direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Centrum Vught en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.Centrumeo-VA01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bedrijven, opgenomen in categorie 1 van de in bijlage 1. bij de regels opgenomen toegesneden lijst van bedrijfstypen;
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'gestapeld', met de daarbij behorende groen-, parkeervoorzieningen, open terreinen en technische installaties, nodig voor het doen functioneren van het betreffende bedrijf.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht', zijn de regels in verband met deze dubbelbestemming mede van toepassing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden;
  • b. woningen, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden, en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
  • a. Gebouwen dienen uitsluitend in het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught.
  • c. Gebouwen mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd, tenzij blijkens een aanduiding op de verbeelding een bedrijfswoning of bovenwoning is toegestaan.
  • d. De bouwhoogte van een bouwlaag mag niet minder bedragen dan 3,2 meter en niet meer dan 4,5 meter.
  • e. Een bedrijfswoning, ook indien deze een bovenwoning betreft, dient zoveel als mogelijk te voldoen aan het bepaalde in artikel 21.2.
3.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in 3.2.3 bepaalde voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 6,00 meter, mits:

  • a. deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanuit het oogpunt van de betreffende functie zoals in artikel 3.1 genoemd noodzakelijk zijn;
  • b. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing

Onder strijdig gebruik wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. open bedrijfsterreinen;
  • b. opslagdoeleinden, met uitsluiting van de opslag van volumineuze goederen en met dien verstande, dat de hoogte van de opgeslagen goederen niet meer mag bedragen dan de maximale hoogte van de erfafscheiding;
  • c. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.
3.5.2 Gebruik van opstallen

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. zelfstandige kantoren, anders dan als onderdeel van bedrijfsactiviteiten;
  • b. detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt, dan wel waarvan de verkoop verband houdt met het toegelaten bedrijf, als ondergeschikte nevenactiviteit, geen zelfstandig onderdeel van het bedrijf zijnde;
  • c. groothandel en handel in volumineuze goederen alsmede bouwmarkten;
  • d. horecadoeleinden;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken voor het toestaan van bedrijven in de milieucategorieën 1, die niet in bijlage 1 van de regels worden genoemd

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in 3.1, onder b bepaalde voor het toestaan van bedrijven in de categorieën 1, die niet in bijlage 1 van de regels worden genoemd, maar qua aard of omvang met deze bedrijven vergelijkbaar zijn.

3.6.2 Afwijken voor categorie 2 bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in 3.1, onder b bepaalde voor bedrijven in categorie 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, mits:

  • a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua uitstraling op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in de lijst opgenomen bedrijven qua milieucategorie 1 en bijbehorende indicatieve afstand;
  • b. waarden en belangen in de directe omgeving niet worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • c. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.
3.7 Wijzigingbevoegdheid
3.7.1 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven. Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 21 van deze voorschriften;
  • f. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.