1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Corsobouwplaatsen, gemeente Zundert’ van de gemeente Zundert.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPcbpzundert-VS01.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aardkundige waarden
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
1.6 Achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.7 Archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.8 Archeologisch monument
een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.9 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.10 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 Bestaande situatie
bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijbehorend bouwwerk
een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.16 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.
1.19 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 Bouwvlak
aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.
1.21 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Containerveld
afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers.
1.23 Corso-opslagruimte
gebouw waar materieel wordt opgeslagen ten behoeve van vervaardiging van met bloemen versierde voertuigen.
1.24 Corsobouwplaats
locatie waar met bloemen versierde voertuigen worden vervaardigd.
1.25 Corsotent
tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van met bloemen versierde voertuigen, die deelnemen aan het jaarlijkse bloemencorso.
1.26 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.27 Diepploegen
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik.
1.28 Differentiatiegrens
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie.
1.29 Differentiatievlak
een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming.
1.30 Ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.31 Ecologische verbindingszone
bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.32 Ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.33 Erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.
1.34 Erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.
1.35 Extensieve recreatie
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen.
1.36 Extensiveringsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
1.37 Functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.38 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 Hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.
1.40 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.41 Hydrologische waarden
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.42 Kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.43 Landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.44 Landschapselementen
ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.
1.45 Onverhard
een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.
1.46 Ophogen
het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.
1.47 Oudheidkundig waardevol terrein
een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
1.48 Peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.49 Perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.50 Permanente teeltondersteunende voorziening
teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
1.51 Ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.
1.52 Sportterrein
een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn c.q. bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.
1.53 Teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.
1.54 Tijdelijk (teelt)ondersteunende voorzieningen
het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
1.55 Verhard
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
1.56 Voorgevellijn
- de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
- langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.57 Weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.58 Werk
een werkzaamheid of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten
2.1.1 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.1.2 De afstand tot de weg
De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend.
2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De diepte van gebouwen
De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.
2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 Bebouwingspercentage
Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.
2.1.10 Peil
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische bodemexploitatie
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', een landschapselement. De regeling opgenomen in artikel 16.3.1 dient in acht te worden genomen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen
Regels voor gebouwen zijn:
- er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a. is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
- de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
- de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen;
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
- de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
- de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – corsobouwplaats’ te verwijderen, indien de noodzaak voor een corsobouwplaats op de locatie komt te vervallen, mits de (permanente) bouwwerken worden verplaatst of gesloopt.
Artikel 4 Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische bodemexploitatie;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', een landschapselement.De regeling opgenomen in artikel 16.3.1 dient in acht te worden genomen.
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
4.2.2 Gebouwen
Regels voor gebouwen zijn:
- er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
- de vaste opslag, welke aanwezig is binnen de corsobouwplaats mag worden uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 250 m²;
- binnen de bestemming ‘Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied’ mag geen nieuwe vast opslag worden opgericht.
- de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen;
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
- de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
- de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – corsobouwplaats’ te verwijderen, indien de noodzaak voor een corsobouwplaats op de locatie komt te vervallen, mits de (permanente) bouwwerken worden verplaatst of gesloopt.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
- fiets- en wandelvoorzieningen;
- kunstwerken;
- geluidsschermen en geluidswerende voorzieningen;
- evenementen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', een landschapselement. De regeling opgenomen in artikel 16.3.1 dient in acht te worden genomen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
- vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verharding.
6.2 Bouwregels
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
- de bebouwde oppervlakte mag maximaal 250 m² bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
- vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in 6.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in 6.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de situering en afmetingen van bouwpercelen;
- de aanleg van parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein;
mits deze bepalingen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
- de woonsituatie in de directe omgeving;
- een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
- seksinrichtingen;
- grow-, smart- en coffeeshops;
- het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden, tennisbanen, zwembaden en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
- recreatief medegebruik één en ander met behorende voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes, ondergeschikte en ondersteunende horeca, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', een landschapselement. De regeling opgenomen in artikel 16.3.1 dient in acht te worden genomen.
7.2.1 Algemeen
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
- de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a. is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
- de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
- de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
- vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- ballenvangers en lichtmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 12 m mag bedragen.
- in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
- de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
- de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
7.3 Nadere eisen
Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 7.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 7.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
- het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
- de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
- de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken ten behoeve van hogere erfafscheiding
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.5 sub a ten behoeve van de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
- seksinrichtingen;
- grow-, smart- en coffeeshops;
- detailhandel;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
- zelfstandige horeca.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – corsobouwplaats’ te verwijderen, indien de noodzaak voor een corsobouwplaats op de locatie komt te vervallen, mits de (permanente) bouwwerken worden verplaatst of gesloopt.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar verwachte en onbekende archeologische waarden.
8.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1 , mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
8.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het plan betreft:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid op of onder maaiveld en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
- de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden plicht
Behoudens het bepaalde in 8.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op of in de in 8.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren over een oppervlakte van 100 m² of meer en die dieper reiken dan 0,4 meter onder maaiveld:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,4 meter;
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in 8.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing, op de uitvoering van werkzaamheden of werken:
- in het kader van normaal beheer en onderhoud;
- die betrekking hebben op bestaande weg- en leidingcunetten;
- in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in 8.2.2;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 8.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
- door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
- door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
- de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder b bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:
- bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
- bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 500 m² worden opgericht of uitgebreid;
- bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m;
- in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m² ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 500 m² bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², waarbij de daadwerkelijke uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 500 m² bedraagt mits:
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
9.3.2 Archeologisch rapport
Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
9.3.3 Advies
Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m²;
- het verlagen van het waterpeil.
9.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 9 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of
- definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
9.4.3 Omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4.1 wordt slechts verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
9.4.4 Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 9 lid 4.3 sub c wordt de archeologische deskundige als bedoeld in artikel 9 lid 3.3 om advies gevraagd.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de planverbeelding te verwijderen, indien:
- uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
- tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige is gevraagd.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
11.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.
12.2 Vrijwaringszone – molenbiotoop
12.2.1 Gebouwen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', geldt in afwijking van hoofdstuk 2 ten behoeve van het garanderen van de vrije windvang en het veilig stellen van het zicht op de betrokken molen – tenzij de vrije windvang of het zicht ter plaatse al is beperkt – het volgende:
- binnen een afstand van 100 meter van het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (1 meter boven maaiveld);
- binnen een afstand van 100 tot 400 meter van het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 meter boven maaiveld).
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bepaalde in 12.2.1 geldt niet voor aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits deze niet hoger zijn dan maximaal 6 meter.
12.2.3 Afwijking omgevingsvergunning vrije windvang en/of zicht
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits daardoor de vrije windvang en/of het zicht niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, of indien toepassing van de in 12.2.1 bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsbevoegdheid
13.1.1 Afwjken
Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
- het woon- en leefklimaat;
- de waterstaatkundige belangen;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien eenmeetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
- van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
14.1 Wijzigingsbevoegdheid
14.1.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 5 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
- uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
- door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
- door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
Artikel 15 Algemene procedureregels
15.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.
15.2 Bij wijziging
Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 16 Overige regels
16.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
16.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- brandblusvoorzieningen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:
16.3.1 Specifieke vorm van groen – groenelement
- diepploegen, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- rooien van beplanting;
- verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 meter;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van artikel 17 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
17.1.3 Uitzondering
Artikel 17 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.2.4 Uitzondering
Artikel 17 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan ‘Corsobouwplaatsen, gemeente Zundert’ van de gemeente Zundert.