| Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b, Vlasroot |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0858.TAMvlasroot-ON01 |
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Vlasroot te Valkenswaard en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22b) van het omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22b.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22b.’ gelezen worden.
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk van het omgevingsplan.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Vlasroot met identificatienummer NL.IMRO.0858.TAMvlasroot-ON01 van de gemeente Valkenswaard;
Omgevingsplan gemeente Valkenswaard;
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;
Gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten vanaf 1 meter achter de voorgevel van het hoofgebouw en het verlengde daarvan;
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
Ruimte waarin spullen ten behoeve van het woongebruik opgeslagen worden;
een bouwwerk, dat:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan;
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
De grens van een bouwvlak;
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
De grens van een bouwperceel;
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
De bouwgrens aan de zijde van de weg;
De bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Lange, overdekte gang rondom een gebouw;
Vormen van dagrecreatie die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere -meestal natuur, bosgebied of landbouw- is, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, ligweides en picknick-plaatsen;
Bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Wooneenheden in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
Persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
De verhuur van een woning of woongebouw waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kookgelegenheid, badkamer en toilet;
Een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund.
Een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.
verduidelijking:
de herbouw van een woning valt hier niet onder; wel een woning die ontstaat door woningsplitsing.
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
Voorziening ten behoeve van het deponeren van afval die zich onder het maaiveld bevindt;
Een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
Een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
De digitale of analoge weergave van het TAM-Omgevingsplan;
Een niet voor normaal gebruik bestemde trap in of buiten een gebouw;
De naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;
Gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten tot 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;
Een constructie geen gebouw zijnde;
Gebruik van een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden;
Een ruimte of complex van ruimten, bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen;
Gedeelte van het perceel dat aan de zijkant van het bouwvlak is gelegen, en welke gronden dezelfde functie hebben als die van het bouwvlak.
In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meetbepalingen:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduiding vlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van niet overdekte zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m. bedraagt.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locaties toegedeelde functies en activiteiten.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan aangewezen als ‘Groen’.
Een locatie die is aangewezen als ‘Groen’ heeft de volgende functies:
met de daarbij behorende:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie ‘Groen’ uitsluitend worden gebouwd:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als ‘Verkeer’.
Een locatie die is aangewezen als ‘Verkeer’ heeft de volgende functies:
met de daarbij behorende:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie ‘Verkeer’ uitsluitend worden gebouwd:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als ‘Wonen’.
Een locatie die is aangewezen als ‘Wonen’ heeft de volgende functies:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:
Bijbehorende bouwwerken in het voorperceel zijn toegestaan in de vorm van erkers, mits voldaan wordt aan het volgende:
Voor bijbehorende bouwwerken in het achterperceel geldt in afwijking van het bepaalde in 22.36 en in aanvulling en indien van toepassing in afwijking van 22.27, het volgende:
| In het voorperceel | Maximale bouwhoogte |
| Erfafscheidingen | 1 meter |
| Objecten voor beeldende kunst | 3 meter |
| Vlaggenmasten | 3 meter |
| Vluchttrappen | 10 meter |
| Overige | 1 meter |
| In het achterperceel | Maximale bouwhoogte |
| Erfafscheidingen | 2 meter |
| Geluidwerende voorzieningen | 5 meter |
| Vlaggenmasten | 6 meter |
| Vluchttrappen | 10 meter |
| Overige | 3 meter |
Voor het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, met uitzondering van ophaalpunten, gelden de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 4’.
De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.3.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere functie(s), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 10.5.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 10.3, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 10.2 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:
Het onder 10.6.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
Alvorens een vergunning als bedoeld in 10.6.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden binnen de voor “Waarde – Archeologie 4" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m² en de diepte meer dan 0,3 m en 0,5 m bij esdekken bedraagt.
De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 6’.
De voor ‘Waarde – Archeologie 6’ (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 25000 m² of meer:
Het onder 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
Alvorens een vergunning als bedoeld in 11.3.2 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:
Voor het bouwen gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 9, mogen uitsluitend worden gebouwd, mits gewerkt wordt conform het ‘Ecologisch werkprotocol Leenderweg 164 - Vlasroot 2, Valkenswaard’ zoals opgenomen in bijlage 22b.3 van deze regels.
Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat de geluidmaatregelen ten behoeve van de balkons bij de appartementen conform ‘Memo berekening balkonafscherming De Vlasroot te Valkenswaard’, zoals opgenomen als bijlage 22b.4 bij deze regels, worden uitgevoerd.
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1:
De afwijking als bedoeld in lid 16.2.2 kan uitsluitend worden toegepast, indien is aangetoond dat: