'bijlage 2' bij de regels: 'Overzicht bestaande bedrijven';
  2. bedrijven die zijn genoemd in 'bijlage 3' bij de regels: 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de milieucategorieën 2 tot en met 3.2; 
en tevens voor:
  1. wonen, uitsluitend ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'bedrijfswoning' (bw);
  2. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'kantoor' (k);
  3. ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'specifieke vorm van verkeer - toegangsweg' (sv-tw) uitsluitend als toegangsweg;
  4. ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'groen' (g) uitsluitend voor groenvoorzieningen; 
en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 3 lid 5.2;
  2. mantelzorg, toegelaten overeenkomstig artikel 3 lid 5.3;
  3. tuinen en erven;
  4. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  7. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
 
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder artikel 3 lid 1 toegestane gebruik;
  2. één bedrijfswoning per besluitsubvlak ‘bedrijfswoning’ (bw);
  3. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. de daarbij behorende bijgebouwen.
3.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. (hoofd)gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' met uitzondering van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports die zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met dien verstande dat aan het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 wordt voldaan;
  2. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  4. de (voor-)gevels van de woningen moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  5. de bouwdiepte van een bedrijfswoning mag maximaal 17,00 meter bedragen;
  6. een bedrijfswoning mag met een plat dak of met een kap worden afgedekt.
3.2.3 Regels met betrekking tot bijgebouwen, garages en carports
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen mag maximaal 70 m² bedragen voor het perceelsgedeelte gelegen op een afstand vanaf 17,00 meter achter de voorgevel, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 lid 2.2, of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn;
  2. de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
  3. de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot een verkeersbestemming wordt gebouwd;
  4. de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in maximaal één zijdelingse perceelsgrens en minimaal 2,50 meter uit de andere zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  5. indien een bijgebouw dan wel garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw en de garage/carport ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst.
3.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garage/carport zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
  2. zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het besluitsubvlak 'bouwvlak' bij de bedrijfswoning met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van een afstand van 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied met inachtneming van 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering en de afmetingen van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
  2. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden aan het stellen van nadere eisen
 
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  4. ter bescherming van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3 lid 2.3 sub c bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 onder a en b, d en e onverminderd van toepassing is.
3.4.2 Afwijken garages/carports voor de voorgevel
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3 lid 2.3 sub c bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de verkeersbestemming minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 onder a, b, d, en e onverminderd van toepassing is.
3.4.3 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3 lid 2.4 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 m tot het openbaar toegankelijk mits:
  1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  2. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
3.4.4 Voorwaarden verlenen afwijken
 
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 3 lid 4.1 tot en met artikel 3 lid 4.3 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik
 
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 500 m² verkoopvloeroppervlak;
  2. wonen, met uitzondering van bewoning van een bedrijfswoning;
  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen waarvoor artikel 3 lid 5.2 geldt;
  4. mantelzorg, met uitzondering van mantelzorg waarvoor artikel 3 lid 5.3 geldt;
  5. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen';
  6. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  7. aan horeca verwante bedrijvigheid;
  8. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen;
  9. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosie-gevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  10. verkooppunt voor motorbrandstoffen.
3.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning
 
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in 'bijlage 1 bij de regels' zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de bedrijfswoning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
  2. vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de normen zoals opgenomen in bijlage 4 bij de regels:'Parkeernota Landgraaf 2008, d.d. 4 december 2007';
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
  9. er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
3.5.3 Mantelzorg
 
Inwoning in het kader van mantelzorg is toegelaten, mits:
  1. inwoning plaatsvindt in de bedrijfswoning dan wel het bij de bedrijfswoning behorend aangebouwd bijgebouw;
  2. de oppervlakte voor inwoning maximaal 80 m² mag bedragen;
  3. er sprake is van een aantoonbare noodzaak tot mantelzorg;
  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van de omwonenden en bedrijven;
  5. na beëindiging noodzaak tot mantelzorg de voorzieningen ten behoeve van mantelzorg worden verwijderd.