Artikel 5 Leiding - Riool
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van afvalwater / rioolwater waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool' het hart van de rioolleiding is gelegen.
5.1.2 (Dubbel)bestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 16.4.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
het uitvoeren van ontgrondingen;
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
het aanbrengen of rooien van diep wortelende beplantingen;
het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter;
het heien of het anderszins in de grond brengen van voorwerpen.
5.3.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
5.3.3 Uitzonderingen
De verbodsbepaling in artikel 5.3.1 en 5.3.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden:
vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad;
noodzakelijk in verband met de aanleg van een natuurlijke watergang voor het afvoeren van hemelwaterafvoer.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5.3.1 onder a en b bepaalde, mits:
daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
5.4.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 5.4.1 bedoeld wordt slechts toegestaan, nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 5.3.1 onder a en b vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.