De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1. dienstverlenende bedrijven;

met de daarbij behorende:

2. wegen en paden;
3. groenvoorzieningen;
4. parkeervoorzieningen;
5. tuinen, erven en terreinen.

Op of in de in Lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

1. gebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
3. ten aanzien van de maximale goothoogte gelden de aanduidingen, zoals aangegeven op de plankaart;
4. ten aanzien van de maximale bouwhoogte gelden de aanduidingen, zoals aangegeven op de plankaart.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

1. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1 meter;
2. de maximale hoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
3. de maximale hoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt 5 meter;
4. de maximale hoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt 2,5 meter.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de verkeersveiligheid;
3. de sociale veiligheid;
4. de situering van het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.