direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoonveld 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de periode 2004 tot en met 2014 zijn de bestemmingsplannen voor het bebouwde gebied van de gemeente Vught geactualiseerd in 8 (hoofd)bestemmingsplannen. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

  • Schoonveld (inclusief 1e herziening);
  • Molenstraat e.o. (inclusief 1e herziening);
  • Vijverhof (inclusief 1e herziening);
  • Villapark/Loonsbaan (exclusief De Koepel);
  • Taalstraat/Loyolalaan (exclusief Stadhouderpark);
  • De Baarzen/Vughtse Hoeven;
  • Vught Centrum e.o.;
  • Voorburg e.o.;

Het bestemmingsplan voor het plangebied Schoonveld is op 7 oktober 2004 vastgesteld en onherroepelijk geworden op 14 december 2005. Aangezien de wettelijke plantermijn in 2015 verloopt dient het bestemmingsplan voor dit plangebied geactualiseerd te worden. Dit houdt concreet in dat de afgelopen periode genomen planologische beslissingen voor dit plangebied in één bestemmingsplan opgenomen worden en daarbij gestreefd wordt naar uniformiteit en rechtsgelijkheid. Tevens worden bij de actualisatie een aantal zaken gerepareerd waarvan in de afgelopen planperiode is gebleken dat deze op verschillende manieren interpreteerbaar zijn. Het doel van deze actualisatie is dat de gemeente weer beschikt over een actuele en toetsbare regeling qua gebruiks- en bouwmogelijkheden en het bestemmingsplan daarmee weer voldoet aan de eisen van deze tijd.

1.2 Plangebied

Het plangebied Schoonveld ligt vrij centraal in het bebouwde gebied van Vught, in de driehoekige punt van de spoorwegsplitsing van 's-Hertogenbosch naar Tilburg en Eindhoven. Het plangebied wordt globaal begrenst door de Helvoirtseweg/N65, de spoorlijn 's-Hertogenbosch/Eindhoven en de Martinilaan/Michiel de Ruyterweg. Dit is de plangrens overeenkomstig het plangebied van het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0001.png"

Begrenzing plangebied bestemmingsplan 'Schoonveld 2015'

De keuze voor deze begrenzing is gemaakt bij de actualisering van het thans vigerende bestemmingsplan 'Schoonveld'. Op grond van ruimtelijke herkenbaarheid en hanteerbaarheid van het bestemmingsplan zelf is bij de actualisering wederom voor deze begrenzing gekozen. De plangrens sluit daarbij aan op de aangrenzende bestemmingsplannen.

Wel worden 2 locaties binnen het plangebied niet mee genomen. Het betreft de locaties Esschestraat/Maarten Trompstraat (de Globe) en Van Voorst tot Voorststraat/Vensterplein. Gezien de huidige ontwikkelingen op deze locaties zijn deze buiten het plangebied gelaten.

1.3 Het vigerende bestemmingsplan

Voor het plangebied zijn tot het onherroepelijk worden van deze planherziening de hierna genoemde bestemmingsplannen van de gemeente Vught geheel of gedeeltelijk van kracht:

  • bestemmingsplan 'Schoonveld', vastgesteld 7 oktober 2004, goedgekeurd 26 april 2005 en onherroepelijk geworden op 14 december 2005;
  • bestemmingsplan 'Schoonveld, 1e herziening', vastgesteld 30 oktober 2008, goedgekeurd 20 april 2009 en onherroepelijk geworden op 9 september 2009;
  • bestemmingsplan 'Schoonveld, 2e herziening' (Taleninstituut Regina Coeli), vastgesteld 2 juli 2009;
  • wijzigingsplan 'Theresialaan 10', vastgesteld 12 april 2011 en onherroepelijk geworden op 2 juni 2011;
  • wijzigingsplan 'Uitbreiding COO Talent Vught;
  • wijzigingsplan 'Van Voorst tot Voorststraat 65a, vastgesteld 17 september 2013 en onherroepelijk geworden op 7 november 2013;
  • bestemmingsplan 'Ovonde Martinilaan', vastgesteld 19 maart 2015 en onherroepelijk geworden op 21 mei 2015.

Daarnaast zijn er een aantal ontheffingen Wro alsmede afwijkingen in het kader van de Wabo geweest.

1.4 Juridische planvorming

Dit bestemmingsplan is een zogenoemd gedetailleerd bestemmingsplan met een beheerskarakter. De keuze voor 'mate van gedetailleerdheid' uit zich vooral in een op perceelsniveau goed uitgewerkte verbeelding. Op perceelsniveau is voor woningen en voorzieningen afzonderlijk aangegeven wat waar gebouwd mag worden en wel op een zodanige wijze dat het belang van de buren/omgeving daarbij vooraf is meegewogen.

Door een uniforme regeling voor alle inwoners van het plangebied ontstaat rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Het bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' vervangt, na vaststelling, de oude bestemmingsplangebieden met uitzondering van de twee 'witte vlekken'.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk volgt een beschrijving van de huidige situatie binnen het plangebied. Vervolgens komen de relevante beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau aan bod. In een hoofdstuk over de omgevingsaspecten wordt nader ingegaan op de milieuaspecten, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie. In een hoofstuk wordt de doorvertaling van het beleid en uitgangspunten in het bestemmingsplan nader toegelicht. Vervolgens wordt in de toelichting op regels het juridische deel van het bestemmingsplan (de planregels in combinatie met de verbeelding) nader toegelicht, waarna de financiële haalbaarheid aan bod komt. Ter afsluiting van de toelichting wordt de procedure die dit bestemmingsplan doorloopt beschreven.

Hoofdstuk 2 Het plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt op basis van de uitgevoerde inventarisatie een beeld geschetst van het plangebied. De huidige situatie is het gevolg van veranderende natuurlijke omstandigheden en menselijke ingrepen gedurende vele eeuwen.

Om de huidige situatie binnen het plangebied goed in beeld te brengen is een aparte analyse voor de ruimtelijke en functionele structuur gemaakt.

2.2 Inventarisatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0002.png"

Inventarisatie kaart plangebied bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' met discrepanties

In het kader van de voorbereiding op onderhavig bestemmingsplan heeft een GIS-inventarisatie plaatsgevonden. In deze GIS-inventarisatie is een vergelijking gemaakt tussen de vigerende bestemming en de bij de gemeente beschikbare Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG gegevens).

Indien de BAG gegevens overeenkomen met de vigerende bestemming wordt de thans geldende bestemming in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Bij afwijking is de betreffende locatie nader onderzocht en is de afweging gemaakt om het feitelijk gebruik overeenkomstig de feitelijke situatie al dan niet positief te bestemmen.

Bij deze herziening is gekeken wat er op dit moment aan functies aanwezig is op basis van de BAG gegevens. Dit is vergeleken met wat er in het oude bestemmingsplan was opgenomen. De geconstateerde verschillen zijn daarna apart bekeken en daarop is een keuze gemaakt welke functie c.q. bestemming voor dit plan is opgenomen. Bijvoorbeeld een aantal locaties die als beroep aan huis worden beschouwd zijn bestemd als wonen, terwijl deze locaties in het vorige bestemmingsplan een bestemming hadden gerelateerd aan het bedrijf aan huis. In de BAG is voor deze locaties zowel de bedrijfsfunctie als de woonfunctie vastgelegd.

Wat hier ook van belang is is de structuurvisie, waarin is aangegeven dat woongebieden (zoals Schoonveld) verder naar woongebieden moeten worden getransformeerd. Hierdoor is de keuze gemaakt om bedrijfsbestemmingen en detailhandelsbestemmingen etc. zoveel mogelijk weg te bestemmen indien deze functies niet meer aanwezig waren.

2.3 Ruimtelijke structuur

2.3.1 Stedenbouwkundige structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0003.png"

Stedenbouwkundige structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0004.png"

Impressie woonbebouwing

De stedenbouwkundige uitleg van het plangebied Schoonveld valt in historische lijnen als volgt te beschrijven. Van oudsher (1830) moet het een weinig ontsloten gebied van hooi- en graslanden zijn geweest. De voornaamste wegen waren de Groote Weg van Breda naar 's-Hertogenbosch alsmede de Schoonveldsebaan, het Beestenpad en de Moleneindsche baan. In het gebied kwamen twee landgoederen voor, Eikenheuvel van rond 1830 en Ouwerkerk van voor 1725. Deze landgoederen maakten geheel of gedeeltelijk onderdeel uit van het plangebied Schoonveld.

Van die historische gegevens is in de huidige situatie weinig meer over. Alleen de tracés van de Esschestraat en Martinilaan volgen de oude veldwegen en ook de Helvoirtseweg ligt nog op het oorspronkelijke tracé. Van de historische landgoederen resteert weinig meer dan wat groen en open ruimte, voor zover niet door recente bebouwing benut: Maurick college, Regina Coeli (talenprakticum) en de Martinihal. Ook een belangrijke historische ontwikkeling in het plangebied is de aanleg van Lunet 5 geweest. Echter er rest uitsluitend nog een ondergeschikt oostelijk deel van dit verdedigingswerk uit de periode 1844-1848, zonder herkenbare begrenzing van het oude schootsveld.

Oudere bebouwing met veel functiemenging is aanwezig langs de Helvoirtseweg en de direct daarop aansluitende wegen. Dit maakt dit gebied tot een karakteristiek aanloopgebied van het centrum van Vught, met diverse elementen uit diverse bouwperioden. Een vergelijkbare situatie, maar dan kleinschaliger doet zich voor langs de Theresialaan. Hier heeft veel particuliere woningbouw plaatsgevonden en heeft zich spontaan bedrijvigheid (aan huis) in de loop der tijd ontwikkeld.

Het merendeel van de stedenbouwkundige structuur is stedenbouwkundige geschiedenis van een eerste complexgewijze woningbouwuitbreiding van de gemeente Vught. Het betreffen met name woningcomplexen uit de jaren '30 van de vorige eeuw. Het gedeelte in Schoonveld van de Zeeheldenbuurt is een representatief voorbeeld van volkshuisvesting uit de jaren '60 van de vorige eeuw.

Als gevolg van de gekozen verkaveling zijn er de nodige overhoeken ontstaan. Deze open binnenterreinen manifesteren zich vooral als (lichte) bedrijventerreintjes of waar garageboxen zijn opgericht voor de omliggende woningen. Deze terreinen zijn in de afgelopen planperiode steeds meer aan veranderingen onderhevig en komen bij uitstek in aanmerking voor herstructuering. Tot slot hebben in de afgelopen planperiode reeds enkele ruimtelijke ontwikkelingen plaatsgevonden in de vorm van inbreiding. Het betreft onder andere de ontwikkeling aan het Sint Sebastiaanhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0005.png"

Inbreiding Sint Sebastiaanhof

2.3.2 Groen en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0006.png"

Aanwezig groen en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0007.png"

Lunet 5 en Schoonveldsingel

Het groen en water is een afgeleide van de bebouwingsstructuur. Rond de oorspronkelijke landgoederen treft men de oudste beplanting. Het betreft uitsluitend nog restanten. Het vroegere verdedigingswerk in de vorm van Lunet 5 is inmiddels begroeid, waardoor er sprake is van karakteristieke beplanting. Meer karakteristieke beplanting is aanwezig in het gebied ten zuiden van de N65. Het betreft hier een parkachtige omgeving met aan de randen enkel objecten in de vorm van bebouwing.

Verder zijn kenmerkend voor het plangebied het water parallel aan de Esschestraat en het begeleidend groen langs de spoorlijn 's-Hertogenbosch/Eindhoven. Daarnaast wordt de omgeving van de Zeeheldenbuurt gekenmerkt door de groene geleding langs de wegen.

2.3.3 Verkeersstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0008.png"

Verkeersstructuur

Het plangebied Schoonveld wordt begrenst door belangrijke infrastructuur, zoals de spoorlijn en de autoweg Vught-Tilburg (Rijksweg West, N65). Vanaf deze Rijksweg wordt via de dorpsentree aan de Helvoirtseweg, naast het plangebied, ook het centrum van Vught ontsloten. De zuidelijke ontsluiting van het plangebied geschiedt vanaf de Wolfskamerweg via Esscheweg-Eschestraat en via Industrieweg/Maarten Trompstraat en Van Voorst tot Voorststraat. De Esschestraat is daarbij vooral van belang als (langzaamverkeers-)verbinding met het centrum van Vught.

De Esschestraat heeft éénrichtingsverkeer met voorrang voor langzaam verkeer. De verbinding met het centrum van Vught via de spoorwegovergang naar de Sint-Elisabethstraat vormt, met de Theresiastraat, de belangrijkste schakel in de fietsroutes in dit deel van Vught.

Openbaar vervoer is nadrukkelijk aanwezig in de vorm van station Vught. De ontsluiting van het station ligt echter aan de overzijde van het spoor, buiten het plangebied. De voetgangerstunnel onder het spoor door en de spoorwegovergangen Helvoirtseweg en Esschestraat maken het station goed bereikbaar. Busroutes door het plangebied zijn:

  • Helvoirtseweg (streeklijn);
  • Michiel de Ruyterweg-Van Voorst tot Voorststraat (stadslijn).
2.3.4 Bebouwingsstructuur

De bebouwingsstructuur van het plangebied bestaat enerzijds uit de 'oude' bebouwingslinten en de aangrenzende complexgewijze uitbreidingen. De bebouwing aan deze bebouwingslinten heeft een divers karakter. De bebouwing verschilt hier sterk qua verschijningsvorm, gevelindeling, materiaalgebruik, goothoogte, kapvorm en frontbreedte.

De aangrenzende complexgewijze uitbreidingen laten een uniform beeld zien. Het betreft hier overwegend grondgebonden woningen, zowel aaneengebouwd, twee-aaneen en vrijstaande woningen, in twee bouwlagen met kap. Gestapelde woningen komen incidenteel in het plangebied voor. Deze appartementencomplexen bestaan maximaal uit 4 bouwlagen en zijn plat afgedekt. Verder heeft op een aantal locaties herstructurering en inbreiding tussen de bestaande bebouwing plaats gevonden.

2.4 Functionele structuur

2.4.1 Wonen

De belangrijkste functie binnen het plangebied is de functie wonen. Het merendeel van de bebouwing binnen het plangebied bestaat uit woningen. De woningen zijn overwegend grondgebonden woningen, uitgezonderd een aantal complexen met gestapelde woningen. De grondgebonden woningen wisselen zich sterk af in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande (twee-aaneen) en geschakelde (aaneengebouwd) woningen.

2.4.2 Voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0009.png"

Aanwezige voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0010.png"

Winkelvoorzieningen Helvoirtseweg

In het plangebied van Schoonveld zijn enkele kleinere winkelconcentraties aanwezig, zoals aan de Helvoirtseweg, Van Voorst tot Voorststraat en Michiel de Ruyterweg. Iedere winkelconcentratie heeft zijn eigen karakter en schaal. De aan de Helvoirtseweg verzamelende voorzieningen vervullen de functie als aanloopgebied tot het centrum van Vught. Dit gebied heeft een gemeentelijke functie omdat de klanten vanuit alle delen van de gemeente komen en soms van daarbuiten. Verder zijn verspeid over het plangebied enkele solitaire voorzieningen gelegen. Dit betreffen veelal detailshandels-, dienstverlenende- en horecavoorzieningen. De winkelconcentratie aan de Michiel de Ruyterweg vervult hoofdzakelijk de functie van een buurtcentrum. Door de aanwezigheid van een supermarkt trekt deze concentratie het nodige publiek. De concentratie aan de Voorst tot Voorststraat bestaat slecht uit twee winkels die hier vanuit het verleden zijn ontstaan en staan verder op zichzelf.

Binnen het plangebied zijn nog 2 basisscholen aanwezig. De school aan het Versterplein is in de afgelopen planperiode gesloten. De school op de hoek Esschestraat/Maarten Trompstraat is eveneens gesloten. Deze locaties komen voor herontwikkeling c.q. herstructurering in aanmerking en maken verder dan ook geen onderdeel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De aanwezigheid van het Kentalis Talent, het Maurickcollege en het talenprakticum Regina Coeli hebben een geheel eigen bestaansrecht en zijn meer dan buurtverzorgend en zelfs regionaal van betekenis, dan wel landelijk ingeval van het talenpraticum.

2.4.3 Bedrijven

In het plangebied zijn, onder andere op de binnenterreinen, een aantal bedrijven aanwezig. Het betreft de bestaande bedrijven, zoals deze in de huidige omvang en activiteiten aanwezig zijn. Een aantal van deze bedrijven hebben door hun activiteiten een zwaardere catergorie (milieucategorie 3.1) op basis van de VNG brochure: 'Bedrijven en milieuzonering'. Gezien de historisch gegroeide ruimtelijke situatie passen deze bedrijven in de huidige ruimtelijke structuur.

Op sommige locaties is sprake van een gemengde bestemming (Helvoirtseweg, Michiel de Ruyterweg). Naast de aanwezige voorzieningen is op deze locaties tevens sprake van een zekere mate van bedrijvigheid. Dit is met name aan de orde aan de Helvoirtseweg. Naast deze solitaire bedrijven zijn bij een aantal woningen aan huis gebonden beroepen en bedrijven aanwezig.

2.4.4 Sport

Tot slot is er nog een sporthal aan de Martinilaan gelegen. Naast de functie sport zijn hier de nodige faciliteiten aanwezig op het gebied van ondergeschikte horeca in combinatie met vergader-/multifunctionele ruimte.

2.5 Vigerende bouwtitels en bouwmogelijkheden

Naast de hiervoor beschreven ruimtelijke en functionele structuur zijn er op basis van de thans vigerende bestemmingsplannen tussen de bestaande bebouwing van Schoonveld nog plekken aanwezig met geldende bouwmogelijkheden waar nog één of meerdere woningen dan wel een kantorencomplex gebouwd kunnen worden. Het betreft de volgende locaties:

  • gestapelde woningen hoek Esschestraat/van Rijckevorselstraat;
  • kantoor hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat;

Deze 2 locaties zijn in de volgende paragrafen nader toegelicht.

Daarnaast is tevens een aantal wijzigingsbevoegdheden in het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de volgende wijzigingsbevoegdheden:

  • hoek Martinilaan/Theresialaan: waar de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen';
  • park Eikenheuvel: waar de bestemming 'Groen' (ter plaatse van de aanduiding 'park') gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Maatschappelijk' of 'Wonen'.

Voor de wijzigingsbevoegdheid die gold op de hoek Martinilaan/Theresialaan zijn geen concrete plannen. Daarom is uitsluitend de wijzigingsbevoegdheid voor park Eikenheuvel opgenomen in dit bestemmingsplan.

De woningbouwontwikkeling aan het Sint Sebastiaanhof is in de afgelopen planperiode gerealiseerd en maakt onderdeel uit van de bestaande situatie.

2.5.1 Gestapelde woningen hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat

In het vigerende bestemmingsplan 'Schoonveld' is op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat de mogelijkheid opgenomen om ter plaatse van de parkeerplaats een appartementencomplex in 3 bouwlagen voor 12 appartementen met parkeergarage te realiseren. Deze ontwikkeling is in de afgelopen planperiode echter niet gerealiseerd.

Dit is het gevolg van de economische crisis en de ontwikkelingen op de woningmarkt in de afgelopen periode. De invulling van deze locatie is dan ook opnieuw bezien en er is een nieuw plan voor deze locatie ontwikkeld. Dit nieuwe plan voorziet in de realisatie van maximaal 5 grondgebonden woningen, welke beter passen in de bestaande ruimtelijke structuur ter plaatse.

Door dit nieuwe plan neemt het aantal woningen met minimaal 7 woningen af ten opzichte van de harde planvoorraad en wordt beter voorzien in de noodzakelijke behoefte. Het nieuwe planvoornemen is dan ook planologisch-juridisch doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. De uitwerking van het plan is nog niet definitief en bevat nog te veel onduidelijkheden. Derhalve is besloten om deze ontwikkeling nu niet meer rechtstreeks mogelijk te maken in dit bestemmingsplan, maar door middel van een uitwerkingsverplichting.

2.5.2 Kantoor hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat

Op de hoek Helvoirsteweg/Van Miertstraat is in het vigerende bestemmingsplan 'Schoonveld' de realisatie van een kantoor mogelijk gemaakt. Ook deze ontwikkeling is in de afgelopen planperiode niet gerealiseerd. Het terrein ligt momenteel nog steeds braak.

De vigerende kantoorbestemming wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen, zodat de eigenaren in de nieuwe planperiode van het bestemmingsplan nog de mogelijkheid hebben om ter plaatse als nog de kantoorbestemming te realiseren.

2.6 Nieuwe ontwikkelingen, zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan

Ondanks dat onderhavig bestemmingsplan een conserverd plan betreft is besloten om voor de volgende ontwikkelingen door middel van dit bestemmingsplan het planologisch-juridisch kader te bieden waarbinnen de ontwikkelingen mogelijk gemaakt kunnen worden.

2.6.1 Ontwikkeling aan de Van de Pollstraat

De locatie Van de Pollstraat 3a/5 ('Zaal Schoonveld') komt vrij. Het college van de gemeente Vught heeft besloten om deze locatie te gaan ontwikkelen met woningbouw en eventuele maatschappelijke functies en/of een sportvoorziening. De uitwerking van de ontwikkeling is nog in voorbereiding, waardoor er nu een uitwerkingsverplichting wordt opgenomen voor deze locatie. Er worden maximaal 20 woningen gerealiseerd, die in het woningbouwprogramma zijn opgenomen. Dit woningbouwprogramma is regionaal afgestemd.

2.6.2 Ontwikkeling hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat

In paragraaf 2.5.1 is deze ontwikkeling al beschreven. Echter door de gewijzigde invulling van de locatie (grondgebonden woningen in plaats van gestapelde woningen) en het feit dat de uitwerking van het plan nog niet definitief is wordt het planvoornemen voor de locatie ook gezien als nieuwe ontwikkeling. Aangezien de uitwerking van de ontwikkeling nog in voorbereiding is, is voor deze locatie eveneens een uitwerkingsverplichting opgenomen. Er worden maximaal 5 woningen gerealiseerd, die in het woningbouwprogramma zijn opgenomen. Dit woningbouwprogramma is regionaal afgestemd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het, voor de het bebouwd gebied van Vught en Schoonveld in het bijzonder, relevante (inter)nationale, provinciale en regionale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Vught zelf. Sommige beleidsstukken zijn op meerdere terreinen van toepassing.

3.2 Rijksbeleid

Op nationaal niveau is naast het beleid dat direct door de rijksoverheid wordt geformuleerd, ook het beleid dat vanuit de Europese Unie aan ons land wordt opgelegd, van toepassing. Het relevante Rijks- en Europees beleid is vervat in:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012);
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011);
  • Ladder duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening);
  • Modernisering Monumentenzorg (2009);
  • Verdrag van Malta (1992);
  • Natura 2000 (2006);
  • Nationaal Waterplan (2009);
  • Beleidslijn grote rivieren.
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren.

Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Concurrentiekracht

Nederland wil in 2040 tot de top 10 van de meest concurrerende economieën van de wereld behoren. Van belang daarvoor is een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dat betekent onder meer dat moet worden ingezet op sterke stedelijke regio's, optimale bereikbaarheid en goede (logistieke) verbindingen met het buitenland.

Belangrijke innovatieve economische sectoren voor Nederland zijn onder meer: Water, Agro & Food, High Tech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Chemie, Energie, Logistiek en Creatieve Industrie.

Bereikbaarheid

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppunt-ontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange termijn (2040) op te vangen. Daarbij moet worden gekozen voor een integrale benadering die de mobiliteitsgroei in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling faciliteert. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Leefbaarheid en veiligheid

De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Deze toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn daardoor niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). De ambitie voor 2040 is dat woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.

Voorts is het nodig onze bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken, hetgeen vraagt om de borging van natuurwaarden, biodiversiteit, cultuurhistorische waarden en een goede milieukwaliteit. De ambitie voor 2040 is het bieden van een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Belangrijke onderdelen daarvan zijn ook een blijvende bescherming tegen extreme weersomstandigheden en overstromingen alsmede het voorzien in voldoende zoetwater in droge perioden.

Op basis van voorgaande doelstellingen zijn vervolgens 13 nationale belangen benoemd. Hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn van belang:

  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's (nationaal belang 8);
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, waarbij het belang van het Rijk in het geding is. Bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Wel worden de omgevingsaspecten expliciet in het kader van dit bestemmingsplan beschouwd (hoofdstuk 4). Verder heeft een transparante en zorgvuldige belangenafweging bij de toekenning van de bestemmingen plaats gevonden op basis van de vigerende regelingen en de uitgevoerde GIS analyse. Dit houdt in dat voor het vaststellen van bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De hiervoor beschreven SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten zoals een planologische kernbeslissing (pkb) en concrete beleidsbeslissingen (cbb) niet meer beschikbaar.

Middels het Barro wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.

De meeste onderwerpen waarvoor in het Barro regels zijn gesteld, zijn alleen van toepassing voor een bestemmingsplan dat na inwerkingtreding van het Barro van kracht wordt. Een dergelijk bestemmingsplan zal dan wel voor het eerst een nieuwe ontwikkeling of nieuwe bebouwing mogelijk moeten maken (zogenoemde nieuw-nieuwbepalingen).

De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Uit het Barro volgen geen nationale belangen die een planologisch-juridische doorwerking hebben in het plangebied. Dit houdt in dat er voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering worden voorkomen. Door middel van de ‘ladder van duurzame verstedelijking’ (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  • 1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien. Het kan zowel om een kwantitatieve als kwalitatieve behoefte gaan.
  • 2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformaties van bestaande locaties;
  • 3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverend bestemmingsplan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt worden hieronder indien noodzakelijk getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Alvorens te toetsen aan voornoemde drie tredes van de ladder, dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkelingen. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan een dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State heeft in haar uitspraak van 24 december 2014 (LJN 201405237/1/R2) het volgende hierover aangegeven: “Het plan voorziet in de planologische inpassing van acht woningen. Gelet op de kleinschalige woningbouw die het plan mogelijk maakt, is de Afdeling van oordeel dat de raad er terecht van is uitgegaan dat het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2013 in zaak nr. 201302867/1/R4). De in het plan voorziene ontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.“

Van de Pollstraat 3a/5

De nieuwe ontwikkeling aan de Van Pollstraat 3a/5, die via een uitwerkingsverplichting wordt mogelijk gemaakt, is van een dermate schaal (20 woningen) dat deze ontwikkeling als een stedelijke ontwikkeling aangemerkt dient te worden.

Trede 1 - actuele regionale behoefte?

De 20 woningen zijn opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Vught dat is vastgesteld op 19 maart 2015. Dit woningbouwprogramma is regionaal afgestemd. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond.

Trede 2 - Binnen bestaand stedelijk gebied?

Deze 20 woningen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente Vught. De huidige bebouwing wordt gesloopt en hiervoor komen nieuwe woningen voor in de plaats. Op deze manier is sprake van duurzaam ruimtegebruik binnen bestaand stedelijk gebied.

Trede 3 - Buiten bestaand stedelijk gebied?

Op grond van trede 2 voor het onderhavige planvoornemen is trede 3 niet aan de orde. Er wordt gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, op een goed bereikbare locatie.

Locatie Van Rijckevorselstraat

Op de locatie Van Rijckevorsselstraat, die via een uitwerkingsverplichting wordt mogelijk gemaakt, worden 5 woningen gerealiseerd. Gezien het aantal woningen, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk. Deze woningen zijn opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Vught dat op 19 maart 2015 is vastgesteld. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond.

Bestemming Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' worden ter plaatse van de bestaande horeca- en detailhandelsvoorzieningen, na beëindiging van de betreffende functie, extra woningen mogelijk gemaakt. De omzetting naar een woning na beëindiging van de detailhandels- en/of horecafunctie zal het aantal van 10 woningen per locatie/per jaar niet overstijgen. Gezien de geringe toename van het aantal woningen per locatie is hierdoor op basis van jurisprudentie geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Tevens is in het woningbouwprogramma hiervoor ruimte. De regionale behoefte is daarmee afgestemd.

Locatie Park Eikenheuvel

Het aantal woningen en/of de maatschappelijke ontwikkelingen zijn nog niet bekend. In dit bestemmingsplan wordt ervan uitgegaan dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Trede 1 - actuele regionale behoefte?

In de toekomst worden op deze locatie woningen gerealiseerd. Deze woningen zijn nog niet opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Vught. Deze voorwaarde is opgenomen in de wijzigingsvoorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid om op deze manier de regionale behoefte te waarborgen.

Trede 2 - Binnen bestaand stedelijk gebied?

De woningen en/of maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente Vught. Het huidige park wordt gedeeltelijk omgezet naar een nieuwe functie. Op deze manier is sprake van duurzaam ruimtegebruik binnen bestaand stedelijk gebied.

Trede 3 - Buiten bestaand stedelijk gebied?

Op grond van trede 2 voor het onderhavige planvoornemen is trede 3 niet aan de orde. Er wordt gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, op een goed bereikbare locatie.

3.2.4 Modernisering Monumentenzorg

Belangrijke doelen van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk. Inmiddels is er verder gewerkt aan een visie 'Erfgoed en ruimte'. Ook is er in de tussentijd een handreiking 'Erfgoed en ruimte' verschenen.

Het ministerie van OC&W heeft in 2009 de beleidsbrief MoMo opgesteld. De beleidsbrief geeft de nieuwe visie op de monumentenzorg weer. In november 2009 stemde de Tweede Kamer hiermee in.

De modernisering monumentenzorg is gebaseerd op 3 pijlers:

Pijler 1: Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening.

Hierbij vindt een verschuiving plaats van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. De omgeving van het monument gaat een belangrijkere rol spelen.

Pijler 2: Krachtiger en eenvoudiger regelgeving.

Minder, kortere en eenvoudigere procedures, afstand tussen expert en leek kleiner, meer vrijheid en keuzemogelijkheden voor monumenteneigenaren.

Pijler 3: Bevorderen van herbestemmingen.

Historische gebouwen, complexen, terreinen en landschappen kunnen hun functie en daarmee hun gebruik verliezen. Dit kan leiden tot verval waardoor belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gaan. Het toekennen van een andere bestemming kan bijdragen aan het behoud. Eigenaren kunnen hiervoor subsidie krijgen, zowel voor het onderzoeken van de mogelijkheden voor een nieuwe bestemming als voor het wind- en waterdicht houden van de monumenten tijdens de ontwikkeling.

Concreet heeft de modernisering geleid tot aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 januari 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Visie erfgoed en ruimte, de afbouw van aanwijzing beschermde stads- en dorpsgezichten en, misschien wel het belangrijkst: een verandering in de manier van denken: cultureel erfgoed als belangrijke factor en kans in ruimtelijke ontwikkelingen.

Het is dus essentieel dat ruimtelijke ordening en erfgoed elkaar in een vroeg stadium van het plantraject vinden. De stedenbouwkundige zal zich bewust moeten zijn van de cultuurhistorische waarden en deze meenemen in de planvorming.

In dat kader worden de binnen de kern aanwezige monumenten en cultuurhistorische waarden in voldoende mate beschermd door de Monumentenwet 1988 en hoeft in onderhavig bestemmingsplan geen nadere regeling opgenomen te worden.

3.2.5 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

  • Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden.

Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in de bodem te verwachten zijn.

  • Behoud in situ.

Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tastbaar en goed zichtbaar blijven.

  • Verstoorder betaalt.

Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag is vertaald in de Monumentenwet. Ook kan het verdrag worden teruggevonden in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet.

Aangezien dit bestemmingsplan de actualisatie betreft van verouderde bestemmingsplannen en nieuwe ontwikkelingen niet direct (alleen via een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingverplichting) worden mogelijk gemaakt, uitgezonderd de locatie hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat, is het aspect archeologie niet direct aan de orde. Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van een uitwerkingsverplichting of een wijzigingsbevoegdheid dan wel een aanvraag wordt gedaan voor een omgevingsvergunning (hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat) zal verder worden ingezoomd op de eventueel aanwezige waarden (bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek). Tevens wordt voor het aspect archeologie verwezen naar paragraaf 4.10.1.

3.2.6 Natura 2000

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0011.png"

Natura 2000-gebieden in de directe omgeving van Vught

Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitat-richtlijn.

Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen. Er zijn drie thema's die centraal staan bij Natura 2000, zoals volgt uit diverse bronnen van het regiebureau Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen:

  • Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwikkeling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten worden.
  • Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functioneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij economie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn.
  • Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna.

Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema's in combinatie met elkaar zonder problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) neemt hierin het voortouw, door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van enkel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden. Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheersplan opgesteld te worden met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te bereiken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Natura 2000-gebieden kennen een bepaalde bescherming. Deze bescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet.

Gemeenten zijn derhalve verplicht om beheersplannen ten aanzien van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, indien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt.

Binnen de gemeente Vught zelf zijn gedeelten van de Natura 2000-gebieden 'Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen' en 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek' gelegen. Beide gebieden zijn niet binnen het plangebied van Schoonveld gelegen. Deze Natura 2000-gebieden zijn op ruime afstand (> 1 km) van het plangebied gelegen en. derhalve niet van toepassing op het plangebied. Bovendien betreft onderhavig bestemmingsplan een conserverend plan met overwegend woonbestemmingen. Het geactualiseerde plan heeft derhalve geen nadelige invloed op deze Natura 2000-gebieden en geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

3.2.7 Nationaal Waterplan

In paragraaf 4.8 Water is het beleid uit het Nationaal Waterplan nader uitgeschreven.

3.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is hoofdzakelijk vastgelegd in:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening Ruimte Noord Brabant.
3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0012.png"

Structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

De structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.

Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.

Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.

Het plangebied maakt binnen de structuurvisie Ruimtelijke Ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Hiervoor gelden de volgende belangen:

  • ontwikkelen van kwaliteiten voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied;
  • het accent wordt verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied;
  • benutting van functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied. Inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik;
  • inspelen op de (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen;
  • nieuwe ontwikkelingen moeten inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek.

Het plangebied bestaat uitsluitend uit bestaand bebouwd gebied. Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voornamelijk ingezet op een planologisch-juridisch regime gericht op het beheer van het bestaand stedelijk gebied.

3.3.2 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden. De verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen.

Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan of andere planologische maatregelen. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

Zoals in paragraaf 3.3.1 reeds is aangegeven, is het plangebied binnen de Verordening Ruimte 2014 gelegen binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Verder is het plangebied aanduid als 'stedelijk concentratiegebied'.

Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. Deze zijn tezamen met de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking zodanig ruim aangeduid, dat zij voor langere tijd – met het perspectief van 20 à 25 jaar – kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven.

De stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking worden door de provincie gezien als ruimtelijk samenhangende, verstedelijkte gebieden. Daarbinnen liggen mogelijkheden voor verdere concentratie en verstedelijking.

Stedelijke concentratiegebieden ontwikkelen zich tot complete stedelijke gebieden. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar verscheidenheid van woonmilieus, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Er liggen tal van mogelijkheden het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiden en herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik. Tegelijkertijd zal het echter in een aantal gevallen onontkoombaar zijn het landelijke, niet verstedelijkte gebied te benutten om te voorzien in de ruimtebehoefte voor verstedelijking.

Binnen het als zodanig aangewezen stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij, binnen de grenzen van andere wetgeving, te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening Ruimte specifieke regels voor nieuwbouw van woningen (artikel 3.5) en aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties (artikel 3.6), regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties (artikel 3.7) en regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijk gebied (artikel 3.8).

In onderhavig bestemmingsplan wordt het plangebied voorzien van een actueel planologisch-juridisch regime met een conserverend karakter. Het bestaand bebouwd gebied in het plangebied wordt hiermee planologisch opnieuw geregeld ten behoeve van het beheer.

3.4 Gemeentelijke beleid

Het gemeentelijk beleid is hoofdzakelijk vastgelegd in:

  • Structuurvisie Vught;
  • Welstandsnota gemeente Vught, 1e herziening;
  • Nota Groen, groen heeft toekomst;
  • Verkeers- en Vervoersplan Vught;
  • Parkeerbeleid en Parkeernormen 2013-2022;
3.4.1 Structuurvisie Vught

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0013.png"

Structuurvisiekaart, uitsnede Schoonveld

Op 19 december 2013 is de stuctuurvisie 2013 vastgesteld. Deze structuurvisie beslaat het hele grondgebied van de gemeente Vught, zowel het buitengebied als de bebouwde kom. In een structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke structuur voor de komende 10 tot 15 jaar vastgelegd. Het opstellen van een structuurvisie is een ‘verplichting’ vanuit de 'nieuwe' Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Het vormt de basis voor nieuwe ontwikkelingen en wordt concreet doorvertaald in bestemmingsplannen, waaronder onderhavig bestemmingsplan. De Wro heeft ook andere mogelijkheden aan het instrument van de Structuurvisie toegevoegd, zoals:

  • Het vestigen van voorkeursrecht;
  • De mogelijke verevening tussen locaties onderling;
  • Het opnemen van fondsbijdragen voor bovenplanse kosten in exploitatieopzetten;
  • Het bieden van een basis voor financiële afspraken in (exploitatie)overeenkomsten.

Samengevat kent de gemeente Vught de volgende rollen toe aan voor de structuurvisie:

  • Strategische rol. De gemeente wil aan de hand van de structuurvisie regie kunnen voeren. Het vastleggen van de ambities voor de lange termijn geeft houvast in discussies met rijkspartijen, provincie en in regionale verbanden;
  • Integrerende rol. De gemeente heeft veel sectoraal beleid. De structuurvisie is het instrument bij uitstek om dwarsverbanden te leggen tussen deze sectoren. Daarom zoeken we in eerste instantie naar sectorale opgaven, die binnen de integraliteit van de structuurvisie kunnen worden opgepakt.

De structuurvisie moet ook bijdragen aan het formuleren van een identiteit van Vught. Er zijn weliswaar veel gedeelde associaties met Vught, maar een eenduidige richting hierin is niet gekozen. Een heldere identiteit helpt bij het maken van scherpe keuzes. Voor de wijk Schoonveld houdt dit het volgende in:

Doordat (een deel van) Schoonveld zo oud is, zijn er veel historisch waardevolle gebouwen aanwezig (bijv. rondom het Loeffplein). Deze bebouwing bepaalt (op positieve manier) het karakter van deze wijk. Hier dient dan ook zorgvuldig mee omgegaan te worden. Aanpassingen in deze wijk moeten altijd rekening houden met het behoud van de karakteristieke, waardevolle elementen. Deze kwaliteit moet bewaard blijven, maar kan ook doorgezet worden in de hele wijk bij eventuele ontwikkelingen. Het draagt op positieve manier bij aan het beeld van Vught; het beeld van een kwalitatief hoogwaardige woongemeente.

Ruimtelijk gezien is het beeld vanaf de N65, het spoor en de Helvoirtseweg op deze wijk van belang. Deze barrières moeten zo min mogelijk overlast geven voor de wijk zelf, maar vanuit deze lijnen ontstaat ook een beeld van Vught. Schoonveld moet in dat opzicht ook een visitekaartje zijn voor Vught. De Helvoirtseweg is een aanloopstraat van het centrum, de bebouwing mag hier dan ook een accent hebben.

Met aanpassingen aan het spoor en de N65 kan de relatie van Schoonveld met de omgeving verbeterd worden. Nu lijkt de wijk erg ingesloten te liggen door de barrières er omheen. De relatie van Schoonveld met het centrum en dus met de voorzieningen in Vught kan sterk verbeterd worden met bijvoorbeeld een eventuele verdiepte ligging van het spoor.

Eén van de doelstellingen van gemeente Vught is het reduceren van versnippering. Versnippering van ruimtelijke kwaliteit, maar ook versnippering van doelgroepen. Dit benadrukt het belang van goede verbindingen, om zo de kwaliteit van Schoonveld te verbinden met andere delen van Vught. De vraag is of gekeken moet worden naar de geschiktheid van de woningen voor oudere doelgroepen om de bevolkingssamenstelling in deze wijk sterker te mixen.

Daarnaast krijgt de Helvoirtseweg een belangrijke taak in de bereikbaarheid van het centrum voor 'intern' verkeer vanuit Vught West. De ambitie tot verdere versterking van het centrum houdt ook in dat detailhandel aan de Helvoirtseweg en enkele andere kleine concentraties minder gewenst is. Voor de Helvoirtseweg liggen er juist kansen voor gemengde kleinschalige (zakelijke) dienstverlening en (kleinschalige) werkgelegenheid. De Helvoirsteweg is daarmee een belangrijke aanloopstraat naar het centrum van Vught.

Verder ligt er een belangrijk aandachtspunt voor de bereikbaarheid van Regina Coeli, park Eikenheuvel, het Maurick College en de omliggende wijken door het opheffen van de directe aansluiting met de N65. Deze ontwikkeling zijn nog onvoldoende uitgewerkt om mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied van Schoonveld moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de structuurvisie 2013. In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie opnieuw planologisch-juridisch geregeld. Het bestemmingsplan heeft daarbij een conserverend karakter. Nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Wel is op basis van de structuurvisie de keuze gemaakt om de horeca- en detailhandelsfunctie binnen de bestemming 'Gemengd' nader aan te duiden en vast te leggen om zodoende geen nieuwe detailhandel en horeca toe te laten, en daardoor vestiging in het centrum te stimuleren. Verder zijn bedrijven aan huis zoveel mogelijk bestemd tot woningen en is ter plaatse van de solitaire functies naast de functie wonen rechtstreeks mogelijk om het wonen in de wijk Schoonveld zoveel mogelijk te bevorderen.

3.4.2 Welstandsnota gemeente Vught, 1e herziening

Het welstandsbeleid van de gemeente Vught is specifiek toegesneden op de Vughtse samenleving en haar omgeving. Hierbij is een aantal belangrijke (beschermde) gebieden gekarakteriseerd, in beeld gebracht en zijn duidelijke beoordelingscriteria opgesteld. Tevens is een aantal welstandsvrije gebieden aangewezen, waardoor er meer vrijheid voor de burgers wordt geschapen. Door deze heldere beoordelingscriteria kan de welstandsbeoordeling efficiënt en eenduidig worden doorlopen. Dit onderschrijft de gewenste situatie: snellere processen en minder regeldruk met behoud van ruimtelijke kwaliteit.

Het welstandsbeleid voor het plangebied Schoonveld is ondergebracht in twee gebieden waarvoor specifieke gebiedscriteria gelden. Het betreft de welstandsgebieden:

  • Schoonveld (gebied 5);
  • resterend grondgebied (gebied 8)

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0014.png"

Welstandsgebied 5: Schoonveld

Het welstandsgebied Schoonveld is ingedeeld in de categorie welstandsniveau 2. Hiervoor gelden een aantal beoordelingscriteria. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen dit welstandgebied wordt aan deze criteria getoetst, maar de criteria zijn verder niet relevant voor onderhavig bestemmingsplan. Deze criteria zijn in ieder geval van toepassing op de ontwikkeling van het kantoor op de hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat.

Het resterend grondgebied is ingedeeld in de categorie welstandsniveau 3, met uitzondering van nieuwbouw en monumenten. Hiervoor gelden geen beoordelingscriteria en is sprake van een welstandsvrij gebied. Dit geldt niet voor de ontwikkeling op de hoek Esschestraat/van Rijckevorselstraat en aan de Van de Pollstraat 3a/5. Aangezien het hier nieuwbouw betreft gelden hievoor specifiek opgestelde beoordelingscriteria. Bij nieuwbouwplannen voor woningbouw van meer dan vijf woningen of niet-woningbouw groter dan 5.000 m3, kan in beginsel een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld. Voor de ontwikkeling aan de Van de Pollstraat 3a/5 dient dit eventueel nader bezien te worden.

3.4.3 Nota Groen, groen heeft toekomst

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0015.png"

Structuurkaart Nota Groen

De Nota Groen biedt kaders en uitgangspunten voor de realisatie van een duurzame en karakteristieke groenstructuur in de gemeente Vught. De groenstructuren die zijn vastgelegd, zijn een leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen in de openbare ruimte en vormen de basis voor de ontwikkeling van de gewenste groenstructuur. Naast verkeer, veiligheid en functionaliteit is groen één van de aspecten die de inrichting van de openbare ruimte mede bepaalt. In de Nota Groen zijn dwarsverbanden gelegd tussen alle relevante plannen over groen en de buitenruimte.

In de groenstructuur is onderscheid gemaakt in structuurbepalend, beeldbepalend en overig groen. Belangrijke (cultuur)historische elementen en natuurlijk groen zijn structuurbepalend. Ook de belangrijkste ontsluitingswegen behoren tot deze categorie, evenals de diverse parken in Vught. Groen dat op wijkniveau bepalend is voor het gebruik en de uitstraling van de woon- en werkomgeving is opgenomen als beeldbepalend groen.

In het plangebied van Schoonveld zijn de verbindingen Martinilaan/Michiel de Ruyterweg, Esscheweg, Van Voorst tot Voorststraat/Maarten Tromplaan, N65/Helvoirsteweg en Aert Heymlaan aangemerkt als structuurbepalend. Park Eikenheuvel, Lunet 5 en het groen parallel aan het spoor zijn aangemerkt als structuurbepalend goen. De verbinding Theresialaan/Van de Pollstraat is aangemerkt als beeldbepalend. De waterpartijen parallel aan de Esschestraat en de groene geleding in de Zeeheldenbuurt is ruimtelijk van belang. Verder maken 4 speeltuinen in het plangebied onderdeel uit van het beeldbepalend groen. Tot slot wordt het groen in het meest noordelijke deel van het plangebied aangemerkt als bebossing c.q. overig groen.

Het structuurbepalende, beeldbepalende en overige groen is in onderhavig bestemmingsplan voorzien van een adequate regeling. Het (snipper)groen binnen het straatprofiel maakt daarbij onderdeel uit van de inrichting van de weg. De diverse groenelementen zijn positief bestemd waarbij de bescherming, behoud en onderhoud van het groen voorop staat gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan.

Voor de waardevolle bomen is een 'lijst waardevolle bomen' opgesteld. Deze lijst bestaat uit een overzicht van monumentale bomen op openbaar terrein en op particuliere eigendommen. De afwegingsgronden of een kapvergunning wordt verstrekt, zijn opgenomen in de APV. Het uitgangspunt is om bij nieuwe ontwikkelingen de waardevolle groenelementen in te passen.

Nieuwe Nota Groen, Groen Verbindt

De Nota Groen, Groen Verbindt, is een actualisatie van de Nota Groen, Groen heeft Toekomst, die is vastgesteld in 2009. Deze nieuwe nota wordt in 2016 vastgesteld. Op basis van deze Nota heeft de gemeente de afgelopen jaren gewerkt aan de instandhouding en waar mogelijk uitbreiding van waardevolle groenstructuren. De gemeente Vught geeft hier de komende jaren een vervolg aan op basis van de geactualiseerde visie. Hierin zijn nieuw beleid (o.a. structuurvisie 2013) en ruimtelijke ontwikkelingen (o.a. Programma Hoogfrequent Spoor) verwerkt. De visie is leidend bij voor het actuele beleid in deze Nota.

De volgende doelstellingen zijn richtinggevend voor deze Nota Groen:

  • De bestaande en gewenste groenstructuur beeldend weergeven met als uitgangspunt een duurzame en karakteristieke groenstructuur. Het beschermen, behouden, verbinden en versterken van de huidige groenstructuren en -gebieden vormt de basis voor de ontwikkeling van de gewenste groenstructuur. De groenstructuren en -gebieden zijn een leidraad bij toekomstige ontwikkelingen in de openbare ruimte.
  • Groenbeleid als basis voor de ontwikkeling, inrichting en beheer van het openbaar groen vastleggen, zodat de karakteristieke groenstructuur zich verder kan ontwikkelen tot een duurzame en beheerbare groenstructuur.
  • De groenstructuur levert als drager van cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten een waardevolle bijdrage aan de leef- en werkomgeving van de inwoners van Vught. Met het beleid in deze Nota Groen stimuleert de gemeente de betrokkenheid van bewoners bij de buitenruimte. Uit deze Nota Groen volgen concrete acties, die zijn opgenomen in het groenuitvoeringsprogramma. Dit betreft zowel gerichte eenmalige verbetermaatregelen van de groenstructuur als het uitwerken van bepaalde beleidsthema’s naar concrete uitvoeringsmaatregelen en procedures.
3.4.4 Verkeers- en Vervoersplan Vught

In het beleid- en structuurplan van het verkeers- en vervoersplan Vught zijn het beleid en de structuren per thema uitgewerkt. Dit resulteert in een integraal plan, waarbij de modaliteiten op elkaar zijn afgestemd en dat, waar nodig, duidelijke keuzes maakt betreffende de verschillende modaliteiten in relatie tot gebieden/trajecten binnen de gemeentegrenzen. Hierin zijn de volgende thema’s onderscheiden:

  • bereikbaarheid, met onderscheid naar:
    • 1. langzaam verkeer (fietsverkeer en voetgangers)
    • 2. openbaar vervoer
    • 3. gemotoriseerd verkeer
  • leefbaarheid
  • verkeersveiligheid

Bereikbaarheid

Voor fietsers worden een aantal verbindingen als hoofdfietsroute aangemerkt. Deze verbindingen zijn gericht op het utilitaire fietsverkeer en bieden een hoge kwaliteit. Met deze maatregelen wordt het gebruik van de fiets gestimuleerd als hoofdvervoerwijze voor interne verplaatsingen.

 

Naast inzet op gebruik van de fiets en lopen, zet de gemeente ook in op versterking van het openbaar vervoer. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in een goede toegankelijkheid van het openbaar vervoer. De koppeling tussen trein en bus is een belangrijke aanvullende wens van de gemeente. Hiervoor wordt ook aandacht gevraagd bij provincie en busvervoerder.

 

Belangrijkste keuzes in het verkeerssysteem van Vught zijn de uitgangspunten en wensen ten aanzien van de rijksinfrastructuur en de inzet op de lokale hoofdwegenstructuur. Voor de rijksinfrastructuur wordt ingezet op verdiepte ligging van N65 en het spoor naar Eindhoven. Doel is de samenhang en leefbaarheid van Vught te vergroten, door de barrières te verminderen, maar ook om het woon- en leefklimaat van de direct aangrenzende woningen te verbeteren.

Voor Vught is een hoofdwegenstructuur ontwikkeld die het mogelijk maakt de woonwijken te ontlasten van doorgaand autoverkeer. Binnen de Vughtse hoofdwegenstructuur krijgt langzaam verkeer prioriteit. Dit is op deze wegen ook het uitgangspunt als er sprake is van weg- en rioolonderhoud. Pas daarna komen aspecten voor het autoverkeer aan bod.

Leefbaarheid

De rijksinfrastructuur beïnvloedt de leefbaarheid in Vught negatief, door geluidsoverlast, trillingshinder en fijnstof. De gemeente zet voor het terugdringen van die hinder in op een sterke lobby richting de hogere overheden. Inzet is tevens de barrièrewerking van (rijks-)infrastructuur terug te dringen. Daarnaast is er aandacht voor door de gemeente te beïnvloeden leefbaarheidaspecten. Bij verkeersmaatregelen is er aandacht voor trillingshinder en om effecten op het gebied van geluid en fijnstof in beeld te brengen, beschikt de gemeente over een verkeersmilieukaart.

 

Consequenties van ontwikkelingen worden vooraf in beeld gebracht, zodat in de voorbereiding en uitvoering noodzakelijke maatregelen getroffen kunnen worden. Daar waar mogelijk worden duurzame oplossingen gekozen of wordt hieraan medewerking verleend (bijvoorbeeld laadpalen voor elektrische voertuigen).

Verkeersveiligheid

Voor de inrichting van het wegennet is Duurzaam Veilig het uitgangspunt. Door bijvoorbeeld de schoolomgevingen uniform herkenbaar te maken, is voor iedereen duidelijk dat kinderen hier verblijven en veilig kunnen oversteken. Daarnaast wordt ingezet op verbetering van de verkeersveiligheid met mensgerichte maatregelen volgens de opbouw van Permanente Verkeerseducatie (PVE). Specifiek onveilige locaties nemen af en door verkeersveiligheidacties regionaal op te pakken, worden beschikbare capaciteit en middelen beter benut. De komende jaren wordt een verdere verschuiving van infrastructuurgerichte naar mensgerichte maatregelen voorzien. De gemeente volgt de ontwikkelingen en haakt hierop in als dit meerwaarde heeft.

Integrale afweging - categorisering

Op basis van het beleid en de uitgangspunten per thema, is een categorisering opgesteld voor de infrastructuur van Vught. De kaart met de categorisering bepaald waar “verkeren” en waar “verblijven” wenselijk is. Verkeer verplaatst zich over de gebiedsontsluitingswegen en stroomwegen, op de erftoegangswegen heeft verblijven prioriteit. Binnen de verblijfsgebieden krijgt langzaam verkeer de meeste aandacht, gemotoriseerd verkeer is te gast en moet rekening houden met het verblijven. Vught heeft hierin duidelijk keuzes gemaakt. In het beleid is aangegeven dat langzaam verkeer prioriteit krijgt op wegen gelegen binnen de hoofdwegenstructuur en in het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0016.png"

Categorisering wegen gemeente Vught

De rijksweg N65 aan de noordzijde van het plangebied vormt voor Schoonveld, via de Helvoirsteweg, de belangrijkste aansluiting op het (inter)nationale wegennet. De Helvoirtseweg vormt hierin een belangrijke gebiedsontsluitingsweg met het centurm van Vught. Verder zijn de Martinilaan en de verbinding Van Voorst tot Voorststraat/Maarten Tromplaan binnen het plangebied belangrijke Erftoegangswegen (type), aangevuld met de Esschestraat en de Michiel de Ruyterweg. De Esschestraat vormt hierin tevens een belangrijke fietsverbinding met het centrum van Vught.

De bestaande ontsluitingsstructuur met bijbehorend ruimtebeslag wordt gerespecteerd, waarbij invulling wordt gegeven aan bovenstaande categorisering. Binnen dit ruimteslag is het vrij om de openbare ruimte in te richting overeenkomstig de categorisering van de wegen, waarbij met bovenstaande rekening wordt gehouden ten aanzien van bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid.

3.4.5 Parkeerbeleid en Parkeernormen 2013-2022

In de Nota Parkeerbeleid 2006 is opgenomen dat monitoring van de parkeersituatie ten minste elke vijf jaar plaats moet vinden. Op basis van een evaluatie is het geactualiseerde parkeerbeleidsplan opgesteld voor de periode 2013-2022. Het parkeerbeleid in dit parkeerbeleidsplan geeft richting aan de wijze waarop de (beperkte) parkeerruimte in de gemeente Vught te verdelen is en de wijze waarop in de parkeerbehoefte (auto en fiets) te voorzien is. Daarbij wordt rekening gehouden met leefbaarheid, veiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte.

In 2012 zijn er nieuwe parkeerkengetallen door het CROW (kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) gepubliceerd. Dat was tevens aanleiding om de parkeernormen te actualiseren. Dat geldt eveneens voor de wijze waarop de parkeerplaatsverplichting voor het centrumgebied wordt uitgevoerd. Naast de verplichting van het parkeren op eigen terrein, is voor het centrumgebied de optie geïntroduceerd om bij te dragen aan het realiseren van openbare uitwisselbare parkeerplaatsen (efficiënt ruimtegebruik, kwaliteit openbare ruimte en financiële efficiency).

 

Omdat de nieuwe parkeernota betrekking heeft op de gehele gemeente zijn er nieuwe thema’s in opgenomen:

  • Parkeerbeleid per type gebied: woonwijken, buurtwinkelcentra, station en OV-haltes, de IJzeren Man.
  • Parkeerbeleid per doelgroep: vrachtwagens en grote voertuigen, gehandicapten, deelauto’s, elektrische auto’s en evenementen.
  • Handhaving.
  • Fietsparkeren.

Op basis hiervan is het nieuwe parkeerbeleid van de gemeente Vught geformuleerd. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij sprake is van functiewijziging of -toevoeging moet met dit beleid rekening gehouden worden en dient de parkeerbehoefte inzichtelijk gemaakt te worden. In het kader van onderhavig bestemmingsplan wordt in de regels dan ook verwezen naar dit parkeerbeleid en de bijbehorende parkeernormen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In het kader van de milieuwetgeving zijn diverse wetten van toepassing op het gebruik van de gronden en de bouwmogelijkheden. Het betreft hier veelal zones die van belang zijn of milieuvoorschriften waaraan voldaan moet worden. De ruimtelijk relevante regelingen zijn door vertaald naar de planverbeelding en -regels.

Bij de beoordeling van de omgevingsaspecten zijn de lokaties grondgebonden woningen Van Voorst tot Voorststraat/Versterstraat en voormalige basisschool hoek Esschestraat/Maarten Trompstraat buiten beschouwing gelaten aangezien deze locatie geen onderdeel uitmaken van het plangebied.

4.2 Bodem

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Bij het opnemen van wijzigingsbevoegdheden kan die onderzoeksverplichting vooruit worden geschoven tot het moment van toepassing daarvan. Ook bij het afwijken van de regels kan de voorwaarde worden verbonden dat een bodemonderzoek wordt uitgevoerd.

Het planvoornemen voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen maar is een conserverend plan. De geldende bestemmingen worden opnieuw vastgelegd en van een actuele regeling voorzien. Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar de geschiktheid van de bodemkwaliteit en de eventuele aanwezigheid van bodemverontreinigingen niet noodzakelijk. Een uitzondering hierop vormen de bouwmogelijkheden voor een kantoor op de hoek Helvoirtseweg van Miertstraat. Door het overnemen deze bouwmogelijkheden voor het kantoor moet aangetoond worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor deze toekomstige woningen dan wel kantoor. Vooralsnog kan volstaan worden met een historisch bodemonderzoek waaruit blijkt dat de betreffende locatie als 'onverdacht' aangemerkt kan worden.

Voor de locatie hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat (bestemming 'Dienstverlening') heeft echter geen onderzoek plaatsgevonden. De bestaande (woon)bebouwing is in het verleden gesloopt om ter plaatse nieuwe bebouwing te realiseren voor een kantoor. Dit kantoor is in de afgelopen planperiode niet gerealiseerd. Het terrein heeft gedurende de planperiode braak gelegen. Gezien het gebruik als wonen in het verleden kan de locatie aangemerkt worden als 'onverdacht'. In de afgelopen planperiode hebben zich geen (bedrijfsmatige) activiteiten voorgedaan die tot een mogelijke verontreiniging hebben kunnen leiden. Derhalve bestaat er daarom geen vermoeden dat de grond verontreinigd is en is verkennend bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning (activiteit bouwen) dient alsnog een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden.

Voor de mogelijke ontwikkelingen op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat is in het kader van het vigerende bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de locatie geschikt is voor woningbouw. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:

  • in de grond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde concentratie aangetroffen;
  • in het grondwater is chroom in een licht verhoogde concentratie aangetroffen. Deze vormt geen aanleiding om risico's te verwachten voor de volksgezondheid en het milieu. Van de overige onderzochte stoffen zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.

Tijdens de planvoorbereiding waren de gronden in gebruik als parkeerplaats met groen. Deze situatie is in de tussenliggende periode niet gewijzigd. Ook hebben zich ter plaatse gezien het gebruik als parkeerplaats, geen (bedrijfs)activiteiten voor gedaan die tot een mogelijke bodemverontreiniging zouden kunnen leiden. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de locatie nog steeds geschikt is voor woningbouw en deze locatie als 'onverdacht kan worden aangemerkt. Bij de concrete invulling en uitwerking van deze locatie dient opnieuw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

De locatie aan de Van de Pollstraat 3a/5 heeft altijd een maatschappelijke functie gehad. Aangenomen mag worden dat zich hier geen (bedrijfsmatige) activiteiten hebben plaatsgevonden die tot een mogelijke verontreiniging hebben kunnen leiden. Gezien deze maatschappelijke functie mag aangenomen worden dat deze locatie als 'onverdacht' aangemerkt kan worden. Bij de concrete invulling en uitwerking van deze locatie dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Het park Eikenheuvel waar wijzigingsmogelijkheden zijn opgenomen is altijd als zodanig in gebruik geweest. Er mag dan ook aangenomen worden dat zich op deze locatie geen (bedrijfsmatige) activiteiten hebben plaatsgevonden die tot een mogelijke verontreiniging hebben kunnen leiden. De locatie kan derhalve als 'onverdacht' aangemerkt worden. Dit houdt in dat bij de concrete invulling en wijziging van deze locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden.

Bij wijziging of uitwerking van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid dan wel uitwerkingsverplichting is de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging of uitwerking alleen toegestaan is, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Ten aanzien van het aspect bodem kan gesteld worden dat nader bodemonderzoek in het kader van onderhavig bestemmingsplan niet noodzakelijk is.

4.3 Geluid

4.3.1 Wet geluidhinder

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (verder: Wgh) van toepassing.

De Wet geluidhinder voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in (onderzoeks)zones. Een zone rond een industrieterrein moet tezamen met het bestemmingsplan dat de vestiging van geluidszoneringsplichtige bedrijven mogelijk maakt worden vastgesteld op basis van een akoestisch onderzoek. Het industrieterrein zelf maakt geen deel uit van de zone. De zones langs wegen en spoorwegen volgen uit de Wet geluidhinder in samenhang met het Besluit geluidhinder en de Regeling Zonekaart spoorwegen. Indien men voornemens is nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te realiseren binnen deze zones, dan dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt dat aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan. Bij de planologische realisatie van nieuwe geluidsbronnen in de vorm van een industrieterrein, weg of spoorweg dient te worden onderzocht of de hiervoor bedoelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van bestaande woningen binnen de nieuwe (onderzoeks)zone kunnen worden gehaald.

Onderhavig bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' heeft een conserverend karakter. Er worden geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen direct mogelijk gemaakt of gerealiseerd. Een uitzondering hierop vormen de bouwmogelijkheden voor een kantoor op de hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat, welke opnieuw positief worden bestemd. Echter het aspect geluid is niet aan de orde voor de bouwmogelijkheden van het kantoor aangezien het geen geluidsgevoelig object betreft.

Voor de woningbouwontwikkelingen Esschestraat/Van Rijckevorselstraat, Van de Pollstraat 3a/5 alsmede park Eikenheuvel is dit wel aan de orde. Deze toekomstige woningbouwmogelijkheden maken het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten (woningen en wellicht ook maatschappelijk) mogelijk. Hiervoor geldt een nadere onderzoekplicht (zie paragraaf 4.3.2) bij de uitwerking dan wel wijziging van deze locaties. Daarnaast worden binnen de bestemming Gemengd nieuwe woningen toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca'. In paragraaf 4.3.2 en paragraaf 4.3.3 wordt daar nader op ingegaan.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

Het plangebied Schoonveld is in zijn geheel aangewezen als 30 km gebied. Dit houdt in dat de wegen binnen in het plangebied niet zoneplichtig zijn in het kader van de Wet geluidhinder. Een uitzondering hierop vormt de Helvoirtseweg. Dit betreft een 50 km weg en is daarmee zoneplichtig. In de directe omgeving is grenzend aan het plangebied de N65 gelegen, die zoneplichtig is en met zijn onderzoekszone van invloed is op het plangebied.

De ontwikkelingen op de hoek Esschestraat/van Rijckevorselstraat en aan de Van de Pollstraat 3a/5 voorzien in woningbouw. Deze ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt maar door middel van een uitwerkingsverplichting. In deze uitwerkingsverplichting is de voorwaarde opgenomen dat uit noodzakelijk (milieu)onderzoek naar sectorale aspecten, zoals geluid, bodem, lucht, externe veiligheid, water, archeologie en flora & fauna moet blijken dat geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, c.q. dat de voor die sectorale aspecten geldende normen en grenswaarden niet zullen worden overschreden.

De locatie Esschestraat/Van Rijckevorselstraat is niet gelegen binnen de hierboven genoemde onderzoekszones. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook voor de 30 km wegen aangetoond worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de beoogde toekomstige woningen. Gezien de beperkte verkeersintensiteiten op de Esschestraat en de van Rijckevorselstraat mag aangenomen worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

De locatie Van de Pollstraat is ongeveer gelegen op de grens van de onderzoekszone van de N65. Echter door de afstand en de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing mag aangenomen worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Ook voor deze situatie geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor de 30 km wegen aangetoond moet worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de beoogde toekomstige woningen. Gezien de beperkte verkeersintensiteiten op de omliggende wegen mag aangenomen worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB eveneens niet wordt overschreden.

De mogelijkheden voor woningbouw in park Eikenheuvel zijn gelegen binnen de onderzoekszone van de rijksweg N65. Bij wijziging van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Wonen' of 'Maatschappelijk' dient door middel van akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden. Er moet daarbij voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dan wel er dient hogere grenswaarde te worden verleend.

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden zal voor de betreffende locatie bij de uitwerking dan wel wijziging, gelijktijdig de procedure voor hogere grenswaarden doorlopen moeten worden.

De locatie voor het te realiseren kantoor op de hoek Helvoirtsweg/Van Miertstraat is gelegen binnen de onderzoekszone van de Helvoirtseweg en de rijksweg N65. Aangezien een kantoor geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder betreft is akoestisch onderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk.

Bij wijziging of uitwerking van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid dan wel uitwerkingsverplichting is de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging of uitwerking alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Binnen de bestemming Gemengd worden ter plaatse van de aanduidingen 'horeca' en 'detailhandel' nieuwe woningen toegestaan. Voor deze locaties was in het oude bestemmingsplan 'Schoonveld' reeds de mogelijkheid opgenomen om deze om te zetten naar wonen (via een wijzigingsbevoegdheid). Voor de locaties zijn daar waar noodzakelijk in het verleden al hogere waarden verleend. Nader onderzoek is voor deze locaties daarom niet noodzakelijk.

4.3.3 Railverkeerslawaai

Ten oosten en noorden van het plangebied Schoonveld is respectievelijk de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch en Tilburg-'s-Hertogenbosch gelegen. De onderzoekszones voor deze spoorlijnen bedragen respectievelijk 600 meter en 300 meter. Dit houdt in dat de onderzoekszones van deze spoorlijnen van invloed zijn op het plangebied.

Binnen de onderzoekszones van deze spoorlijnen zijn nieuwe ontwikkelingen met geluidsgevoelige objecten in de vorm van woningen voorzien. De woningbouwontwikkelingen op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat (bestemming 'Wonen - Uit te werken') en aan de Van de Pollstraat 3a/5 (bestemming 'Gemengd - Uit te werken') liggen op respectievelijk 330 en 400 meter. Deze ontwikkelingen liggen hiermee binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch. Akoestisch onderzoek ten aanzien van railverkeerslawaai is dan ook bij de uitwerking van de betreffende bestemming noodzakelijk. Gezien de afstand tot de spoorlijn en de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing mag aangenomen worden dat sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

De locatie voor het te realiseren kantoor op de hoek Helvoirtsweg/Van Miertstraat is wel gelegen binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch. Aangezien een kantoor geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder betreft is akoestisch onderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk.

Binnen de bestemming Gemengd worden ter plaatse van de aanduidingen 'horeca' en 'detailhandel' nieuwe woningen toegestaan. Voor deze locaties was in het oude bestemmingsplan 'Schoonveld' reeds de mogelijkheid opgenomen om deze om te zetten naar wonen (via een wijzigingsbevoegdheid). Voor de locaties zijn daar waar noodzakelijk in het verleden al hogere waarden verleend. Nader onderzoek is voor deze locaties daarom niet noodzakelijk.

4.3.4 Industrielawaai

Binnen het plangebied Schoonveld is geen bedrijventerrein gelegen dan wel bedrijfslocaties gelegen welke gezoneerd zijn in het kader van de Wet geluidhinder. Het aspect industrielawaai is in die zin dan ook niet aan de orde.

4.3.5 Conclusie

Ten aanzien van het aspect geluid kan dan ook gesteld worden dat akoestisch onderzoek in het kader van onderhavig bestemmingsplan niet noodzakelijk is.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Inleiding

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe veiligheid. De risico's voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten moeten in beeld worden gebracht. De volgende bronnen kunnen aan de orde zijn:

  • inrichtingen;
  • transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen;
  • vuurwerkopslagplaatsen;
  • opslagplaatsen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.

De risiconormen voor inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

De normen voor het risico welke burgers mogen lopen als gevolg van een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in de Regeling basisnet. Voor  basisnetroutes (weg, spoor, water) is de PR-contour af te leiden uit de bijlagen bij de Regeling Basisnet. Deze contour wordt ook wel aangeduid als 'basisnetafstand'. Het geldt ook als een plafond. Hiermee moet voorkomen worden dat zich externe veiligheidsknelpunten zullen gaan voordoen langs spoor- en waterwegen en het hoofdwegennet. Naast het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Deze geeft het gebied weer dat effect zal ondervinden van het scenario met de grootste kans van voorkomen, ook wel plasbrand genoemd. Binnen een dergelijk gebied dient in samenhang met bouwtechnische maatregelen en plasbrandbestrijding gemotiveerd te worden waarom er gebouwd wordt.

Het transport van gevaarlijke stoffen door middel van buisleidingen is gebaseerd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit verplicht gemeenten en provincies om buisleidingen op te nemen in het bestemmingsplan, inclusief een belemmerende zone. Het Bevb gaat niet uit van bebouwings-, veiligheids- of toetsingsafstanden, maar van grenswaarden voor plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor groepsrisico. Hiermee is het vergelijkbaar met het Bevi.

De opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik is gereguleerd in de circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Hierin worden veiligheidsafstanden gegeven ten opzichte van inrichtingen waar dergelijke stoffen opgeslagen worden. De gemeente is verplicht deze afstanden binnen het bestemmingsplan aan te houden. Dit geldt ook voor veiligheidsafstanden ten behoeve van de opslag van vuurwerk, welke in het Vuurwerkbesluit zijn vastgelegd.

Zoals hiervoor al aangegeven wordt, is er sprake van een plaatsgebonden- en een groepsrisiconorm die bepalen wat de maximale kans op dodelijke slachtoffers mag zijn in geval van een incident. Deze normen hebben het karakter van grenswaarden (zijnde het maximaal toelaatbaar risico) en richtwaarden in het milieubeleid. De normen gelden bij het verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van ruimtelijke plannen. Voor ontwikkelingen die plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteit geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht geldt ongeacht of normen worden overschreden.

Uitgangspunt voor het beleid is dat burgers voor de veiligheid in hun woonomgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico): er mogen zich dus geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de zone van het maximaal toelaatbaar risico. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers (groepsrisico) moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Op de risicokaart zijn de kwetsbare objecten aangegeven. Dit zijn gebouwen waarin zich veel mensen bevinden of gebouwen waar niet-zelfredzame mensen (zieken, bejaarden, kinderen) aanwezig zijn. Deze objecten verdienen extra aandacht met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0017.png"

Uitsnede risicokaart

4.4.2 Inrichtingen

Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat binnen plangebied Schoonveld en in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het aspect externe veiligheid is op dit punt niet aan de orde.

4.4.3 Transport gevaarlijke stoffen
4.4.3.1 Weg

Het vervoer van de gevaarlijke stoffen vindt plaats over de rijkswegen A2 en N65. Op basis van de bijlage bij de Regeling basisnet geldt tussen het knooppunt Vught en het knooppunt Ekkersweijer (B62) een PR-plafond (10-6) van 0 meter en een GR-plafond (10-7) van 82 meter. Voor dit wegvak geldt geen plasbrandaandachtsgebied. Gezien de afstand tussen het plangebied en de rijksweg A2 is het plaatsgebonden risico en invloedsgebied in het kader van het groepsrisico niet van invloed op het plangebied. De rijksweg N65 grenst direct aan het plangebied. Voor het wegvak tussen knooppunt Vught en afrit 3 Tilburg-Noord geldt op bis van de bijlage bij de Regeling basisnet een PR-plafond van 0 meter en een GR-planfond van 48 meter. Tevens is voor dit weg geen plasbrandaandachtsgebied van toepassing. Aangezien de rijksweg N65 direct aan het plangebied grenst is het invloedsgebied (48 meter) van deze weg wel van invloed is op het plangebied. Echter binnen dit invloedsgebied zijn geen ontwikkelingen voorzien waarbij het aantal personen dat langdurig ter plaatse verblijft toeneemt. De bestaande situatie wordt in onderhavig bestemmingsplan gerespecteerd.

4.4.3.2 Spoor

Op basis van de risicokaart en de bijlage bij de Regeling basisnet kan geconcludeerd worden dat over het traject Vught - Boxtel geen transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Voor dit traject geldt geen PR-plafond en GR-plafond. Voor het traject Tilburg - 's-Hertogenbosch (route 61: Tilburg - aansluiting Vught) geldt een PR-plafond (10-6) van 0 meter en een GR-Plafond (10-7) van 11 meter. Er geldt voor dit traject geen plasbrandaandachtsgebied. Gezien de afstand van deze spoorlijn tot het plangebied is het invloedsgebied (11 meter) niet van invloed op het plangebied.

4.4.3.3 Leidingen

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedruk aardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling regelt op vergelijkbare wijze als het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Er worden normen en richtwaarden gesteld voor het plaatsgebonden risico en er geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Op grond van het Bevb dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het Groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht.

In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of bij toxische stoffen het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Wanneer een planvaststelling leidt tot een verhoging van het GR met meer dan 10% of een overschrijding van de oriënterende waarde worden ook de volgende aspecten verantwoord:

  • de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het GR;
  • alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager GR en de voor- en nadelen daarvan;
  • andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van GR.

Op de risicokaart is te zien dat zich binnen het plangebied en in de directe omgeving geen buisleidingen bevinden, waaraan een plaatsgebonden- en invloedsgebied groepsrisico is gekoppeld.

4.4.3.4 Verantwoording groepsrisico

Op basis van de beschikbare gegevens blijkt dat er geen PR 10-6 contouren liggen over kwetsbaar objecten in het plangebied, zoals scholen of verzorgingstehuizen. Gezien de aard van het plan (conserverend bestemmingsplan) is er geen sprake van gevolgen voor het groepsrisico van enige relevante risicobron. Indien middels een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsverplichting medewerking wordt verleend aan voorgenomen functiewijzigingen zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan.

Gezien het feit dat er met vaststelling van dit beheersmatige bestemmingsplan geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk worden gemaakt is nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en/of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen, gezien de afstand niet aan de orde. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.

De beoogde ontwikkelingen (Esschestraat/Van Rijckevorselstraat, Helvoirtseweg/Van Miertstraat, Van de Pollstraat 3a/5 en park Eikenheuvel) zijn niet gelegen binnen de betreffende risicozones. Om die reden is het aspect externe veiligheid en een nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. In de uitwerking- en wijzigingsregels is wel opgenomen dat bij het opstellen van deze plannen hier aandacht aan besteed moet worden.

4.5 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Er zijn nu meer mogelijkheden om kleine bouwprojecten door te laten gaan.

Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het besluit houdende regels omtrent het niet in betekenende mate bijdragen, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Besluit niet in betekenende mate bijdragen) is een AMvB die vastlegt, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling niet in betekenende mate bijdragen valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM (artikel 4, lid 1, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen(luchtkwaliteitseisen);
  • op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt, is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is.

De NIBM-grens voor woningbouwlocaties, zoals opgenomen in het Besluit, is als volgt bepaald: 3% criterium: = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

De NIBM-grens voor kantoorlocaties, zoals opgenomen in het Besluit, is als volgt bepaald 3% criterium = 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Daarnaast is op 16 januari 2009 het Besluit houdende bepalingen ter voorkoming van de toename van het aantal personen met een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde verontreinigende stoffen in de buitenlucht die verblijven op bij die bepalingen aangewezen plaatsen (Besluit gevoelige bestemmingen) in werking getreden.

Als een bestuursorgaan voornemens is een besluit te nemen over een gevoelige bestemming op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen (autowegen en overige wegen in beheer bij de provincie), dan moet het bestuursorgaan onderzoeken of op die locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (fijn stof; PM10) en/of voor stikstofdioxide (NO2).

Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag ter plekke geen gevoelige bestemming worden gevestigd, ongeacht of het gaat om nieuwbouw ten behoeve van die gevoelige bestemming of om functiewijziging van een bestaand gebouw. Wel wordt eenmalig een beperkte uitbreiding van een bestaande gevoelige bestemming toegestaan die leidt tot een toename van maximaal 10% van het aantal personen dat ter plekke verblijft; hierbij is niet het feitelijk aantal verblijvende personen doorslaggevend, maar het aantal personen dat rechtens ter plaatse mag verblijven. Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen.

Onderzoek naar de luchtkwaliteit is volgens de Wet luchtkwaliteit niet nodig indien geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Overigens is de beïnvloeding door de aanwezige provinciale wegen en (agrarische) bedrijven niet zodanig, dat een overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit woningbouw bij voorbaat onmogelijk zou maken.

Bij wijziging of uitwerking van een bestemming op basis van een in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid dan wel uitwerkingsverplichting is de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging of uitwerking alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken (waaronder onderzoek luchtkwaliteit) blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Op basis van de nu toegestane bouwmogelijkheden op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat konden 12 appartementen gebouwd worden. In onderhavig bestemmingsplan wordt dit plan door middel van een uitwerkingsverplichting bijgesteld tot maximaal 5 grondgebonden woningen. Dit betekent een afname van de harde planvoorraad van 8 woningen. Op de locatie Van de Pollstraat 3a/5 worden maximaal 20 woningen toegestaan. Het aantal van maximaal 25 woningen blijft daarmee ruimschoots onder de NIBM-grens van 1500 woningen bij 1 ontsluitingsweg. Ook het bruto vloeroppervlak van de bouwmogelijkheden voor het kantoor (ongeveer 800 m2) op de hoek Helvoirtseweg van Miertstraat blijft ruimschoots onder de 100.000 m2.

Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit verder niet onderzocht hoeft te worden.

 

4.6 Hinder ten gevolge van bedrijvigheid

In het plangebied Schoonveld zijn geen bedrijventerreinen gelegen. De dichtstbijzijnde bedrijventerreinen betreffen het bedrijventerreintje 'Bestevaer' en het bedrijventerrein 'Industrieweg'. Het bedrijventerreintje 'Bestevaer' grenst aan de zuidzijde direct aan het plangebied. Ter plaatse van dit bedrijventerreintje zijn bedrijven in milieucategorie 1 en 2 (passend in de woonomgeving), kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Gezien de toegestane (bedrijfs)activiteiten en de afstand van ongeveer 25 meter tussen de bestemmingsgrens en de voorgevel van de woningen is het woon- en leefklimaat van deze aangrenzende woningen aan de Michiel de Ruyterweg in het plangebied Schoonveld in voldoende mate gewaarborgd. Omgekeerd vormen deze woningen gezien de afstand geen belemmeringen voor de activiteiten ter plaatse.Het bedrijventerrein 'Industrieweg is op meer dan 300 meter gelegen en gezien de aard van de bedrijfsactiviteiten (maximaal milieucategorie 3.1) derhalve niet van invloed op het plangebied.

Verder zijn er tussen de bestaande bebouwing binnen het plangebied een aantal solitaire bedrijven gelegen. Deze bedrijven zijn veelal vanuit een historische situatie op de betreffende locaties ontstaan en worden dan ook gerespecteerd en als zodanig positief bestemd. Ter plaatse zijn uitsluitend nog milieucategorie 1 en 2 bedrijven toegestaan, welke passen in een woonomgeving. Indien de bestaande bedrijven van een zwaardere categorie zijn dan worden de betreffende bedrijven toegesneden door middel van een nadere aanduiding op hun huidige omvang en activiteiten. Na eventuele bedrijfbeëindiging zijn ter plaatse uitsluitend nog bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Dit om te voorkomen dat er opnieuw een ongewenste situatie ontstaat.

De mogelijke ontwikkelingen op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat zijn op voldoende afstand gelegen van deze bedrijven. De bedrijven vormen dan ook geen belemmering voor deze ontwikkeling. Omgekeerd vormen de nieuwe woningen ook geen belemmering voor deze bedrijven. Er zijn immers al bestaande woningen op kortere afstand gelegen, welke maatgevend zijn.

Ook de locatie aan de Van de Pollstraat 3a/5 ligt op voldoende afstand van deze bedrijven. Hiervoor geldt eveneens dat de bedrijven geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van deze locatie en de ontwikkeling vormt tevens geen belemmering voor deze bedrijven. Bestaande woningen op kortere afstand zijn immers maatgevend.

Binnen het park Eikenheuvel vindt geen bedrijvigheid plaats, waardoor geen sprake is van een belemmering voor eventuele woningen dan wel een maatschappelijke voorziening.

Bij wijziging of uitwerking van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid dan wel uitwerkingsverplichting is de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging of uitwerking alleen is toegestaan, als blijkt dat de ontwikkeling niet belemmerd wordt door bedrijfsactiviteiten dan wel omgekeerd de bedrijfsactiviteiten niet belemmerd worden door de nieuwe ontwikkeling.

4.7 Milieubescherming, veiligheid en overige zones

4.7.1 Algemeen

Buiten gangbare afstanden met betrekking tot leidingen en nutsvoorzieningen dient in bestemmingsplannen nog rekening te worden gehouden met afstanden tot bijvoorbeeld begraafplaatsen, straalpaden en grondwaterbeschermingsgebieden.

4.7.2 Begraafplaatsen

In het plangebied Schoonveld komen op drie locaties begraafplaatsen voor. Het betreft het gemeentelijk monument (martinigraf) aan de Martinilaan, de begraafplaats bij de kerk en de begraafplaats achter de woningen Theresialaan 12 t/m 18 (even). De VNG-publicatie: Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) beveelt voor begraafplaatsen in relatie tot een rustige woonwijk een afstand aan van 10 m vanuit het oogpunt van geluidhinder.

Het betreft hier bestaande begraafplaatsen met aangrenzende woningen, welke op kortere afstand van de perceelsgrens en de graven zijn gelegen. Het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij met name de tuinen van deze woningen grenzen aan de begraafplaats. Binnen een afstand van 10 meter uit de perceelsgrens van de begraafplaats zijn verder geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

4.7.3 Rooilijnenbeleid (vrijwaringszone) rijkswegen Rijkswaterstaat

Door Rijkswaterstaat wordt een rooilijnenbeleid in de vorm van een vrijwaringszone gehanteerd langs rijkswegen. Dit beleid is ingesteld met het oog op onder andere ruimte voor toekomstige uitbreidingen, leidingstroken, voor verkeersveiligheid en beperking milieuhygiënische hinder, geluidhinder alsmede voor externe veiligheid. Eventuele ontwikkelingen binnen rooilijnen rondom rijkswegen worden getoetst op onder andere geluidsoverlast, externe veiligheid en afleidende verlichting alsmede reclame voor weggebruiker.

Het rooilijnenbeleid houdt in dat een zone van 0-50 meter gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de weg (rijksweg N65) bebouwingsvrij dient te blijven en dat in een zone van 50-100 meter de toestemming van Rijkswaterstaat nodig is. Hierbij dienen op- en afritten meegenomen te worden. In de zone van 50-100 meter geldt een (be)bouw(ings)verbod met een afwijkingsbevoegdheid na overleg met Rijkswaterstaat. Gezien de afstand van de rijksweg N65 tot het plangebied zijn de zones van 0-50 meter en 50-100 meter van toepassing op het plangebied Schoonveld.

4.7.4 Bebouwingsvrijezone spoor

Ten behoeve van een veilige afwikkeling van de railverkeerstroom op de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch, die aan de oostzijde langs het plangebied loopt, moet conform de Spoorwegenwet (artikelen 19 t/m 21) langs spoorwegen een bebouwingsvrije afstand worden aangehouden van 11 meter. Deze zone valt binnen het plangebied en is daarmee van toepassing.

Verder heeft deze spoorlijn geen basisnetafstand (zie paragraaf 4.4.3.2).

4.7.5 Overige

Binnen het plangebied Schoonveld zijn geen stiltegebieden, bodembeschermingsgebied, grondwaterbeschermingsgebieden of bijbehorende waterwingebieden gelegen.

4.8 Water

4.8.1 Inleiding

Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig worden beschouwd.

4.8.2 Beleid ten aanzien van de waterhuishouding
4.8.2.1 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

4.8.2.2 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (V&W, 2009) heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het plan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een oplossing worden gevonden ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.

Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid en andere kenmerken in dat gebied.

Gemeenten en provincies wordt gevraagd het generieke beleid lokaal en regionaal te vertalen en vast te leggen in structuurvisies, bestemmingsplannen en waterplannen. Bij de planuitwerking van dit bestemmingsplan dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.

4.8.2.3 Provinciaal waterplan 2010-2015

Het provinciaal waterplan bevat het strategische waterbeleid van de provincie (deel A). Het is ook het beheerplan voor grondwateronttrekkingen (deel B). Het plan is afgestemd op de verplichtingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het provinciaal waterplan de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie hiermee ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid.

Het plangebied van Schoonveld is in het provinciaal waterplan aangeduid als stedelijk concentratiegebied/overig stedelijk gebied. Het waterbeheer in deze gebieden richt zich op zodanige realisatie van de gewenste woon- en werkomstandigheden dat de waterhuishouding zoveel mogelijk bijdraagt aan de instandhouding en mogelijk verbetering van de grotere watersystemen waarvan het betreffende bebouwde gebied deel uitmaakt. Dit betekent dat:

  • Ontkoppeling van de afvoer van neerslag en afvalwater zodanig wordt uitgevoerd dat wateroverlast de veiligheid en het wooncomfort niet bedreigt, dus: maximaal afkoppelen en niet aankoppelen, zowel voor nieuwbouw als voor bestaand bebouwd gebied, uiteraard binnen de grenzen van doelmatigheid.
  • In 2015 in het bebouwd gebied de wijken met onacceptabele wateroverlast zijn aangepakt, inclusief de rioleringsopgave; voor niet-urgente gebieden is de opgave uitgevoerd in 2027.
  • Inrichting van het lokale watersysteem bijdraagt aan synergie tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, beleving van water in de stad, duurzaamheid en klimaatbestendigheid.
4.8.2.4 Waterbeheerplan Krachtig Water

Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' van het Waterschap De Dommel is een strategisch document. Hierin zijn de doelen van het Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015 aangeven en hoe het waterschap deze denkt te willen bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In de projecten projecten van het waterschap worden de doelen van dit waterbeheerplan uit gewerkt in concrete maatregelen.

Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Er wordt door het waterschap daarbij een indeling gemaakt in de volgende thema’s:

  • Droge voeten
  • Voldoende water
  • Natuurlijk water
  • Schoon water
  • Schone waterbodem
  • Mooi water

Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma’s van het waterschap. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in ons gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in ons beheergebied.

Droge voeten

Voor het thema Droge voeten legt het waterschap gestuurde waterbergingsgebieden aan, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, passen we geen overstromingsnorm toe.

Voldoende water

Voor Voldoende water stelt het waterschap de plannen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vast. Met de realisatie van maatregelen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden (Topgebieden) gaat het waterschap stevig aan de slag.

Natuurlijk water

Voor het thema Natuurlijk water richt het waterschap zich op de inrichting en het beheer van haar watergangen en op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies ‘waternatuur’ en ‘verweven’ uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen wordt verder gegaan met beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières voor vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk uitgevoerd per gebied, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water(bodem)kwaliteit.

Schoon water

Het waterschap zet voor schoon water het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen door. Het waterschap voert gezamenlijke optimalisatiestudies uit en legt afspraken vast in afvalwaterakkoorden. Verder wordt een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd, om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er worden bron- en effectgerichte maatregelen om kwetsbare gebieden te beschermen genomen.

Schone waterbodems

Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aan in samenhang met beekherstel aangepakt. Afhankelijk van de soort verontreiniging bestaat de keuze uit saneren, beheren of accepteren.

Mooi water

Voor Mooi water worden bij inrichtingsprojecten van het waterschap de waarde van water voor de mens vergroot. Dit wordt gedaan door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.

Prioriteiten

Het waterschap kiest ervoor om twee onderwerpen met hoge prioriteit aan te pakken, te weten:

  • Het voorkómen van wateroverlast
  • Het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.

De inspanningen worden daarbij gericht op het realiseren van de waterbergingsgebieden voor 2015, waarbij de gebieden ten behoeve van het bebouwd gebied de allerhoogste prioriteit hebben. Het herstel en de bescherming van de leefgebieden voor zeldzame planten- en diersoorten in Natura 2000-gebieden zijn urgent. Er wordt daarom voorrang gegeven aan maatregelen in het watersysteem die hieraan bijdragen.

4.8.2.5 De Keur Waterschap De Dommel

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken
  • verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • vrijstellingen;
  • zorgplicht voor het watersysteem.

Op grond van de Keur zijn Algemene regels (Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2015) en een aantal Beleidsregels (Beleidsregel actualiseren grondwatervergunningen, Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste en Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Keur waterschap De Dommel 2015) opgesteld.

Op basis van de diverse leggers van het waterschap kan geconcludeerd worden dat er geen belangen van het waterschap binnen het plangebied van Schoonveld aanwezig zijn. Het aanwezige oppervlaktewater binnen het plangebied valt niet onder het beheer van het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSchoonveld-VG01_0018.png"

Legger Oppervlaktelichamen 2013, herziene versie

4.8.2.6 Handreiking Watertoets

Door het Waterschap De Dommel is een 'Handreiking Watertoets' opgesteld. In deze handreiking is aangegeven aan welke voorwaarden een watertoets moet voldoen.

4.8.2.7 Waterplan gemeente Vught

In het waterplan van de gemeente Vught zijn door middel van streefbeelden de wensen en ambities in relatie tot het watersysteem voor de lange termijn vastgesteld. De gewenste toekomstige situatie met betrekking tot water is verwoord aan de hand van een achttal thema’s waarvoor streefbeelden zijn geformuleerd. Het betreft de thema’s:

  • Water als (mede)ordenend principe,
  • Water vasthouden,
  • Optimale waterkwaliteit,
  • Optimale waterketen,
  • Landschap, natuur en recreatie,
  • Beperken van wateroverlast,
  • De belevingswaarde van water,
  • Betrokkenheid.

Op basis van een toetsing van de huidige situatie aan deze streefbeelden is een scala aan mogelijke maatregelen geformuleerd, waaruit voor Vught vervolgens een selectie is gemaakt, die uitgevoerd worden. In het plangebied van Schoonveld is dit vooralsnog niet aan de orde.

4.8.2.8 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2012-2017

Het gemeentelijk water en rioleringsbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2017. Dit heeft de gemeenteraad op 22 december 2011 vastgesteld. Tegelijkertijd heeft de gemeenteraad nieuwe verordeningen vastgesteld: De verordening op de heffing en invordering van de rioolheffing, de aansluitverordening en de hemelwaterverordening. Hierin zijn de nieuwe regels vastgelegd.

Gescheiden riolering in Vught

In totaal ligt in de gemeente ruim 200 kilometer vrijvervalriolering (vuil- en hemelwaterriolen). Nagenoeg overal ligt naast het vuilwaterriool ook een hemelwaterriool, behoudens een incidentele straat en delen van de 'Villawijk' waar alleen een vuilwaterriool ligt.

De gemeente Vught houdt haar afvalwaterstromen gescheiden. Het is nergens in Vught toegestaan hemelwater en afvalwater gemengd af te voeren. Dit geldt voor zowel het stedelijk gebied als het buitengebied. De gemeente Vught kent geen gemengde riolering. Er mag geen regenwater worden afgevoerd naar het vuilwaterriool.

Hemelwater

In de omgang met hemelwater wordt in Vught aan de slag gegaan met de (landelijke) uitgangspunten: vasthouden – bergen – afvoeren. Infiltreren (vasthouden en bergen op de plek waar het valt) krijgt vaak de eerste prioriteit. Bij de verwerking van hemelwater spelen de vijvers een grote rol.

In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op zijn/haar terrein. De zorg voor het verwerken van schoon hemelwater rust (in elk geval) op de perceeleigenaar:

  • als het een perceel in het buitengebied betreft; of
  • als er geen openbaar hemelwaterriool aanwezig is,
  • het perceel direct aan oppervlaktewater grenst,
  • óf het perceel goede infiltratiemogelijkheden heeft én het perceel groter is dan 400 m2.

In dergelijke gevallen kan de perceeleigenaar het hemelwater zelf verwerken.

Bij de uitwerking van de locaties Esschestraat/Van Rijckevorselstraat en Van de Pollstraat 3a/5 dient bij de uitwerking van de uitwerkingsverplichting hiermee nadrukkelijk rekening te worden gehouden. Ook bij de uitwerking van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het kantoor op de locatie Helvoirtseweg zal hiermee rekening gehouden moeten worden. Bij de opgenomen wijzigingsbevoegdheden is het aspect water als voorwaarden opgenomen.

4.8.3 Bestaande waterhuishouding

Oppervlaktewater

In het plangebied zijn twee grotere oppervlaktewateren aanwezig. Het betreft de gracht van Lunet 5 en de Schoonveldsingel. Alle riolering en de twee oppervlaktewateren zijn met alle regenwaterriolering met elkaar verbonden. Het water wordt geconserveerd met een stuw in het noordelijkste deel van de spoorsloot.

Bodemopbouw

Voor de locatie Van Voorst tot Voorststraat is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Deze locatie maakt echter geen onderdeel uit van het plangebied, maar geeft op basis van het uitgevoerde onderzoek wel de meest recente informaite ten aanzien van de bodemopbouw. Derhalve wordt de beschrijving van de bodemopbouw als indicatie voor het plangebied aangehouden. Uit de booromschrijving blijkt dat hier een zwak humeuze, matig tot zeer fijne zandige bovenlaag aanwezig is. Hieronder wordt tot de maximaal verkende diepte van 3,50 meter beneden maaiveld matig tot zeer fijn zand aangetroffen.

Grondwater

Het grondwater bevindt zich binnen het plangebied op dieper dan 1,25 en 1,50 meter beneden maaiveld. Voor de ontwikkeling op de locatie Van Voorst tot Voorststraat is milieukundig veldonderzoek (8 juli 2011) uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek is het grondwater aangetroffen op ongeveer 1,90 meter beneden maaiveld. Ondanks dat de locatie Van Voorst tot Voorststraat geen onderdeel uitmaakt van het plangebied en het veldonderzoek een moment opname van het grondwaterpeil op deze locatie is, kan dit grondwaterpeil als een indicatie voor het plangebied Schoonveld aangehouden worden. Over het algemeen kan gezegd worden dat het grondwaterpeil in de gemeente Vught hoog ligt.

Doorlatendheid

Uit het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek voor de locatie Van Voorst tot Voorststraat blijkt dat gezien de maatgevende doorlatendheid voor deze locatie de bodem geschikt is voor infiltratie. Op basis hiervan wordt als indicatie er vooralsnog van uitgegaan dat dit ook voor de locaties (Esschestraat/Van Rijckevorselstraat, Helvoirtseweg/Van Miertstraat, Van de Pollstraat 3a/5 en park Eikenheuvel) waar ontwikkelingen zijn voorzien geldt. Dit houdt in dat het hemelwater bij de ontwikkeling van deze locaties volledig afgekoppeld kan worden. Op welke wijze dit zal gebeuren en welke capaciteit hiervoor nodig is zal bij de uiteindelijke uitwerking van deze locaties bepaald worden.

Beschermingsgebieden

Het plangebied is verder niet gelegen binnen een waterbergingsgebied of reserveringsgebied voor waterberging. In het plangebied zijn ook geen grondwaterbeschermingszones of boringvrije zones aanwezig.

4.8.4 Riolering

In het bebouwde gebied van Vught is voor het overgrote deel sprake van een gescheiden stelsel. Dat wil zeggen dat het huishoudelijk afvalwater en het hemelwater gescheiden verzameld worden en afgevoerd worden. Het stedelijk afvalwater wordt via diverse gemalen richting de afvalwaterzuiveringsinstallatie gepompt.

Bij de opgenomen bouwmogelijkheid voor het kantoor aan de Helvoirtseweg/Van Miertstraat en eventuele nieuwe ontwikkelingen wordt voorzien in een (verbeterd) gescheiden stelsel, die vervolgens aangesloten kan worden op het bestaande gescheiden stelsel. De richtlijnen c.q. het beleid van de gemeente zullen hierbij in acht worden genomen.

4.9 Flora en fauna

Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden, zoals beschreven in paragraaf 3,2,6, moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (Staatsblad 1999, 264, laatstelijk gewijzigd Staatsblad 2009, 617). Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de soortenbescherming. Gezien de conserverende werking van voorliggend bestemmingsplan voor het bebouwde gebied van de Schoonveld is geen sprake van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die een verstoring zouden kunnen vormen.

Bij de eventuele ontwikkelingen van nieuwe plannen dient onderzocht te worden of de handelingen niet leiden tot de schending van verbodsbepalingen van de artikelen 8 tot en met 14 van de Flora- en faunawet.

Standaard geldt voor het plangebied Schoonveld de algemene zorgplicht zoals die in de Flora- en faunawet centraal staat (artikel 2). Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met het plan en geen doel op zich vormen.

4.10 Archeologie, cultuurhistorie en monumentale status

4.10.1 Archeologie

Momenteel hanteert de gemeente voor archeologie de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. Op basis hiervan heeft het plangebied Schoonveld geen specifieke archeologische waarden. De gemeente Vught is als bevoegd gezag bezig met het uitwerken en vaststellen van archeologisch beleid. Afhankelijk van de uitkomsten van de onderzoeken zal bepaald worden of het noodzakelijk is om het archeologisch beleid door te vertalen en op welke wijze.

Voor onderhavig bestemmingsplan betekent dit dat het aspect archeologie op basis van de cultuurhistorische waardenkaart niet van toepassing is. Het nog vast te stellen gemeentelijke archeologische beleid wordt indien van toepassing op onderhavig plangebied te zijner tijd planologisch-juridisch doorvertaald. Hiervoor zal dan een afzonderlijke procedure doorlopen worden.

4.10.2 Cultuurhistorie en monumentale status

Het plangebied Schoonveld is rijk aan cultuurhistorie. De aanwezige cultuurhistorische structuur, monumenten en beeldbepalende panden dienen te worden behouden. Nieuwbouw, verbouw, verandering, onderhoud of sloop van dergelijke bouwwerken mag niet zonder meer plaatsvinden.

Op basis van de gemeentelijke monumentenlijst zijn 3 objecten beschermd: het Martinigraf, het kruisbeeld aan de Martinilaan en het pand Aloysiuslaan 2. Verder zijn in het plangebied een aantal bebouwingsclusters c.q. panden aan te merken als karakteristiek. Echter deze hebben verder geen beschermde status of zijn als zodanig aangewezen. In de welstandsnota (welstandsgebied 5) zijn hierop de nodige beoordelingscriteria van toepassing.

4.11 Kabels, leidingen en nutsvoorzieningen

De aanwezige nutsvoorzieningen en leidingen leggen beperkingen op aan het functioneren van bestaand bebouwd gebied en nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het directe ruimtebeslag en in acht te nemen toetsings- en veiligheidsafstanden (het indirecte ruimtebeslag).

Binnen het plangebied Schoonveld zijn geen leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. De reguliere leidingen voor gas, water en electra zijn gelegen in het openbaar gebied en maken onderdeel uit van het straatprofiel. De leidingen behoeven geen nadere planologische bescherming, maar zijn op andere wijze beschermd.

Verder zijn binnen het plangebied verschillende kleinschalige nutsvoorzieningen aanwezig Het betreft de gebruikelijke en noodzakelijke nutsvoorzieningen. Deze zijn binnen de verschillene bestemmingen rechtstreeks toegestaan tot een maximum oppervlak van 25 m2. Een uitzondering hierop vormt de nutsvoorziening op het binnenterrein aan de Maarten Tromplaan. Het betreft een telefooncentrale, welke geregeld is binnen de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding 'nutsvoorziening'.

Hoofdstuk 5 Toelichting op regels

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Onderhavig bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' bestaat uit een verbeelding, de regels (inclusief Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten) en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast. Bij de regels is voorts Bijlage 1 gevoegd, zijnde de toegesneden bedrijvenlijst (Lijst van Bedrijfsactiviteiten).

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Schoonveld 2015' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting op de planregels

5.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen (is als algemene regel opgenomen en niet per bestemming)
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

5.3.2.1 Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

5.3.2.2 Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

5.3.2.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

5.3.2.4 Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

5.3.2.5 Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.

5.3.2.6 Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid, een afzonderlijke bestemmingsplanherziening of via de mogelijkheden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (buitenplans).

5.3.2.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur.

5.3.2.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Met een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan een vergunning voor sloopactiviteiten verbonden worden aan het slopen van een bouwwerk (bijvoorbeeld rijksmonumenten, andere beschermde monumenten of binnen beschermde stads- en dorpsgezichten). In andere gevallen voorziet het Bouwbesluit in een grondslag voor het doen van een sloopmelding.

5.3.2.9 Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen en specifieke locaties. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels). Dit is voor onderhavig bestemmingsplan niet aan de orde.

5.4 Bestemmingen

Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling binnen het bestemmingsplan past. Het vastgestelde beleid vormt in geval van een ongewenste afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.

5.4.1 Bestemming 'Bedrijf'

Het beleid

Voor de aanwezige bedrijven in de woongomgeving is een gemeentelijke visie over het te voeren beleid aanwezig en wel het volgende:

  • 1. Het beleid is gericht op continuering van de bestaande bedrijfsactiviteiten, waarbij de zwaardere bedrijven (> milieucategorie 2 concreet zijn bestemd) Bestaande bedrijven worden daartoe voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid voor zover daarvoor de fysieke ruimte aanwezig is, benodigd voor de continuïteit en het doorvoeren van milieuhygiënische verbeteringen.

  • 2. Bij bedrijfsbeëindiging kan in de bestaande bedrijfsgebouwen een nieuw bedrijf gevestigd worden, onder de voorwaarde dat de milieuhygiënische situatie niet verslechtert (uitwisseling tot milieucategorie 2 mogelijk of daarmee gelijk te stellen bedrijven qua milieueffecten) en een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving wordt voorkomen. Een uitzondering hierop vormt de bedrijfsbestemming aan de Theresialaan 88. Hier is uitwisseling tot maximaal milieucategorie 1 (overeenkomstig de vigerende mogelijkheden) mogelijk of daarmee gelijk te stellen bedrijven qua mileueffecten.

  • 3. Aangezien het plangebied overwegend een woonomgeving is, is geredeneerd dat niet alle bedrijven zomaar in de woonomgeving passen. Een toegesneden bedrijvenlijst geeft aan wat nog acceptabel is (bijlage 1. bij de regels).

  • 4. Nieuwvestiging van categorie 3.1-bedrijven (of meer) wordt niet toegestaan. Gelet op het karakter van het plangebied, bepaald door woningen en enkele voorzieningen, is nieuwvestiging van deze categorie bedrijven door de te verwachten bezwaren van milieutechnische aard niet wenselijk. Dit mag namelijk niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, de milieusituatie, het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bestaande reeds gevestigde categorie 3.1-bedrijven worden gerespecteerd door middel van een passende functieaanduiding. Enkel de vigerende bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet op deze locaties. Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 is alleen nieuwvestiging van een zelfde soort bedrijf in milieucategorie 3.1 toegestaan.

  • 5. De verkoop van motorbrandstoffen is niet toegestaan, uitgezonderd daar waar dit nader is aangeduid. Dit betreft een bestaand benzinestation.

  • 6. Eerder genoemde bedrijvenlijst brengt tot uitdrukking wat onderling voor uitwisselingen kunnen plaatsvinden.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is alleen een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen de (bedrijfs)gebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is met de bestaande bedrijfswoning(en) binnen het bouwvlak opgenomen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte tussen de bestaande bebouwing is de beschikbare vrije ruimte voor de meeste bedrijven beperkt waardoor de mogelijkheden voor uitbreiding maar in beperkte mate aanwezig is. Belangrijkste oorzaak hiervan is de ligging tussen de woonbebouwing. In ieder geval zijn de bestaande rechten gerespecteerd. In de regels zijn nadere bouwregels gegeven.

5.4.2 Bestemming 'Detailhandel

Het beleid

De bestaande solitaire winkelvoorzieningen tussen de woonbebouwing worden voor zover nog in gebruik positief bestemd. Naast de aangegeven detailhandelsfunctie is ook wonen toegestaan in de bestaande (bedrijfs)woning(en) dan wel alleen wonen in het totale pand.

  • 1. Het beleid is gericht op continuering van nog bestaande activiteiten om de leefbaarheid binnen het plangebied te waarborgen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte tussen de bestaande bebouwing is de beschikbare vrije ruimte voor de meeste winkelvoorzieningen beperkt waardoor de mogelijkheden voor uitbreiding maar in beperkte mate aanwezig is. De winkelvoorzieningen worden daartoe waar mogelijk voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid voor zover daarvoor de fysieke ruimte aanwezig is binnen de woonomgeving, benodigd voor de continuïteit en het eventueel uitbreiden van de bestaande voorziening.

  • 2. Bij beëindiging kan in de bestaande gebouwen een nieuwe winkelvoorziening gevestigd worden, onder de voorwaarde dat in voldoende mate in parkeervoorzieningen op eigen terrein dient te worden voorzien.

  • 3. Indien de bestaande voorziening in zijn geheel wordt beëindigd is het toegestaan om de bebouwing in zijn geheel in gebruik te nemen voor wonen mits ter plaatse reeds een (bedrijfs)woning(en) aanwezig is/zijn en het aantal woningen als gevolg hiervan niet toeneemt.

Het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen de hoofdgebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen dit bouwvlak opgenomen en waar mogelijk ook uitbreidingsmogelijkheden indien de fysieke ruimte dit toestaat. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

De aanduiding 'bijgebouwen'

Bij de percelen is een vlak voor bijgebouwen ingetekend, de aanduiding 'bijgebouwen'. Binnen dit vlak mogen bijgebouwen opgericht worden. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.3 Bestemming 'Dienstverlening'

Het beleid

De bestaande solitaire dienstverlenings- c.q. kantoorvoorzieningen tussen de woonbebouwing worden voor zover nog in gebruik positief bestemd. Naast de aangegeven dienstverlenings-/kantoorfunctie is ook wonen toegestaan in de bestaande (bedrijfs)woning(en) dan wel alleen wonen in het totale pand.

  • 1. Het beleid is gericht op continuering van nog bestaande activiteiten om de leefbaarheid binnen het plangebied te waarborgen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte tussen de bestaande bebouwing is de beschikbare vrije ruimte voor de meeste voorzieningen beperkt waardoor de mogelijkheden voor uitbreiding maar in beperkte mate aanwezig is. De dienstverlenings-/kantoorvoorzieningen worden daartoe waar mogelijk voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid voor zover daarvoor de fysieke ruimte aanwezig is binnen de woonomgeving, benodigd voor de continuïteit en het eventueel uitbreiden van de bestaande voorziening.

  • 2. Bij beëindiging kan in de bestaande gebouwen een nieuwe dienstverlenings-/kantoorvoorziening gevestigd worden, onder de voorwaarde dat een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving wordt voorkomen.

  • 3. Indien de bestaande voorziening in zijn geheel wordt beëindigd is het toegestaan om de bebouwing in zijn geheel in gebruik te nemen voor wonen mits ter plaatse reeds een (bedrijfs)woning(en) aanwezig is/zijn en het aantal woningen als gevolg hiervan niet toeneemt.

Het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen de hoofdgebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen dit bouwvlak opgenomen en waar mogelijk ook uitbreidingsmogelijkheden indien de fysieke ruimte dit toestaat. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

De aanduiding 'bijgebouwen'

Bij de percelen is een vlak voor bijgebouwen ingetekend, de aanduiding 'bijgebouwen'. Binnen dit vlak mogen bijgebouwen in 1 bouwlaag opgericht worden. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.4 Bestemming 'Gemengd'

Het beleid

De bestaande (winkel)voorzieningen aan de Helvoirtseweg en Michiel de Ruyterweg, worden voor zover nog in gebruik positief bestemd. Binnen de bestemming 'Gemengd' is uitwisseling met andere functies (bedrijven, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk) mogelijk. Specifieke functies, zoals detailhandel en horeca, zijn enkel mogelijk indien een nadere aanduiding op de verbeelding is opgenomen. Naast de aangegeven functie is ook wonen toegestaan. Daarnaast is bij beëindiging van een detailhandels- en/of horecafunctie de realisatie van extra woningen mogelijk gemaakt om daarmee het concentratiebeleid in het centrum van Vught te bevorderen.

  • 1. Het beleid is gericht op continuering van nog bestaande activiteiten om de leefbaarheid te waarborgen. De voorzieningen aan de Helvoirtseweg fungeren met name als aanloopgebied naar het centrum. De voorzieningen aan de Michiel de Ruyterweg zijn aan te merken als buurtwinkelcentrum. Gezien de aanwezige fysieke ruimte tussen de bestaande bebouwing is de beschikbare vrije ruimte voor de meeste voorziening beperkt waardoor de mogelijkheden voor uitbreiding maar in beperkte mate aanwezig is. De voorzieningen worden daartoe waar mogelijk voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid voor zover daarvoor de fysieke ruimte aanwezig is binnen de woonomgeving, benodigd voor de continuïteit en het eventueel uitbreiden van de bestaande voorziening.

  • 2. Bij beëindiging kan in de bestaande gebouwen een nieuwe voorziening gevestigd worden, onder de voorwaarde dat een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving wordt voorkomen. Een uitzondering hierop vormen de functies detailhandel en horeca. Deze functies zijn alleen toegestaan overeenkomstig de huidige situatie en zoals aangeduid op de verbeelding. Deze functies zijn niet vrij uitwisselbaar. Wel kan ter plaatse van de betreffende aanduidingen een nieuwe detailhandels- of horecavestiging worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding horeca is horeca van categorie 1 tot en met 3 vrij uitwisselbaar. Horeca van categroie 4 is voor deze locaties aangemerkt als strijdig gebruik.

  • 3. Indien de bestaande voorziening in zijn geheel wordt beëindigd is het toegestaan om de bebouwing in zijn geheel in gebruik te nemen voor wonen mits ter plaatse reeds een (bedrijfs)woning(en) aanwezig is/zijn en het aantal woningen als gevolg hiervan niet toeneemt. Daar waar aangeduid zijn gestapelde woningen toegestaan. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor de bestaande detailhandels- en horecavoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca'. Zie hiervoor onder punt 4.

  • 4. Het is toegestaan om binnen de bestaande bebouwing extra woningen te realiseren ter plaatsen van de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca'. Voorwaarde daarbij is wel dat de detailhandels- en horecafunctie is beëindigd en dat een goed woon- en leefklimaat in deze nieuwe woningen wordt gewaarborgd. Dit ziet met name op het gewenste beleid vanuit de structuurvisie dat horea en detailhandel geconcentreerd moet worden in het centrum van Vugtht.

Het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen de hoofdgebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen dit bouwvlak opgenomen en waar mogelijk ook uitbreidingsmogelijkheden indien de fysieke ruimte dit toestaat. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

De aanduiding 'bijgebouwen'

Bij de percelen is een vlak voor bijgebouwen ingetekend, de aanduiding 'bijgebouwen'. Binnen dit vlak mogen bijgebouwen in 1 bouwlaag opgericht worden. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.5 Bestemming 'Groen'

Het beleid

De structuurbepalende groenzones/elementen zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Het beleid is primair gericht op het handhaven van deze groenzones/elementen om daarmee de woon- en omgevingskwaliteit in het plangebied te waarborgen. Deze groenelementen zijn het visitekaartje. Binnen de bestemming 'Groen' is de aanleg van voet- en rijwielpaden, speelvoorzieningen, kunstobjecten, voorzieningen van openbaar nut, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het water aan de Schoonveldsingel is specifiek aangeduid met een aanduiding 'water'.

Onder de bestemming 'Groen' valt niet het zogenaamde snippergroen (de kleine groenplantsoenen). Deze maken onderdeel uit van de bestemming 'Verkeer'. Dit om te voorkomen dat deze bij een eventuele herinrichting van de openbare ruimte qua bestemming een belemmering vormen.

Geluidwerende voorzieningen zijn qua bouwwerk, geen gebouwen zijnde, en gebruik niet rechtstreeks toegestaan, maar worden door middel van een afwijkingsmogelijkheid (bouwen en gebruik) onder een aantal voorwaarden mogelijk gemaakt.

Een specifiek groenelement binnen het plangebied is park Eikenheuvel. Dit park is specifiek aangeduid als 'park' waar het beleid primair gericht is op de instandhouding en beheer van het park. Ten behoeve van de maatschappelijke- en woonfuncties in of grenzend aan het park zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming gedeeltelijk te wijzigen naar 'Maatschappelijk' of 'Wonen'.

Het park aan de Van Voorst tot Voorststraat is tevens aangeduid als 'park'. Het beleid is primair gericht op de instandhouding en beheer van het park.

5.4.6 Bestemming 'Horeca'

Het beleid

De bestaande solitaire horecavoorzieningen tussen de woonbebouwing worden voor zover nog in gebruik positief bestemd. Deze horecavoorziening is qua horecacategorie nader aangeduid. De horecafunctie is in combinatie met wonen toegestaan in de bestaande bedrijfswoning(en), waarbij de woning niet bewoond mag worden door derden.

  • 1. Het beleid is gericht op continuering van nog bestaande activiteiten om de leefbaarheid binnen het plangebied te waarborgen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte tussen de bestaande bebouwing is de beschikbare vrije ruimte voor de meeste horecavoorzieningen beperkt waardoor de mogelijkheden voor uitbreiding maar in beperkte mate aanwezig is. De horecavoorzieningen worden daartoe waar mogelijk voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid voor zover daarvoor de fysieke ruimte aanwezig is binnen de woonomgeving, benodigd voor de continuïteit en het eventueel uitbreiden van de bestaande voorziening.

  • 2. Bij beëindiging kan in de bestaande gebouwen een nieuwe horecavoorziening overeenkomstig de aangeduide horecacategorie gevestigd worden, onder de voorwaarde dat een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving wordt voorkomen.

Het bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen de hoofdgebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen dit bouwvlak opgenomen en waar mogelijk ook uitbreidingsmogelijkheden indien de fysieke ruimte dit toestaat. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

De aanduiding 'bijgebouwen'

Bij de percelen is een vlak voor bijgebouwen ingetekend, de aanduiding 'bijgebouwen'. Binnen dit vlak mogen bijgebouwen in 1 bouwlaag opgericht worden. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.7 Bestemming 'Maatschappelijk'

Het beleid

Maatschappelijke doeleinden zijn zaken die goed passen en noodzakelijk zijn binnen het plangebied om de leefbaarheid te kunnen blijven waarborgen, daarom zijn ze qua beleid primair te handhaven:

  • 1. Voorkomen moet worden dat de bebouwing van deze voorzieningen in de toekomst voor niet op de aard en omvang van het plangebied afgestemde voorzieningen kunnen worden gebruikt.

  • 2. Maatschappelijke voorzieningen zijn onderling uitwisselbaar, zodat de benodigde dynamiek verzekerd is, ten einde de wijkfunctie en het voorzieningenniveau binnen de kern te kunnen versterken.

  • 3. Ondersteunende horeca, dienstverlening en ondergeschikte detailhandel wordt binnen de bestemming 'Maatschappelijk' toegestaan. Deze functies zijn aan een maximum vloeroppervlak gekoppeld. Voor het talenprakticum Regina Coeli is de aanduiding 'hotel' opgenomen. Ter plaatse is een hotelfunctie c.q. nachtverblijf toegestaan ondergeschikt aan de onderwijsfunctie.

  • 4. Wonen is alleen toegestaan ter plaatse van de bestaande parochiewoning bij de kerk. Dit betreft een bedrijfswoning bij de betreffende maatschappelijke voorziening en heeft een directe relatie met de betreffende maatschappelijke voorziening.

Het bouwvlak

Voor de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan gerespecteerd. Het bouwvlak is dan ook overeenkomstig ingetekend. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.8 Bestemming 'Sport'

Het beleid

Binnen deze bestemming is sprake van continuering van de bestaande sportaccommodatie in de vorm van de sporthal aan de Martinilaan. Ondergeschikte horeca, vergaderruimte alsmede kinder- en buitenschoolse opvang ondergeschikt aan de sportfunctie zijn overeenkomstig de bestaande situatie toegestaan.

Het bouwvlak

Voor deze bestemming is een verruiming van de bouwmogelijkheden opgenomen zodat er in de toekomst kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte aan sportvoorzieningen. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.4.9 Bestemming 'Verkeer'

Het beleid

Sommige bestemmingen/functies spreken qua beleid voor zich. Het zijn functionele onderdelen van het plangebied, zoals verkeersruimte en verblijfsruimte, alsmede groenvoorzieningen van ondergeschikte aard (snippergroen).

  • 1. Binnen deze bestemming staat het beheerskarakter voorop. Gewijzigde inzichten, die leiden tot herinrichting van de openbare ruimte, zijn binnen de begrenzing van de bestemming, rechtstreeks mogelijk.

  • 2. Deze bestemming is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De (ontsluitings)wegen en paden, alsmede de parkeervoorzieningen binnen het plangebied krijgen de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot de noodzakelijke bouwwerken ten behoeve van het functioneren van de openbare ruimte.

  • 3. Geluidwerende voorzieningen zijn qua bouwwerk, geen gebouwen zijnde, en gebruik niet rechtstreeks toegestaan, maar worden door middel van een afwijkingsmogelijkheid (bouwen en gebruik) onder een aantal voorwaarden mogelijk gemaakt.
5.4.10 Bestemming 'Water'

Het beleid

Het lunet, is in tegenstelling tot het overige oppervlaktewater, vanwege de cultuurhistorische waarde bestemd als 'Water'. Naast de waterhuishoudkundige aspecten is het beleid voor dit water met name gericht op het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en/of ecologische waarde.

5.4.11 Bestemming 'Wonen'

Het beleid

De bestemming 'Wonen' is de meest voorkomende bestemming binnen het plangebied. Deze bestemming geldt voor de bestaande woonpercelen.

  • 1. Bestaande woningen met bijbehorende bijgebouwen worden gerespecteerd en vastgelegd door middel van een bouwvlak met een bijbehorend vlak voor bijgebouwen (aanduiding 'bijgebouwen'). Twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen zijn voor zien van een 'strak' bouwvlak in verband met het beperken van eventuele uitbreidingsmogelijkheden aan de achterzijde in verband met privacy. Dit sluit niet uit dat deze woningen op de begane grond niet uitgebreid mag worden. Binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden de nodige mogelijkheden geboden voor de realisering van een redelijke uitbreiding naar de eisen van deze tijd, bedoeld voo de vergroting van het woongenot. Vrijstaande woningen zijn aan de achterzijde voorzien van een uitbreidingsmogelijkheid van ongeveer 5 meter.

  • 2. Bij het bepalen van het bouwvlak is het behoud van de herkenbaarheid als vrijstaande, blok van twee en geschakelde woning dan wel gestapelde woningen (appartementencomplexen) nagestreefd. Nieuwe (ter vervanging van bestaande) woningen zullen ook binnen dit regime moeten passen.

  • 3. Woningsplitsing is uitgesloten. Het maximum aantal toegestane woningen is per bouwvlak aangeduid. Het samenvoegen van woningen is daarentegen wel toegestaan. Eventuele voorzieningen voor mantelzorg worden niet (meer) in het bestemmingsplan geregeld. Deze zijn vergunningsvrij toegestaan op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 4. Het beleid is gericht op het beperken van de aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

  • 5. Ondergronds bouwen is toegestaan.

  • 6. Het beleid is gericht op parkeren op eigen terrein. Een garage dient te functioneren ten behoeve van de bijbehorende woning (gelegen op hetzelfde perceel). Afzonderlijke garageboxen zijn nader aangeduid. De garageboxen mogen uitsluitend gebruikt worden voor de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de woonfunctie. Het gebruik van garageboxen als bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, opslagruimte, detailhandel of horecadoeleinden is in strijd met het beoogde gebruik.

Het bouwvlak

De bouwvlakken van de woningen zijn afgestemd op de bestaande situatie, waarbij onderscheid is gemaakt in twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen. De vrijstaande woningen zijn, waar de fysieke ruimtelijke situatie dit toestaat, voorzien van een uitbreidingsmogelijkheid. Een afstand van circa 8 meter tussen de (potentiële) achtergevel van de woning (bouwvlak/strook) en het volgende perceel is daarbij steeds gehanteerd als garantie voor een redelijke (achter)tuin.

Daarnaast zijn de bestaande zijgevels van de woningen maatgevend geweest voor het bepalen van de bouwvlakken. Daarbij is geen onderscheid gemaakt in de woningtypologie dan wel de ruimtelijke situatie. Binnen het bouwvlak mag tot een maximale goothoogte van 7,00 meter en een maximale bouwhoogte van 12,00 meter worden gebouwd. Afwijkende bouwhoogten zijn nader aangeduid op de verbeelding.

Ondergeschikte bouwdelen in de vorm van erkers (aangebouwd bijgebouw), luifels en balkons zijn buiten het bouwvlak toegestaan voor de voor- of zijgevel, mits ze niet meer dan 1,50 m voor de voorgevel uitsteken met een maximale breedte van 40% van de breedte van de voorgevel tot een maximum van 4 meter.

De aanduiding bijgebouwen'

Buiten het bouwvlak is een vlak voor bijgebouwen aangeduid waarbinnen bijgebouwen in 1 bouwlaag mogen worden gebouwd, de aanduiding 'bijgebouwen'. De positie en omvang van het vlak voor bijgebouwen worden toegekend op grond van de volgende uitgangspunten:

  • De bestaande regelingen (qua hoogte en oppervlak) in de vigerende bestemmingsplannen.
  • Herkenbaarheid van de stedenbouwkundige identiteit.
  • De aanduiding 'bijgebouwen' is ingetekend op 1 meter achter de voorgevel, tenzij reeds gebouwen op kortere afstand van de voorgevel zijn gelegen dan wel zelfs voor de voorgevel zijn gelegen. In dergelijke situaties is de bestaande situatie gerespecteerd. Een uitzondering hierop vormen de hoekpercelen. In hoeksituaties is steeds maatwerk geleverd afgestemd op de bestaande ruimtelijke situatie. Vanwege de verkeersveiligheid is de aanduiding 'bijgebouwen' hier ingetekend op 3 meter achter de voorgevel. Bij brede zijtuinen is tevens een afstand aangehouden van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens. In de overige situaties zijn bijgebouwen tot in de perceelsgrens toegestaan.
  • Op bijgebouwen in de vorm van aanbouwen zijn dakterrassen toegestaan onder de voorwaarden dat de diepte maximaal 3 meter bedraagt gezien vanaf het bouwvlak en de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt. Met het in acht nemen van de maatvoering wordt de privacy van de belendende percelen in voldoende mate gewaarborgt.

De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen. De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5,00 meter bedragen. Een grotere goot- en bouwhoogte is onder voorwaarden mogelijk gemaakt door middel van een afwijkingsmogelijkheid.

Ook mogen in bijgebouwen aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven uitgeoefend worden (praktijkvestiging).

Een en ander is in de bestemmingsregeling (bouwregels) nader geformuleerd.

5.4.12 Bestemming 'Gemengd - Uit te werken'

Voor de locatie Van de Pollstraat 3a/5 is de bestemming 'Gemengd – Uit te werken' opgenomen. Op basis van de uitwerkingsregels zijn hier 20 grondgebonden en/of gestapelde woningen in combinatie met een sport en maatschappelijke voorziening toegestaan. Aangezien de invulling van deze locatie nog niet duidelijk is, is hiervoor een uitwerkingsverplichting opgenomen. Dit houdt in dat het college verplicht is om binnen de planperiode voor deze locatie een uitwerkingsplan op te stellen op basis van het beoogde planvoornemen. Dit uitwerkingsplan doorloopt een afzonderlijke planologische procedure.

5.4.13 Bestemming 'Wonen - Uit te werken'

Voor de locatie Esschestraat/Van Rijckevorselstraat is de bestemming 'Wonen – Uit te werken' opgenomen. Op basis van de uitwerkingsregels zijn hier 5 grondgebonden woningen in twee bouwlagen met kap toegestaan. Aangezien de invulling van deze locatie nog niet duidelijk is, is hiervoor een uitwerkingsverplichting opgenomen. Dit houdt in dat het college verplicht is om binnen de planperiode voor deze locatie een uitwerkingsplan op te stellen op basis van het beoogde planvoornemen. Dit uitwerkingsplan doorloopt een afzonderlijke planologische procedure.

5.4.14 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van hoogte, oppervlakte en bebouwingspercentage is er voor gekozen om een ruime maat op te nemen welke ruimtelijk acceptabel is. De reden hiervoor is dat niet voor iedere overschrijding een afwijkingsprocedure doorlopen dient te worden.

Daarnaast is er een algemene 10% overschrijdingsregeling opgenomen om in bijzondere situaties c.q. omstandigheden hiervan af te kunnen wijken.

5.4.15 Functieaanduidingen

Binnen de verschillende bestemmingen zijn nadere functies aangeduid voor bestaande situaties waar de betreffende functie aanwezig is. Dit betreft binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Gemengd', 'Groen', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Wonen'.

5.5 Algemene regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

5.5.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen. Het betreffen bouwregels ten aanzien van de bestaande bebouwing. voorzieningen van algemeen nut, ondergeschikte bouwdelen en parkeernormen in relatie tot bouwen.

5.5.3 Algemene gebruiksregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene gebruiksregels. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen. Deze gebruiksregels hebben betrekking op aan huis gebonden beroep en/of bedrijf en op evenementen.

Een aan huis gebonden beroep/bedrijf is rechtstreeks toegestaan onder de voorwaarde dat maximaal 50 m2 wordt gebruikt voor een aan huis bonden beroep. Aan huis gebonden beroepen/bedrijven zijn dus vrij, voor zover de (woon)functie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft.

Binnen de bestemmingen zijn kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis toegestaan.

In de algemene gebruiksregels van dit bestemmingsplan is een algemeen gebruiksverbod opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de toegekende bestemming. Dit is per bestemming nader aangegeven.

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van opstallen voor een seksinrichting en/of escortbedrijf;
  • b. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.
5.5.4 Algemene aanduidingsregels

Dit betreft de nadere aanduiding van samenhangende gebieden gelegen over meerdere bestemmingen waarop een nadere regeling van toepassing is. Deze gebiedsaanduidingen hebben met name betrekking op sectorale aspecten die ruimtelijk relevant zijn en waaraan een zonering (aan te houden afstand) is toegekend. Het betreffen de gebiedsaanduidingen:

5.5.5 Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

5.5.6 Algemene procedureregels

In deze regels wordt aangeven welke ruimtelijke procedure doorlopen moet worden voor afwijkingen, werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden en wijzigingen.

5.6 Overgangs- en slotregel

5.6.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

5.6.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële haalbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de financiële haalbaarheid.

6.2 Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan voor Schoonveld is een beheersplan. Het betreft de actualisatie van verouderde vigerende bestemmingsplannen. In de meeste gevallen wordt de huidige situatie weergegeven. Dit heeft geen financiële consequenties.

De financiële haalbaarheid van mogelijke ontwikkelingen op grond van de vigerende bouwtitels en bouwmogelijkheden alsmede wijzigings- of afwijkingsbevoegdheden binnen het bestemmingsplan dienen afzonderlijk te worden aangetoond door de initiatiefnemers zelf. Verder voorziet het bestemmingsplan niet rechtstreeks in nieuwe ontwikkelingen.

6.3 Planschade

6.3.1 Planschade algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (afd. 6.1) is bepaald dat burgemeester en wethouders degene zijn, die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een bestemmingsplan, op aanvraag een tegemoetkoming toekent, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.

Het voorliggende bestemmingsplan is echter naar zijn aard hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan, waardoor het risico van toewijsbare planschade gering is.

6.3.2 Planschade vigerende bouwmogelijkheden en ontwikkelingen

In onderhavig bestemmingsplan wordt op de hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat de realisatie van een kantoor opnieuw planologisch-juridisch mogelijk gemaakt. De vigerende mogelijkheden zijn 1 op 1 overgenomen. Er wijzigt planologisch verder niets. Van planschade kan voor deze locatie geen sprake zijn.

Voor de locatie op de hoek Esschestraat/Van Rijckevorselstraat zal na uitwerking een planologische verbetering optreden omdat het planvoornemen gewijzigd wordt van een appartementecomplex met 12 appartementen in 3 bouwlagen in 5 grondgebonden woningen in 2 bouwlagen met kap. Hierdoor zal er geen sprake zijn van planschade.

De locatie Van de Pollstraat 3a/5 voorziet in een nieuwe ontwikkeling. Ter plaatse worden 20 grondgebonden en/of gestapelde woningen in combinatie met een sport c.q. maatschappelijke voorziening toegestaan. Dit is dermate afwijkend van de huidige situatie dat de kans op planschade aanwezig is.

In het park Eikenheuvel is het mogelijk om de bestemming 'Groen' te wijzigingen in respectievelijk de bestemmingen 'Wonen' en 'Maatschappelijk'. Hiervoor geldt ook dat groen moet wijken waardoor de kans op planschade aanwezig is.

Aangezien de ontwikkelingen aan de Esschestaat/Van Rijckevorselstraat en aan de Van de Pollstraat 3a/5 alsmede park Eikenheuvel niet rechtstreeks mogelijk zijn maar via een uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheid is planschade niet aan de orde omdat het definitieve planologische regime pas wordt vastgelegd in het uitwerkings- respectievelijk wijzigingsplan. Dit houdt in dat eventuele planschade pas na het doorlopen van de bijbehorende ruimtelijke procedure aan de orde is.

6.4 Exploitatieplan

In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij:

  • het kostenverhaal anderszins verzekerd is;
  • er geen noodzaak tot het stellen van locatie-eisen of eisen aan type woningbouw is;
  • er geen noodzaak is voor het bepalen van een tijdvak of fasering.

In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Onder een bouwplan wordt onder andere verstaan de bouw van één of meerdere woningen. Wijziging van het gebruik van een bestaand gebouw kan dan ook niet worden aangemerkt als een bouwplan.

Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buiten toepassingsverklaring van een beheersverordening zijn.

De vigerende bouwmogelijkheden op de hoek Helvoirtseweg/Van Miertstraat zijn opnieuw positief bestemd. Aangezien het hier vigerende bouwmogelijkheden uit het verleden betreft voor een kantoor aan de bestaande infrastructuur zijn er geen kosten te verhalen. De kosten voor het realiseren van een kantoor op deze locatie komen voor rekening van de initiatiefnemer. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd en is een exploitatieplan niet noodzakelijk.

De locaties Esschestraat/Van Rijckevorselstraat, Van de Pollstraat 3a/5 en park Eikenheuvel worden mogelijk gemaakt door middel van uitwerking of wijziging. Hiervoor geldt dat de uitvoerbaarheid op dat moment pas aangetoond dient te worden.

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Inleiding

Naast de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Daarom zal een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In het kader van deze procedure zal het plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen tijdens deze inzagetermijn worden ingediend.

In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn in paragraaf 7.4 weergegeven. Daar waar mogelijk is rekening gehouden met de ingekomen opmerkingen.

7.2 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

a. Voorbereiding:

Vooroverleg met instanties

Watertoets

Inspraak (niet verplicht)

b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)

c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.3 Kennisgeving voorbereiding

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 13 mei 2015 kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Schoonveld 2015'. Hierbij is aangegeven dat dit bestemmingsplan een actualisering betreft van de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied.

7.4 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie en waterschappen en met diensten van het Rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro. Het plan is op aan de betrokken instanties gestuurd met het verzoek om advies.

Prorail en Rijkswaterstaat hebben geen opmerkingen op het bestemmingsplan. Door Gedeputeerde Staten en het Waterschap zijn inhoudelijke opmerkingen gegeven op het bestemmingsplan. Het 'Verslag overleg voorontwerp-bestemmingsplan "Schoonveld 2015" is als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

7.5 Resultaten zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de procedure als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 13 augustus 2015, gedurende zes weken, tot en met 23 september 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn in totaal zes zienswijzen ingediend. Vijf zienswijzen zijn binnen de wettelijke termijn van zes weken ontvangen en derhalve ontvankelijk. Één zienswijze is te laat ingebracht en is om die reden niet ontvankelijk.

De vijf zienswijzen die ontvankelijk zijn, zijn in de 'Nota beoordeling van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Schoonveld 2015' samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. Deze nota is als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

7.6 Vaststelling

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 17 december 2015 besproken. In deze raadsvergadering zijn de zienswijzen ongegrond verklaard. Daarmee is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.