direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP182xHERZx21-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

TenneT, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, legt een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding aan tussen de hoogspanningsstations Bergen op Zoom en Woensdrecht.

Omdat in de regio West-Brabant steeds meer elektriciteit wordt verbruikt, neemt ook het transport van elektriciteit toe. Dit geldt ook voor het tracé tussen de hoogspanningsstations Bergen op Zoom en Woensdrecht, waartussen in 2016 al een bestaande dubbel uitgevoerde ondergrondse verbinding is vervangen door een nieuwe dubbelde 150 kV-verbinding. Deze toename is het gevolg van een grotere vraag naar elektriciteit bij station Bergen op Zoom. Dat komt enerzijds door de toegenomen vraag van de bedrijven in de omgeving van het station en anderzijds door diverse projecten waarbij duurzame energie wordt opgewekt.

Als er onderhoud aan één van de huidige ondergrondse verbindingen tussen de hoogspanningsstations wordt uitgevoerd en een storing optreedt op de andere verbinding, komt het gebied rondom hoogspanningsstation Bergen op Zoom zonder elektriciteit te zitten. Om de leveringszekerheid van elektriciteit voor de regio West-Brabant te garanderen, wordt dit knelpunt door TenneT opgelost. Tussen de hoogspanningsstations Bergen op Zoom en Woensdrecht wordt daarom nog een nieuw tracé gerealiseerd.

Er wordt een nieuwe ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding, die bestaat uit één circuit, gerealiseerd tussen de hoogspanningsstations Bergen op Zoom en Woensdrecht. Door dit derde circuit aan te leggen wordt de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnetwerk rondom hoogspanningsstation Bergen op Zoom vergroot. Op deze manier kan het gebied dat gevoed wordt door station Bergen op Zoom, altijd worden voorzien van stroom als er een storing optreedt, omdat deze extra 'weg' is aangelegd waarover de stroom kan worden getransporteerd.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt aanleggen en in standhouden van de nieuwe ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding planologisch mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan '150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom' bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Dit bestemmingsplan heeft enkel betrekking op het gedeelte van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op het grondgebied van de gemeente Woensdrecht. Voor de tracégedeelten van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op het grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom is een separaat bestemmingsplan opgesteld, dat door de gemeenteraad van Bergen op Zoom wordt vastgesteld.

Het plangebied bevindt zich nabij de Vossenweg in de gemeente Woensdrecht. Het betreft een kort tracégedeelte dat ingeklemd ligt tussen het grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom. Het plangebied van het bestemmingsplan is 11 meter breed. Dit wordt bepaald door de breedte van de belemmeringenstrook van de ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding. Voor de exacte locatie en begrenzing van het plangebied kan de digitale verbeelding behorende bij het bestemmingsplan worden geraadpleegd.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een paraplubestemmingsplan waarmee de aanleg en instandhouding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch wordt geregeld. Op het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding blijven de onderliggende bestemmingsplannen en beheersverordeningen van kracht. Op de gronden waar in het onderhavige bestemmingsplan in een dubbelbestemming is voorzien, gelden na vaststelling van dit plan dus meerdere bestemmingen: vanuit het vigerende bestemmingsplan of beheersverordening en de nieuwe dubbelbestemming vanuit het onderhavige bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Plan   IMRO   Bevoegd gezag  
Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied   NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxOO-VG01   Gemeente Woensdrecht  
Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening   NL.IMRO.0873.BUITxBP076xHERZx03-VG01   Gemeente Woensdrecht  
Bestemmingsplan buitengebied, partiële herziening 2016   NL.IMRO.0873.BUITxBP123xHERZx09-VG01   Gemeente Woensdrecht  
Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019   NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01   Gemeente Woensdrecht  
Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied (Geconsolideerd)   NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDx02-GV07   Gemeente Woensdrecht  

1.4 Opzet

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald en worden digitaal verbeeld en vastgesteld. Daarnaast zijn de bestemmingen voorzien van planregels ten aanzien van bouwen en gebruik. Deze regels bepalen de randvoorwaarden waarbinnen het project kan worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan gaat daarnaast vergezeld van deze toelichting. De toelichting dient als onderbouwing van het plan en kent geen rechtstreeks bindende werking.

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

Ruimtelijke structuur (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Vervolgens wordt de nieuwe situatie toegelicht.

Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)
In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)
In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.

Milieuaspecten (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.

Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)
Op basis van de voorgaande hoofdstukken is de bestemmingsregeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels. Voor wat betreft de opzet van de bestemmingsplan methodiek is aangesloten op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de bijbehorende Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP 2012).

Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.

Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke structuur

2.1 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich binnen het plangebied nog geen ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen station Bergen op Zoom en station Woensdrecht. De reeds bestaande verbinding tussen de stations loopt via een ander tracé.

De gronden ter plaatse van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn in gebruik ten behoeve van een agrarische functie.

2.2 Beschrijving nieuwe situatie

In de nieuwe situatie wordt een ondergrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV, bestaande uit één circuit, aangelegd tussen station Bergen op Zoom en station Woensdrecht. De bestaande bestemmingen blijven van kracht, er zijn wel beperkingen ten aanzien van het gebruik. In het landschap is na de realisatiefase nagenoeg niet zichtbaar dat er een ondergrondse hoogspanningsverbinding is aangelegd. Op enkele locaties zal een meetkastje komen van circa 1 meter hoog.

In onderstaande afbeelding is de nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen Woensdrecht en Bergen op Zoom als een rode lijn weergegeven. Dit betreft een globale weergave van het tracé. Het grootste deel van de verbinding ligt op grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom. Hiervoor wordt ook het bestemmingsplan gewijzigd. Op onderstaande afbeelding is globaal aangegeven welk deel op grondgebied van Woensdrecht ligt. Voor het exacte tracé in de gemeente Woensdrecht dient de verbeelding te worden geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP182xHERZx21-VG01_0001.jpg"

Figuur 1 Ondergrondse hoogspanningsverbindingen tussen Bergen op Zoom en Woensdrecht. De blauwe cirkel met pijl geeft de verbinding aan binnen de gemeente Woensdrecht.

2.2.1 Tracéstudie en participatie

Er zijn meerdere alternatieven onderzocht en vergeleken. Een langs de A4 en de noordelijke randweg, een ander alternatief onder de Binnenschelde. Deze beide alternatieven bleken technisch niet haalbaar. Bij de tracékeuze zijn diverse partijen betrokken geweest. Zoals Air Liquide, het waterschap Brabantse Delta, de provincie Noord-Brabant, gemeenten Bergen op Zoom en Woensdrecht, Brabants Landschap en andere grondeigenaren. Ook is er een informatieavond geweest over de alternatieven en het voorliggend tracé.

Vanaf station Woensdrecht wordt de verbinding met twee boringen aangelegd onder het spoor, de buisleidingenstraat en Kraaijenberg door. Dit traject is tot stand gekomen in overleg met grondeigenaren (waaronder Brabants landschap). Dit om beperkingen op het grondgebruik te voorkomen en bij Brabants Landschap ook om schade aan de natuur te minimaliseren.

Ter plaatse van de Bergse Plaat is ook een participatiebijeenkomst gehouden. Hier is samen met omwonenden gesproken over de ligging van de verbinding. In overleg met de bewoners is een oplossing gekozen, waarbij de verbinding middels een gestuurde boring aangelegd wordt onder het retentiebekken door. In eerste instantie werd aanleg met open ontgraving hier voorzien.

Voor de parallelligging met de nieuwe stikstof- en zuurstofleidingen van Air Liquide is veelvuldig overleg geweest met Air Liquide. Air Liquide heeft akkoord gegeven op de ligging van het kabeltracé.

Op bedrijfsterrein TNP zijn meerdere alternatieven onderzocht. Mede op verzoek van enkele bedrijven is gekozen voor een boring in de lengterichting onder de Synthesebaan. Er vindt afstemming plaats met bedrijfsvereniging TNP over de aanlegfase, om de hinder op bedrijven tijdens de aanleg tot een minimum te beperken.

Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota's op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.

Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies ('decentraal, tenzij - principe'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:

  • een excellente ruimtelijke-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch mogelijk. Hiermee draagt het bestemmingsplan bij aan een van de nationale belangen: het bieden van ruimte voor het hoofdnetwerk voor energievoorziening. Het bestemmingsplan is niet in strijd met een van de overige nationale belangen uit de SVIR.

3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening

Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd, is in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (hierna: Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn nationale belangen vastgelegd waar provincies en gemeenten rekening mee moeten houden als zij inpassingsplannen en bestemmingsplannen opstellen. De elektriciteitsvoorziening is aangemerkt als een nationaal belang.

Wat betreft de elektriciteitsvoorziening zijn bestaande hoogspanningsverbindingen opgenomen. Voor hoogspanningsverbindingen, waaronder ook de schakel- en transformatorstations vallen, zijn de volgende regels opgenomen:

  • een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een hoogspanningsverbinding bevat het tracé van die hoogspanningsverbinding en laat het gebruik als hoogspanningsverbinding toe;
  • een bestemmingsplan wijst geen ander tracé van de hoogspanningsverbinding aan;
  • in afwijking van het tweede punt kan, na schriftelijk advies van de beheerder van het hoogspanningsnet, een ander tracé voor de hoogspanningsverbinding worden aangewezen, mits de hoogspanningsverbinding als zodanig in het bestemmingsplan wordt gehandhaafd, het bestemmingsplan het gebruik van dat gewijzigde tracé als hoogspanningsverbinding toelaat en het tracé aansluit op het tracé van de hoogspanningsverbinding in de naastliggende bestemmingsplannen;

Conclusie
In het Barro wordt een verbinding van minstens 220 kV gezien als een hoogspanningsverbinding. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een ondergrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV planologisch mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de regels uit het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Dit wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking genoemd.

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Hierbij moet ten eerste de behoefte aan de ontwikkeling worden beschreven en ten tweede moet bij buitenstedelijke ontwikkelingen worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk plaats kan vinden.

Indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dan moet er getoetst worden aan
de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van een nieuwe stedelijke
ontwikkeling indien een project ziet op de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke
voorzieningen. Bij de beoordeling of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling
wordt gekeken of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als een nieuw ruimtelijk besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was of volgens het voorheen geldende planologische regime kon worden gerealiseerd. Indien de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is moet worden beschreven in hoeverre de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte.


Conclusie
De aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding geldt niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Brabantse Omgevingsvisie: De kwaliteit van Brabant

Vooruitlopend op de Omgevingswet heeft de provincie Noord-Brabant de Brabantse Omgevingsvisie op 14 december 2018 vastgesteld. De visie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

De provincie hanteert een strategie die zich richt op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie en meerwaarde. Bij het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke opgaven vindt zij het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:

  • een 'diepe' manier van kijken: niet alleen kijken naar de effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar het betrekken van de dynamiek en randvoorwaarden die de onderste lagen meegeven. Hierbij wordt gekeken naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
  • een 'ronde' manier van kijken: niet sectoraal kijken, maar het combineren van opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Vanuit een gebiedsgerichte insteek. Een nieuwe ronde manier van kijken naar een balans tussen people, planet en profit.
  • een 'brede' manier van kijken: niet vanuit één gezichtspunt kijken, maar het betrekken van veel partijen, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen ideeën en belangen.

De effecten op de ondergrond vragen extra aandacht omdat deze vaak een langdurige doorwerking hebben en soms zelfs onomkeerbaar zijn. Denk aan de aantasting van cultuurhistorische, archeologische of aardkundige waarden. Door 'diep' te kijken, houden we rekening met de laag-dynamische ondergrond, maar ook met de effecten op de andere lagen en met toekomstige effecten. Dit betekent onder meer de uitvoering van energieprojecten in de ondergrond schoon, veilig en ruimtelijk inpasbaar moeten zijn en dat het beschermen van een aantal waarden boven benutten gaat.

Conclusie
Met het bestemmingsplan wordt de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. Met aspecten die invloed kunnen hebben op de ondergrond wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden (archeologische of aardkundige waarden). Ook met de aspecten zoals veiligheid en ruimtelijke inpasbaarheid wordt rekening gehouden.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Vooruitlopend op de Omgevingswet zet de provincie Noord-Brabant met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019) de eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving bij elkaar gebundeld in één document. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vervangt onder andere de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening Ontgrondingen, de Verordening ruimte, de Verordening water en de Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bevat geen nieuwe regels, maar voegt de bestaande regels uit de verordeningen samen. De regels zijn eenvoudiger opgeschreven en omgezet naar een nieuw digitaal systeem, met een meer gebruiksvriendelijke opbouw. Met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zet de provincie ook een eerste stap om de regels beter te laten aansluiten bij de werkwijze van de Brabantse Omgevingsvisie en de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zorgt ervoor dat de provincie en partijen waar ze mee samenwerkt ervaring kunnen opdoen met die nieuwe werkwijze. Waarbij er meer ruimte is om goede initiatieven van inwoners, ondernemers en andere overheden te ondersteunen en maatwerk toe te passen.

3.2.2.1 Conclusie

Met het bestemmingsplan worden enkel de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de regels uit de Interim omgevingsverordening. Het gebied is in de Interim Omgevingsverordening tevens niet aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 StructuurvisiePlus

De gemeente Woensdrecht heeft in 2001 een structuurvisie opgesteld. Op 14 mei 2009 is de actualisatie van de StructuurvisiePlus vastgesteld door de gemeenteraad van Woensdrecht.

Aanleiding voor het opstellen van de oorspronkelijke StructuurvisiePlus was onder meer dat er na samenvoeging van de vier gemeenten, waaruit de huidige gemeente Woensdrecht is ontstaan, behoefte was aan een totaalvisie. De StructuurvisiePlus is een strategisch document waarin wordt gestreefd naar versterking van de sociaal-economische vitaliteit, duurzaamheid en de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De visie gaat in op de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Woensdrecht tussen 2000 en 2015.

Conclusie
Met het bestemmingsplan worden enkel de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan zit de de doelen uit de StructuurvisiePlus niet in de weg.

3.3.2 Toekomstvisie 2035

De gemeente Woensdrecht heeft in 2015 vier bijeenkomsten georganiseerd met stakeholders van binnen en buiten de gemeente. De toekomstvisie 2035 is gebaseerd op de inbreng van deze stakeholders. Er is een gezamenlijke visie op de toekomst ontwikkeld, waarbij stil is gestaan bij bekende en gewenste ontwikkelingen. De toekomstvisie is opgebouwd rondom drie thema's:

  • Brabantse wal;
  • sterke dorpen;
  • bedrijvigheid;
  • bestuurskracht.

De gemeente Woensdrecht werkt aan het opstellen van een omgevingsvisie. De omgevingsvisie is een uitwerking van de toekomstvisie op het terrein van de fysieke leefomgeving.

Conclusie
Met het bestemmingsplan worden enkel de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan zit de de doelen uit de Toekomstvisie 2035 niet in de weg.

3.3.3 Visie Buitengebied

Op 19 maart 2015 heeft de gemeente Woensdrecht de Visie Buitengebied vastgesteld.

Het buitengebied van de gemeente blijft in beweging. Enerzijds in de praktijk door nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen, anderzijds doordat het gemeentelijk, regionaal en provinciaal beleid verandert. Dit vormde voor de gemeente aanleiding om de stand van zaken op te maken en een visie voor het buitengebied op te stellen, waarmee sturing kan worden geven aan ontwikkelingen.

De Visie Buitengebied heeft een drieledig doel:

  • het stellen van kaders voor ontwikkelen met kwaliteit;
  • de Verordening Ruimte 2014 vertalen in het gemeentelijk beleid;
  • het ontwikkelen van beleid naar aanleiding van actuele ontwikkelingen.

Conclusie
Met het bestemmingsplan worden enkel de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. De hoogspanningsverbinding is niet zichtbaar aanwezig in het buitengebied en zit de ontwikkelingen in het buitengebied niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Onderbouwing op onderdelen

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke kader en de hierin geformuleerde uitgangspunten op de relevante onderdelen nader onderbouwd. Aan bod komen verkeer en groen, flora en fauna en water.

4.1 Archeologie

In de Erfgoedwet is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld. Deze wet verplicht om bij de bestemming van de in het bestemmingsplan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, aangezien ze grotendeels verborgen liggen in de bodem. Hierdoor zijn ze niet eenvoudig te karteren. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentkaart (AMK) opgesteld. Bij bodemverstoringen dient getoetst te worden of de archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden.

Onderzoek
Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is archeologisch onderzoek (Bijlage 2) uitgevoerd om inzicht te krijgen of en in hoeverre de werkzaamheden voor het aanleggen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding van invloed zijn op de archeologische waarden.

Het plangebied ligt op de Brabantse Wal, die vanaf het Laat-Paleolithicum een aantrekkelijke vestigingsplaats vormde. Dit blijkt uit vondsten op de Brabantse Wal uit de periode Laat-Neolithicum-Vroege-Bronstijd, Romeinse Tijd en Vroege-Middeleeuwen.

De kabel zal binnen de gemeente Woensdrecht door middel van gestuurde boringen worden aangelegd. Hiermee blijven de archeologisch relevante lagen in het plangebied ongemoeid, aangezien de kabel eronder door geboord wordt. Aanvullende maatregelen in het kader van het behoud van archeologische waarden zijn niet noodzakelijk.

Wel geldt dat als er tijdens de werkzaamheden in het gebied onverhoopt archeologisch waardevolle zaken worden aangetroffen, deze conform de Erfgoedwet 2016 artikel 5.10 bij het Rijk moeten worden gemeld (i.e. de gemeente Woensdrecht).

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor al het overige blijven de regels met betrekking tot archeologie zoals opgenomen in de onderliggende bestemmingsplannen van kracht.

4.2 Flora en Fauna

Ontwikkelingen, zoals het aanleggen van een ondergrondse hoogspanningsverbinding, kunnen effect hebben op beschermde natuurwaarden. Dit betreft potentiële effecten op bijvoorbeeld vogel- en vleermuissoorten, maar ook effecten op beschermde natuurgebieden zijn mogelijk. De Wet natuurbescherming (Wnb) bevat alle regels voor de bescherming van zowel soorten als natuurgebieden.

In het kader van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mogelijke effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurwaarden.

Gebiedsbescherming
Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In Nederland zijn deze richtlijnen geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming. Nederland heeft ruim 160 Natura 2000-gebieden, waaronder de Oosterschelde, het Markiezaat en het Zoommeer. Per gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de soorten waarvoor het gebied een belangrijke functie heeft. Activiteiten in Natura 2000-gebieden zijn alleen toegestaan als significant negatieve effecten op de gestelde instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten, of als een afweging heeft plaatsgevonden over alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en de inzet van compenserende maatregelen. In de passende beoordeling worden de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Daarbij dient ook een eventuele externe werking van een initiatief op nabijgelegen Natura 2000-gebieden te worden bepaald. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn bieden een juridisch kader dat verzekert dat menselijke activiteiten worden ondernomen op een wijze die de integriteit van Natura 2000-gebieden niet negatief beïnvloeden.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Wanneer (kleine) natuurgebieden en de daarin voorkomende soorten geïsoleerd komen te liggen, bijvoorbeeld door bebouwing en infrastructuur, bestaat het risico dat soorten niet kunnen overleven en het natuurgebied zijn waarde verliest. Door het aaneenschakelen van natuurgebieden wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van deze achteruitgang van natuur en biodiversiteit (veelheid van soorten). Provincies wijzen de NNN-gebieden aan en deze worden op hun beurt vastgelegd in ruimtelijke plannen van de gemeenten. De ecologische hoofdstructuur is planologisch beschermd met het 'nee, tenzij'-principe. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze het gebied aantasten, tenzij er geen alternatieven zijn en de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Schadelijke effecten op de natuur dienen te worden gecompenseerd.

Op basis van het ecologisch vooronderzoek (Bijlage 1) wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling niet strijdig is met het onderdeel ‘gebiedsbescherming’ van de Wet natuurbescherming mits rekening gehouden wordt met broedvogels. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde Natura 2000-gebieden. Daarnaast vindt geen fysieke aantasting plaats van beschermde Natura 2000-gebieden. De ontwikkeling heeft eveneens geen negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland.

Soortenbescherming
De bescherming van in het wild voorkomende planten- en diersoorten is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. De Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn zijn voor Nederland geïmplementeerd in deze wet. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden diverse verbodsbepalingen, zoals het doden van specifiek aangewezen vogel- en vleermuissoorten.

Binnen het plangebied in de gemeente Woensdrecht zijn effecten op soorten uitgesloten, omdat de verbinding hier middels een boring wordt aangelegd en de in- en uittredepunten op grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom liggen.

Beschermde houtopstanden
Op beschermde houtopstanden zijn geen negatieve effecten te verwachten als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van een gestuurde boringen voor het aanleggen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, waardoor geen bomen gekapt hoeven te worden.

Maatregelen
Om te voorkomen dat negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen ontstaan, moet ecologische begeleiding toegepast worden, tenzij buiten het broedseizoen gewerkt wordt. Deze ecologische begeleiding zal in de vorm van broedvogelcontroles worden uitgevoerd. Per locatie zal voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een broedvogelcontrole uitgevoerd worden. Uit deze broedvogelcontrole komt naar voren of direct gestart kan worden met de werkzaamheden, of dat maatregelen of uitstelling van de werkzaamheden nodig is.

Voor kleine marterachtigen dient eerst nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de
aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soorten. Pas daarna kan bepaald worden of de
beoogde werkzaamheden daadwerkelijk negatieve effecten hebben op deze soorten. Als blijkt dat verblijfplaatsen aanwezig zijn, dan zal een ontheffing worden aangevraagd en worden
mitigerende maatregelen getroffen.

Om negatieve effecten op vleermuizen te voorkomen moet overdag gewerkt worden. Het tracé mag gedurende de nacht niet verlicht worden voor zover deze verlichting uitstraalt naar eventuele
vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen. Tevens mogen vliegroutes niet geblokkeerd
worden door bijvoorbeeld hekwerken.

Conclusie
Op voorhand worden geen negatieve effecten verwacht op Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland en beschermde houtopstanden. Binnen het plangebied in de gemeente Woensdrecht zijn de effecten op soorten daarnaast uitgesloten. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt het project uitvoerbaar geacht en worden de belangen van flora en fauna gewaarborgd.

4.3 Stikstofdepositie

Relevant kader
Een groot aantal van de in Nederland aangewezen Natura 2000-gebieden was opgenomen in het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Dit vanwege de stikstofgevoelige natuur die zich binnen deze gebieden bevindt. Met het PAS werd ontwikkelingsruimte beschikbaar gesteld voor nieuwe economische ontwikkelingen (projecten). Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraak gedaan over het PAS. De Afdeling heeft geoordeeld dat het PAS niet aan alle eisen van de Habitatrichtlijn voldoet. Het PAS geeft onvoldoende zekerheid dat met de uitgifte van ontwikkelingsruimte significante gevolgen voor Natura 2000 zijn uitgesloten. De consequentie is dat het PAS niet als basis voor toestemming voor projecten of andere activiteiten kan worden gebruikt. Per project/activiteit moet daarom sinds de uitspraak van de ABRvS de stikstofdepositie worden berekend. Indien blijkt dat er sprake is van een toename aan stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden, moet worden aangetoond of er al dan niet sprake is van significante effecten als gevolg van de toegenomen stikstofdepositie.

Onderzoek
De stikstofdepositie als gevolg van de nieuwe hoogspanningsverbinding tussen Woensdrecht en Bergen op Zoom is bepaald door het uitvoeren van een AERIUS-berekening. Uit de berekening blijkt dat er tijdens de realisatiefase sprake zal zijn van eenmalige stikstofdepositie ter plaatse van een aantal leefgebieden en habitattypen in de Natura 2000-gebieden Brabantse Wal en Oosterschelde. Uit de uitgevoerde ecologische voortoets (Bijlage 7) komt echter naar voren dat significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden met zekerheid zijn uitgesloten.

In het Natura 2000-gebied Oosterschelde is geen sprake van overschrijding of dreigende overschrijding van de kritische depositiewaarde en daarmee zijn significant negatieve effecten uitgesloten.

In het Natura 2000-gebied Brabantse Wal zijn significant negatieve effecten eveneens uitgesloten, de gestelde instandhoudingsdoelstellingen komen niet in het geding. Deze conclusie geldt ondanks dat een aantal leefgebieden op de Brabantse Wal gevoelig zijn voor stikstofdepositie en er sprake is van een overbelaste situatie. De bijdrage als gevolg van de werkzaamheden heeft, gezien de tijdelijke aard en verwaarloosbare omvang, met zekerheid geen invloed op de huidige situatie of de mogelijkheden om een verbetering van de instandhouding te bereiken. Het kunnen behalen van de instandhoudingsdoelstellingen wordt derhalve ook niet bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt door de bijdrage van het project.

Conclusie
Stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn op voorhand met zekerheid uitgesloten.

4.4 Water

Beleid gemeente Woensdrecht
Gemeente Woensdrecht heeft in 2013 een verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) vastgesteld voor de periode 2014 - 2019. In 2016 is het vGRP geactualiseerd. Het vGRP is een resultaat van een gezamenlijk planvormingsproces binnen de Waterkring West.

Vanuit de Wet Milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. In het vGRP formuleert de gemeente Woensdrecht hoe zij deze zorgplicht invult en bekostigt.

De zorgplichten komen op het volgende neer:

  • Het inzamelen en het transporteren van (stedelijk) afvalwater, waarbij overlast voor de gemeenschap en vuilemissie naar andere deelsystemen van het (stedelijke) watersysteem tot een minimum worden beperkt.
  • Het doelmatig inzamelen en transporteren van afvloeiend hemelwater, waarbij hemelwater zoveel mogelijk lokaal wordt vastgehouden, geborgen en afgevoerd naar de bodem of
    oppervlaktewater.
  • Het treffen van doelmatige maatregelen indien de grondwaterstand in de openbare ruimte structureel nadelige gevolgen heeft voor de bestemming van een perceel en dit bij nieuwbouwlocaties en inbreidingen voorkomen.

Deze zorgplichten zijn door de gemeente Woensdrecht in het vGRP vertaald naar concrete maatregelen. Het betreft zowel beleidsmatige als operationele maatregelen.


Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Woensdrecht. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Belangrijke speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Bovendien richt het waterschap met genoemde hoofdlijnen van het waterbeheer zich in toenemende mate op de samenwerking met de mogelijkheid in de verbinding meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.

In een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend”, heeft het waterschap aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Verder heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor diverse ingrepen met betrekking tot de waterhuishouding een ontheffing of watervergunning gerelateerd aan de Keur van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.

Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

In dit kader hebben waterschap en de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg gevoerd. Hierbij is door TenneT en het waterschap gesproken over de wijze van aanleggen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het waterschap heeft TenneT enkele aandachtspunten en voorwaarden meegegeven voor de nadere uitwerking van de plannen en de uitvoering van de werkzaamheden. Deze hebben voornamelijk betrekking op het aanleggen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding in de gemeente Bergen op Zoom en minder op de gemeente Woensdrecht.

Indien onder retentievijvers door wordt geboord mogen de terpjes/kasten niet midden op de onderhoudsstrook staan en dient de afstand tot de insteek van een A-watergang minstens 5 meter te zijn.

Een ander aandachtspunt is de noodzakelijke bemaling bij de A-watergangen bij Bergse Plaat. De hoogspanningsverbinding wordt deels aangelegd door open ontgraving en deels met een gestuurde boring. Ten behoeve van de open ontgraving en de in- en uittredepunten van de gestuurde boringen (lasmof-punten) is tijdelijk bemaling nodig. Om de werkzaamheden ter plaatse van de open ontgraving in den droge te kunnen uitvoeren, is een maximaal waterbezwaar van 800 m3/dag berekend, wat neerkomt op maximaal 25.000 m3 per maand. Hiervoor geldt een meldingsplicht. De vergunninggrens ligt bij 50.000 m3 per maand.

De bemalingsdebieten van de Lasmof-punten zijn dusdanig laag dat ze op basis van het waterbezwaar niet vergunningplichtig zijn. Enkele lasmof-punten bevinden zich in beschermd gebied, maar vanwege de grondwaterstanden is hier geen bemaling benodigd is. Voor de andere Lasmof locaties is naar verwachting wel bemaling vereist, hiervoor geldt een meldingsplicht.

Juridische vertaling
Juridische vertaling van de wateraspecten is niet aan de orde.

Advies waterbeheerder
Er is overleg geweest met het Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap is akkoord met de waterparagraaf.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten. Het betreft de aspecten bedrijven en milieuzonering, milieueffectrapportage, lucht, geluid, externe veiligheid en bodem.

5.1 Externe veiligheid

Toetsingskader 
In een bestemmingsplan dat kwetsbare objecten zoals woningen mogelijk maakt moet aandacht worden besteedt aan externe veiligheid. Nieuwe kwetsbare objecten mogen namelijk niet binnen de risicocontour (invloedsgebied van een risicobron) van bestaande risicobronnen liggen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld inrichtingen waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Ook transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en door buisleidingen vormt een risico.

Het beleid voor externe veiligheid is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), maar ook in het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In de genoemde besluiten zijn de diverse risiciocontouren met betrekking tot externe veiligheid vastgelegd.

Situatie
Een ondergrondse hoogspanningsverbinding is geen risicovolle inrichting in het kader van het Bevi. Ook zijn het Bevb en Bevt niet van toepassing. De ondergrondse hoogspanningsverbinding brengt geen externe veiligheidsrisico's met zich mee voor gevoelige functies zoals woningen die zich in de nabijheid van de ondergrondse hoogspanningsverbinding bevinden. Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot de realisatie van kwetsbare objecten.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Bodem

Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de toelichting van een bestemmingsplan een paragraaf te bevatten over bodemkwaliteit.

Er dient gemotiveerd te worden hoe de bodemkwaliteit zich verhoudt in relatie tot de boogde bestemming. De milieuhygiënische bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de bestemming van de gronden. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik van de bodem.

Situatie
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Met het onderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit in het plangebied. Er zijn ten hoogste licht verhoogde gehalten aangetoond in de bodem van het gehele tracé. Voor het werken in de grond zijn geen specifieke maatregelen noodzakelijk.

Conclusie
De (water)bodemkwaliteit ter plaatse vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Een ondergrondse hoogspanningsverbinding is namelijk geen functie die gevoelig is voor (water)bodemverontreiniging.

5.3 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). In titel 5.2 van de wet zijn de bepalingen ten behoeve van luchtkwaliteit opgenomen.

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en op welke wijze overschrijdingen van de luchtkwaliteit dienen te worden aangepakt. Het programma
houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.
Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen
(grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft overeenkomstig artikel 5.12 van de Wm het NSL vastgesteld. Op 1 augustus 2009 is het NSL vervolgens in werking getreden. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de hiervoor geldende grenswaarden. De beoordelingscriteria of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In dit Besluit is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma, een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie
Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor het tracé van een (deel van een) ondergrondse hoogspanningsverbinding. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een substantiële toename van verkeer. De werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding genereren tijdelijk extra verkeer. In de gebruiksfase is de ondergrondse hoogspanningsverbinding onbemand en vinden enkel beperkt verkeersbewegingen plaats door toezicht en onderhoud. Een ondergrondse hoogspanningsverbinding stoot zelf geen stoffen uit die de luchtkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Er is dan ook geen onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op de luchtkwaliteit.

Conclusie
Het plan heeft geen blijvende verkeersaantrekkende werking. Daarnaast stoot een ondergrondse hoogspanningsverbinding geen vervuilende stoffen uit. De verwachting is daarmee dat het plan in niet betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.4 Magneetvelden

Relevant kader
In 2005 heeft het voormalige ministerie van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), thans ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, een advies over
hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het
hoogspanningsnet. Het advies is om zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0-15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla. Dit advies is niet van toepassing op ondergrondse hoogspanningsverbindingen.

Situatie
Omdat het advies niet van toepassing is op ondergrondse hoogspanningsverbindingen is geen onderzoek naar magneetvelden uitgevoerd. Uit vergelijkbare projecten is gebleken dat bij ondergrondse hoogspanningsverbindingen op een afstand van in ieder geval meer dan 15 meter (horizontaal of verticaal) geen sprake meer is van overschrijding van een waarde van 0,4 microTesla. Voor dit bestemmingsplan geldt dat zich binnen een zone van 15 meter vanaf weerszijden van de verbinding geen gevoelige functies (bijvoorbeeld wonen) zijn gelegen.

Conclusie
Magneetvelden vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.5 Niet gesprongen explosieven

Voor het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding is vooronderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen conventionele explosieven verricht (Bijlage 4).

Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties is vastgesteld dat het onderzoeksgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog getroffen is door oorlogshandelingen. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is het gebied gedeeltelijk verdacht verklaard op het aantreffen van CE in de bodem vanaf net onder het maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog tot op een diepte van 2 en 2,5 meter minus maaiveld. De minimale diepteligging van de mogelijk aan te treffen CE is net onder het maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Indien de bodem geroerd is, dan kan worden aangenomen dat er in de bodem vanaf het maaiveld tot de diepte waar de bodemroerende activiteiten hebben plaatsgevonden zich geen CE meer bevinden. In de onverdachte gebieden kan de ondergrondse hoogspanningsverbinding zonder vervolgstappen worden gerealiseerd.

Er zijn verdachte gebieden in agrarische grond gedetecteerd en bij het spoor. Het plangebied in de gemeente Woensdrecht bevindt zich nabij de verdachte gebieden bij het spoor.

De noodzakelijke vervolgstappen dienen te worden ondernomen om de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding in deze gebieden mogelijk te maken. Voor de verdachte gebieden bij het spoor geldt dat middels een gestuurde boring onder het verdachte gebied door kan worden geboord voor het aanleggen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

5.6 Kabels en leidingen

Het tracé van de nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding kruist een leidingstrook met daarin een gasleiding en afvalwaterpijpleiding. Bij de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding wordt rekening gehouden met de belangen van de aanwezige kabels en leidingen in het plangebied. Hierover is reeds contact geweest met de beheerders van de betreffende kabels en leidingen. Nadere afstemming met de beheerders van de betreffende kabels en leidingen volgt voordat de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding plaats vindt.

5.7 Milieueffectrapportage

Relevant kader

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om bij besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu het milieubelang een volwaardige plaats te geven. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage kan worden bepaald welke m.e.r.-procedure van toepassing is.

Voor het bestemmingsplan is op grond van het Besluit milieueffectrapportage een vormvrije m.e.r. aanmeldingsnotitie noodzakelijk.

Aanmeldnotitie

Onderhavig plan omvat de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding en de uitbreiding van een hoogspanningsstation. Hierdoor is het een project (kolom 4) in de zin van het Besluit milieueffectrapportage. De ontwikkeling valt onder activiteit D24.2 uit het Besluit milieueffectrapportage: "de aanleg, wijziging, of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding".

De drempelwaarden bij deze activiteit zijn:

1. een spanning van 150 kV of meer; en
2. een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied als bedoeld onder a, b of d van punt 1 van onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Er is sprake van het aanleggen van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van 150 kV. De aanleg vindt niet voor minstens 5 kilometer plaats in een gevoelig gebied. Hiermee worden de drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage niet gehaald en kan worden volstaan met het doorlopen van vormvrije m.e.r. procedure. Voor dit bestemmingsplan is aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r. opgesteld. Deze aanmeldingsnotitie is bijgevoegd in 6.

Conclusie

Gezien de omvang van de activiteiten in relatie tot de drempelwaarden en de verwachte effecten, zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Nadere analyse in een m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.

5.8 Conclusie

In de voorgaande hoofdstukken (4 en 5) is op basis van de beschikbare onderzoeken aangetoond dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is, zonder dat er onaanvaardbare negatieve effecten op het milieu en de leefomgeving verwacht worden. De aspecten archeologie, bodem, ecologie, luchtkwaliteit, magneetvelden, externe veiligheid, niet gesprongen explosieven en water vormen geen belemmeringen voor het voorziene project. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Er is hiermee sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Bestemmingsregeling

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).

Dit bestemmingsplan maakt het juridisch-planologisch mogelijk om een (deel van een) ondergrondse 150kV hoogspanningsverbinding te realiseren en in stand te houden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen en aanduidingen uit de vigerende bestemmingsplannen en herzieningen daarvan blijven onverkort van toepassing.

6.2 Verbeelding

Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).

6.3 Regels

De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012 De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels, met daarin begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels, met daarin algemene regels en bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, met daarin het overgangsrecht en de slotregel.
6.3.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden gemeten.

6.3.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:

  • Bestemmingsomschrijving
    In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
  • Bouwregels
    Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.

De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.

Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming in artikel 3 is enerzijds nodig om de ondergrondse hoogspanningsverbinding aan te kunnen leggen en anderzijds om deze, na aanleg, te beschermen. Om dit laatste doel te bewerkstelligen zijn bouw- en aanlegregels opgenomen.

6.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel in artikel 4 is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.

Overige regels
In artikel 5.1 is de verhouding met onderliggende bestemmings- en inpassingsplannen geregeld.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In artikel 6 zijn de overgangsregels opgenomen. De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en die afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.

Slotregel
In artikel 7 is de slotregel opgenomen. Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).

Hoofdstuk 7 Uitvoeringsaspecten

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:

  • 1. het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • 2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
  • 3. het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.


Onderhavig bestemmingsplan maakt de aanleg en instandhouding van een ondergrondse kabelverbinding mogelijk. De kosten van de aanleg en instandhouding en het risico komen voor rekening van de initiatiefnemer (TenneT). Gelet op het voorgaande is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Er bestaat hierdoor geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.

Door wijzigingen van de planologische bestemming en de bijbehorende regels, kan er voor belanghebbenden schade als gevolg van waardedaling ontstaan. Deze schade wordt planschade genoemd. De grondslag voor de tegemoetkoming in planschade wordt gevormd door afdeling 6.1 van de Wro. Tegemoetkoming is aan de orde indien schade ontstaat in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak door een wijziging van het planologisch regime, die leidt tot een planologisch nadeel voor een belanghebbende. Overigens leidt niet ieder planologisch nadeel tot (voor vergoeding in aanmerking komende) schade. Een tegemoetkoming wordt toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de orde bij de vestiging van zakelijke rechten en de verwerving van objecten. In deze gevallen is sprake van een volledige schadeloosstelling, inclusief een tegemoetkoming in planschade. De planschade is op die manier anderszins verzekerd.

De gemeente Woensdrecht sluit een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer over de eventuele kosten als gevolg van verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Deze overeenkomst wordt gesloten voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. TenneT verzorgt voor eigen rekening de aanleg van de verbinding. Er zijn geen kosten voorzien voor de gemeente. Het sluiten van een exploitatieovereenkomst is niet nodig. Ook kan afgezien worden van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Het bestemmingsplan wordt hiermee geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

7.2 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.

Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.

Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd wordt onder andere de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Hoofdstuk 8 Resultaten inspraak en overleg

8.1 Inleiding

Het bestemmingsplan '150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom' heeft tot doel om de aanleg en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk te maken en bevat hiervoor het planologisch kader. De tracékeuze is tot stand gekomen in intensief overleg met belanghebbenden en omwonenden. Zie hierover paragraaf 2.2.1.

8.2 Resultaten vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept-ontwerpbestemmingsplan op 9 juli 2020 door de gemeente toegezonden aan diverse instanties: provincie, waterschap, Rijkswaterstaat en ministeries.

Rijkswaterstaat heeft laten weten geen inhoudelijke reactie in te dienen. De provincie heeft groen licht gegeven voor het deel van de hoogspanningsverbinding binnen de gemeente Woensdrecht. Er zijn geen reacties ontvangen die invloed hebben gehad op de verdere totstandkoming van het bestemmingsplan voor het Woensdrechtse deel van de hoogspanningsverbinding.

8.3 Zienswijzenprocedure

Het college van de gemeente Woensdrecht heeft besloten dat voor dit bestemmingsplan geen voorontwerp ter inzage gelegd hoefde te worden. De bestemmingsplanprocedure voorziet in inspraak door de mogelijkheid voor een ieder om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad.

Daartoe heeft het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken digitaal en op het gemeentehuis ter inzage gelegen, vanaf 29 oktober 2020. Gedurende deze termijn was het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen. Er zijn twee zienswijze ingediend. In Bijlage 8 is de nota zienswijzen opgenomen. In deze nota is per zienswijze een samenvatting opgenomen, met daarbij een reactie. Per inhoudelijk punt uit de zienswijzen is aangegeven of er aanleiding was tot een bijstelling van het bestemmingsplan.

8.4 Vervolgprocedure

Na beoordeling van de ingediende zienswijzen zal door het college van burgemeester en wethouders bekeken worden of het plan bijgesteld moet worden. De ingediende zienswijzen hebben enkel geleid tot enkel kleine aanpassingen aan de toelichting van het bestemmingsplan, zoals ook blijkt uit de nota zienswijzen in Bijlage 8.

Er zijn naar aanleiding van de zienswijze van Petrochemical Pipeline Services B.V enkele wijzigingen doorgevoerd in paragraaf 5.6 van de toelichting:

  • Er was opgenomen dat er sprake was van een waterleiding. Dit is naar aanleiding van de zienswijze gewijzigd in een afvalwaterpijpleiding;
  • Er is nu aanvullend opgenomen dat nog nadere afstemming met de beheerders van de betreffende kabels en leidingen volgt voordat de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding plaats vindt.


Naar aanleiding van de zienswijze van Kaan Consultancy, namens Zeeland Refinery N.V./Total opslag en Pijpleiding Nederland N.V., zijn geen wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan.
Na het verwerken van de zienswijzen is het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling van het plan ligt het bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroep en/of een verzoek om voorlopige voorziening aan de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State indienen.