direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: Olympia-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpWWOlympiawest-Va01

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van scholen en andere onderwijsvoorzieningen, waaronder begrepen voor-, na- en buitenschoolse opvang en de daarbij behorende schoolpleinen en speelvoorzieningen;
  • b. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige objecten zoals een infiltratievoorziening;

met de bij lid a tot en met f behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en speeltoestellen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.

5.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van bijgebouwen is maximaal 70 m²;
  • c. voor hoogte en dak van bijgebouwen op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3,1 m¹ bedragen of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m¹, maximaal 0,25 m¹ boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m¹;
    • 2. de nokhoogte mag maximaal 5 m¹ bedragen;
    • 3. de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de flauwste dakhelling van het hoofdgebouw;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden voor zover gelegen binnen het bouwvlak mag de hoogte maximaal 4 m¹ bedragen met uitzondering van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m¹ mag bedragen;
  • b. op de gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag de hoogte maximaal 2,2 m¹ bedragen, met uitzondering van:
    • 1. trappartijen, bordessen waarvan de hoogte maximaal 3,0 m¹ mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - pauzeplein' terreinafscheidingen, waaronder keermuren en pergola's, waarvan de hoogte maximaal 3,0 m¹ mag bedragen;
    • 3. vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m¹ mag bedragen;
    • 4. speeltoestellen waarvan de hoogte maximaal 4 m¹ mag bedragen.

5.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van artikel 5.2.1 tot en met 5.2.3 mag ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
5.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en brandveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

    • 1. gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
    • 2. gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
    • 3. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
    • 4. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het toestaan van het gebruik van gebouwen voor maatschappelijke doeleinden, anders dan bedoeld in artikel 5.1, onder de voorwaarde dat:

  • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw;
  • voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden gerealiseerd.