Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hofstede aan de Dreef, Achtmaalseweg 111 te Zundert
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0879.BPachtmaalseweg111-OW01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan "Hofstede aan de Dreef, Achtmaalseweg 111 te Zundert" van de gemeente Zundert met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPachtmaalseweg111-OW01.

1.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Zundert met de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPachtmaalseweg111-OW01.

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Beroepsactiviteiten:
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
 
Bedrijfsmatige activiteiten:
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanpijling

Een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aardkundige waarden

Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

1.9 Achtererf

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.10 Afhankelijke woonruimte

Een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.

1.11 Archeologisch deskundige

Een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.

1.12 Archeologisch monument

Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.

1.13 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 Archeologische waarden

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.15 Atelier

Een werkplaats of verzameling van werkplaatsen van een kunstenaar of ambachtsman.

1.16 Basiszoneringslijst

De lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels.

1.17 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 Bebouwingscluster

Vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.19 Bebouwingsconcentratie

Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.20 Bebouwingslint

Lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

1.21 Bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.22 Bed & breakfast

Overnachtingsaccommodatie bestaande uit een of meerdere gastenkamers (niet zijnde een appartement of een zelfstandig woonverblijf), gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in de (bedrijfs)woning in andere bijbehorende bouwwerken bij de woning en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.23 Bedrijf

Een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.

1.24 Bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

1.25 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen.

1.26 Bedrijfswoning/dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.27 Beekherstel

Herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop

1.28 Beperkt kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.29 Bestaande situatie

Bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.30 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.31 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bijbehorend bouwwerk

Een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.33 (Woon)boerderij

Een gebouw dat bestaat uit een voormalige agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde ongelede gebouw opgenomen voormalige bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher ongeleed aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld een langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

1.34 Boerenerf

Functionele eenheid bestaande uit gebouwen met een karakteristieke verschijningsvorm gecombineerd met
een moestuin.

1.35 Boerenerf ‘Hofstede aan de Dreef’

Hofstede aan de Dreef is een totaalconcept waarbij duurzaam wonen, recreatie, educatie en natuur met elkaar gecombineerd zijn op één locatie aan de Achtmaalseweg 111. Het is een toekomstbestendige woonvorm waarbij de nieuwe generatie vitale oudere met elkaar op één boerenerf wonen. Het boerenerf bestaat uit een functionele eenheid bestaande uit gebouwen met een karakteristieke verschijningsvorm, gecombineerd met een tuin zoals beschreven in het beeldkwaliteitsplan in bijlage 2.

1.36 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.37 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.38 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.

1.39 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 Bouwvlak

Aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.

1.41 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 Brutovloeroppervlak

De vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.43 Containerveld

Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers.

1.44 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

De als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden.

1.45 Cultuurhistorische waarde

Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.46 Dagopvang

Een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.

1.47 Dagrecreatie

Bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.48 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.49 Detailhandel (bedrijf)

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.50 Detailhandel, productiegebonden

Qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.51 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.52 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

Bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.

1.53 Diepploegen

Het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik.

1.54 Dierenverblijf

Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen; 

1.55 Differentiatiegrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie.

1.56 Differentiatievlak

Een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming.

1.57 Discotheek

Een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt.

1.58 Dove gevel

  1. Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  2. Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn of waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.59 Erf

Het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.

1.60 Erfbeplanting

Afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.

1.61 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.62 Extensieve recreatie

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen.

1.63 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.64 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.65 Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.66 Groepsaccommodatie

Een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

1.67 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.

1.68 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.69 Horeca (bedrijf)

Bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie (tevens een bed&breakfast of pension), bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten, of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
 
Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
Vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
 
Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;
 
Horeca 3 (spijsverstrekkers):
Vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
 
Horeca 4 (drankverstrekkers):
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;
 
Horeca 5 (zware horeca):
Vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings;

1.70 Horeca, kleinschalig of ondergeschikt

Horeca van zeer beperkte omvang ten dienste van andere functies

1.71 Houtteelt

De bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.72 Huishouden

De samenlevingsvorm van één gezin, waaronder begrepen:
  1. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van verwanten of andere personen;
  2. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.

1.73 Hydrologische waarden

Waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.74 Kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta)caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde.

1.75 Kantoor

Gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht.

1.76 Kas

Agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.

1.77 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.78 Kleinschalig kampeerterrein

Kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 1 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.

1.79 Koffie-/theehuis

Een kleinschalige vorm van horeca, waar niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.80 Landschappelijke waarden en kenmerken

Gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.81 Landschapselementen

Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.

1.82 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een kerk, school, kinderopvang, naschoolse opvang, verenigingshuis, hospice, ziekenhuis, huisartsenpost en dergelijke.

1.83 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.84 Milieucategorie

Milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.

1.85 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.86 Nevenactiviteit

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.87 Ontmoetingsruimte

Een ruimte waar vergader- c.q. cursusruimten voor de verhuur worden aangeboden en waar het aanbieden van drank- en etenswaar in relatie tot de gehouden vergaderingen c.q. cursussen e.d. in ondergeschikte mate is toegestaan.

1.88 Onverhard

Een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.

1.89 Ophogen

Het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.

1.90 Oudheidkundig waardevol terrein

Een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.91 Paardenbak

Een onoverdekt terrein bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

1.92 Peil

  1. Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende of afgewerkte maaiveld.

1.93 Perceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.94 Permanente bewoning

Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door de betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.

1.95 Productiegebonden detailhandel

Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze buiten of op het eigen bedrijf zijn verwerkt.

1.96 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.97 Recreatiebedrijf

Een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

1.98 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.99 Recreatiewoning

Een woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf en niet bedoeld is voor permanente bewoning.

1.100 Relatie

Een aanduiding op de planverbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak aanwezig is.

1.101 Restaurant

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.102 Risicovolle inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

1.103 Ruimtelijke kwaliteit

De kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.

1.104 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.105 Stalderingsgebied

Gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen; 

1.106 Terras

Een plaats in de buitenlucht bij een horecagelegenheid waar eten en drinken genuttigd kan worden.

1.107 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening

Een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf.

1.108 Tiny house

Een kleinschalige, volwaardige bewoonde woning van maximaal 50 m² (oppervlakte bouwwerk) die een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk achterlaat. Doelgroep in onderhavig bestemmingsplan is spoedzoekers en/of recreatief gebruik van tijdelijke aard.  

1.109 Verblijfsrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie of kennissen.

1.110 Verhard

Een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.

1.111 (Netto) verkoopvloeroppervlak

De verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.112 Voorgevellijn

  1. De op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
  2. Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

1.113 Voorkeursgrenswaarde

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.114 Vormverandering van een bouwvlak/bestemmingsvlak

Wijziging van de begrenzing van een bouwvlak, zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast.

1.115 Watergang

Een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.116 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

1.117 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.118 Werk

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie.

1.119 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
 
Vrijstaande woning:
Een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken;
 
Twee-aaneengebouwde woning:
  1. Een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één kap);
  2. Een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld).
 
Aaneengebouwde woning:
Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
 
Gestapelde woning:
Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1.1 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.1.2 De afstand tot de weg
De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend.
2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De diepte van gebouwen
De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.
2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 Bebouwingspercentage
Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.
2.1.10 Peil
  1. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bodemexploitatie
  2. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. doeleinden van openbaar nut;
  5. tuinen bij (burger)woningen;
  6. een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
  1. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen
Regels voor gebouwen zijn:
  1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:
  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
  1. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.  

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  4. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  5. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid. 

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere bouwhoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  2. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  5. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische, landschappelijke of hydrologische waarden ter plaatse;
  6. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.
3.4.2 Afwijken ten behoeve van een hobbymatige paardenbak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub a voor de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  2. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  3. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  5. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid. 
  6. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  7. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  8. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  9. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m³;
  10. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde onder artikel 3 lid 4.2 sub i;
  2. buitenopslag;
  3. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  4. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.5.2 Toegestaan gebruik
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger dan 50 cm;
  2. erfverhardingen zijn niet toegestaan.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verharden van zandpaden;
  2. de aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod
Het onder artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  3. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
3.6.3 Afwegingskader
  1. De in artikel 3 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
  2. De in artikel 3 lid 6.1 sub e genoemde omgevingsvergunning tevens slechts wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend grenzend aan gronden met de bestemming 'Agrarisch -Agrarisch bedrijf' worden aangelegd;
    2. de totale oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het gehele plangebied bedraagt maximaal 500 ha;
    3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en/of van een dusdanige positionering dat de landschappelijke waarden niet worden aangetast en voldaan moet worden aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
3.6.4 Waarden
Onder de in artikel 3 lid 6.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:
  1. indien de in artikel 3 lid 6.1 sub e genoemde werken: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  2. ten aanzien van de in artikel 3 lid 6.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Wijziging ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch’ te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  2. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  3. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.7.2 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  2. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
3.7.3 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch’ met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  2. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;

Artikel 4 Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bodemexploitatie;
  2. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. doeleinden van openbaar nut;
  5. tuinen behorende bij (burger)woningen;
  6. een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
  1. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
4.2.2 Gebouwen
Regels voor gebouwen zijn:
  1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
4.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:
  1. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:
  1. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  4. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  5. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid. 

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.4 sub c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel enig andere bedrijfsomstandigheid ter plaatse noodzakelijk is;
  2. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  5. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het de ecologische, landschappelijke en/of hydrologische waarden ter plaatse;
  6. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.
4.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.4 sub a ten behoeve van de realisatie van een paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 
  1. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf' of 'Wonen';
  2. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  3. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  5. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid. 
  6. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  7. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  8. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  9. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m³;
  10. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf;
  2. buitenopslag;
  3. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  4. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen.
4.5.2 Toegestaan gebruik
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha van deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn, daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak;
  2. erfverhardingen zijn niet toegestaan 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verharden van zandpaden.
4.6.2 Uitzonderingen op verbod
Het onder artikel 4 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  3. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
4.6.3 Afwegingskader
  1. De in artikel 4 lid 6.1  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
4.6.4 Waarden
Onder de in artikel 4 lid 6.3  genoemde waarden worden verstaan:
  1. ten aanzien van de in artikel 4 lid 6.1 sub a genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Wijziging ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  2. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  3. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.7.2 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  2. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
4.7.3 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  2. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’, een horecabedrijf tot en met categorie Horeca 2;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ontmoetingsruimte' tevens een ontmoetingsruimte;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - opslagschuur’ tevens een opslagschuur ten behoeve van het boerenerf;
  6. het behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'.
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, paden, wegen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
5.2.1 Algemeen
  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  2. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
  3. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 en artikel 5 lid 2.3 dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm, zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
5.2.2 Woningen
  1. enkel ter plaatse van de aanduiding ´wonen´ is wonen toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ´minimum aantal wooneenheden´ minimaal het op de verbeelding aangegeven wooneenheden moet worden gerealiseerd;
  3. het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw van een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ is niet toegestaan.
  4. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van gemengd - woonboerderij´ mag de bestaande woonboerderij in zijn geheel voor wonen worden benut;
  5. de gezamenlijke inhoud van de woningen mag niet meer dan 2.100 m³ bedragen, met dien verstande dat de inhoud van de bestaande woonboerderij met de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - woonboerderij’ niet meegerekend wordt;
  6. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 5 m;
  7. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 9 m;
  8. de afstand van de gevel van nieuw op te richten woningen tot de as van de openbare weg bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘minimum lengte (m)’ minimaal de aangegeven afstand;  
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dove gevel’ dient de voorzijde van de woning als dove gevel te worden gebouwd en in stand te worden gehouden.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij de woningen bedraagt 185 m²;
  2. de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  3. de bijbehorende bouwwerken bij woningen dienen minimaal 2 m achter de aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;
  4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen.
5.2.4 Bedrijfsbebouwing
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij de goot- en/of bouwhoogte hoger is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan 450 m²;
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:
  1. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevel maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 meter;
  2. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in 5.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in 5.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  3. de aanleg van parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein;
 
mits deze bepalingen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
  1. de woonsituatie in de directe omgeving;
  2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. risicovolle inrichtingen;
  3. seksinrichtingen;
  4. grow-, smart- en coffeeshops;
  5. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
  6. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.
  7. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of woonruimte;
  8. het gebruik van gronden voor kamperen;
  9. buitenopslag/ opslag van goederen en materialen.
5.4.2 Horeca
Ter plaatste van de aanduiding 'horeca' is tevens een horecabedrijf tot en met categorie Horeca 2 toegestaan met dien verstande dat:
  1. de hoofdfunctie horeca mag alleen plaatsvinden op de begane grondvloer. Op de verdiepingsvloer zijn ondergeschikte functies zoals kantoor, magazijn of kantine voor personeel toegestaan;
  2. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².
5.4.3 Ontmoetingsruimte
Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd- ontmoetingsruimte’ is tevens een ontmoetingsruimte toegestaan, met dien verstande dat:
  1. aan de ontmoetingsruimte ondergeschikte en kleinschalige horeca is toegestaan;
  2. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².
5.4.4 Ondergeschikte detailhandel
Ter plaatse van de functieaanduiding ‘detailhandel’ is ondergeschikte detailhandel met verkoop van streekeigen en/of biologische producten mits wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. het verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
5.4.5 Opslagschuur
Ter plaatse van de functieaanduiding ' specifieke vorm van gemengd - opslagschuur' is tevens een opslagschuur ten behoeve van het boerenerf toegestaan, met dien verstande dat:
  1. de totale vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m².

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten, bed & breakfast in Vlaamse schuur
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 en bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan in de Vlaamse schuur, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  2. de nevenactiviteit in de vorm van bed & breakfast vindt plaats binnen de bestaande Vlaamse schuur met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ en is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  3. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  4. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  5. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;
  6. maximaal 4 kamers worden voor bed & breakfastvoorziening gebruikt, voor maximaal 8 personen;
  7. de activiteiten mogen geen afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  8. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  10. er mag geen extra inrit worden aangelegd;
  11. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
  12. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.

Artikel 6 Groen - Landschapselement 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschapselement 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  2. de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  3. paden, wegen, verhardingen en parkeervoorzieningen uitgevoerd in half verharding;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. extensief recreatief gebruik.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijken ten behoeve van Tiny houses
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een Tiny House, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Groen – Tiny house’, ten behoeve van tijdelijke huisvesting en/of recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  2. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  3. maximaal 12 Tiny houses zijn toegestaan;
  4. en tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van een Tiny house wordt afgegeven voor maximaal 15 jaar;
  5. voor huisvesting in een Tiny house is een periode (onafgebroken) van maximaal 2 jaar toegestaan;
  6. de oppervlakte van één Tiny house (oppervlakte van het bouwwerk) bedraagt maximaal 50 m²;
  7. de bouwhoogte van een Tiny house bedraagt maximaal 5 m;
  8. er zijn geen bijbehorende bouwwerken bij een Tiny house toegestaan;
 
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van de huisvesting en/of recreatief gebruik niet meer aanwezig is.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. diepploegen vanaf 0,50 m;
6.4.2 Uitzondering op verbod
Het onder artikel 6 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
  2. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
6.4.3 Afwegingskader
De in artikel 6 lid 4.1  genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 6 lid 1 genoemde waarden en gebruik.

Artikel 7 Groen - Landschapselement 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschapselement 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  2. de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  3. extensief recreatief gebruik.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  2. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  5. diepploegen vanaf 0,50 m;
  6. het aanbrengen van verhardingen;
  7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
7.3.2 Uitzondering op verbod
Het onder artikel 7 lid 3.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
  2. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
7.3.3 Afwegingskader
De in artikel 7 lid 3.1  genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 7 lid 1  genoemde waarden en gebruik.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. aanleg en instandhouding van de tuin, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen boerenerf;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
  1. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
  1. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen;
8.2.2 Hobbykassen
Regels voor hobbykassen zijn:
  1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
  2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen, uitgezonderd erfafscheiding met een open constructie in het achtererfgebied waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een beroep of bedrijf aan huis;
  3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. het behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:
  1. een woning;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9.2.1 Algemeen
  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  2. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden van nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling van he bepaalde in artikel 9 lid 2.2  en artikel 9 lid 2.3  dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm, zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
9.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  2. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  3. het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw bij een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarde' is niet toegestaan;
  4. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 en 9 m;
  5. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m²;
  6. in afwijking van het bepaalde onder d mogen woonboerderijen in hun geheel als woning worden benut.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², mits voldaan wordt aan een bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor voormalige agrarische bedrijfswoningen dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 200 m² mag bedragen, indien een wijziging heeft plaatsgevonden van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'VAB' in de bestemming 'Wonen';
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt dat voor legale (en vergunde) bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte, de vergunde en eventueel al aanwezige oppervlakte, de maximale oppervlakte is;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a. t/m c. geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' de op de planverbeelding opgenomen maximum m² geldt; 
  5. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
  6. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  7. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. een paardenbak is niet toegestaan.

9.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 9 lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  2. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  4. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de milieusituatie;
  8. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
  9. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.4.1 Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 9 lid 2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.
  2. artikel 9 lid 2.1 sub b voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
9.4.2 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits ten behoeve van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 5.2 sub bteneinde en extra bebouwing toe te staan in de vorm van woonunit ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  5. per woning is maximaal één woonunit toegestaan;
  6. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  7. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  8. indien de woonunit aan een zijgevel van de woning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  9. indien de woonunit vrij van de woning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en de woonunit 25 m bedraagt;
  10. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.4.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.4 sub e teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  4. de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  5. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  6. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  7. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m³;
  8. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.5.1 Beroep en bedrijf aan huis
Binnen deze bestemming is een beroep en bedrijf aan huis bij een woning toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning plaatsvinden;
  2. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  3. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  4. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 60 m²;
  5. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  6. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  7. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  8. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  9. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerde en onbeperkte toegang voor publiek;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  11. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen -waaronder parkeervoorzieningen- in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  12. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  13. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
9.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  3. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
  4. het gebruik van gronden voor kamperen;
  5. buitenopslag / opslag van goederen en materialen;
  6. bijzondere woonvormen.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

9.6.1 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten, bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 5.2 sub c en bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  2. de nevenactiviteit in de vorm van bed & breakfast vindt plaats binnen bestaande bebouwing (de woning of bijbehorende gebouwen) en is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  3. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  4. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  5. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;
  6. maximaal 4 kamers worden voor bed & breakfastvoorziening gebruikt, voor maximaal 8 personen;
  7. de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van het totale woonoppervlak;
  8. er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvinden;
  9. de activiteiten mogen geen afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  10. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  11. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  12. er mag geen extra inrit worden aangelegd;
  13. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
  14. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
9.6.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 5.2 sub b en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  3. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  6. indien een vrijstaand bijgebouw bij de woning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  7. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woningen(eenheid).
 
De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds-) aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 19 (Overige regels) .

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:
  1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  2. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 500 m² worden opgericht of uitgebreid;
  3. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m;
  4. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m² ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 500 m² bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 500 m² bedraagt, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft , dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een daarvoor gecertificeerde instantie. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
10.3.2 Archeologisch rapport
Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
10.3.3 Advies
Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Verbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m²;
  3. het verlagen van het waterpeil;
  4. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een daarvoor gecertificeerde instantie die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
10.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 10 lid 4.1  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  3. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  5. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
10.4.3 Omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1  wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek dat voldoet aan de vigerende KNA is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek dat voldoet aan de vigerende KNA is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek dat voldoet aan de vigerende KNA is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een daarvoor gecertificeerde instantie. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
10.4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. het is verboden voor de 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond meer bedraagt dan 500 m² en de diepte dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  2. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf me een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in artikel 6 lid 3.3  het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  3. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
10.4.5 Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 10 lid 4.3 sub c  wordt de archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 10 lid 3.3  om advies gevraagd.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de planverbeelding te verwijderen, indien:
  1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  3. tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige is gevraagd.

Artikel 11 Waarde - Hofstede aan de Dreef

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Hofstede aan de Dreef' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. de ontwikkeling, de instandhouding en een samenhangend beheer van het boerenerf Hofstede aan de Dreef, volgens het beplantingsplan in bijlage 1 en beeldkwaliteitsplan in bijlage 2;
    1. Waarbij de opgerichte functies moeten passen binnen het boerenerf Hofstede aan de Dreef als bedoeld in artikel 1.35;
    2. Waarbij de Tuin aan de Dreef met de bestemming ‘Tuin’ opengesteld moet zijn voor recreatie en educatie;
    3. De tiny house moeten worden ingezet ten behoeve van het boerenerf Hofstede aan de Dreef.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat deze de ruimtelijk-functionele eenheid aan zouden kunnen tasten. De nadere eisen zijn erop gericht dat de ruimtelijk-functionele eenheid zoveel mogelijk wordt behouden.

3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:
  1. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  2. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
  3. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.

13.2 Afwijkende maten

13.2.1 Groothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  2. In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot. 
  3. Sloop en herbouw van een woonboerderij die volledig geschikt gemaakt is voor bewoning (dus meer dan 750 m3 inhoud) is niet toegestaan. Indien sloop plaatsvindt dient de nieuwe/nieuw te bouwen woning te voldoen aan een inhoudsmaat van maximaal 750 m3).
13.2.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Voorwaardelijke verplichting

14.1.1 Landschappelijke inpassing
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting 1' overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de op in de bijlage 1 opgenomen inpassingsplan aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting/kwaliteitsverbetering (binnen de bestemming Groen - Landschapselement 1) niet zijn gerealiseerd 1,5 jaar na onherroepelijk worden van de bestemming en in stand worden gehouden.
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de op in de bijlage 4 opgenomen inpassingsplan aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting/kwaliteitsverbetering (binnen de bestemming Groen - Landschapselement 2) niet zijn gerealiseerd 1,5 jaar na onherroepelijk worden van de bestemming en in stand worden gehouden.
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting 3' overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de op in de bijlage 5 opgenomen inpassingsplan aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting/kwaliteitsverbetering (binnen de bestemming Groen - Landschapselement 2) niet zijn gerealiseerd 1,5 jaar na onherroepelijk worden van de bestemming en in stand worden gehouden.
14.1.2 Voorwaardelijke sloopverplichting
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:
  1. Gebruik van gronden conform de bestemming 'Gemengd' op de locatie Achtmaalseweg 111, indien de te saneren bebouwing inclusief te verwijderen erfverharding op de slooplocaties (Rucphenseweg 6 en Krochtenweg 6), zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, niet is gesaneerd binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

15.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. het woon- en leefklimaat;
  3. de waterstaatkundige belangen;
  4. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
    1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
    5. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
15.1.2 Afwijken voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 1.1 ten behoeve van treffen van andere landschapsmaatregelen dan zoals bepaald in het bijgevoegde beplantingsplan, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:
  1. minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschaps-maatregelen;
  2. voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  3. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheid

16.1.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  3. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  4. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  5. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  6. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  7. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.

17.2 Bij wijziging

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

18.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. brandblusvoorzieningen;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.

18.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen

  1. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 4';
    2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Hofstede aan de Dreef'.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Bouwwerken

19.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.1.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van artikel 19 lid 1.1  voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
19.1.3 Uitzondering
artikel 19 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Gebruik

19.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
19.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 19 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
19.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 19 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
19.2.4 Uitzondering
artikel 19 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Hofstede aan de Dreef, Achtmaalseweg 111 te Zundert" van de gemeente Zundert.