1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Ettenseweg 103 te Rijsbergen’ van de gemeente Zundert met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPettenseweg103-VS01.
1.2 verbeelding
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Zundert met de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPettenseweg103-VS01.
1.3 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
beroepsactiviteiten:
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
bedrijfsmatige activiteiten:
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanpijling
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden.
1.7 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 Aardkundige waarden
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
1.9 Achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.10 Afhankelijke woonruimte
een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg
.
1.11 Agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.12 Archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.13 Archeologisch monument
een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.14 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.16 Basiszoneringslijst
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels.
1.17 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingscluster
vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.
1.19 Bebouwingsconcentratie
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.20 Bebouwingslint
lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.
1.21 Bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.22 Bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.
1.23 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.
1.24 Bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen.
1.25 Bedrijfswoning / dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
1.26 Beekherstel
herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop
1.27 Beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.28 Bestaande situatie
bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.29 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.30 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.31 Bijbehorend bouwwerk
een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.32 (woon)boerderij
een gebouw dat bestaat uit een voormalige agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde ongelede gebouw opgenomen voormalige bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher ongeleed aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld een langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
1.33 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.34 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.35 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.
1.36 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 Bouwvlak
aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.
1.38 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.39 Brutovloeroppervlak
de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
1.40 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
de als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden.
1.41 Cultuurhistorische waarde
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.42 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.43 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.
1.44 Ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.45 Ecologische verbindingszone
bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.46 Ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapstructuur en de belevingswaarde.
1.47 Erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.
1.48 Erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.
1.49 Extensiveringsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, (her)vestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk is en waar de ontwikkelingsmogelijkheden van overige veehouderijen zijn beperkt;
1.50 Functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.51 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 Geluidzoneringsplichtige inrichting
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor.
1.53 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)
een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf, zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
1.54 Gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.55 Groenblauwe mantel
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud/herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.56 Hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.
1.57 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.58 Huishouden
de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder begrepen:
- de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van verwanten of andere personen;
- een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.
1.59 Kantoor
gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht.
1.60 Kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.61 Kleinschalig kampeerterrein
kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 1 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.
1.62 Landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.63 Landschapselementen
ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.
1.64 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een kerk, school, kinderopvang, naschoolse opvang, verenigingshuis, hospice, ziekenhuis, huisartsenpost en dergelijke.
1.65 Milieucategorie
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.
1.66 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.67 Nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.68 Omschakeling
- het door het aanwezige agrarische bedrijf geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;
- het (her)vestigen van een agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwblok met een bedrijfsvorm die op de (her)vestigingslocatie niet eerder aanwezig was;
- het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
1.69 Onverhard
een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.
1.70 Ophogen
het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.
1.71 Peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende of afgewerkte maaiveld.
1.72 Perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.73 Reëel agrarisch bedrijf
een nog niet volwaardig bedrijf met een zodanige arbeidsomvang, dat toch van een bedrijfsmatige beroepsuitoefening kan worden gesproken en dat een serieuze aanzet kan zijn tot een doorgroei naar een volwaardig bedrijf.
1.74 Reserveringsgebied, waterberging
gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.75 Risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
1.76 Ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.
1.77 Stalderingsgebied
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen
1.78 Tijdelijke verblijfsruimte / semi-permanente voorziening
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf.
1.79 VAB-vestiging
vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.
1.80 Verhard
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
1.81 (Netto) vloeroppervlak
de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.
1.82 Verwevingsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
1.83 Vestiging van een agrarisch bedrijf
Het vestigen van een nieuw agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bouwblok waar de eerdere agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.84 Volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch als op milieuhygiënisch opzicht.
1.85 Voorgevellijn
- de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
- langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.86 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.87 Vormverandering van een bouwvlak / bestemmingsvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak, zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast.
1.88 Watergang
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.89 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
1.90 Weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.91 Werk
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie.
1.92 Woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
vrijstaande woning:
een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken;
twee-aaneengebouwde woning:
- een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één kap);
- een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld).
Aaneengebouwde woning:
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
gestapelde woning:
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
1.93 Zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 81, 82, 83, 84 en 85.3 van de Bedrijfstak nr. 8 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeling (SBI), zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.94 Zomerseizoen
de periode van 1 mei tot 1 oktober.
1.95 Zoekgebied ecologische verbindingszone
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
1.96 Zorgwoning
een gebouw in gebruik als zelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg.
1.97 Solitair gebouw
een op zichzelf staand gebouw, niet deel uitmakende van een complex van bebouwing.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gementen
2.1.1 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.1.2 De afstand tot de weg
De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend.
2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De diepte van gebouwen
De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.
2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 Bebouwingspercentage
Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.
2.1.10 Peil
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
- kleinschaligheid van het landschap,
- landschapselementen;
- begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden;
- de doelstellingen en de waarden van de ecologische hoofdstructuur;
- bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de grondgebonden veehouderij en de intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied';
- het beheer, behoud en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- tuinen behorende bij (burger)woningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen
Regels voor gebouwen zijn:
- er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
- de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- sleufsilo's zijn toegestaan onder de voorwaarden dat:
- sleufsilo's binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' zijn niet toegestaan;
- sleufsilo's zijn enkel toegestaan bij een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
- binnen het maximale eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' is geen ruimte meer aanwezig voor sleufsilo's;
- sleufsilo's zijn enkel toegestaan in aansluiting op de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf';
- de bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 2,5 m;
- de totale oppervlakte van sleufsilo's én kuilvoerplaten (met bijbehorende verhardingen) buiten het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' bedraagt per bestemmingsvlak maximaal 0,5 ha waarbij de omvang in totaal (bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch bedrijf' en de sleufsilo's en kuilvoerplaten tezamen maximaal 2,0 ha bedraagt.
- De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m;
- De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 sub d
voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
- sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
- de waarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
- ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
- buitenopslag;
- de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
- het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.5.2 Toegestaan gebruik
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
erfverhardingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van kuilvoerplaten en bijbehorende verhardingen waarbij de volgende regels gelden:
- kuilvoerplaten binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' zijn niet toegestaan;
- kuilvoerplaten en bijbehorende verhardingen zijn enkel toegestaan bij een bedrijf dat vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
- binnen het maximale eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' is geen ruimte meer aanwezig voor kuilvoerplaten;
- kuilvoerplaten zijn enkel toegestaan in aansluiting op de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf';
- de totale oppervlakte van sleufsilo's én kuilvoerplaten (met bijbehorende verhardingen) buiten het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' bedraagt per bestemmingsvlak maximaal 0,5 ha waarbij de omvang in totaal (bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch bedrijf' en de sleufsilo's en kuilvoerplaten tezamen) maximaal 2,0 ha bedraagt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
- het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
- Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
- het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wro-zone -zoekgebied beekherstel';
- het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel'.
- het verharden van zandpaden.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod
Het onder artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
- welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
3.6.3 Afwegingskader
- de in artikel 3 lid 6.1 sub b genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
- de omgevingsvergunning voor de in artikel 3 lid 6.1 sub b onder 8 en 9 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
- de onder artikel 3 lid 6.1 sub b genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
3.6.4 Waarden
Onder de in artikel 3 lid 6.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 4, 5 en 7 genoemde werken of werkzaamhden: de landschappelijke en ecologische waarden en de landschapselementen;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 3 8 en 9 genoemde werken of werkzaamheden de cultuurhistorische, landschappelijke waarden en de landschapselementen;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 4 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
- ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub b, onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
- het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
- de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.7.2 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
3.7.3 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Groenblauwe mantel´ met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of ' Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
Artikel 4 Groen - Landschapselement
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
- de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
- extensief recreatief gebruik.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
- het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen vanaf 0,50 m;
- het aanbrengen van verhardingen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
4.3.2 Uitzondering op verbod
Het onder artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
- die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
4.3.3 Afwegingskader
De in artikel 4 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 4 lid 1 genoemde waarden en gebruik.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- een beroep of bedrijf aan huis;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:
- een woning;
- ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend een recreatiewoning;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' mogen gebouwen ten behoeve van dat gebruik worden opgericht.
5.2.1 Algemeen
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' of 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneen gebouwd te worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling van he bepaalde in artikel 5 lid 2.2 en artikel 5 lid 2.3 dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm, zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
5.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- een permanente woning is niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning';
- per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'tae' maximaal twee aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'aeg' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, waarvan het maximum aantal op de planverbeelding is weergegeven;
- nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
- het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw bij een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarde' is niet toegestaan;
- de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 en 9 m;
- de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³ met uitzondering van de maatvoeringsaanduiding “maximum oppvervlakte (m³) de op de planverbeelding opgenomen maximum (m³) geldt;
- in afwijking van het bepaalde onder h mogen woonboerderijen in hun geheel als woning worden benut.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², mits voldaan wordt aan een bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor voormalige agrarische bedrijfswoningen dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 200 m² mag bedragen, indien een wijziging heeft plaatsgevonden van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' al dan niet met de aanduiding 'vab' in de bestemming 'Wonen';
- in afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt dat voor legale (en vergunde) bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte, de vergunde en eventueel al aanwezige oppervlakte, de maximale oppervlakte is;
- n afwijking van het bepaalde onder a. geldt voor (twee)aaneengebouwde woningen zoals aangeduid als 'twee aaneen' of 'aeg' dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 75 m² bedraagt;
- in afwijking van het bepaalde onder d. geldt voor twee aaneengebouwde woningen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen', dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 200 m² bedraagt;
- in afwijking van het bepaalde onder a. t/m e. geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' de op de planverbeelding opgenomen maximum m² geldt;
- de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
- de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- een paardenbak is niet toegestaan.
5.3 Nadere eisen
Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 5 lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
- de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
- de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 5 lid 2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.
- artikel 5 lid 2.1 sub b voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
5.4.2 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits ten behoeve van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 5.4 sub b teneinde en extra bebouwing toe te staan in de vorm van woonunit ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- per woning is maximaal één woonunit toegestaan;
- de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
- de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
- indien de woonunit aan een zijgevel van de woning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
- indien de woonunit vrij van de woning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en de woonunit 25 m bedraagt;
- de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Beroep en bedrijf aan huis
Binnen deze bestemming is een beroep en bedrijf aan huis bij een woning toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning plaatsvinden;
- indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
- de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
- de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 60 m²;
- degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
- er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
- uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
- er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
- er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerde en onbeperkte toegang voor publiek;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen -waaronder parkeervoorzieningen- in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
- parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
- er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
5.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
- seksinrichtingen;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
- permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
- het gebruik van gronden voor kamperen;
- buitenopslag/ opslag van goederen en materialen;
- bijzondere woonvormen.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:
- alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
- de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
- in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.
7.2.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot.
- Sloop en herbouw van een woonboerderij die volledig geschikt gemaakt is voor bewoning (dus meer dan 750 m3 inhoud) is niet toegestaan. Indien sloop plaatsvindt dient de nieuwe/nieuw te bouwen woning te voldoen aan een inhoudsmaat van maximaal 750 m3).
7.2.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Voorwaardelijke verplichting
8.1.1 Landschappelijke inpassing
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de op in de bijlage 1 opgenomen inpassingsplan aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting/kwaliteitsverbetering niet zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
8.1.2 Sloop
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatste van de bestemming ‘Wonen’ overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan de op de verbeelding opgenomen aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.
9.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
10.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
- het woon- en leefklimaat;
- de waterstaatkundige belangen;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
- van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
11.1.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
- uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
- door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
- door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
Artikel 12 Algemene procedureregels
12.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.
12.2 Bij wijziging
Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
13.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- brandblusvoorzieningen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
13.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van artikel 14 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
artikel 14 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering
artikel 14 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Ettenseweg 103 te Rijsbergen" van de gemeente Zundert.