direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch bedrijf
Plan: De Run 2008, herziening I, 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.HERZDERUN2008-0402

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een pluimveehouderij;
  • b. de bij de pluimveehouderij behorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • f. water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in artikel 4.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bedrijfsgebouwen dienen aan het volgende te voldoen:
    • 1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
    • 2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is aangegeven;
  • c. bedrijfswoningen dienen aan het volgende te voldoen:
    • 1. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • d. kelders zijn toegestaan overal waar gebouwen zijn toegestaan, mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte maximaal  
Antennes, voor zover gelegen binnen het bouwvlak   15 m  
Licht- en andere masten   8 m  
Pergola's   2.70 m  
Terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan  

3 m  
Terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan   1 m en voor een poort 2,5 m  
Schotelantennes   Zie artikel 4.2.4  
4.2.4 Schotelantennes

Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende bepalingen:

  • a. schotelantennes voor zover gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan, mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • b. schotelantennes voor zover gelegen vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan, mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de (hoofd)voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder e, teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
4.3.2 Omgevingsvergunning afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor:

  • a. het bouwen van terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 m;
  • c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • 5. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS en de IHCS van de Vliegbasis Eindhoven.
4.3.3 Omgevingsvergunning schotelantenne met grotere doorsnede

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats voor voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en de opstallen;
  • b. detailhandel;
  • c. standplaats voor onderkomens;

In afwijking van het hierboven bepaalde onder c wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.