direct naar inhoud van Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
Plan: Veghel-Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0860.VE03aa000000BP2010-OH01

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Wonen’, met daarbij behorend bouwvlak, tuin en/of erf, onder de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens tot wijziging in de bestemming ‘Wonen’ wordt overgegaan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent dat:
    • 1. milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en/of buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieuhindercirkels zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving;
    • 2. aangetoond moet worden dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient de bodem gesaneerd te worden. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd, voor zover de gronden zijn gesaneerd, in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen de Wet bodembescherming. Indien er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient bepaald te worden of het plan uitvoerbaar is dan wel of het plan uitvoerbaar is met inachtneming van bepaalde voorwaarden c.q. te treffen voorzieningen. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden of de te treffen voorzieningen;
  • b. er mogen maximaal 15 woningen worden gebouwd;
  • c. de woningen mogen aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, vrijstaande en bijzondere typen zoals patio- of levensloopbestendige woningen betreffen;
  • d. de woningbouw dient te passen binnen het woningbouwprogramma voor de gemeente Veghel in zijn algemeenheid en in het bijzonder voor de kern Veghel alsmede het provinciale verstedelijkingsbeleid;
  • e. de situering en de vorm van het ‘bouwvlak’, de zone ‘tuin’ en zone ‘erf’ alsmede de vaststelling van de goot- /bouwhoogte van gebouwen dient zodanig plaats te vinden dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid. In dit kader mogen grondgebonden woningen ten hoogste bestaan uit 2 bouwlagen met kapconstructie;
  • f. bij wijziging in de bestemming ‘Groen’ geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 6 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • g. bij wijziging in de bestemming ‘Verkeer' geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 10 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • h. ten aanzien van de maatvoering en het gebruik van bouwwerken en gronden voor de woonfunctie geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn behoudens in geval van bijzondere stedenbouwkundige eisen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie, waaronder geluidhinder, luchtkwaliteit;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de bestaande waarden, waaronder archeologie en flora en fauna;
    • 7. externe veiligheid;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

22.2 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Wonen’, met daarbij behorend bouwvlak, tuin en/of erf, onder de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens tot wijziging in de bestemming ‘Wonen’ wordt overgegaan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent dat:
    • 1. milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en/of buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieuhindercirkels zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving;
    • 2. aangetoond moet worden dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient de bodem gesaneerd te worden. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd, voor zover de gronden zijn gesaneerd, in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen de Wet bodembescherming. Indien er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient bepaald te worden of het plan uitvoerbaar is dan wel of het plan uitvoerbaar is met inachtneming van bepaalde voorwaarden c.q. te treffen voorzieningen. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden of de te treffen voorzieningen;
  • b. er mogen maximaal 18 woningen worden gebouwd;
  • c. de woningen mogen aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, en vrijstaande woningen betreffen;
  • d. de woningbouw dient te passen binnen het woningbouwprogramma voor de gemeente Veghel in zijn algemeenheid en in het bijzonder voor de kern Veghel alsmede het provinciale verstedelijkingsbeleid;
  • e. de situering en de vorm van het ‘bouwvlak’, de zone ‘tuin’ en zone ‘erf’ alsmede de vaststelling van de goot- /bouwhoogte van gebouwen dient zodanig plaats te vinden dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid. In dit kader mogen grondgebonden woningen ten hoogste bestaan uit 2 bouwlagen met kapconstructie;
  • f. de bouwvlakken dienen georiënteerd te worden op de bestemming 'Verkeer';
  • g. bij wijziging in de bestemming ‘Groen’ geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 6 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • h. bij wijziging in de bestemming ‘Verkeer' geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 10 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • i. ten aanzien van de maatvoering en het gebruik van bouwwerken en gronden voor de woonfunctie geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn behoudens in geval van bijzondere stedenbouwkundige eisen;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie, waaronder geluidhinder, luchtkwaliteit;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de bestaande waarden, waaronder archeologie en flora en fauna;
    • 7. externe veiligheid;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
  • k. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

22.3 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemming ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Wonen’, met daarbij behorend bouwvlak, tuin en/of erf, onder de volgende voorwaarden:

  • a. alvorens tot wijziging in de bestemming ‘Wonen’ wordt overgegaan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent dat:
    • 1. milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en/of buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieuhindercirkels zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving;
    • 2. aangetoond moet worden dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient de bodem gesaneerd te worden. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd, voor zover de gronden zijn gesaneerd, in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen de Wet bodembescherming. Indien er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming dient bepaald te worden of het plan uitvoerbaar is dan wel of het plan uitvoerbaar is met inachtneming van bepaalde voorwaarden c.q. te treffen voorzieningen. Er mag in dat geval uitsluitend worden gebouwd indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden of de te treffen voorzieningen;
  • b. er mogen maximaal 30 woningen worden gebouwd;
  • c. de woningen mogen aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, vrijstaande en bijzondere typen zoals patio- of levensloopbestendige woningen betreffen;
  • d. de woningbouw dient te passen binnen het woningbouwprogramma voor de gemeente Veghel in zijn algemeenheid en in het bijzonder voor de kern Veghel alsmede het provinciale verstedelijkingsbeleid;
  • e. de situering en de vorm van het ‘bouwvlak’, de zone ‘tuin’ en zone ‘erf’ alsmede de vaststelling van de goot- /bouwhoogte van gebouwen dient zodanig plaats te vinden dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid. In dit kader mogen grondgebonden woningen ten hoogste bestaan uit 2 bouwlagen met kapconstructie;
  • f. bij wijziging in de bestemming ‘Groen’ geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 6 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • g. bij wijziging in de bestemming ‘Verkeer' geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 10 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn;
  • h. ten aanzien van de maatvoering en het gebruik van bouwwerken en gronden voor de woonfunctie geldt als uitgangspunt dat het bepaalde in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zal zijn behoudens in geval van bijzondere stedenbouwkundige eisen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie, waaronder geluidhinder, luchtkwaliteit;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de bestaande waarden, waaronder archeologie en flora en fauna;
    • 7. externe veiligheid;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

22.4 Milieuzone
22.4.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - 1' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - 2' mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.