Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
|||||
Inhoud | Regels | Toelichting | Toelichting bijlage | Afdrukken | |
Regels Bestemmingsplan Steenenkruis
Inhoudsopgave
Artikel 6 Waarde - Archeologie Artikel 9 Algemene gebruiksregels Artikel 10 Algemene aanduidingsregels Artikel 11 Algemene afwijkingsregels Artikel 12 Algemene wijzigingsregels Artikel 13 Algemene procedureregels HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan: het bestemmingsplan 'Steenen Kruis' met indentificatienummer NL.IMRO.0882.BPSTEENENKR01001-VG01 van de gemeente Landgraaf. 1.2 bestemmingsplan: De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 afrastering: opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden. 1.6 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.7 Besluit omgevingsrecht: besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo. 1.8 bestaand: overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.9 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 1.10 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.12 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.13 bouwgrens: 1.14 bouwlaag: een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen. 1.15 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.16 bouwperceelgrens: 1.17 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.18 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.19 dagrecreatie: het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden. 1.20 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.21 hoofdgebouw: een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.22 maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten. 1.23 nokhoogte:
het hoogste punt van een schuin dak; 1.24 omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo. 1.25 Omgevingsverordening Limburg: de Omgevingsverordening Limburg (OvL) is een samenvoeging van de eerdere Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken. De Omgevingsverordening Limburg is in werking getreden d.d. 1 januari 2011. 1.26 ondergeschikt: in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend. 1.27 openbaar gebied: dat deel van het grondgebied dat voor een ieder nagenoeg vrij toegankelijk is. 1.28 openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer. 1.29 opslag: het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen. 1.30 overig bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.31 pand: de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.32 peil:
1.33 riool: infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt. 1.34 ruimtelijke kwaliteit: de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte. 1.35 straatmeubilair: openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde. 1.36 Wabo: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. 1.37 weg: een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Artikel 2 Wijze van meten 2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is. 2.2 het bedrijfsvloeroppervlak: binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. 2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7 de lengte en breedte van een bouwwerk: horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren). 2.8 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.9 het verkoopvloeroppervlak: binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten. 2.10 Uitzondering: De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden. HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 Algemeen De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daarbij behorende:
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.4. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd: .
3.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
Artikel 4 Verkeer 4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 Algemeen De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daarbij behorende:
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.4. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
4.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10,00 meter bedragen.
Artikel 5 Leiding - Gas 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van gas waarbij ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas' het hart van de gasleiding is gelegen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd. 5.2.2 Uitzondering Het in artikel 5.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 meter. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Afwijken oprichten bouwwerken Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5.2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de afwijking verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen. 5.4 Specifieke gebruiksregels 5.4.1 Algemeen Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
5.4.2 Verbodsbepaling In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding. 5.4.3 Uitzondering De verbodsbepaling in artikel 5.4.1 en 5.4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad. 5.5 Afwijken van de gebruiksregels 5.5.1 Algemeen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5.4.1 bepaalde, mits:
5.5.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 5.4.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 5.4.1 vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 6.2 Bouwregels Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, mits:
6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Afwijken algemeen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6.2 bepaalde, indien uit een archeologische rapport is gebleken dat het oprichten van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden. 6.3.2 Afwijken verstoring archeologisch materiaal Voor zover het oprichten van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6.2 bepaalde, indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden, inhoudende een verplichting tot:
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1 Vergunningplicht Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, indien deze over een oppervlakte van meer dan 2.500 m² uitgevoerd worden en/of binnen een straal van 50,00 meter van een archeologische vindplaats of archeologisch waardevol terrein plaatsvinden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
6.4.2 Voorwaarden
6.4.3 Uitzonderingen Het in artikel 6.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
6.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 8 Algemene bouwregels 8.1 Verbod op bouwen in strijd met de bestemming Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
8.2 Algemene bouwregels Indien bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijzigingsbevoegdheden in de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage respectievelijk goothoogte, kan bij hantering van het afwijken van de bouw- of gebruiksregel of wijzigingsbevoegdheid met maximaal 10 % van het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', 'maximum aantal bouwlagen' respectievelijk 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bebouwingspercentage, bouwlagen respectievelijk bouwhoogte worden afgeweken. Artikel 9 Algemene gebruiksregels 9.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. 9.2 Verboden gebruik Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 10.1 veiligheidszone - leiding 10.1.1 Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. 10.1.2 Afwijken Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10.1.1 bepaalde, met dien verstande dat indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor in overleg met de Gasunie een verantwoording plaatsvindt. Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 11.1 Afwijken met 10 %
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid. Artikel 12 Algemene wijzigingsregels 12.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Artikel 13 Algemene procedureregels 13.1 Omgevingsvergunningen Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing. 13.2 Wijzigingen Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is de procedure zoals deze ingevolge de Wet ruimtelijke ordening gevoerd dient te worden van toepassing. 13.3 Nadere eisen Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
Artikel 14 Overige regels 14.1 Wettelijke regels Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan. 14.2 Milieuwetgeving Bij afwijking van de bestemming en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van het bestemmingsplan gebouwd kan worden. De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht. 14.3 Gemeentelijke regels 14.3.1 Gemeentelijke regelingen Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan. 14.4 Voorrangsregels 14.4.1 Strijdigheid belangen In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, prevaleert het belang van de dubbelbestemming. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. 14.4.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 15 Overgangsrecht 15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Steenen Kruis van de gemeente Landgraaf. |