Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Waalwijk, Tom Mandersstraat 1 en 3
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0867.BPTomMandersstr3-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
plan
het bestemmingsplan ‘Waalwijk, Tom Mandersstraat 1 en 3’ met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPTomMandersstr3-VA01 van de gemeente Waalwijk;
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende Bijlage;
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aangebouwd bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is.
 
achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
achterkant
gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;
 
bebouwing
  1. één of meer gebouwen en/of;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
 
waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:
  1. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de  hoofdmassa mag komen;
  2. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
bebouwingspercentage
een op de verbeelding dan wel in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning.
 
bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)
uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
 
beroepsmatige activiteiten (bij wonen)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
 
bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan:
  1. is gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend; of
  2. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;
bestaande situatie
bestaande bouwwerken;
 
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
bouwlaag
een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peilen zolder;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
bouwvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop hoofdmassa’s zijn toegelaten;
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
  1. rijksmonumenten;
  2. gemeentelijke monumenten;
  3. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
dakkapel
opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;
 
daknok
hoogste punt van een schuin dak;
 
dakopbouw
een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
 
dakvoet
laagste punt van een schuin dak;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;
 
dienstverlening
  1. het verlenen van economisch-maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
  2. de uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals(internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het (doen) functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
gevellijn
de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;
 
hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
hoofdmassa
het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm, onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw;
 
huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

ondergronds bouwen
bouwen onder peil;
 
open opslag
het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.
 
openbaar toegankelijk gebied
openbare weg alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
 
peil
  1. hoogte vanaf het aansluitende gemiddelde afgewerkte terrein (ter plaatse van de bouw), waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  2. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
perceelsgrens
grens van het bouwperceel;
 
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
 
voorkant (hoofdmassa)
de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering ;
 
vrijstaand bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
 
vrijstaande hoofdmassa
hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;
 
water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc..
 
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
zijkant (hoofdmassa)
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.
 
zijerfgebied
Gedeelte van een erf dat aan (het verlengde van) de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
afstand tot de bestemmingsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;
 
afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);
 
afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
 
breedte bouwperceel
tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;
 
breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
  1.  tussen de buitenwerkse gevelvlakkenen /of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  2.  in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil;
  3.  in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak op het peil;
breedte hoofdmassa
evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;
 
bruto-vloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;
 
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
diepte hoofdmassa
  1. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  2. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
goothoogte van een bouwwerk
  1. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  2. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijn de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
  3. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;
hoogte bouwlaag
bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;
 
(bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
nokhoogte van een bouwwerk
vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;
 
verticale diepte
vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;
 
uitzonderingen
bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen gelden de volgende uitzonderingen:
  1. ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdmassa's voor woningen met een maximum aantal woningen per bestemmingsvlak zoals aangeduid,
  2. beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening, op een maximum van 30 m2 bruto vloeroppervlak van de hoofdmassa per woning;
met de daarbij behorende:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen en erven;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdmassa
Voor het bouwen van de hoofdmassa gelden de volgende regels:
  1. als hoofdmassa mogen uitsluitend de volgende typen worden gebouwd:
    1. vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  2. de hoofdmassa mag uitsluitend in en/of achter de gevellijn worden gebouwd waarbij:
    1. de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de gevellijn moet worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant hoofdmassa;
    2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: het bestaande percentage en/of de bestaande afstand tot de gevellijn mag worden gehanteerd;
  3. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouw perceel dient minimaal te zijn:
    1. bij een vrijstaande hoofdmassa aan beide zijden 3 m;
  4. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    1. bij een vrijstaande hoofdmassa 12 m;
    2. indien in de bestaande situatie niet wordt voldaan aan sub 1 de bestaande diepte;
  5. de breedte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    1. bij een vrijstaande hoofdmassa 10 m, of breder tot maximaal 15 m in welk geval de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, als bedoeld onder c van dit artikel, aan beide zijden gezamenlijk in gelijke mate toeneemt met de grotere breedte van de woning.
  6. de goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte, ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  7. de dakhelling van de hoofdmassa vanaf de goothoogte mag niet meer bedragen dan:
    1. 50 graden;
    2. indien in de bestaande situatie niet voldaan wordt aan sub 1: de bestaande dakhelling voor het dakvlak dat afwijkt;
  8. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    2. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    3. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    4. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    5. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  9. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de gevellijn en in het bebouwingsgebied te worden geplaatst;
  2. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  3. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  4. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied en zijerfgebied bedraagt niet meer dan:
    1. in geval van een bebouwingsgebied en zijerfgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied;
    2. in geval van een bebouwingsgebied en zijerfgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied dat groter is dan 100 m2;
    3. in geval van een bebouwingsgebied en zijerfgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;
      verminderd met de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid h en vermeerderd met de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid i.
  5. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van lid b tot en met dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  6. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goothoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in artikel 3.2.1 lid f;
    2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in artikel 3.2.1 lid g;
    3. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  7. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    3. in afwijking van sub 2 is een bouwhoogte toegestaan mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  8. in afwijking van lid a mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer Ontsluiting;
    2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa tenminste 1 meter bedraagt;
    3. de afstand tot het kruisingsvlak tenminste 5 meter bedraagt;
    4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde in lid b tot en met g;
  9. in afwijking van lid a en lid h mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    4. de diepte maximaal 1 m is;
    5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  10. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    1. voorzien van een plat dak;
    2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
3.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  2. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  3. in afwijking van lid b mag op de gronden aan de zijkant hoofdmassa vóór de gevellijn de hoogte maximaal 2,2 m bedragen mits:
    1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer Ontsluiting;
    2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa tenminste 1 m. bedraagt;
    3. de afstand tot het kruisingsvlak tenminste 5 m. bedraagt.
3.2.4 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
  1. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de gevellijnen;
  2. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van artikel 3.2.1 en 3.2.2;
  3. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
3.2.5 Afwijkende bestaande bouwwerken
Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in artikel 3.2.1 tot en met 3.2.4 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
 
3.3 Nadere eisen
 
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
  1. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 3.2.1 lid c voor het toestaan van een kortere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    1. in de bestaande situatie sprake is van een kortere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan, te meten vanaf de voorkant en aanwezig over minimaal 50% van de diepte van de hoofdmassa;
    2. door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. artikel 3.2.2 lid c, d en e voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vanwege de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken, mits:
    1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen wordt teruggebouwd en/of in stand wordt gelaten;
    2. een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² in het overig bebouwingsgebied overblijft,
  3. artikel 3.2.2 lid g.2 en g.3 voor het toestaan van nokhoogte van maximaal 6 meter, mits:
    1. de hoofdmassa cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is waarvan de bouwhoogte minimaal 8 meter bedraagt;
    2. door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. het hoofdgebouw ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  3. gronden ten behoeve van open opslag;
  4. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast;
  6. gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerbewoning voor meer dan 4 bewoners per woning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan per woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.5 voor de uitoefening van:
  • beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening op meer dan 30 m² brutovloeroppervlak van de hoofdmassa per woning;
  • beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening activiteiten in bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie;
  • bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een bedrijf in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie;
 
waarbij in ieder geval geldt dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet meer bedraagt dan 50 m² of in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing 100 m2;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van de omgeving, waarbij in ieder geval geldt dat:
    1. uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1 behorende bij deze voorschriften of indien zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
      1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
      2. het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI).
    2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;
  3. het niet gepaard gaat met zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke ontsluitingssituatie;
  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  5. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  6. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
3.6.2 Bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning per woning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.5 voor de uitoefening van bed & breakfast:
  • in de hoofdmassa en in aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ook in vrijstaande bijbehorende bouwwerken waarbij de maximale afstand van de voorkant van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot de openbare weg 40 m bedraagt;
 
waarbij in ieder geval geldt dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer bedraagt dan 100 m² of in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing 200 m2;
    2. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan de maximale onafgebroken verblijfsduur per gebruiker van de bed & breakfast voorziening één week is;
    3. kamerbewoning is niet toegestaan;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van de omgeving, waarbij in ieder geval geldt dat:
    1. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;
    2. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent onder meer dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  3. het niet gepaard gaat met zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke ontsluitingssituatie;
  4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
3.6.2 Combinatie van activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan per woning een combinatie gemaakt worden van de afwijkende gebruiksactiviteiten zoals genoemd in de artikelen 3.6.1 en 3.6.2, waarbij in afwijking van de maximale oppervlakte in ieder geval geldt dat:
  1. de totale te gebruiken oppervlakte voor de combinatie van activiteiten beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
  2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet mag worden overschreden.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. de aan sub a ondergeschikte verhardingen;
  3. langzaam verkeer;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezink-voorzieningen;
  7. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking in de vorm van warmtepompen behorend bij de naastgelegen woonbestemming;
  8. medegebruik als tuin, ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ (t);
met de bij sub a tot en met g. behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking in de vorm van warmtepompen behorend bij de naastgelegen woonbestemming;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en duurzame energieopwekking in de vorm van waterpompen behorend bij de naastgelegen woonbestemming zijn toegestaan, mits:
  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet bedragen dan 3,5 meter;
  4. de verticale diepte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.3 Nadere eisen
 
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:
  1. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  3. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  4. milieuhygiënische overwegingen, zoals luchtkwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub g voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van andere vormen van duurzame energieopwekking dan warmtepompen behorend bij de naastgelegen woonbestemming, met inachtneming van de bouwregels in artikel 4.2.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. gronden ten behoeve van open opslag;
  2. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Parkeren, laden en lossen
 
Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
  1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
6.2 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 6.1 onder a en b;
  2. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
6.3 Afwijken van de parkeerregels
 
Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  3. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Algemene afwijkingsregels
  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid.
  3. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Waalwijk, Tom Mandersstraat 1 en 3’.