Plan: | Nieuwbouw Charlemagne College Eijkhagen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0882.BPNWBOUWEIJKHAGEN-VG01 |
het bestemmingsplan 'Nieuwbouw Charlemagne College Eijkhagen' met identificatienummer NL.IMRO.0882.BPNWBOUWEIJKHAGEN-VG01 van de gemeente Landgraaf.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
een (overdekte) ruimte of zaal voor gemeenschappelijke bijeenkomsten of een gemeenschappelijk samenzijn dat primair is bedoeld voor de school en in beperkte mate kan worden gebruikt voor buitenschoolse activiteiten.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een in de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogst mag worden bebouwd.
bestaand overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een ander bouwwerk, dat geen gebouw of onderdeel onderdeel daarvan is en daarnaast niet bedoeld is voor permanent menselijk verblijf.
Het gebruik van de aula en gymzaal, niet bedoeld voor (aan) horeca (verwante) activiteiten, door verenigingen dat doordeweeks in de avonduren plaatsvindt en per les / bijeenkomst maximaal 20 bezoekers omvat.
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
voorzieningen ten behoeve van onderwijs, met daaraan ondergeschikt bijbehorende voorzieningen zoals sportaccommodaties en een aula.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover de beheersverordening de inrichting niet verbiedt.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
Bij Natuurinclusief bouwen gaat het om het zodanig bouwen van gebouwen dat de natuur daarbij in de bouw wordt geïntegreerd en dat in het gebouw zelf voorzieningen voor (stads)natuur zijn opgenomen. Bij Natuurinclusief bouwen zijn natuur en bouwwerk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Gedacht kan worden aan het integreren van verblijfplaatsen voor dieren die in gebouwen wonen (o.a. vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen) en het benutten van daken en gevels. Het laten begroeien van gebouwen met vegetatie, is eveneens een vorm van Natuurinclusief bouwen.
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar.
een locatie, gebouw of openlucht, waar een sport uitgeoefend kan worden.
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
een (staal)constructie ten behoeve van de realisatie van zonnepanelen.
niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt, met uitzondering van dat deel dat ingevolge artikel 1.23 als erf is aangewezen;
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming en functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daarbij behorende:
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Het in lid 3.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - natuurnetwerk' zijn geen nieuwe activiteiten of wijziging van bestaande activiteiten toegestaan, indien deze
Artikel 3.3.2 is niet van toepassing op een individuele, kleinschalige ontwikkeling die leidt tot een verbetering van het Natuurnetwerk Limburg in dat gebied. Hiervan is sprake indien:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn:
Het in lid 3.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en de daarbij behorende:
Op de voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De navolgende bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gerealiseerd worden:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a, ten behoeve van de uitbreiding van de schoolbebouwing buiten het bouwvlak, in noordelijke richting, mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c, van de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte, ten behoeve van de realisatie van een tropendak met een maximale bouwhoogte van 2,50 meter bovenop de ter plaatse toegestane maximale goot- en/of bouwhoogte mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 sub b, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 sub b onder 1 voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn op een afstand korter dan 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits:
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan;
Het slopen van het bestaande schoolgebouw is uitsluitend toegestaan, indien:
Het bouwen van het schoolgebouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
De herinrichting van het terrein ter plaatse van de te slopen bestaande bebouwing van de school is uitsluitend toegestaan indien voorafgaand aan deze werken of werkzaamheden een verkennend onderzoek asbest in bodem conform de NEN 5707 is uitgevoerd.
Het gebruik van het schoolgebouw overeenkomstig het bepaalde in 4.1 is uitsluitend toegestaan, indien binnen een jaar na de realisatie van het nieuwe schoolgebouw en de sloop van het bestaande schoolgebouw, is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het uitvoeren van bouw-, graaf-, en sloopwerkzaamheden is uitsluitend toegestaan, indien:
De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
Het verbod als bedoeld in artikel 5.2.1 is niet van toepassing indien:
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 5.3.1, kan slechts worden verleend indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Het verbod als bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Het verbod als bedoeld in artikel 5.5.1 is niet van toepassing indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
Het verbod als bedoeld in artikel 6.2.1 is niet van toepassing indien:
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 6.3.1, kan slechts worden verleend indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Het verbod als bedoeld in artikel 6.5.1 is niet van toepassing indien:
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming(en).
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
Indien bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijzigingsbevoegdheden in de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage respectievelijk goothoogte, kan bij hantering van het afwijken van de bouw- of gebruiksregel of wijzigingsbevoegdheid met maximaal 10% van het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', 'maximum aantal bouwlagen' respectievelijk 'maximale bouwhoogte' aangegeven bebouwingspercentage, bouwlagen respectievelijk bouwhoogte worden afgeweken.
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
Bij afwijking van de bestemming en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van het bestemmingsplan gebouwd kan worden.
De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan.
De bestaande activiteiten voldoen aan het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan' van de gemeente Landgraaf. De noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van nieuwe activiteiten c.q. nieuwe functies dan wel uitbreiding van functies zoals genoemd in de afzonderlijke artikelen, maar welke niet rechtstreeks zijn toegestaan, worden op eigen terrein gesitueerd en in stand gehouden. Daarbij dient voldaan te worden aan de parkeernormen in het 'GVVP' van de gemeente Landgraaf of het parkeerbeleid dat geldt op het moment van de aanvraag.
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nieuwbouw Charlemagne College Eijkhagen' van de gemeente Landgraaf.