direct naar inhoud van Artikel 2 Wijze van meten
Plan: Schoolstraat 56 te Waspik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpWSSchoolstraat56-Vas1

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de bestemmingsgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

2.2 De afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

2.3 De afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens.

2.4 Breedte/diepte van een bouwwerk
  • 1. Behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 meter boven peil;
  • 2. In geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), 0,5 meter onder peil;
  • 3. In geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), de neerwaartse projectie van het dak, 1 meter boven peil.

2.5 Bruto-vloeroppervlak van een gebouw

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies.

2.6 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen delen.

2.10 De nokhoogte van een bouwwerk

Vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil.

2.11 Maximale contour

Omtrek die (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen.

2.12 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 Verticale diepte

Vanaf de onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.

2.14 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.