direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxOO-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud en versterken van de opengebieden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  • c. per bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • d. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens voor een glastuinbouwbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf', tevens voor een loonwerkbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', voor een neventak intensieve veehouderij met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2000 m²;
  • k. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  • l. de stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 50.1.1dient in acht te worden genomen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden. De regeling opgenomen in artikel 50.1.4 dient in acht te worden genomen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 50.1.5 dient in acht te worden genomen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – weg', de geluidzone van het wegverkeer;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – windturbinepark', de geluidzone van het windturbinepark;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 50.1.6dient in acht te worden genomen;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 50.1.7 dient in acht te worden genomen;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 50.1.9 dient in acht te worden genomen;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 50.1.8dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende:

  • w. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • x. voorzieningen van algemeen nut;
  • y. infrastructurele voorzieningen;
  • z. waterhuishoudkundige voorzieningen
  • aa. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.2.1 Buiten bouwvlak

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht buiten het bouwvlak, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
  • b. de maximale hoogte 4 meter bedraagt;
  • c. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 meter bedraagt.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen toegestaan met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 7,5 meter;
  • c. het aantal bouwlagen voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij, al dan niet als nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte' dient deze maximale oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij in acht te worden genomen;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. maximaal 5.000 m² aan kassen als teeltondersteunende voorziening zijn toegestaan met een maximale goothoogte van 4,5 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter, mits de teeltondersteunende voorziening ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf.

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' woningen bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale hoogte 5 meter;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlangde ervan mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

3.2.4 Sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen

Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen, in de vorm van een minicamping, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt maximaal 5 meter;
  • d. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

3.2.5 Bouwwerken ten behoeve van midicampings

Voor het bouwen ten behoeve van bestaande midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen bedraagt buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, dienen in de bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • e. sleufsilo's, mestsilo's en (folie)mestbassins, paardenbakken, containervelden, waterbassins en kadaverplaatsen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

3.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van de bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 10 meter en de maximale hoogte bedraagt 15 meter;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. voor de uitoefening van een geitenhouderij;
  • c. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
  • e. voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • f. als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • g. voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf met uitzondering van een agrarisch bedrijf als bedoeld in de bestemmingsbeschrijving en van verkoop van streekproducten;
  • h. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning;
  • i. seksinrichtingen;
  • j. het be- en/of verwerken van dierlijke mest;
  • k. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg.

3.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van een beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m2.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het geen agrarische bedrijven betreft met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch –hobbymatig;
  • c. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan moet worden opgesteld;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • f. door de toevoeging van de functie mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • g. parkeervoorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • h. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • i. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. een groepsaccommodatie tot maximaal 500 m2;
    • 2. minicampings aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. midicampings aansluitend aan het bouwvlak in combinatie met dagrecreatieve voorzieningen op de boerderij;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. sociaal maatschappelijke en educatieve functies;
    • 7. dagrecreatieve voorzieningen tot maximaal 500 m2;
    • 8. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m2;
    • 9. stacaravans zijn niet toegestaan behoudens de bestaande;
    • 10. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 500 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld.

3.6.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in woonunits onder de volgende voorwaarden:een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf:
    • 1. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 2. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 3. de hoogte van een woonunit niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 4. de woonunits geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 5. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 6. de woonunits telkens na tijdelijk gebruik worden verwijderd.
  • b. Huisvesting in stacaravans onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 5. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 6. de hoogte van een stacaravan niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 7. stacaravans geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 8. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 9. de stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik worden verwijderd.
        • a. Huisvesting in bedrijfsgebouw onder de volgende voorwaarden:
    • 10. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 11. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 12. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 13. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 6 m2 per persoon;
    • 14. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
    • 15. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting ontbreken;
    • 16. het agrarische bedrijf dient de hoofdfunctie te blijven. De tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers dient gekoppeld te zijn aan een nog in werking zijnd agrarisch bedrijf. Bij beëindiging van de agrarische functie is het tijdelijk huisvesten van tijdelijke werknemers niet meer toegestaan;
    • 17. de huisvesting dient vooraf te worden getoetst op de algemene ruimtelijke criteria, zoals (externe) veiligheid, hygiëne, lucht, bodem, riolering, water, verkeer, geluid, natuur en landschap en milieuzonering;
    • 18. er dient voorzien te worden in voldoende adequate parkeervoorzieningen op eigen terrein, waarbij dient te worden uitgegaan van 1 parkeerplaats per bed;
    • 19. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is, dan wel onvoldoende inspanningen geleverd zijn om in meer structurele vormen van huisvesting te voorzien.

3.6.3 Be- en verwerken van agrarische producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het be- en verwerken van agrarische producten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het be- en verwerken van het eigen agrarisch gewas/product betreft;
  • b. geen aanvoer van derden plaatsvindt;
  • c. het geen mestverwerking betreft;
  • d. de maximale oppervlakte 2.000 m2 bedraagt;
  • e. de milieucategorie maximaal categorie 1 of 2 betreft conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.

3.7 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 46 en 50 dienen in acht te worden genomen.

3.8 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

3.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 3.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast.

3.9 Wijzigingsbevoegdheden
3.9.1 Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 hectare ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan minimaal 1 hectare gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • e. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • f. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een grondgebonden bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.3 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf te veranderen of te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling van het bestaande bedrijf moet aanwezig zijn, ook op langere termijn;
  • b. de totale uitbreiding van het bestaande bouwvlak mag niet meer dan 2,5 ha.
  • c. vooraf dient advies van de AAB te worden ingewonnnen;
  • d. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt, waarbij 10% van het bouwvlak landschappelijk ingepast dient te worden;
  • e. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. aangetoond dient te worden dat er geen nadelige effecten plaatsvinden op het nabijgelegen Natura 2000-gebied;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.4 Vormverandering ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij, te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • f. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.5 Vormverandering ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • e. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.6 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 3 hectare netto glas;
  • c. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt, waarbij 10% van het bouwvlak landschappelijk ingepast dient te worden;
  • d. de uitbreiding milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.7 Vergroting bouwvlak ten behoeve van dierwelzijn bij een intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak te vergroten ten behoeve van dierwelzijn bij een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. waarbij dient te worden aangetoond dat:
  • 1. de noodzaak tot uitbreiding rechtstreeks te herleiden is tot het motief van dierenwelzijn;
  • 2. het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot;
  • 3. huisvesting van de dieren elders binnen gebouwen of uitbreiding van gebouwen binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. de bebouwing dient in één bouwlaag uitgevoerd te worden;
  • c. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt van ten minste 10% binnen het bouwvlak;
  • d. de uitbreiding milieuhygienisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.8 Omschakeling en vergroting van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar Agrarisch – Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Bij gebleken noodzaak kan de voormalige agrarische bedrijfslocatie worden uitgebreid tot een maximum van 1,5 hectare;
  • b. paardenbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. maximaal 1 rijhal met een oppervlakte heeft van ten hoogste 1000 m2;
  • d. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  • e. de omschakeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

3.9.9 Verplaatsing van of omschakeling naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de verplaatsing van of omschakeling naar een grondgebonden agrarische bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de noodzaak van de omschakeling of verplaatsing middels een ondernemingsplan is aangetoond;
  • c. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
  • e. de inpassing van de bebouwing en het erf in het landschap plaatsvindt aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inpassing in het omringende landschap;
    • 2. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en – kwaliteit ter plaatse.
  • f. advies bij de AAB wordt ingewonnen;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. een geschikte agrarische hergebruikslocatie dient aantoonbaar niet voorhanden te zijn;
  • i. de bestaande agrarische functie, op de bestaande locatie waar vanuit wordt verplaatst, dient opgeheven te worden, dit dient planologisch verzekerd te zijn.

3.9.10 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van maximaal één bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m2, met dien verstande dat statische buitenopslag niet is toegestaan, of;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar is tot een maximale oppervlakte van 400 m2, of;
    • 3. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1250 m², of;
    • 4. agrarische verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de nieuwe functies slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben en dienen aan te sluiten bij het landelijke karakter;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.9.11 Wijzigen van bestemming Agrarisch naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m2;
    • 2. Minicamping;
    • 3. Midicamping i.c.m. dagrecreatieve voorziening;
    • 4. Bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. Toeristische appartementen;
    • 6. Dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m2;
    • 7. Ondersteunende horeca met een maximale oppervlakte van 100 m2;
    • 8. Combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld.
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • f. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • i. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • j. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • l. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - weg';
  • m. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - windturbinepark';
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - industrie';
  • o. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.9.12 Oprichten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn de aanduiding van de bestemming te wijzigen voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling moet aanwezig zijn, d.w.z. dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • b. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • c. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - weg';
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - windturbinepark';
  • e. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - industrie';
  • f. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • g. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB;
  • h. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt.

3.9.13 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - weg';
  • g. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - spoor';
  • h. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - windturbinepark';
  • i. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - industrie';
  • j. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • l. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt.
  • m. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • n. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • o. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

3.9.14 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen.
  • b. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.