3.1.1 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels. Met dien verstande dat de landschappelijke inpassing ter plaatse van de te slopen bestaande bebouwing, moet worden aangebracht in het eerstvolgende plantseizoen na de sloop.