direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Schoolstraat 56 te Waspik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpWSSchoolstraat56-Vas1

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van 30 m² van het bruto-vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
  • c. tuinen en erven;
  • d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • b. Per bestemmingsvlak mag het maximum aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de maximale contour worden gebouwd;
  • d. De maximale contour wordt bepaald door de leden e tot en met g;
  • e. Ter plaatse van het bouwvlak mag de bouwhoogte van de maximale contour niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • f. Het dakvlak van de maximale contour is een plat dak;
  • g. Indien een hoofdgebouw aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt wordt, of een hoofdgebouw waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen is verleend, geldt in aanvulling op het bepaalde in lid e en f ook dat de richting van de maximale contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het hoofdgebouw dat in de voorgevellijn is gelegen;
  • h. De voorgevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 75% te worden opgericht in de voorgevellijn;
  • i. In het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van 25 m² onoverdekt en onbebouwd aanwezig te blijven. Deze oppervlakte mag al dan niet in het bouwvlak zijn gelegen;
  • j. Ter plaatse van het bouwvlak mag de maximale contour worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en mits de bestaande dakvorm niet wordt veranderd;
  • k. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij twee-aaneen gebouwde woningen 3 meter aan één zijde.

3.2.2 Bijgebouwen achter voorgevellijn

Voor het bouwen van bijgebouwen achter de voorgevellijn gelden de volgende bepalingen:

  • a. De totale diepte van het hoofdgebouw met de daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevellijn, mag gezamenlijk maximaal 22 m¹ bedragen;
  • b. In het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van 25 m² onoverdekt en onbebouwd aanwezig te blijven. Deze oppervlakte mag al dan niet in het bouwvlak zijn gelegen;
  • c. Binnen het bouwvlak mogen bijgebouwen worden gebouwd mits de maximale contour, zoals bedoeld in 3.2.1 lid d, niet wordt overschreden;
  • d. Op het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen maximaal 50% bedragen. Deze bepaling geldt niet voor het bouwen van voor de voorgevellijn;
  • e. In aanvulling op het bepaalde in de leden a tot en met d, mogen buiten het bouwvlak bijgebouwen gebouwd worden indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. buiten het bouwvlak mag de totale oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel maximaal 70 m² bedragen;
    • 2. de afstand van de voorgevellijn minimaal 3 meter is met dien verstande dat een overkapping met een open constructie tot in de voorgevellijn mag worden gebouwd;
    • 3. op hetzelfde bouwperceel de afstand minimaal 1 meter bedraagt tussen:
      • hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
      • aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
      • vrijstaande bijgebouwen onderling;
    • 4. de goothoogte maximaal 3,1 meter bedraagt of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 meter, maximaal 0,25 meter boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 meter;
    • 5. de nokhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
    • 6. in afwijking van het bepaalde in sub 4 de goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder dan 3 meter achter de voorgevellijn maximaal 3,1 meter is en voorzien is van een plat dak;
    • 7. de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de steilste dakhelling van het hoofdgebouw.

3.2.3 Bijgebouwen voor voorgevellijn

Voor het bouwen van bijgebouwen vóór de voorgevellijn gelden de volgende bepalingen:

  • a. Er mogen uitsluitend aangebouwde bijgebouwen worden gebouwd binnen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • b. De diepte mag maximaal 1 meter bedragen;
  • c. De bouwhoogte mag maximaal 0,25 meter hoger zijn dan de eerste bouwlaag van de woning, met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • d. De totale breedte mag maximaal 3/5 deel bedragen van het gedeelte van de voorgevel dat in de voorgevellijn valt, met een maximale breedte van 6 meter;
  • e. De totale oppervlakte van de aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 6 m² bedraagt.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden achter de voorgevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 meter bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorgevellijn mag de hoogte maximaal 1 meter bedragen met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen;

3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorgevellijn;
  • b. Onverminderd het bepaalde in lid a is ondergronds bouwen toegestaan op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden volgens artikel 3.2.1 tot en met 3.2.4, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
  • c. De verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 meter bedragen.

3.2.6 Bestaande bouwwerken

Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in artikel 3.2.1 tot en met 3.2.5 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  • a. Een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  • d. gronden voor buitenopslag.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1onder b en het bepaalde in 3.4 voor de uitoefening van:

  • a. beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² bruto-vloeroppervlak in het hoofdgebouw;
  • b. beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en) bij het hoofdgebouw;
  • c. bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie;

mits:

  • d. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • e. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van de omgeving. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1 behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
      • het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
      • het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI);
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
  • f. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • g. op het bij de woning behorende bouwperceel tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • h. wordt voorzien in het parkeren op eigen terrein indien sprake is van bedrijvigheid die zich richt op de persoonlijke dienstverlening (zoals kapsalons, schoonheidssalons, pedicures e.d.);
  • i. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • j. per bouwperceel maximaal 50 m² van het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik wordt genomen.