direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Haven 8 West
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De uitgifte van bedrijfsgrond op Haven Zeven loopt voorspoedig. In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling en verdeling van nieuwe bedrijventerreinen. Gelet op de positie van Waalwijk binnen de regio (Midpoint) als Logistic City samen met Tilburg en de aanwezigheid van de haven, ligt de nadruk voor Waalwijk daarbij op versterking van de multimodaliteit en logistiek. Dergelijke bedrijvigheid vraagt om grote kavels, die op Haven Zeven niet meer voorhanden zijn. Daarnaast is de uitgifte van nieuw bedrijventerrein nodig om gestalte te geven aan de in de 'Structuurvisie Waalwijk 2025' verwoorde ambities ten aanzien van de transformatie van andere bedrijventerreinen, het verder uitvoeren van de doelstellingen van de revitalisering en het geluidsbeleid en de verbetering van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Haven en de kern van Waalwijk.

In de bovengenoemde Structuurvisie Waalwijk 2025 is verwoord dat Waalwijk een toekomstbestendig regionaal werkgelegenheidscentrum wil zijn en een lokaal krachtige economische functie wil vervullen. Waalwijk heeft een expliciet herkenbare positie in de regio op het gebied van werkgelegenheid en economische groei en wil deze positie behouden en vergroten. De realisatie van nieuwe terreinen is noodzakelijk om aan de vraag van groeiende bestaande bedrijven, verplaatsing van bestaande bedrijven en vestiging van nieuwe bedrijven (van zowel binnen als buiten de gemeente) te voldoen.

Waalwijk wil ruimte bieden aan de groei van nieuwe markten/ondernemingen, om daarmee in te spelen op de trends en ontwikkelingen op de bedrijfsruimtemarkt. Met name de belangstelling van zeer grote bovenregionale logistieke bedrijvigheid (oppervlakte/bouwperceel van 5 ha of meer ) is voor Waalwijk aantrekkelijk. Voorliggend bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische kader voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 met maximaal 25 hectare (netto-uitgeefbaar) ten behoeve van zeer grootschalige logistiek. Daarnaast wordt ruimte geboden voor de vestiging van maximaal 3,4 ha aan midden- en kleinbedrijf. Dit betreft geen nieuwe uitbreiding, maar een deel van het plangebied bestemmingsplan Afbouw Haven I t/m VI dat in dit bestemmingsplan is meegenomen.

In het bestemmingsplan Haven 8, fase 1, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 2017, zijn de agrarische gronden reeds omgezet naar een bedrijventerrein. Dit plangebied wordt eveneens meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Gansoyensesteeg aan de oostzijde van het plangebied. Deze krijgt aan de zuidzijde van het plangebied een nieuwe aansluiting op de Kloosterheulweg. Doordat de weg aan de noordzijde van het plangebied ook wordt doorgetrokken naar het bestaande Bedrijventerrein Haven, functioneert de weg tevens als nieuwe ontsluiting van het bestaande Bedrijventerrein Haven.

Tot slot wordt de strook in de noordwesthoek van het plangebied omgezet naar een recreatieve bestemming ten behoeve van de bestaande gilde en handboogvereniging om oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein te voorkomen.

Aan de noordzijde van het plangebied wordt een perceel bestemd voor realisatie van vloeivelden, welke moeten verplaatsen ten gevolge van planvorming in het kader van een nieuw aan te leggen insteekhaven.

Binnen het geldende bestemmingsplan zijn voogenoemde ontwikkelingen niet toegestaan. Om de ontwikkelingen mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan geeft een regeling om de ontwikkeling juridisch en planologisch mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied heeft betrekking op het gebied, zoals opgenomen in onderstaande afbeelding. Het plangebied wordt aan de noordelijke zijde begrensd door het terrein van de rioolwaterzuivering en aan de westzijde door de Afbouw Haven. Aan de zuidelijke en oostelijke zijde van het plangebied liggen agrarische gronden. Ten zuiden van het plangebied ligt de rijkweg A59.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0001.jpg"

Uitsnede plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De hierna volgende bestemmingsplannen vallen gedeeltelijk in het plangebied Haven 8 West.

  • Bestemmingsplan Haven 1991, vastgesteld 30 januari 1992
  • Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 09-12-2010, in werking getreden 13 mei 2011, onherroepelijk d.d. 3 mei 2012.
  • Facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven, vastgesteld 20-06-20130.
  • Bestemmingsplan Haven 8, fase 1, vastgesteld 1 juli 2017.
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven, vastgesteld 20 juli 2013.

1.4 Proces en leeswijzer

Het bestemmingsplan Haven 8 West wordt opgesteld, zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij zijn de procedurele aspecten in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling en regels en wordt vergezeld van voorliggende toelichting. De bestemmingen van de gronden zijn opgenomen in de geometrische plaatsbepaling. De plankaart geeft een verbeelding van deze geometrische plaatsbepaling. Door middel van kleuren, arceringen en coderingen zijn daarbij de bestemmingen aangegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan wordt ingegaan op de achtergronden van het plan. Er wordt een beschrijving van het plan gegeven en er wordt ingegaan op het verrichtte onderzoek.

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige en toekomstige situatie. Er wordt eerst aandacht geschonken aan de ruimtelijke en functionele structuur, waarna vervolgens de toekomstige situatie wordt beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid van de hogere overheden en gemeente, inclusief de beleidsuitgangspunten die voortvloeien uit het gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de diverse omgevingsaspecten, zoals natuur, geluid, externe veiligheid, e.d. In Hoofdstuk 5 wordt een juridische toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan. Tevens is verslag gedaan van inspraak en overleg en de zienswijzeprocedure in Hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk is ook de economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is een agrarisch gebied dat wordt gekenmerkt door het noord-zuid gerichte slagenlandschap. De omgeving van het plangebied bestaat aan de westzijde uit weidegronden en aan de noordzijde uit het havengebied en een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ten zuiden van het plangebied ligt de A59 welke het industrieterrein en de kern Waalwijk van elkaar scheidt.

2.2 Functionele structuur

Het plangebied is grotendeels in agrarisch in gebruik, waarbij de gronden zowel voor grasland als voor de akkerbouw gebruikt worden. De westelijke gronden in het plangebied zijn reeds als bedrijventerrein bestemd. Aan de Industrieweg 94 is een gilde en handboogvereniging gevestigd. Door het plangebied loopt een gasleiding en een hoogspanningsverbinding.

Direct ten noorden van de A59 is vanaf de jaren 60 op de kleigrond, tussen de Bergse Maas en de Langstraat, het bedrijventerrein Haven ontstaan, door de nabijheid van insteekhavens vanaf de Bergse Maas en de ligging aan de A59. Het Haventerrein is goed ontsloten door de directe ligging aan de A59 en in de directe nabijheid van de N261. Mede door deze goede ligging en ontsluiting is dit bedrijventerrein uitgegroeid tot een werkgebied met een regionale functie. Functies die mogelijk worden gemaakt variëren van lichte tot zwaardere bedrijvigheid, met een nadruk op logistiek. Functiemenging met lichte bedrijvigheid en kwetsbare functies zoals woningen op deze terreinen, is dan ook geen gewenste ontwikkeling en zal worden geweerd. Verschillende functies zouden elkaar op de Haventerreinen juist belemmeren in plaats van versterken. Menging van logistieke en niet-logistieke bedrijvigheid is goed mogelijk, mits het bedrijven betreft in de milieucategorieën waarvoor het terrein bedoeld is. De Haventerreinen bieden namelijk, als enige locatie binnen de gemeente, de mogelijkheid tot vestiging van bedrijven in maximaal milieucategorie 5. Voorliggend bestemmingsplan is een uitbreiding van het bedrijventerrein zoals opgenomen in het bestemmingsplan Haven 8, fase 1.

2.3 Toekomstige situatie

In het plangebied wordt de ontwikkeling van een bedrijventerrein voorzien dat aansluit op het bestaande bedrijventerrein Haven. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het terrein is bedoeld voor zeer grootschalige logistiek. De bedrijfsgronden in het plangebied met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - milieucategorie 3 tot en met 5' zijn mede bestemd voor 3,4 ha. bedrijven uit milieucategorieën 3 tot en met 5, in aansluiting op het bedrijventerrein Haven. Dit betreft een opgave voor bedrijven die oorspronkelijk was voorzien in Afbouwhaven, maar daar geen plek heeft gevonden, vanwege logistieke bedrijvigheid.
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn nog niet toegestaan. Indien gewenst kunnen deze op een later moment worden toegestaan wanneer hiervoor voldoende geluidsruimte beschikbaar is en het plangebied is aangewezen als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Deze wijziging wordt mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan, zie Artikel 14;
  • de gronden van het plangebied worden aan de oostzijde begrensd door de Gansoyensesteeg. Voor een optimale ontsluiting van het plangebied worden de gronden aan de noord- en zuidzijde van het plangebied in het plan opgenomen door het toekennen van de bestemming 'Verkeer';
  • De gilde en handboogvereniging zijn gevestigd op een deel van het bedrijventerrein Haven. Deze gronden worden omgezet naar een bestemming 'Recreatie';
  • Voor de bouw- en gebruiksregels is aangesloten bij de regeling voor het nieuwe bestemmingsplan Haven 8, fase 1, waarbij de nadruk ligt op logistieke bedrijvigheid.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten van hogere overheden, de regio en de gemeente. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor dit bedrijventerrein. Tevens bevat dit hoofdstuk een beschrijving van de relevante gemeentelijke ruimtelijke beleidsdocumenten en de gemeentelijke beleidskeuzes ten aanzien van het bedrijventerrein. Het sectorale beleid is beschreven in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Een van de nationale belangen die in de SVIR zijn opgenomen betreft: zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Vraaggericht programmeren en realiseren van ver-stedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Duurzaamheidsladder (artikel 3.1.6 lid 2 Bro)

Ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen (juli 2017): De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het gaat hier met name om 'een goede ruimtelijke ordening' (zie ook 201608869/1/R3, 28 juni 2017). De elementen "actuele" en "regionale behoefte" zijn komen te vervallen sinds 1 juli 2017.

Voorliggend bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8. Bij de toetsing aan de duurzaamheidsladder wordt allereerst de behoefte aan de ontwikkeling beschreven.

BEHOEFTE:

In april 2015 is door de Stec Groep een kwalitatief verdiepingsonderzoek bedrijventerreinen Noord-Brabant uitgevoerd naar vraag en aanbod in de regio's. Volgens deze prognoses is de vraag naar grootschalige logistiek (5 ha en groter) in de regio Hart van Brabant voor de planperiode 2017-2026: 73,5 ha. Tot 2030 komen hier 19 hectare bij en tot 2040 komt hier 23 hectare bij. De harde voorraad (bouwrijp/ niet bouwrijp aanbod) kan hiermee niet voorzien in de prognosticeerde vraag. Daarnaast is er op dit moment sprake van veel concrete marktvraag. De regio Hart van Brabant wil, als logistieke hotspot wel voorzien in de vraag naar grootschalige logistiek en haar terreinen vraaggericht aanbieden. Er zijn reeds vergevorderde gesprekken met concrete eindgebruikers in Waalwijk gevoerd. Op het terrein Haven 8 zijn meerdere vragende partijen. Het gaat om een actuele vraag van 25 hectare, zoals ook uit de volgende tabel blijkt. Om ook in de toekomst te kunnen voorzien is de voorgestelde oplossing om Haven 8 geschikt te houden voor zeer grootschalige logistiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0002.png"

Onderhavig bestemmingsplan maakt de genoemde 25 ha op basis van concrete vraag mogelijk.

In het RRO Hart van Brabant is vastgesteld dat er een omslag moet worden gemaakt van aanbodgericht naar vraaggericht ontwikkelen van bedrijventerreinen. Op 22 september 2016 zijn hiertoe de RRO-afspraken bedrijventerreinen HvB 2016-2025 vastgesteld, waarin is vastgesteld dat er een forse uitbreidingsvraag is van de logistieke sector, in het bijzonder de vraag naar (zeer) grootschalige kavels (>5ha). Voor de opvang van deze uitbreidingsvraag is onder meer bedrijventerrein Haven 8 aangewezen, dat in het programma bedrijventerreinen 2016-2025 als geprioriteerde locatie de codering oranje heeft gekregen. Dit betekent dat bedrijventerrein Haven 8 vraaggericht kan worden ontwikkeld op basis van een concrete marktvraag voor grootschalige logistiek.

In het RRO van 21 september 2017 is ingestemd de pilot vraaggericht ontwikkelen, waarbij de ontwikkeling van bedrijventerreinen is gekoppeld aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Het gaat om een bekende eindgebruiker of een intermediair met een bekende eindgebruiker (aantoonbaar);
  • 2. Die bereid is om een intentieovereenkomst of voorlopig-koopcontract te tekenen voor een locatie tegen de daar geldende marktprijzen;
  • 3. Aantoonbaar kan maken dat hij voor de aankoop van de grond en voor het te realiseren bedrijfsgebouw de benodigde financiering heeft of kan krijgen;
  • 4. Waarbij als enige ontbindende voorwaarde geldt het binnen vooraf afgesproken tijdpad beschikbaar komen van de locatie (op basis van proceduretijden zoals gebruikelijk voor de planningsfase van de locatie);
  • 5. En waarvoor bij aanvang duidelijk is dat redelijkerwijs niet op bestaande bedrijventerreinen of bouwrijpe gronden ruimte geschikt is;
  • 6. Bij de grondaankoop (of wijziging bestemmingsplan als de ruimte vragende partij in eigen beheer en op eigen risico ontwikkelt) borgen bedrijf en gemeente aan de voorkant dat na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning binnen een vooraf te bepalen periode (2 jaar is genoemd) de ontwikkeling is gerealiseerd. Indien dat niet gebeurd is, dan heeft de gemeente een recht van terugkoop of wordt de bedrijfsbestemming weer omgezet naar de oorspronkelijke bestemming, waarbij het recht op planschade komt te vervallen.


Het bestemmingsplan voorziet dan ook in een uitbreiding van bedrijventerrein Haven 8 met 25 ha. netto-uitgeefbaar terrein. Het bruto plangebied is echter groter, omdat het plan tevens voorziet in de aanleg van een noordelijke randweg ten behoeve van de ontsluiting van het gebied, waterretentie, een nutsvoorziening in de vorm van vloeivelden voor de waterzuivering, etc. Om tot een logische inrichting van het plangebied te kunnen komen, wordt bovendien een deel van het geldende bestemmingsplan Afbouw Haven I t/m VI alsmede het vastgestelde en onherroepelijke bestemmingsplan voor de uitbreiding van Bol.com (= BP Haven 8, fase 1) opgenomen.

BINNEN- OF BUITENSTEDELIJK

In het RRO is geconstateerd dat onvoldoende binnenstedelijke locaties voorhanden zijn om te kunnen voorzien in de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen. Dit geldt zeker voor Waalwijk en zeker voor de schaal en omvang van grootschalige logistieke bedrijven. Bovendien zijn binnen de gemeente slechts nog een beperkt aantal hectares harde plancapaciteit (3 ha) beschikbaar. Het betreft vrijwel uitsluitend kleinere kavels, ongeschikt voor grotere en/of zwaardere bedrijven, waaronder logistiek.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie RO 2010 - pariële herziening 2014

De Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014 is met ingang van 19 maart 2014 in werking getreden. De provincie Noord-Brabant heeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 vastgelegd in de structuurvisie. Onderstaande afbeelding geeft binnen de rode cirkel globaal het plangebied op de Visiekaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0003.jpg"

Uitsnede Structurenkaart

Het plangebied is gelegen binnen het als landeljik gebied aangewezen accentgebied voor agrarisch ontwikkeling en aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking. De keuze voor de zoekgebieden verstedelijking is tot stand gekomen na een integrale afweging vanuit de gebiedskwaliteiten (hanteren lagenbenadering) samen met gemeenten en waterschappen. Dit proces heeft plaatsgevonden in het kader van de opstelling van de uitwerkingsplannen van het streekplan van 2002. Daarnaast kan een gemeente vanwege gewijzigde inzichten verzoeken om tot wijziging van deze gebieden over te gaan. De aanduiding zoekgebied verstedelijking geeft aan dat het transformeren van buitengebied naar stedelijk gebied (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. In de zoekgebieden voor verstedelijking wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda´s voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. Er dienen voldoende terreinen geschikt te blijven of geschikt te worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.

Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening ruimte Noord-Brabant is voor het eerst in april 2010 vastgesteld en voor het laatst in juli 2017 gewijzigd. In de Verordening ruimte Noord-Brabant staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Onderstaande afbeelding geeft binnen de rode lijnen globaal het plangebied op de Themakaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0004.jpg"

Uitsnede Themakaart stedelijke ontwikkeling, Verordening Ruimte Noord-Brabant

Het plangebied is deel gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en deels binnen gemengd landelijk gebied. Voor het plangebied is op de Integrale plankaart met structuren en aanduidingen de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied' opgenomen. Uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik is dat de ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk wordt benut. Als er toch nieuw ruimtebeslag nodig is dan kan dit in afwijking van het verbod op nieuwvestiging alleen in de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. De zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling zijn gebieden waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen.

Een bestemmingsplan kan binnen deze zoekgebieden voorzien in een stedelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;

Het plangebied sluit aan op het bedrijventerrein Haven 8.

  • b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken.

Op basis van het programma bedrijventerreinen 2016-2025 van Hart van Brabant kan Haven 8 onder voorwaarden vraaggericht worden ontwikkeld. Er wordt op dit moment dan ook (nog) geen groene geleding aangelegd aan de randen. Zodra vaststaat dat de ontwikkeling van bedrijventerrein Haven 8 is afgerond, wordt aan de oostzijde van het bedrijventerrein een afronding van het terrein aangelegd. Conform de 'Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant' die in het RRO Midden-Brabant zijn vastgesteld, zal minimaal 1% van de uitgifteprijs worden gereserveerd voor kwaliteitsverbetering landschap. Daarnaast zal voldoende fysieke ruimte worden gereserveerd om landschappelijke inpassing te kunnen realiseren.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal planningsoverleg

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is in artikel 39 bepaald, dat er regionale ruimtelijk overleggen dienen plaats te vinden. Dit is een platform voor een gestructureerd overleg over de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijke beleid van de provincie en de regio. Het overleg heeft tot doel om afspraken te maken over de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Provinciale prognoses van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen zijn daarbij richtinggevend.

In Noord-Brabant vindt het regionaal overleg plaats in vier regio's: West-, Midden-, Noordoost- en Zuidoost-Brabant. Waalwijk ligt in de regio Midden-Brabant. Het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) voor deze regio sluit aan op de gebiedsindeling van samenwerkende gemeenten in de Regio Hart van Brabant. De 8 gemeenten van deze regio (Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk), de waterschappen De Dommel en Brabantse Delta, en de provincie nemen deel aan dit overleg. Het waterschap Aa en Maas is agendalid.

In het RRO Hart van Brabant is vastgesteld dat er een omslag moet worden gemaakt van aanbodgericht naar vraaggericht ontwikkelen van bedrijventerreinen. Op 22 september 2016 zijn hiertoe de RRO-afspraken bedrijventerreinen HvB 2016-2025 vastgesteld, waarin is vastgesteld dat er een forse uitbreidingsvraag is van de logistieke sector, in het bijzonder de vraag naar (zeer) grootschalige kavels (>5ha). Voor de opvang van deze uitbreidingsvraag is onder meer bedrijventerrein Haven 8 aangewezen. Dit betekent dat bedrijventerrein Haven 8 vraaggericht kan worden ontwikkeld op basis van een concrete marktvraag voor grootschalige logistiek.

In het RRO Hart van Brabant van 21 september 2017 is ingestemd met het voorstel pilot 'Vraaggericht ontwikkelen van grootschalige logistiek' dat is voortgekomen uit het bestuurlijke taskforce overleg van 26 juli 2017. Op basis hiervan kan voor Haven 8 West (in de pilot genoemd: Haven 8 fase 1) op basis van de aangetoonde concrete marktvraag (25ha) een bestemmingsplan worden opgesteld voor zeer grootschalige logistiek. Dit is conform de systematiek van vraaggericht ontwikkelen. Een deel van het plangebied overlapt met het geldende bestemmingsplan Afbouw Haven I t/m VI. Eveneens wordt het vastgestelde en onherroepelijke bestemmingsplan voor de uitbreiding van bol.com opgenomen in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt het totale plan circa 35 ha groot. Na vaststelling van het bestemmingsplan Haven 8 West zal dit worden aangepast in de regionale afspraken.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Waalwijk 2025

Op 4 februari 2016 heeft de raad van Waalwijk de Structuurvisie Waalwijk 2025 vastgesteld op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke Ordening. Doel van de structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid formuleren op hoofdlijnen dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025.

Regionaal gezien heeft de logistieke sector de komende jaren de meeste groeipotentie. Gezien de gunstige ligging van Waalwijk aan de hoofdinfrastructuur kan Waalwijk de logistieke sector alle kansen bieden, vooral op Bedrijventerrein Haven. De kansen worden versterkt door de gecombineerde aanpak van bedrijventerrein, havenfaciliteiten en wegennet.

Indien de economische ontwikkeling aantrekt en er in regionaal verband behoefte is aan nieuwe bedrijventerreinen komen voor Waalwijk als eerst uitbreiding ten oosten van Haven (Haven Acht) en ten oosten en westen van Maasoever-Scharlo in beeld. Deze locaties zijn als mogelijke toekomstige uitbreidingslocaties op basis van de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant aangewezen.

Voor het plangebied is op de totaalkaart voor 2025 de aanduiding 'Ruimtelijke reservering uitbreiding bedrijventerrein/ industriegebied/havengebied' neergelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0005.jpg"

Uitsnede Totaalkaart Visie 2025, Structuurvisie Waalwijk 2025

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

In een bestemmingsplan dient te worden beschreven wat de bodemkwaliteit van het betreffende gebied is. Is er sprake van een bestemmingswijziging dan wordt de bodemkwaliteit beschreven met behulp van een verkennend bodemonderzoek conform de NVN 5725 en NEN 5740.

Afweging

Er is onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit. De onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 1 Bodemonderzoek A en Bijlage 2 Bodemonderzoek B. Of er reden is tot nader onderzoek hangt af van de gebiedsontwikkeling ter plaatse van de diverse deelgebieden. Gezien de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelen ter plaatse van de onderzoekslocatie en de bijbehorende werkzaamheden aan infrastructuur kan het nodig zijn sanerende maatregelen hier voorafgaand aan te nemen. Grondverzet is op de als sterk verontreinigd aangemerkte delen niet zondermeer mogelijk. Voor de definitieve kwaliteitsbepaling van grond die vrijkomt van de onderzoekslocatie kan afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond een partijkeuring noodzakelijk zijn.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn als sterk verontreinigd aangemerkte percelen aanwezig. Bij de inrichting van het gebied wordt nader bekeken hoe met de sterk verhoogde gehalten omgegaan moet worden. Indien nodig wordt grond met sterk verhoogde gehalten functiegericht gesaneerd.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.2.1 Archeologie

De op 3 februari 2011 vastgestelde erfgoedkaart van de gemeente geeft middels de beleidskaart aan waar en op welke manier onderzoek noodzakelijk is in het ruimtelijk proces. De archeologische beleidskaart – bestaande uit de archeologische verwachtingenkaart en de archeologische maatregelenkaart – moet primair een helder en hanteerbaar beleidsinstrument vormen, en is het resultaat van de inventarisatie en analyse van de op dit moment beschikbare gegevens over het bodemarchief van de gemeente Waalwijk en een gemeentelijke belangenafweging waarbij archeologische kennisvermeerdering en conservering van erfgoed plaats krijgen in een bredere maatschappelijke context.

Op onderstaande afbeelding is op een uitsnede van de Erfgoedkaart het plangebied door middel van een rode cirkel weergegeven. De planlocatie is gelegen in een gebied met een gematigde en lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt: geen onderzoek mits het geen MER-plichtig project betreft. Zie hiervoor paragraaf 4.12. Uitsluitend aan de meest westelijke zijde van het plangebied geldt een onderzoeksverplichting. Deze wordt opgenomen in de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0006.jpg"

Uitsnede Erfgoedkaart

4.2.2 Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant zijn in het plangebied geen bijzonderheden ten aanzien van cultuurhistorie geïnventariseerd. De regio is van cultuurhistorisch belang vanwege het unieke slagenlandschap. Het natuurgebied de Langstraat is aangewezen als Belvederegebied. De ontwikkelingsstrategie betreft behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio.

4.2.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.

4.3 Water

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang in een ruimtelijk plan is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op even wichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.

4.3.1 Beleid en wetgeving

Waterwet

In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding is het kader voor het waterbeheer voor Nederland. De hoofddoelstelling is “een veilig en goed bewoonbaar land en het instandhouden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en -buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water)problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het Waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in de ruimtelijke regelgeving zoals Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het bestaande nationale, provinciale en gemeentelijke beleid met betrekking tot de waterhuishouding dient altijd als uitgangspunt. Voorliggend bestemmingsplan mag geen slechtere waterhuishoudkundige situatie creëren dan in dat beleid is vastgelegd.

Beleid waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het plan zijn waterkwaliteitsverbetering, vermindering van de kans op wateroverlast en verdrogingsbestrijding.

Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'. Op grond hiervan moeten bestaande sloten die bij de planontwikkeling verloren gaan gecompenseerd worden. Ook de toename van het verhard oppervlak moet gecompenseerd worden. Daarbij wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  • 1. Infiltreren.
  • 2. Retentie aanleggen binnen het plangebied.
  • 3. Retentie aanleggen buiten het plangebied.
  • 4. Berging zoeken in bestaand watersysteem.

Een retentievoorziening maakt theoretisch geen deel uit van het watersysteem maar is daarvan geschieden door een knijpvoorziening die de afvoer begrenst. Het water dat gebufferd wordt is niet afkomstig uit het watersysteem, maar van het aangesloten verhard oppervlak. In de hydraulische randvoorwaarden is verwoord dat het in de praktijk echter ook voorkomt dat de retentie niet als een 'echte' aparte voorziening wordt aangelegd, maar als een inhoudsreservering in een bestaande voorziening of waterpartij. Als voorbeeld wordt onder andere genoemd het combineren van retentie met een sierwater in het stedelijk gebied.

Waterplan Waalwijk

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) vraagt dat gemeentelijk plannen tegen de wateroverlastproblematiek worden opgesteld. Daarvoor dient de stedelijke wateropgave te worden bepaald. In de Kader Richtlijn Water (KRW) wordt een goede chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewater en het beschermen en herstellen van grondwaterlichamen nagestreefd. Om deze ontwikkelingen te vertalen naar lokaal waterbeleid, is voor de gemeente Waalwijk een waterplan opgesteld (raad, 2010).

Een belangrijke doelstelling van het waterbeheer is dat het water in Waalwijk geen overlast veroorzaakt voor de bewoners en bedrijven. Daarom wordt in 2015 aan de wateropgave voldaan. Voor het landelijke gebied gaat het om de wateropgave voor het oppervlaktewater en voor het bebouwde gebied geldt dit zowel voor het oppervlaktewater, het grondwater als de hemelwaterafvoer. In het op te stellen verbrede GRP (gemeentelijk rioleringsplan raad dec. 2011) worden hiertoe beleid en maatregelen ten aanzien van het hemelwater en grondwater opgesteld.

4.3.2 Planontwikkeling

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader wordt door waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd. In het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de huidige en toekomstige situatie. De resultaten hiervan zijn neergelegd in de notitie 'Waterhuishouding en riolering Haven 8 (Arcadis, 15 september 2017). Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Waterhuishouding en riolering.

Compensatie

Er ligt een compensatieopgave. In de huidige situatie liggen er diverse noord-zuid georiënteerde watergangen in het plangebied Haven 8. Deze watergangen voeren via oost-west georiënteerde watergangen naar het hoofdafvoerstelsel. De oppervlakten van de watergangen worden per fase weergegeven in tabel 3. Deze watergangen worden gesaneerd ten behoeve van de ontwikkeling. In het gebied zijn een aantal waterpartijen en een nieuwe hoofd afvoerende watergang voorzien. In totaal wordt voldaan aan de compensatie eis. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Waterhuishouding en riolering.

Retentie

Het plangebied wordt in fasen ontwikkeld. De retentieopgave is berekend per fase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0007.png"

Afbeelding fasering deelgebieden

Bij T=100 moet er 600 m³/ha geborgen worden voor de retentieopgave. In onderstaande tabel is de totale retentieopgave per fase weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0008.png"

De retentieopgave past binnen de bestaande en voorziene waterpartijen. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Waterhuishouding en riolering.

Grondwater

De verwachte GHG bevindt zich op NAP +0,50 m. Deze wordt vooral beïnvloed door de waterstanden in de Bergsche Maas. Bij de nieuwe maaiveldhoogte van NAP +1,50 m betekent dit een ontwateringsdiepte van 1,00 m. Dit leidt naar verwachting niet tot grondwaterproblemen.
Wel wordt geadviseerd om drainage aan te leggen ter plaatse van de nieuwe wegen, zodat eventuele hoge grondwaterpieken kunnen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. De drainage kan aangesloten worden op de RWA-afvoeren. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Waterhuishouding en riolering.

Riolering

Verhard oppervlak van openbaar en uitgeefbaar terrein stroomt direct af op de omringende sloten en watergangen, waardoor het niet noodzakelijk is een RWA-stelsel te ontwerpen en te dimensioneren voor Haven 8. Het afvalwater, de droogweerafvoer (DWA), wordt ingezameld door een DWA-stelsel. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Waterhuishouding en riolering.

Afvalwaterpersleiding

In het plangebied ligt een afvalwaterpersleiding van Waterschap Brabantse Delta. Om werkzaamheden in de buurt van de afvalwaterpersleiding uit te voeren is de VUW 2004 Voorwaarden betreffende de Uitvoering en instandhouding van Werken door, resp. van derden, in de nabijheid van zuivering technische eigendommen (persleidingen, rioolgemalen en zuiveringen e.d.) van Waterschap Brabantse Delta van toepassing. Bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden wordt met voorgenoemd beleid rekening gehouden.

4.3.3 Conclusie

De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn uitvoerbaar. Er wordt voldoende ruimte gereserveerd voor watercompensatie en retentie. Tevens leiden de ontwikkelingen naar verwachting niet tot grondwaterproblemen. De afvalwaterpersleiding is voorzien van een dubbelbestemming 'Leiding'.

4.4 Natuur

Er is onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden in het plangebied. In deze paragraaf zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in beschermde soorten en beschermde gebieden.

4.4.1 Beschermde soorten

In juli 2015 is door Movares een nader ecologisch onderzoek uitgevoerd betreffende een windmolenpark ter plaatse van onder andere onderhavig plangebied, zie Bijlage 4. In 2017 is beoordeeld of de conclusies nog houdbaar zijn.
Ten aanzien van het plangebied zijn de volgende waarnemingen genoteerd:

Vogels

In nabijheid van het plangebied is de Wulp gesignaleerd.

Om effecten op broedende vogels te voorkomen dienen werkzaamheden waarbij bomen/struiken/vegetatie worden verwijderd en oppervlaktewater wordt gedempt, buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Voor het broedseizoen geldt geen vaste periode. Het verschilt per soort. Veel vogelsoorten broeden ongeveer tussen 15 maart en 15 juli. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, moet door een ter zake kundige worden gecontroleerd of er in te verwijderen bomen/struiken/vegetatie/oppervlaktewater broedende vogels aanwezig zijn. Indien effecten op broedende vogels niet kunnen worden uitgesloten mag er niet gewerkt worden.

Amfibieen

Ter hoogte van de plangrens is de kleine watersalamander en gewone pad waargenomen.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden dien rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Dit kan bijvoorbeeld door vanuit één kant te werken tijdens de aanlegwerkzaamheden.

Vissen

In het plangebied is de kleine modderkruiper in een aantal sloten waargenomen. Bij werkzaamheden aan deze sloten dient te worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Indien dit niet mogelijk is dient een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden.

Vleermuizen

In de directe omgeving van het plangebied zijn gewone dwergvleermuizen waargenomen, iets verder weg zijn ook laatvlieger en rosse vleermuis gezien. Echter, er zijn geen vliegbewegingen binnen het plangebied aaneggeven op de overzichtskaart vleermuizen (bron: Windmolenpark Waalwijk Nader ecologisch onderzoek, Movares, juli 2015).

Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis zijn in algemene zin voldoende flexibel om gebruik te maken van alternatieve foerageerplaatsen en verbindingsroutes gelegen in de nabijheid van het plangebied. De gunstige staat van instandhouding van genoemde vleermuissoorten komt in geen geval in het geding. Door de voorgenomen ontwikkeling worden de algemene verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 12) in geen geval overtreden. Een ontheffingsaanvraag voor vleermuizen is niet noodzakelijk.

Aanvullend onderzoek

Er is geen nader onderzoek naar beschermde soorten in het plangebied noodzakelijk.

Ontheffing Wet natuurbescherming

Er is ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt voor alle soorten die als beschermd zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en waarvoor geen vrijstelling is opgenomen in de betreffende provincie. Voor alle soortgroepen geldt dat er voor de voorgenomen werkzaamheden geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd in het kader van de Wet natuurbescherming. Wel dient rekening te worden gehouden met onderstaande maatregelen.

Maatregelen

Om effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen worden in ieder geval de volgende maatregelen voorgesteld:

  • Om effecten op broedende vogels te voorkomen dienen werkzaamheden waarbij bomen, struiken en nestkasten worden verwijderd, buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Voor het broedseizoen geldt geen vaste periode. Het verschilt per soort. Veel vogelsoorten broeden ongeveer tussen 15 maart en 15 juli. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, moet door een ter zake kundige worden gecontroleerd of er in de te verwijderen bomen, struiken en nestkasten broedende vogels aanwezig zijn. Indien effecten op broedende vogels niet kunnen worden uitgesloten mag er niet gewerkt worden.
  • Om effecten op vrijgestelde soorten kleine grondgebonden zoogdieren zoveel mogelijk te beperken dienen de werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd van één kant uit te worden uitgevoerd zodat aanwezige dieren de kans krijgen te vluchten. Dit valt onder de zorgplicht.
  • Mogelijk indirecte effecten als verstoring door licht kunnen voorkomen worden door gebruik te maken van gerichte verlichting. Hierbij dient lichtval op beplanting, bomen, en gebouwen in de omgeving te worden vermeden om verstoring van vleermuizen te voorkomen. Dit geldt ook voor de eindsituatie.
4.4.2 Beschermde gebieden

Natura 2000-gebieden

Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is gelegen op circa 2 kilometer (Langstraat). Gezien de aard van het voorgenomen plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden en het feit dat deze gebieden zijn aangewezen voor habitattypen gevoelig voor stikstofdepositie, kunnen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie aan de orde zijn. Het bedrijventerrein Haven 8 staat via het koepelproject op de potentiële prioritaire projectenlijst. Deze lijst wordt met de partiële herziening van het PAS in het najaar van 2018 definitief en wordt dan opgenomen in de Ministeriële regeling van de Wet natuurbescherming. Uit eerdere berekeningen volgt dat de grenswaarde conform het PAS niet wordt overschreden. Mogelijk is sprake van een bijdrage van meer dan 0,05 mol N/ha/jaar, waardoor mogelijk een melding moet worden ingediend voor de afzonderlijke projecten. Dit betekent dat er tenminste 4 weken maar ten hoogste 2 jaar voor aanvang van een project een melding (via AERIUS) ingediend moet worden ingediend. Als de grenswaarde van het Natura 2000- gebied is verlaagd, zoals voor de Biesbosch en de Loonsche en Drunense duinen het geval is, is wel sprake van een vergunningplicht boven de 0,05 mol/ha/jaar. Naar verwachting zal er voldoende ruimte beschikbaar zijn, zodat het geen belemmering vormt.

Gezien de afstand en de ligging worden geen negatieve effecten door geluid, trilling en licht verwacht.

4.4.3 Conclusie

Er is geen nader onderzoek naar beschermde soorten in het plangebied noodzakelijk.

Ten behoeve van stikstofdepositie moet mogelijk een melding moet worden ingediend voor de afzonderlijke projecten.

4.5 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wodt ontsloten vanaf de Gansoyensesteeg aan de oostzijde van het plangebied. Deze krijgt aan de zuidzijde van het plangebied een nieuwe aansluiting op de Kloosterheulweg. Doordat de weg aan de noordzijde van het plangebied ook wordt doorgetrokken naar het bestaande Bedirjventerrein Haven, functioneert de weg tevens als nieuwe ontsluiting van het bestaande bedrijventerrein haven.

Als gevolg van het nieuwe programma en de nieuwe infrastructuur wijzigen de verkeersstromen op het bestaande industrieterrein en op de Kloosterheulweg/Altenaweg.

Door Goudappel Coffeng is onderzoek gedaan naar de wijziging van verkeersstromen ten gevolge van uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 met logistieke bedrijvigheid en A, B, C-bedrijven (Bijlage 9 Verkeersonderzoek ).

In de huidige situatie, zoals deze zich eind 2016 daadwerkelijk op straat voordeed, is sprake van een acceptabele verkeersafwikkeling op het kruispunt Kloosterheulweg - Altenaweg. Wel is sprake van afwikkelingsknelpunten op de rotonde Midden-Brabantweg - Biesbosweg. Dit zorgt ook voor vertraging op andere zijdtakken van de Biesbosweeg, zoals de Kleiweg en Sluisweg.

Wanneer de uitbreiding ter plaatse van Haven 8 West wordt gerealiseerd, kan het kruispunt Kloosterheulweg - Altenaweg en de rotonde Taxandriaweg - HertogJanstraat nog voldoende afwikkelen. er is echter geen restcapaciteit en dus geen sprake van een robuuste oplossing. Er is sprake van een afwikkelingsknelpunt op de rotonde Midden-Brabantweg - Biesbosweg.Door het extra verkeer van en naar de uitbreiding van het bedrijventerrein ter plaatse van Haven 8 neemt dit knelpunt toe.

Oplossingsrichtingen

Een deel van de nieuw te realiseren ontsluitingsstructuur Gebiedsontwikkeling oostelijke Langstraat (Gol) is een noordelijke ontsluiting van Haven 8. De noordelijke ontsluiting zorgt voor een nieuwe oost-west verbinding ten zuiden van de Maas. Door (een deel van) het verkeer vanuit Haven 8 over deze noordelijke ontsluiting te sturen richting aansluiting 37 Waalwijk, ontstaat een andere verdeling over het netwerk.

Enkel de realisatie van de noordelijke randweg heeft onvoldoende probleemoplossend vermogen voor de geconstateerde knelpunten. Ook in combinatie met doseermatererlen op de rotonde Midden-brabantweg - Biesbosweg ontstaat geen goede doorstroming op Haven 8. Omdat de knelpunten zicht ook nadrukkelijk voordoen op de rotonde Midden-Brabantweg - Biesbosweg, is gezocht naar maatregleen op deze locatie. Een aanpassing van de rotonde in combinatie met de noordelijk randweg zorgt voor een goede verkeersafwikkeling en doorstroming in het gehele studiegebied van Haven 8. De gemiddelde snelheden liggen op het niveau van de huidige situatie zoals gemeten op straat eind 2016.

Parkeren

In de planregels is geborgd dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen perceel dient te worden gerealiseerd conform de beleidsregels die hieromtrent zijn opgenomen in de gemeentelijke parkeernormennota.

Conclusie

Een aanpassing van de rotonde Midden-brabantweg - Biesbosweg in combinatie met de noordelijk randweg zorgt voor een goede verkeersafwikkeling en doorstroming.

Parkeergelegenheid dient op eigen perceel te worden gerealiseerd. Dit wordt geborgd in de planregels.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat bij bepaalde overheidsbesluiten de gevolgen van dit besluit op de luchtkwaliteit beoordeeld dienen te worden. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het vaststellen van een bestemmingsplan, het verlenen van een milieuvergunning en het nemen van een wegaanpassingsbesluit. Concreet kan een project doorgang vinden wanneer:

  • voldaan wordt aan de grenswaarden voor vervuilende stoffen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer, of
  • de verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van het besluit 'niet in betekenende mate' is; er is sprake van een 'niet in betekenende mate' wanneer er een toename van een stof genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer is van minder dan 3% ten opzichte van de grenswaarde, of
  • als het plan is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het NSL is bij Kabinetsbesluit vastgesteld op 1 augustus 2009 en sindsdien van kracht. De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is opgenomen in het NSL (IB-nr. 538). Daarom hoeft er geen afzonderlijke toets meer plaats te vinden met betrekking tot normen voor luchtkwaliteit en kan een beroep gedaan worden op artikel 5.16 eerste lid, onder d van de Wet milieubeheer. Concreet betekent dit dat als een ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in het NSL, de ruimtelijke ontwikkeling voor het aspect luchtkwaliteit doorgang kan vinden.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 op de luchtkwaliteit.

Voor het bestemmingsplan 'Afbouw Haven I t/m VI' onderzoek gedaan naar de invloed van ontwikkeling van het bedrijventerrein Afbouw Haven I t/m VI op de luchtkwaliteit. Daarbij is zowel gekeken naar de invloed van industriële bronnen (puntbronnen) als van het wegverkeer (lijnbronnen). Met betrekking tot industriële bronnen is gebleken dat de invloed van de nog te vestigen bedrijvigheid op het industrieterrein op de lokale luchtkwaliteit gering is. Voor onderhavig bestemmingsplan zal dit niet anders zijn.

Met betrekking tot het wegverkeer blijkt uit de scenarioberekeningen dat:

  • voor stikstofdioxide in 2011 en 2020 (zowel in- als exclusief de voorgenomen uitbreiding) de grenswaarden of plan- en alarmdrempels voor de jaargemiddelde concentratie en de uurgemiddelde concentratie niet worden overschreden.
  • voor fijn stof in 2011 en 2020 (zowel in- als exclusief de voorgenomen uitbreiding) de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie en de 24 uursgemiddelde concentratie niet worden overschreden.
  • Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd voor Afbouw Haven I t/m VI blijkt dat de concentraties NO2 en PM10 ruim onder de grenswaarden blijven.


Onderhavig bestemmingsplan is wat betreft oppervlak vergelijkbaar met het bestemmingsplan Afbouw Haven. Zodoende zal ook deze ontwikkeling onder de grenswaarden blijven. De normen zoals die in de Wet milieubeheer zijn weergegeven, worden dus niet overschreden.

Conclusie

Deze ontwikkeling zal onder de grenswaarden blijven. De normen zoals die in de Wet milieubeheer zijn weergegeven, worden dus niet overschreden.

4.7 Geluid

Beleidskader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg, is hieraan geen aandacht besteed.

Het plangebied ligt evenwel in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein en de snelweg A59.


Wegverkeerslawaai

In het plangebied worden geen geluidgevoelige functies gerealiseerd. Bovendien is de snelweg A59 op een grotere afstand dan 200 m gelegen vanaf de meest zuidelijke punt van het plangebied. Wegverkeerslawaai wordt om die reden buiten beschouwing gelaten. Aan- en afvoer van goederen en verkeersbewegingen van werknemers hebben invloed op de verkeersintensiteit ter plaatse, maar ook hiervoor geldt dat de locatie ver van woningen is gelegen, waardoor dit geen invloed heeft op het geluidniveau op woningen.


Industrielawaai

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het industrieterrein Haven I t/m VI. Over het plangebied ligt op basis van het bestemmingsplan Geluidtoedeling de aanduiding 'geluidzone - industrie'. Hierbinnen mogen alleen geluidsgevoelige objecten worden opgericht waarvoor een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet Geluidhinder is vastgesteld. Het onderhavige bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het industrieterrein Haven. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden dan ook niet toegestaan. Geluidgevoelige objecten worden overigens binnen het plangebied eveneens niet toegestaan.

Aan de zuidwestzijde van het plangebied zijn woonwagens gelegen. Deze liggen op een afstand van meer dan 100 m. De bedrijfsmatige activiteiten binnen het plangebied dienen te voldoen aan de vastgestelde geluidnormen ter plaatse van geluidgevoelige objecten. Hieraan kan worden voldaan. Ook wordt voldaan aan de richtafstanden voor wat betreft geluid tot de bedrijven. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied is namelijk bestemd voor logistieke bedrijvigheid, waarvoor een richtafstand van 50 m geldt. Hieraan wordt voldaan.

Conclusie

Op basis van de toe te laten niet geluidgevoelige functies, de ligging van de weg, en de zone van het industrieterrein Haven, kan akoestisch onderzoek achterwege blijven. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen evenals geluidsgevoelige objecten worden niet toegestaan in het bestemmingsplan.

4.8 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden en functies, zoals woonbebouwing. Milieuzonering dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Om het begrip milieuzonering voor de praktijk te concretiseren wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven 'Bedrijven en milieuzonering' met daarin opgenomen de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven wat de uitstraling is in milieuhygiënisch opzicht. Deze uitstraling wordt bepaald aan de hand van een aantal aspecten. Het gaat hierbij om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, met daarnaast aandacht voor de indices verkeer, visueel, bodem en lucht.

De mate van uitstraling wordt vastgelegd in een zestal milieucategorieën, oplopende van bedrijvigheid met een lichte (categorie 1) naar bedrijvigheid met een zware milieuhygiënische uitstraling (categorie 6). Iedere categorie correspondeert met een bepaalde wenselijke afstand tot milieugevoelige functies.

Andersom geldt ook dat binnen een milieucirkel nieuwbouw van milieugevoelige objecten, zoals woningen, niet zonder meer is toegestaan. Dit enerzijds om de mogelijkheden van het bedrijf niet (verder) te beperken en anderzijds om de milieugevoelige functie te beschermen.

Binnen het plangebied worden logistieke bedrijven toegestaan. Hiervoor geldt op bas van de uitgava 'Handreiking Bedrijven en milieuzonering' een milieucategorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0009.png"

Daarnaast worden bedrijven van milieucategorie 3.1 tot en met 5.3 toegestaan in de noordelijke helft van het plangebied. Voor deze functies geldt een richtafstand van 50 tot 1000 m en voor een gemengd gebied 30 m tot 700 m.

Gevoelige functies nabij het plangebied betreffen de bedrijfswoningen/woonwagens op het bedrijventerrein Haven. Deze functies liggen in een gemengd gebied, namelijk het bestaande bedrijventerrein Haven. Aangezien deze functies op ruim meer dan 800 meter afstand liggen en het bestaande bedrijventerrein Haven en Afbouw Haven op een kortere afstand ligt van deze functies, is geen sprake van nieuwe belemmeringen en resulteert onderhavig bestemmingsplan niet in een (onevenredige) aantasting van het woon- en leefklimaat van de betreffende functies, zoals blijkt uit dit Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden.

Voor het plangebied is het thema 'Externe veiligheid' nader beoordeeld. De resultaten daarvan staan in Bijlage 5 Externe veiligheid. In een drietal bijlagen wordt nader ingegaan op externe veiligheid ten gevolge van vervoer (Bijlage 6 Externe veiligheid - vervoer en Bijlage 7 Externe veiligheid - vervoer juni 17. Tevens is een Quantitatieve risicoanalyse opgesteld (Bijlage 8 Externe veiligheid - QRA). Op basis van deze beoordeling en analyse is het voornemen op het thema externe veiligheid uitvoerbaar.

4.10 Technische infrastructuur

Dit aspect betreft de boven- en ondergrondse technische infrastructuur.

Binnen het plangebied ligt een bovengrondse hoogspanningsleiding. Hoogspanningsleidingen zijn belast met een zakelijk recht. Ter bescherming van de veiligheid rondom bovengrondse hoogspanningsleidingen wordt ter weerszijde van de lijn een vrije strookbreedte gehanteerd. In deze strook wordt een aantal belemmeringen opgelegd ten aanzien van onder andere bebouwingen en opstallen, hoogopgroeiende beplanting en werkzaamheden. De benodigde belemmeringenstrook is afhankelijk van het spanningsniveau van de verbinding en de uitvoering van de hoogspanningsleiding. Voor de Hoogspanningslijn Geertruidenberg-'s-Hertogenbosch (150 kV) die door het plangebied loopt, geldt een belemmeringenstrook van 25 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding.

Binnen het plangebied is ook een gasleiding gelegen. Langs deze leiding wordt een belemmerende strook van 5 m aan weerszijde van de leiding gehanteerd.

Conclusie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt een belemmeringenstrook van 25 meter aan weerszijde van de hartlijn van de hoogspanningsleiding opgenomen. Ook wordt een belemmerende strook van 5 m aan weerszijde van de gasleiding gehanteerd.

4.11 Duurzaam bouwen en energie

Beleid gemeente
In het voorjaar van 2009 heeft de Raad van de gemeente Waalwijk uitgesproken dat Waalwijk op de lange termijn (2043) klimaatneutraal moet zijn. Dit is een zeer ambitieuze doelstelling, die vraagt om acties op ieder denkbaar terrein. Het gaat daarbij om adaptatie en mitigatie.

Adaptatiemaatregelen zijn er op gericht de samenleving zodanig in te richten dat de gevolgen van klimaatverandering die gaat optreden, kunnen worden opgevangen. Een voorbeeld van een adaptatiemaatregel is de aanpassing van het rioolstelsel, zodat hevige regenbuien kunnen worden verwerkt.

Met mitigatiemaatregelen wordt geprobeerd de klimaatverandering beperkt te houden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan beperking van de CO2- uitstoot. Bij mitigatie moet vooral worden gedacht aan verduurzaming van de energiehuishouding. Het belangrijkste daarbij is energiebesparing. Daarna komt de productie van zoveel mogelijk duurzame energie. De gebouwde omgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Adaptatie- en mitigatiemaatregelen vormen samen het klimaatbeleid.

De gemeente Waalwijk heeft in 2005 beleid met betrekking tot duurzaam bouwen (Dubo) vastgesteld. Bij DuBo zet de gemeente de Gemeentelijke Praktijkrichtlijn (GPR) als instrument in. De GPR kent vijf modules of aandachtsvelden, te weten 'energie', 'milieu', 'gezondheid', 'gebruikskwaliteit' en 'toekomstwaarde'.

In aansluiting op de klimaatambitie kiest de gemeente bij DuBo voor 'energie' als speerpunt. Waar mogelijk moet energie worden bespaard (bijvoorbeeld door goede isolatie), en moet duurzame energie worden geproduceerd (bijvoorbeeld met zonnepanelen op daken). In principe wordt bij alle ontwerpactiviteiten geprobeerd om Dubo te stimuleren. Dit betekent zowel bij woningbouw als bij utiliteitsbouw en zowel bij nieuwbouw als bij renovatie. Zelfs stedenbouwkundige ontwerpactiviteiten kunnen worden meegenomen.

In het Bouwbesluit worden wettelijke eisen gesteld aan de kwaliteit van gebouwen. Daarmee zijn ook eisen opgenomen met betrekking tot Dubo. De gemeente mag geen extra maatregelen bovenop deze eisen uit het Bouwbesluit voorschrijven. Wel mag de gemeente met de bouwpartijen op vrijwillige basis afspraken maken over een hoger ambitieniveau. De enige weg waarlangs dit kan gebeuren is via overleg. Dat is precies wat het Dubobeleid van de gemeente inhoudt. In goed overleg met de bouwpartijen en met toepassing van de GPR om objectieve kwaliteitsafspraken te maken, wordt geprobeerd om verder te komen dan de eisen die in het Bouwbesluit zijn vastgelegd. Waar het Bouwbesluit op rijksniveau steeds wordt aangescherpt, denk bijvoorbeeld aan de EPC voorschriften, probeert de gemeente deze aanscherpingen steeds voor te blijven. Steeds wordt geprobeerd iets extra's te doen. De ambities van de gemeente blijven hierbij wel realistisch.

Samengevat zet de gemeente in de gebouwde omgeving in het kader van het klimaat- en DuBobeleid met name in op energiebesparing en op de productie van Duurzame Energie.

4.12 M.e.r.-plicht

M.e.r.-plicht

De vraag of sprake is van een m.e.r.-plicht omvat twee subvragen:

  • 1. Is het plan kaderstellend voor toekomstige m.e.r.(beoordelings)plichtige-activiteiten?
    • a. De uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 betreft een activiteit uit de D-lijst van het Besluit mer (D 11.3 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein), maar blijft met ca 28 ha hectare bruto onder de drempelwaarde: gevallen waarin de ontwikkeling betrekking heeft op een oppervlakte van meer dan 75 hectare. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd dient te worden;
    • b. De verbetering van de Gansoyensesteeg en de nieuwe aansluitingen op de Kloosterheulweg en bedrijventerrein Haven, betreft geen activiteit uit de D-lijst van het Besluit mer (D 1.2 De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg, In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer).
  • 2. Kan het plan leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Wanneer dit niet op voorhand kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en geldt daarmee ook een m.e.r.-plicht. Deze vraag staat los van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderstaand schema is het bovenstaande nogmaals schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwhaven8west-ON01_0010.jpg"

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Uit het voorgaande blijkt dat voor het bestemmingsplan Haven 8, fase 2 een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden doorlopen. De vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

In onderstaande tabel is per milieuaspect aangegeven welke invloed de functieverandering heeft. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar voorgaande paragrafen.

Aspect   Invloed functieverandering  
Water   In het plangebied wordt voldoende ruimte gereserveerd voor watercompensatie en retentie.  
Bodem   Bepaalde gronden in het plangebied zijn (sterk) verontreinigd. Bij de inrichting van het gebied wordt nader bekeken hoe met de sterk verhoogde gehalten omgegaan moet worden. Indien nodig wordt grond met sterk verhoogde gehalten functiegericht gesaneerd.  
Archeologie   Het gebied heeft een gematigde en lage verwachtingswaarde, er zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten op de archeologische waarden.  
Geluid
 
De rijksweg A59 ligt op voldoende afstand. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen evenals geluidsgevoelige objecten worden niet toegestaan in het bestemmingsplan. Woningen liggen op voldoende afstand. Er zijn geen geluideffecten te verwachten.  
Verkeer   Een aanpassing van de rotonde Midden-brabantweg - Biesbosweg in combinatie met de noordelijk randweg zorgt voor een goede verkeersafwikkeling en doorstroming.
Parkeergelegenheid dient op eigen perceel te worden gerealiseerd. Dit wordt geborgd in de planregels. Kortom, er zijn geen negatieve effecten te verwachten.  
Luchtkwaliteit   De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is opgenomen in het NSL (IB-nr. 538). Daarom hoeft er geen afzonderlijke toets meer plaats te vinden met betrekking tot normen voor luchtkwaliteit en kan een beroep gedaan worden op artikel 5.16 eerste lid, onder d van de Wet milieubeheer. Concreet betekent dit dat als een ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in het NSL, de ruimtelijke ontwikkeling voor het aspect luchtkwaliteit doorgang kan vinden. Evenwel zijn er geen negatieve effecten te verwachten.  
Externe veiligheid   Er zijn geen negatieve effecten te verwachten.  
Natuur - Flora en fauna   Er is geen nader onderzoek naar beschermde soorten in het plangebied noodzakelijk. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten.
 
Natuur- beschermde gebieden   Ten behoeve van stikstofdepositie moet mogelijk een melding moet worden ingediend voor de afzonderlijke projecten.  

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving.

Op basis van het bovenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

De planmethodiek is afgestemd op de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd. Binnen deze systematiek is omwille van uniformiteit en overzichtelijkheid gezocht naar een wijze van bestemmen die aansluit op de regeling voor de bestemmingsplannen Bedrijventerreinen van de gemeente.

5.2 Algemene toelichting verbeelding

Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.

5.3 Algemene toelichting regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in hoofdstuk 2 en 3. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

ANTI-DUBBELTELREGEL

In dit artikel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

ALGEMENE BOUWREGELS

In dit artikel zijn algemene bouwregels voor ondergronds bouwen vastgelegd.

ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

In het artikel 'Algemene aanduidingsregels' zijn de bepalingen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen opgenomen. In dit artikel zijn de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en veiligheidszone - bevi' opgenomen. De aandudiding 'geluidzone - industrie' regelt de geluidzone van het bedrijventerrein Haven. De aanduiding 'veiligheidszone - bevi' beschermt (beperkt) kwetsbare objecten door het oprichtingsverbod ter plaatse van de veiligheidszone.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

In het artikel 'Algemene wijzigingsregels' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Het toestaan van geluidzoneringsplichtige inrichtingen is enkel mogelijk als er voldoende geluidruimte aanwezig is. De geluidruimte wordt geregeld in het het facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven met het identificatienummer NL.IMRO.0867.BPWWGeluidbedHaven-vo01.

PARKEREN

Dit artikel bevat algemene regels ten aanzien van parkeren die van toepassing zijn bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen.

AFSTEMMINGSBEPALING

Met deze regel is bepaald dat naast dit bestemmingsplan ook de regels uit het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven van kracht blijft. Op deze manier is het mogelijk om, wanneer voldoende geluidruimte is ontstaan binnen de geluidzone, geluidruimte toe te kennen aan de bedrijven op Afbouw Haven I t/m VI.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.4 Bestemmingen

5.4.1 Bestemming Bedrijventerrein

Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd met de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op de gronden bestemd als 'Bedrijventerrein' is zeer grootschalige logistiek toegestaan uit ten hoogste milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

Daarnaast zijn ook andere bedrijven toegestaan, namelijk de op de verbeelding toegestane bedrijven in milieucategorie 3 t/m 5. Deze zijn aangegeven door middel van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedijven 1 - milieucategorie 3 tot en met 5' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijven 2 - milieucategorie 3 tot en met 5'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijven 2 - milieucategorie 3 tot en met 5' mag maximaal 3,4 ha worden gebruikt voor bedrijven in milieucategorie 3 t/m 5.

In het bestemmingsplan zijn zowel bestemmingsvlakken als bouwvlakken opgenomen. De bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

De maatvoering van de bebouwing is vastgelegd op de verbeelding en in regels. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is vastgelegd op de verbeelding, dit betreft 16 meter. De overige maatvoeringen zijn vastgelegd in de regels, zoals de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.4.2 Overige enkelbestemmingen

Door het opnemen van de bestemming 'Bedrijventerrein' is een groot gedeelte van het plangebied voorzien van een bestemming. Naast deze bestemmingen zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Bedrijventerrein - nutsvoorziening
  • Recreatie;
  • Verkeer - Verblijf.

Bedrijventerrein - Nutsvoorziening

De toekomstige vloeivelden voor de waterzuivering aan de noordelijke randweg zijn bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Recreatie

De gilde- en handboogvereniging met vrije buitenbanen en schietbomen is binnen de bestemming 'Recreatie' mogelijk gemaakt.

Verkeer - Verblijf

In de bestemming 'Verkeer - Verblijf' zijn de omliggende wegen opgenomen. Ook verblijfsvoorzieningen, zoals het parkeren, maken onderdeel uit van deze bestemming.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

Leiding

In het plangebied zijn verschillende leidingen aanwezig. Deze leidingen zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding' en een aanduiding:

    • 1. aardgasleiding: de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
    • 2. bovengrondse hoogspanningsleiding: de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
    • 3. riool: de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
    • 4. persleiding waterschap: de aanduiding 'hartlijn leiding - persleiding waterschap';
    • 5. hoofdtransportleiding water: de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.

De gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van deze leidingen.

Waarde - Archeologie 4

Voor de gronden aan de meest westelijke zijde van het plangebied geldt een archeologische onderzoeksverplichting voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld. Deze verplichting is opgenomen in de planregels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

Waterstaat - Waterkering

De gronden gelegen ten zuiden van de insteekhaven Waalwijk zijn mede bestemd voor voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water en de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering. Daarnaast zijn verhardingen en groenvoorzieningen toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Voor de ontwikkeling van Haven 8 West is een exploitatieberekening gemaakt. De berekening toont aan dat de plannen financieel haalbaar zijn.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Haven 8 West zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd, gedurende welke periode door een ieder zienswijzen kunnen worden ingediend. Uitkomsten hiervan zullen in deze paragraaf worden verwerkt.

Daarnaast is in het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg met de gebruikelijke overlegpartners gevoerd. De provincie Noord-Brabant en Waterschap Brabantse Delta hebben gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van de reactie van de provincie Noord-Brabant is het plan als volgt aangepast:

Toelichting

  • In paragraaf 3.1 is de onderbouwing van de duurzaamheidsladder aangevuld met de kwalitatieve behoefte.
  • Paragraaf 3.3 is aangevuld met de afspraken gemaakt in het RRO Hart van Brabant van 21 september 2017.
  • In paragraaf 5.4.1 is naar aanleiding van de indeling van de planregels de beschrijving van de bestemming Bedrijventerrein aangepast.
  • In paragraaf 4.4.2 is de toelichting op de vergunningplicht bij activiteiten van meer dan 0,05 mol/ha/jaar is aangepast.

Regels

Aan artikel 5.4.1 en artikel 6.5.1 is onder de voorwaarden toegevoegd dat uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan en de wijziging dient te passen binnen de afspraken die zijn gemaakt tijdens het Regionaal Ruimtelijk Overleg.

Naar aanleiding van de reactie van Waterschap Brabantse Delta is het plan als volgt aangepast:

Toelichting

  • Paragraaf 4.3.2 is aangevuld voor wat betreft de afvalwaterpersleiding in het plangebied.
  • In paragraaf 5.4 is een toelichting opgenomen van de enkelbestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en van de dubbelbestemmingen in het plan.

Regels

In de bouwregels van de bestemming Bedrijventerrein - Nutsvoorziening is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van gebouwen met een hoogte van 20 meter.

Verbeelding

De situering van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' op de verbeelding is aangepast.