direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoefsven (incl. duurzaamheid)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bvWWHoefsvendrzh-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening Hoefsven (incl. duurzaamheid) met identificatienummer NL.IMRO.0867.bvWWHoefsvendrzh-va01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.4 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)
  • het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
  • uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid;

in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.5 bedrijfswoning

een bij een bedrijf behorende woning waarbij de woonfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.6 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.7 bestaand:

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening legaal aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, waaronder in ieder geval onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.17 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vorm van dagrecreatie, inclusief de bijbehorende voorzieningen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is, waaronder in ieder geval wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdverblijf

plaats die fungeert als vaste woon- of verblijfsplaats en/of centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;

1.20 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijgebouwen met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.21 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in soorten horeca wordt gehanteerd:

  • a. lichte horeca:
    • 1. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca waaronder in ieder geval: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice;
    • 2. Overige lichte horeca waaronder in ieder geval hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere Chinees restaurant, pizza- en fastfoodrestaurants).
  • b. middelzware horeca:
    Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken waaronder in ieder geval: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
  • c. zware horeca:
    Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen waaronder in ieder geval: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.22 kamerverhuur

woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.23 paardensport

een paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en het geven van instructie aan derden, het houden van wedstrijden, al dan niet met een ondersteunende horecavoorziening;

1.24 permanente bewoning

bewoning van een kampeermiddel of recreatiewoning als hoofdverblijf;

1.25 recreatiewoning

een gebouw dat wordt gebruikt voor verblijfsrecreatieve doeleinden door personen of groepen van personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.26 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 peil
  • a. voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.28 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 teeltondersteunende voorzieningen

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

De volgende indeling in soorten teeltondersteunende voorzieningen wordt gehanteerd:

hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  • a. hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen hoger dan 1,5 meter en het gehele jaar door nodig. Hieronder vallen in ieder geval: ondersteunende kassen, stellingen;

hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

  • b. hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen hoger dan 1,5 meter en zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden. Hieronder vallen in ieder geval wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten;

lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen:

  • c. teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte en het gehele jaar door nodig. Waaronder in ieder geval containerteelt;

lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

  • d. teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte en zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden. Waaronder in ieder geval folies en lage tunnels;

overige teeltondersteunende voorzieningen:

  • e. hieronder worden verstaan vraatnetten en boomteelthekken.
1.30 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een (geprojecteerd) gebouw en het verlengde daarvan;

1.31 voorgevelrooilijn hoofdwoongebouw

de denkbeeldige lijn die langs de kanten van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt getrokken van de naar de openbare weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding tot aan de bestemmingsgrenzen;

1.32 wonen

huisvesting in een woning. Onder de functie 'wonen' worden ook woondoeleinden en andere schrijfvormen van de functie 'wonen' verstaan;

1.33 woning

een (gedeelte van een) gebouw dan dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte/diepte/oppervlak van een bouwwerk:
  • a. behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 m boven peil;
  • b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil;
  • c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;
  • d. de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld met de totale oppervlakte van bouwwerken;
2.2 bruto-vloeroppervlak van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de bouwhoogte van een maximale contour:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, waaronder in ieder geval schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de goothoogte van een maximale contour:

vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

2.9 diepte van het bouwvlak:

loodrecht vanaf de lijn waarin de voorgevel van het hoofdwoongebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

2.10 maximale contour:

omtrek die (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in deze beheersverordening te bepalen regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen;

2.11 verticale diepte:

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.12 uitzonderingen:

Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen gelden de volgende uitzonderingen:

  • a. ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en bij bedrijfsgebouwen behorende reclame-uitingen worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. bij de toepassing van lid 2.3 en 2.4 worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, koelinstallaties, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen uitgezonderd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • c. infrastructurele voorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • b. op of in deze gronden is het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen en bestaande bouwwerken;
  • c. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden voor open opslag;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Hieronder vallen in ieder geval de volgende voorzieningen: voedersilo/-platen, buitenrijbak voor paarden, mestopslag, hooiopslag, stapmolen, longeercirkel, waterbassin;
  • c. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 4 Dagrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dagrecreatieterrein met bijbehorende dagrecreatieve voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • b. op of in deze gronden is het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden voor open opslag;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. geluidwerende voorzieningen
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voet- en rijwielpaden;
  • f. ondergeschikte parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. per bestemmingsvlak mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 10 m²;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.2.3 Bestaande bouwwerken

Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 5.2.1 tot en met lid 5.2.2 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • b. gronden voor open opslag.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lichte horecabedrijven;
  • b. een inpandige bedrijfswoning op de verdieping;

met daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bebouwingspercentage van gebouwen bedraagt maximaal 12 %;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte bedraagt 4,5 m., respectievelijk 8,5 m.;
  • c. een inpandige bedrijfswoning is uitsluitend op de verdieping van het gebouw toegestaan;
  • d. de oppervlakte van de inpandige bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m²;
  • e. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10 m.;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan voor horeca zoals bedoeld in artikel 6.1, lid a;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Paardensport

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Paardensport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verenigingsaccommodatie;
  • b. ondergeschikte horeca als onderdeel van de maximaal toegestane oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 en deze inpandig wordt gerealiseerd;
  • c. voorzieningen behorende bij een paardensport, zoals een stapmolen, longeercirkel, één of meer binnenrijbanen en één of meer paardenbakken;

met daarbij behorende:

  • d. erven en verhardingen;
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
  • f. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bebouwingspercentage van gebouwen bedraagt maximaal 14 %;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte bedraagt 4,5 m, respectievelijk 8,5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan voor horeca zoals bedoeld in artikel 5.1 lid b;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dagrecreatieterrein met bijbehorende dagrecreatieve voorzieningen,
  • b. verblijfsrecreatieve doeleinden in recreatiewoningen,

met daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bebouwingspercentage van gebouwen bedraagt maximaal 8 %;
  • b. de maximale oppervlakte per recreatiewoning bedraagt 70 m²;
  • c. de maximale goothoogte en bouwhoogte van recreatiewoningen bedraagt 3,4 m, respectievelijk 7,5 m;
  • d. de maximale hoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 m;
  • e. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. gronden voor open opslag;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • g. tuinen;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • b. gronden voor open opslag.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van 30 m2 van het brutovloeroppervlak van het hoofdgebouw;
  • b. één woning, ter plaatse van het bouwvlak;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen de maximale contour worden gebouwd;
  • c. de maximale contour wordt bepaald door de leden d tot en met f;
  • d. ter plaatse van het bouwvlak bedraagt de goothoogte van de maximale contour 6 m;
  • e. vanaf de goothoogte zoals in lid d bepaald, wordt het dakvlak van de maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot maximaal 10 m bouwhoogte;
  • f. indien een hoofdgebouw aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt wordt, of voor een hoofdgebouw een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid d en e ook dat de richting van de maximale contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het hoofdgebouw dat in de voorgevelrooilijn is gelegen;
  • g. ten minste 75% van de breedte van het hoofdgebouw dient in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van het bouwvlak mag de maximale contour worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en de bestaande dakvorm van het aangebouwde hoofdgebouw niet verandert.
10.2.2 Bijgebouwen achter voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:

  • a. de totale diepte van het hoofdgebouw met de daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • b. in het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van 25 m² onoverdekt en onbebouwd aanwezig te blijven. Deze oppervlakte mag al dan niet binnen het bouwvlak zijn gelegen;
  • c. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40 m;
  • d. binnen het bouwvlak mogen bijgebouwen worden gebouwd mits de maximale contour, zoals bedoeld in lid c en verder van artikel 10.2.1, niet wordt overschreden;
  • e. op het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen maximaal 50% bedragen. Deze bepaling geldt niet voor het bouwen voor de voorgevelrooilijn;
  • f. in aanvulling op het bepaalde in de leden a tot en met e mogen buiten het bouwvlak bijgebouwen worden gebouwd indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. buiten het bouwvlak mag de totale oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel maximaal 70 m² bedragen.
    • 2. de afstand tot de voorgevel is minimaal 3 m met dien verstande dat een overkapping met een open constructie tot in de voorgevellijn mag worden gebouwd;
    • 3. op hetzelfde bouwperceel bedraagt de afstand minimaal 1 m tussen:
      • hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
      • aangebouwd bijgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
      • vrijstaande bijgebouwen onderling.
    • 4. buiten het bouwvlak bij vrijstaande woningen mogen slechts aan één (verlengde van een) zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen aanwezig zijn;
    • 5. de goothoogte bedraagt maximaal 3,1 m of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 6. de nokhoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 7. in afwijking van het bepaalde in sub 5 mag de goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn maximaal 3,1 m zijn en dient voorzien te zijn van een plat dak;
    • 8. de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van het hoofdgebouw.
10.2.3 Bijgebouwen vóór voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van bijgebouwen vóór de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend aangebouwde bijgebouwen worden gebouwd binnen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • b. de diepte mag maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 0,25 m hoger zijn dan de eerste bouwlaag van de woning, met een maximale bouwhoogte van 4 m;
  • d. de totale breedte mag maximaal 3/5 deel bedragen van het gedeelte van de voorgevel dat in de voorgevelrooilijn valt, met een maximale breedte van 6 m;
  • e. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 6 m² bedragen.
10.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de voorgevelrooilijnen mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorgevelrooilijnen mag de hoogte maximaal 1 m bedragen met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
10.2.5 Bestaande bouwwerken

Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 10.2.1 tot en met lid 10.2.4 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het brutovloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • c. aangebouwde bijgebouwen voor wonen, indien dit meer bedraagt dan 70 m2. Overige aangebouwde bijgebouwen dienen functioneel ondergeschikt te zijn aan de woning;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • e. gronden voor open opslag.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3 sub a ten behoeve van:

  • beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² brutovloeroppervlak in het hoofdgebouw;
  • beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en);
  • bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie;

mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in Bijlage 1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen) behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen), naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen), mits:
      • het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
      • het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI).
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. op het bij de woning behorende bouwperceel tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
  • f. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • g. per bouwperceel maximaal 50 m² van het brutovloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik wordt genomen.

Artikel 11 Zwembad

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een binnenzwembad,
  • b. met hierbij behorende ondergeschikte en niet-zelfstandige horeca,

met daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
  • h. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bebouwingspercentage van gebouwen bedraagt maximaal 20 %;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte bedraagt 4,5 m., respectievelijk 8,5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 6 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan voor horeca zoals bedoeld in artikel 11.1, lid b;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
  • d. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening.
12.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beheersverordening te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening.
13.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beheersverordening te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan op plaatsen waar bovengronds een gebouw aanwezig is of op basis van deze beheersverordening is toegestaan, met uitzondering van recreatiewoningen;
  • a. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
15.2 Energieneutraal en klimaatadaptief bouwen of renoveren van een hoofdgebouw of een aangebouwde bijbehorende bouwwerk

Voor het aanbrengen van voorzieningen gericht op energieneutraal en klimaatadaptatief bouwen of renoveren van een hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk mogen de volgende bouwvoorschriften tot het vermelde maximum worden overschreden ten behoeve van schilisolatie, een groen dak, groene gevel of waterberging

  • a. 50 cm van de diepte en de breedte van een bouwwerk;
  • b. 75 cm voor bouwhoogtes ter plaatse van de daknok;
  • c. overschrijden van de voorgevelrooilijn met 50 cm;
  • d. overschrijden van het bouwperceel met 50 cm;
  • e. overschrijden van het bestemmingsvlak met 50 cm;
  • f. 50 cm voor bouwdiepte ondergronds bouwen vóór de voorgevelrooilijn.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Parkeerregels
16.1.1 Parkeren, laden en lossen
  • a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    • 1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota, zoals opgenomen in Bijlage 2;
    • 2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota, zoals opgenomen in Bijlage 2;
    • 3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
16.1.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 16.1.1 onder a sub 1 en 2;
  • b. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
16.1.3 Afwijken van de parkeerregels

Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1 onder a ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.
16.2 Kamerbewoning
16.2.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruiken van woningen, bedrijfswoningen en woongebouwen ten behoeve van:
    • 1. het wijzigen van één woning, bedrijfswoning of wooneenheid naar twee of meerdere woningen, bedrijfswoningen of wooneenheden;
    • 2. kamerverhuur.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien het bestaande aantal woningen, bedrijfswoningen of wooneenheden en/of kamerverhuur op een legale wijze tot stand is gekomen.
16.2.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1.2 sub a ten behoeve van het toestaan van kamerverhuur, mits voldaan wordt aan de beleidsregels “Huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk – 3e wijziging”, dan wel diens rechtsopvolger.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening Hoefsven (incl. duurzaamheid).

Vastgesteld in zijn openbare vergadering van

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. A. M. P. Kleijngeld