Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Zaandriehoek, Wormer
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0880.BW7934070000-0301

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.  plan
het wijzigingsplan “Zaandriehoek” van de gemeente Wormerland, met het identificatienummer NL.IMRO.0880.BW7934070000-0301;
 
2. wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
3. de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
 
4. aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
5. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
6. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
7. aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
8. aan huis verbonden bedrijf
een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
9. afhankelijke woonruimte
een (gedeelte van een) aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;
 
10. afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
 
11. ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
 
12. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
13. bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat het gedeelte/deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
14. bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
15. bedrijfsgebouw
een gebouw, dat naar aard en inrichting dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
16. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
17. bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
18. bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
 
19. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
20. bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede dienstbaar is aan een woning, bevattende huishoudelijke bergings- en/of stallings- en/of hobbyruimten;
 
21. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
22. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
23. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
24. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
25. bouwperceelgrens
de een grens van een bouwperceel;
 
26. bouwterrein
de onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen;
 
27. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
28. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld;
 
29. cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
 
30. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
31. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij deze detailhandelsfunctie niet de hoofdfunctie is, maar ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie;
 
32. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen makelaarskantoren, assurantiekantoren, zonnestudio, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, apotheken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;
 
33. dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
34. eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
35. erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
36. floor space index
verhouding tussen het totale bruto vloeroppervlak van bouwwerken in een geometrisch bepaald vlak en de oppervlakte van dat geometrisch bepaald vlak;
 
37. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
38. gebruik(-en)
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
39. geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
40. geluidsgevoelige terreinen
geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
 
41. geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
42. hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
 
43. hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
44. horecacategorie-1
een licht horecabedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
 
45. horecacategorie-2
regulier horecabedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, snackbar, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
46. horecacategorie-3
een zwaar horecabedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
47. kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
 
48. maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, begraafplaatsen, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
49. mantelzorg
mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
50. omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
51. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
52. overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
 
53. peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
 
54. productieoppervlakte
de oppervlakte die wordt ingenomen door de ruimte, waarin de in de categorie-omschrijving opgenomen activiteiten, respectievelijk productieactiviteiten plaatsvinden.
 
55. prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
56. seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
57. sociale huurwoning
Huurwoning met een aanvangsprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;
 
58. sociale koopwoning
Koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid onder g van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste een jaar en ten hoogste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;
 
59. Staat 1: Staat van bedrijfsactiviteiten I - functiescheiding
Als bijlage bij deze regels gevoegde en daarvan onderdeel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
 
60. Staat 2: Staat van bedrijfsactiviteiten II - functiemenging
Als bijlage bij deze regels gevoegde en daarvan onderdeel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
 
61. uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
62. uitvoer(-en)
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
 
63. verblijfsrecreatie
vormen van recreatie die mede gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
 
64. voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
 
65. voorkeursgrenswaarde
ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel;
 
66. wonen
gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning;
 
67. woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
2.1. Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.1.2. de afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwterrein en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.1.3. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.4. de horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
 
2.1.5. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.6. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.7. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.1.8. de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
2.2. Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2.3. Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1. Bestemmingsomschrijving 
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. bedrijven in de categorie A en B van “Staat 2: Staat van bedrijfsactiviteiten II - functiemenging”, alsmede detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsfunctie;
  3. kantoren;
  4. horeca tot en met horecacategorie 2;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, nuts, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
3.2.  Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak; 
3.2.2. Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:
  1. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 8 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
3.2.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen: 
  1. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. vuurwerkbedrijven;
  3. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r 
3.2.4. Specifieke aanduidingsregels
 
3.2.4.1. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding - 1 gelden de volgende aanvullende regels: 
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 18 m mag bedragen en op 1 locatie maximaal 30 m;
  2. de floor space index maximaal 4,5 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij rekening wordt gehouden met de realisatie van een of meerdere doorzichten van de Merckenrifzijde naar de Zaan;
    2. bij toename van het verharde oppervlakte, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de beheerder van de waterkering;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering1;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
    5. voor de niet-woonfuncties binnen de bestemming 'Gemengd' voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij ten aanzien van de normering aansluiting dient te worden gezocht met het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan;
  7. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  9. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.  
3.2.4.2. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding – 3 gelden de volgende aanvullende regels:
  1. een maximale bouwhoogte van 18 meter;
  2. een maximale Floor Space Index van 3.0;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij rekening wordt gehouden met de realisatie van een doorzicht van de Merckenrifzijde naar de Zaan;
    2. bij toename van het verharde oppervlakte, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
    5. voor de niet-woonfuncties binnen de bestemming 'Gemengd' voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij ten aanzien van de normering aansluiting dient te worden gezocht met het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan;
  7. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  9. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.  
3.2.4.3. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding – 4 gelden de volgende aanvullende regels: 
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 18 m mag bedragen en op 1 locatie maximaal 24 m;
  2. de floor space index maximaal 3.0 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij, rekening wordt gehouden met de realisatie van een of meerdere doorzichten in oost-westelijke richting naar de Zaan;
    2. bij toename van het verharde oppervlakte, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector;  
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
    5. voor de niet-woonfuncties binnen de bestemming 'Gemengd' voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij ten aanzien van de normering aansluiting dient te worden gezocht met het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan, of diens wettelijke opvolger;
  7. nieuwe woningen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 30 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming ‘Bedrijventerreinen’' en 50 meter gerekend vanaf de aanduidingsgrens van het aanduidingsgebied 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij', tenzij met onderzoek aangetoond kan worden dat binnen die afstanden sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  9. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  10. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.  
3.2.4.4. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding – 8 gelden de volgende aanvullende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 13 m mag bedragen;
  2. de floor space index maximaal 2,5 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving;
    2. bij toename van het verharde oppervlakte, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
    5. voor de niet-woonfuncties binnen de bestemming 'Gemengd' voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij ten aanzien van de normering aansluiting dient te worden gezocht met het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan;
  7. nieuwe woningen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 30 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Bedrijventerrein - 2', tenzij met onderzoek aangetoond kan worden dat binnen die afstanden sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  9. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  10. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
Artikel 4 Wonen
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. woningen;
  2. aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 30 m2 waarbij geldt dat:
    1. geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
    2. geen detailhandel is toegestaan;
    3. geen horeca-, prostitutie- of seksinrichting is toegestaan; 
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, nuts, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
4.2. Bouwregels
4.2.1. Hoofdgebouwen 
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: 
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
4.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten voldoen aan de volgende kenmerken: 
  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande, dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  2. gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal:
    1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m2;
    2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    3. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
    mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  3. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw, indien hoger dan 3 m, + 0,25 m;
  4. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  5. indien een vrijstaand bijgebouw wordt gerealiseerd met kap dient deze kapvorm gelijk te zijn aan de kapvorm van het hoofdgebouw. 
4.2.3. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal: 
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m. 
4.3. Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: 
  1. artikel 4.2.2a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw vóór (het verlengde van) voorgevel van het hoofdgebouw; 
4.4. Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits 
  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot maximaal 45 m2;
  2. een directe relatie bestaat tussen het bedrijf en/of het beroep en de bewoner van de woning;
  3. detailhandel uitsluitend een ondergeschikte nevenactiviteit betreft bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  4. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit plaatsvindt;
  5. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving, dat laatste mits kan worden aangetoond middels parkeertellingen voldoende parkeergelegenheid in de omgeving beschikbaar. 
4.4.1. Specifieke aanduidingsregels
4.4.1.1. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding - 5 gelden de volgende aanvullende regels: 
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 11 m mag bedragen en op 1 locatie maximaal 16 m;
  2. de floor space index maximaal 1,5 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij:
      1. rekening wordt gehouden met de realisatie van een doorzicht van de Merckenrifzijde naar de Zaan; 
      2. rekening wordt gehouden met de aanleg van woonstraten als ontsluiting van het gebied op de Merckenrif en waarbij bij de situering van de woonstraten rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid om op minimaal 1 locatie aan te sluiten op een woonstraat van een aanliggend wijzigingsgebied; 
    2. bij toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
  7. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  9. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond. 
4.4.1.2. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding - 6 gelden de volgende aanvullende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 11 m mag bedragen en op 1 locatie maximaal 16 m;
  2. de floor space index maximaal 1,5 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij:
      1. rekening wordt gehouden met de realisatie van een doorzicht van de Merckenrifzijde naar de Zaan; 
      2. rekening wordt gehouden met de aanleg van woonstraten als ontsluiting van het gebied op de Merckenrif en waarbij bij de situering van de woonstraten rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid om op minimaal 2 locaties aan te sluiten op een woonstraat van een aanliggend wijzigingsgebied; 
    2. bij toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
  7. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  9. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond. 
4.4.1.3. Ter plaatse van specifieke bouwaanduiding -  7 gelden de volgende aanvullende regels: 
  1. de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 11 m mag bedragen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' op 3 locaties maximaal 16 m;
  2. de floor space index maximaal 1,5 mag bedragen;
  3. in totaal minimaal 30% van de woningen een sociale huurwoning of sociale koopwoning is, met dien verstande dat dit percentage lager mag zijn indien in andere gebieden een hoger percentage wordt gerealiseerd en het totale percentage minimaal 30% bedraagt;
  4. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld;
  5. een inrichtingsplan openbare ruimte wordt opgesteld indien de openbare ruimte onderdeel is van de inrichting van het gebied;
  6. een stedenbouwkundig plan wordt opgesteld waarin:
    1. de verkaveling, de situering van de gebouwen en de ontsluiting van de gebouwen zodanig is, dat deze goed aansluiten op de structuur van de omgeving en waarbij:
      1. rekening wordt gehouden met de realisatie van een of meerdere doorzichten in oost-westelijke richting naar de Zaan en een doorzicht in noord-zuidelijke richting naar de Zaan; 
      2. rekening wordt gehouden met de aanleg van woonstraten als ontsluiting van het gebied op de Merckenrif en Bruynvisweg en waarbij bij de situering van de woonstraten rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid om op minimaal 2 locaties aan te sluiten op een woonstraat of hoofdontsluitingsweg van een aanliggend wijzigingsgebied; 
      3. rekening wordt gehouden met de aanleg van een hoofdontsluitingsweg van het wijzigingsgebied en aansluitende wijzigingsgebieden; 
    2. bij toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen, in voldoende mate rekening is gehouden met watercompensatie als gevolg van een toename van het verharde oppervlakte en/of demping van bestaande watergangen en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    3. in voldoende mate rekening wordt gehouden met het in stand houden van de waterkering en dat hierover advies is verkregen van de beheerder van de waterhuishouding;
    4. voor de nieuwe woningen voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen, waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
      1. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor appartementen sociaal; 
      2. tenminste 1,2 parkeerplaats per appartement voor senioren appartementen sociaal; 
      3. tenminste 1,5 parkeerplaats per appartement voor appartementen vrije sector; 
      4. indien grondgebonden woningen worden gerealiseerd: gemiddeld 1,5 parkeerplaats per woning; 
      5. indien met parkeeronderzoek aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van de doelgroep waarvoor wordt gebouwd, lager is dan volgens onder a, b, c en d weergegeven minimale parkeernormen, mag voor het voorzien in de parkeerbehoefte afgeweken worden van de parkeernormen zoals weergegeven onder a, b, c en d; 
  7. nieuwe woningen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 30 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' en 50 meter gerekend vanaf de aanduidingsgrens van het aanduidingsgebied 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij', tenzij met onderzoek aangetoond kan worden dat binnen die afstanden sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  8. onderzoek aantoont dat van het aspect bodem geen belemmering wordt ondervonden;
  9. onderzoek aantoont dat van het aspect flora en fauna geen belemmering wordt ondervonden;
  10. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachting
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
 
5.2. Bouwregels
Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 of de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2, indien de ontgravingdiepte groter is dan 80 centimeter.
 
5.3. Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
 
5.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren indien de ontgravingdiepte groter is dan 80 centimeter: 
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het scheuren van grasland. 
5.4.2. Weigering
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
5.4.3. Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. andere-werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
  4. andere-werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.  
5.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
 
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens. 
 
6.2. Bouwregels
6.2.1. Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
 
6.2.2. Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
 
Nieuwe gebouwen zijn niet toegestaan.
 
6.2.3. Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
 
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
 
6.3. Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
  
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal is betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, kan geen deel uitmaken bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1. Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1. Verbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
 
9.2. Strijdig gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9.1 wordt in elk geval verstaan: 
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag en verkoop van vuurwerk; 
9.3. Parkeren
  1. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag het gebruik van een gebouw of van een onbebouwd terrein uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen ten behoeve van het gewijzigde gebruik;
  2. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. 
9.4. Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag dit onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
 
9.5. Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 9.3 en 9.4 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. het bepaalde in artikel 9.3 en 9.4 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden onevenredig is.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1. Afwijken van bouwregels
 
10.1.1. Afmetingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte-, inhouds-, lengte-, breedte- en dieptematen, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte-, inhouds-, lengte-, breedte- en dieptematen, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.1.2. Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 10.1.1 is slechts toegestaan, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Voorrangsregel
 
Voor zover een dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met een andere dubbelbestemming gelden: 
  1. in de eerst plaats de regels van artikel 6 ('Waterstaat - Waterkering');
  2. in de tweede plaats de regels van artikel 5 ('Waarde - Archeologische verwachting').
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
12.1.1 Algemeen       
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
13.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
 
13.1.3 Uitzondering
Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
13.2  Overgangsrecht gebruik
 
13.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.2.4 Uitzondering
Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan “Zaandriehoek, Wormer”, gemeente Wormerland.