3.2 Bouwregels
3.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
-
a. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.;
-
b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen de maximale contour worden gebouwd;
-
c. de maximale contour wordt bepaald door de leden d tot en met f;
-
d. ter plaatse van het bouwvlak bedraagt de goothoogte van de maximale contour de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
-
e. vanaf de goothoogte zoals in lid d bepaald, wordt het dakvlak van de maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot aan de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
-
f. indien een hoofdgebouw aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt wordt, of voor een hoofdgebouw een bouwvergunning is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid d en e ook dat de richting van de maximale contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het hoofdgebouw dat in de voorgevelrooilijn is gelegen;
-
g. de voorgevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 75% te worden opgericht in de voorgevelrooilijn;
-
h. ter plaatse van het bouwvlak mag de maximale contour worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en de bestaande dakvorm niet verandert;
-
i. het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
3.2.2 Bijgebouwen achter voorgevelrooilijn
Voor het bouwen van bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:
-
a. de totale diepte van het hoofdgebouw met de daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
-
b. in het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van 25 m2onoverdekt en onbebouwd aanwezig te blijven. Deze oppervlakte mag al dan niet binnen het 'bouwvlak' zijn gelegen;
-
c. binnen het 'bouwvlak' mogen bijgebouwen worden gebouwd mits de maximale contour, zoals bedoeld in 3.2.1lid c, niet wordt overschreden;
-
d. op het gedeelte van het bouwperceel buiten het 'bouwvlak' mag de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen maximaal 50% bedragen, tenzij anders aangegeven. Deze bepaling geldt niet voor het bouwen voor de voorgevelrooilijn;
-
e. in aanvulling op het bepaalde in de leden a tot en met d mogen buiten het 'bouwvlak' bijgebouwen worden gebouwd indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
1. buiten het 'bouwvlak' mag de totale oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel maximaal 70 m2 bedragen tenzij de oppervlakte van de bijgebouwen die rijks- of gemeentelijk monument zijn meer bedraagt. In dat geval is het oppervlak aan bijgebouwen dat rijks- of gemeentelijk monument is het toegestane maximaal aantal m2 bijgebouw;
-
2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 m is met dien verstande dat een overkapping met een open constructie tot in de voorgevellijn mag worden gebouwd;
-
3. op hetzelfde bouwperceel de afstand minimaal 1 m bedraagt tussen:
- hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
- aangebouwd bijgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
- vrijstaande bijgebouwen onderling.
-
4. buiten het 'bouwvlak' bij vrijstaande woningen slechts aan één (verlengde van een) zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen aanwezig zijn;
-
5. de goothoogte maximaal 3,1 m bedraagt of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
-
6. de nokhoogte maximaal 5 m bedraagt;
-
7. in afwijking van het bepaalde in sub 5 de goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn maximaal 3,1 m is en voorzien is van een plat dak;
-
8. de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de steilste dakhelling van het hoofdgebouw.
3.2.3 Bijgebouwen vóór voorgevelrooilijn
Voor het bouwen van bijgebouwen vóór de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:
-
a. er mogen uitsluitend aangebouwde bijgebouwen worden gebouwd binnen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
-
b. de diepte mag maximaal 1 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag maximaal 0,25 m hoger zijn dan de eerste bouwlaag van de woning, met een maximale bouwhoogte van 4 m;
-
d. de totale breedte mag maximaal 3/5 deel bedragen van het gedeelte van de voorgevel dat in de voorgevelrooilijn valt, met een maximale breedte van 6 m;
-
e. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 6 m2 bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. op de gronden achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
-
b. op de gronden vóór de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
3.2.5 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijnen;
-
b. onverminderd het bepaalde in lid a is ondergrond bouwen toegestaan op plaatsen waar volgens artikel 3.2.1 tot en met 3.2.4 bebouwing is toegestaan, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
-
c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
3.2.6 Bestaande bouwwerken
Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de voorschriften in artikel 3.2.1 tot en met 3.2.5 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
-
a. het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m2 van het bruto-vloeroppervlak;
-
b. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen;
-
c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
-
d. gronden voor buitenopslag.