direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22d Kempischebaan Valkenswaard
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.TAMkempischebaan-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie genoemd in het derde lid voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Kempischebaan, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0858.TAMkempischebaan-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden in aanvulling op of in afwijking van artikel 1.1 van het Omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

Het TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22d Kempischebaan Valkenswaard met identificatienummer NL.IMRO.0858.TAMkempischebaan-ON01 van de gemeente Valkenswaard.

2.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard

2.3 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

2.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.5 aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf

Beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;

2.6 achterperceel

gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten vanaf 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

2.7 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten

2.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.9 bestaand
  • 1. ten aanzien van bouwwerken: een bouwwerk, dat:
    • a. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp TAM-omgevingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • b. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • 2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan;

2.10 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

2.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

2.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

2.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.16 de naar de weg gekeerde bouwgrens

de bouwgrens aan de zijde van de weg;

2.17 de van de weg afgekeerde bouwgrens

de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;

2.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.19 esdek

een laag van bodemmateriaal die gevormd is door plaggenbemesting, een oude landbouwmethode waarbij bouwland werd bemest met organisch materiaal, vermengd met dierlijke mest en soms ook minerale bestanddelen. Het is een kenmerkend onderdeel van het esdorpenlandschap, een agrarisch cultuurlandschap op de zandgronden van Nederland;

2.20 extensieve dagrecreatie

vormen van dagrecreatie die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere -meestal natuur, bosgebied of landbouw- is, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, ligweides en picknickplaatsen;

2.21 gebouw

bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.22 huishouden

persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;

2.23 kamerbewoning

Woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijk huishouden vormen wordt bewoond en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals een kookgelegenheid, badkamer of toilet;

2.24 kamerverhuur

het verhuren van een kamer ten behoeve van kamerbewoning;

2.25 luifel

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

2.26 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

2.27 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

2.28 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond zonder gebruik te maken van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte

2.29 overkapping

een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;

2.30 straatpeil
  • a. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

2.31 prostitutiebedrijf

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

2.32 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.33 voorperceel

gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten tot 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

2.34 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

2.35 werk

een constructie geen gebouw zijnde;

2.36 wonen

gebruik van een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden;

2.37 woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

2.38 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het Omgevingsplan, gelden de volgende meetbepalingen:

3.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

3.2 Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelder;

3.3 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduiding vlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van niet overdekte zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

3.4 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.5 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.6 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.7 Hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

Van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;

3.8 Hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

3.9 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappellen;

3.10 Lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren;

3.11 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.12 Toepassing van maten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m. bedraagt.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het Omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Regels voor functies en activiteiten

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locaties toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 6 Groen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Groen.

6.2 Functieomschrijving

In het voor Groen aangewezen gebied zijn uitsluitend de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. geluidwerende voorzieningen;

met de daar bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
  • f. evenementen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen

6.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
6.3.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie Groen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.

6.4 Specifieke functieregels

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een parkeervoorziening.

6.5 Vergunningplicht voor afwijken van de functieregels
6.5.1 In- en uitritten
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken ten behoeve van een nieuwe in- en uitrit.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid wordt alleen verleend indien de nieuwe in- en uitrit:
    • a. geen aantasting van de groenstructuur betekent;
    • b. de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.

6.5.2 Parkeervoorzieningen
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken ten behoeve van een parkeervoorziening.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid wordt alleen verleend indien de parkeervoorziening geen aantasting van de groenstructuur betekent.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Verkeer.

7.2 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer heeft de volgende functies:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daar bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. evenementen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het Omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels.

7.3.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde.

7.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. bouwwerken die gerekend worden tot de specifieke uitrusting van een weg zijn toegestaan, mits het bouwwerk van geringe afmeting is en met uitzondering van verkoop en/of afleverpunten voor motorbrandstoffen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Wonen.

8.2 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.5.1
  • d. kamerverhuur van maximaal 1 kamer voor maximaal 1 persoon per woning;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8.5.2 lid c;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. geluidwerende voorzieningen.

8.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.3.1 Hoofdgebouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het Omgevingsplan gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met (een gedeelte van) de voorgevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. het is niet toegestaan om een woning te splitsen in meerdere woningen.

8.3.2 Bijbehorende bouwwerken in het voorperceel

Bijbehorende bouwwerken in het voorperceel zijn toegestaan in de vorm van erkers, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • b. de aanbouwdiepte aan de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,5 m;
  • c. de breedte van de aanbouw bedraagt niet meer dan 2/3 deel van de voorgevel van het hoofdgebouw;

8.3.3 Bijbehorende bouwwerken in het achterperceel

Voor bijbehorende bouwwerken in het achterperceel geldt in afwijking van het bepaalde in 22.36 van het omgevingsplan en in aanvulling en indien van toepassing in afwijking van 22.27 van het omgevingsplan, het volgende:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of op het achterperceel;
  • b. de minimum afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt 1 meter;
  • c. het maximum bebouwingspercentage van het achterperceel, bedraagt bij grondgebonden woningen:
    • 1. bij een achterperceel oppervlak < 200 m²: 50%, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte maximaal 75 m²bedraagt;
    • 2. bij een achterperceel oppervlak >= 200 m² en < 400 m²: 40%, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
    • 3. bij een achterperceel oppervlak >= 400 m²: 25%, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte maximaal 150 m²bedraagt;
  • d. het maximum bebouwingspercentage van het achterperceel bedraagt bij gestapelde woningen 25%;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen geen zelfstandige woning vormen, met uitzondering van mantelzorgwoningen.

8.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd overkappingen, bedraagt de bouwhoogte maximaal de in tabel 8.1 genoemde bouwhoogte:

In het voorperceel   Maximale bouwhoogte  
Erfafscheidingen   1 meter  
Objecten voor beeldende kunst   3 meter  
Vlaggenmasten   3 meter  
Overige   1 meter  
   
In het achterperceel   Maximale bouwhoogte  
Erfafscheidingen   2 meter  
Geluidwerende voorzieningen   5 meter  
Vlaggenmasten   6 meter  
Overige   3 meter  

Tabel 8.1: Maximale bouwhoogte bouwwerken in voor- en achterperceel

8.4 Vergunningplicht voor afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afstand t.o.v. de bouwgrens
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning hoofdgebouwen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te bouwen.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. het hoofdgebouw maximaal 2 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
    • b. de vormgeving van het straat- en bebouwingsbeeld, ofwel de specifieke stedenbouwkundige context, niet wordt geschaad;
    • c. de van de weg afgekeerde bouwgrens niet wordt overschreden.

8.5 Specifieke functieregels
8.5.1 Aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf

Voor het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf, met uitzondering van afhaalpunten, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de vloeroppervlakte bedraagt maximaal 35 m², zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • b. degene die de bedrijfsvoering uitoefent, is tevens de bewoner van de woning;
  • c. er is sprake van maximaal 1 arbeidsplaats;
  • d. er mag maximaal aan 2 personen tegelijk diensten worden aangeboden;
  • e. er is sprake van maximaal 1 bedrijfsvoertuig per woning;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de categorie FM zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van milieubelastende activiteiten, alsmede milieubelastende activiteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de milieubelastende activiteiten zoals genoemd in categorie FM van deze lijst.

8.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. afhaalpunten en webshops;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. parkeervoorzieningen in het voorperceel, met uitzondering van parkeervoorzieningen die zijn ingepast zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeren in het voorperceel.

8.6 Vergunningplicht voor afwijken van de functieregels
8.6.1 Aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf met een vloeroppervlakte van maximaal 75 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken).
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend indien:
  • 3. degene die de bedrijfsvoering uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
    • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
    • b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;
    • c. er sprake is van maximaal 1 arbeidsplaats;
    • d. er maximaal aan 2 personen tegelijk diensten mogen worden aangeboden, met uitzondering van cursussen en workshops waar maximaal 4 personen tegelijkertijd aan mogen deelnemen;
    • e. er sprake is van maximaal 1 bedrijfsvoertuig per woning;
    • f. het geen afhaalpunt betreft.
    • g. geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
    • h. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de categorie FM zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van milieubelastende activiteiten, alsmede milieubelastende activiteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de milieubelastende activiteiten zoals genoemd in categorie FM van deze lijst.

8.6.2 Kamerbewoning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken te gebruiken ten behoeve van kamerbewoning, met uitzondering van de verhuur van maximaal 1 kamer voor maximaal 1 persoon per woning;
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. de huisvesting plaatsvindt in de bestaande woning;
    • b. de extra huishoudens uitsluitend worden gehuisvest in onzelfstandige woonruimten;
    • c. het totaal aantal onzelfstandige woonruimtes niet meer bedraagt dan vier per woning;
    • d. een onzelfstandige woonruimte een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m² heeft per bewoner;
    • e. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de omgeving;
    • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad. Deze belangen worden onderbouwd meegenomen in de aanvraag;
    • g. de situering van de woonruimte niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
    • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

8.6.3 Woningsplitsing
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning woningen te splitsen in zelfstandige woonruimten.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. splitsing beperkt is tot maximaal twee extra zelfstandige woonruimten, waarbij zowel horizontaal als verticaal gesplitst mag worden;
    • b. de gebruiksoppervlakte van de betreffende wooneenheid ten minste 30 m² is;
    • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
    • d. er een goede ontsluiting op de openbare weg aanwezig is;
    • e. er door de extra zelfstandige woonruimten geen onevenredige nadelige effecten op de omgeving ontstaan;
    • f. er geen sprake is van een woningsplitsing op een bedrijventerrein;
    • g. er geen sprake is van een splitsing van een perceel waarbij een bestaand bijgebouw een zelfstandige woonfunctie krijgt;
    • h. er sprake is van eenmalige splitsing; een eerder gesplitste woning komt niet meer voor splitsing in aanmerking.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.

9.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het TAM-omgevingsplan zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4.

9.3 Functieomschrijving

Het voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gebied is, naast de andere daar toegestane activiteiten, mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

9.4 Omgevingsvergunning voor bouwwerken
9.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan wordt naast de gegevens en bescheiden zoals genoemd in 22.35 van het omgevingsplan, een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • 2. In afwijking van het gestelde onder lid 1 hoeft de aanvrager geen rapport als bedoeld onder lid 1 te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:
    • a. de aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
    • b. de aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering;
    • c. het nieuw te bebouwen oppervlak is niet groter dan 500 m²;
    • d. de aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 meter en 0,5 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder het bestaande maaiveld;
    • e. naar het oordeel van het bevoegd gezag is de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie voldoende vastgesteld.

9.4.2 Aanvullende vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 9.4.1 lid 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 9.4.1 lid 2 sub e, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende omgevingsplanactiviteiten te verrichten:

  • a. het egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • e. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • g. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • h. het slopen van gebouwen groter dan 500 m² en het verwijderen van funderingen van die gebouwen, waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 meter en 0,5 meter bij esdekken en agrarische gebieden onder maaiveld;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;
  • j. het verlagen van het waterpeil.

9.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 9.5.1 geldt niet voor omgevingsplanactiviteiten:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
    • 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter en 0,5 meter bij esdekken ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
    • 2. bestaande bestratingen;
    • 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 9.4.1;
  • f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter of en 0,5 meter bij esdekken.

9.5.3 Aanvullende aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • 2. Een rapport als bedoeld onder lid 1 is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

9.5.4 Beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door die activiteiten geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden.
  • 2. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige over:
    • a. het bepaalde in lid 1, en;
    • b. of en zo ja welke voorwaarden er dienen te worden gesteld.

9.5.5 Aanvullende vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een plan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • d. de verplichting tot het vastleggen van de wijze waarop wordt omgegaan met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Afwijkende maten
  • 1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in eerdere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  • 2. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in eerdere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwegels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

11.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van tenminste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. De overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt met uitzondering van schoorstenen;
  • b. Bij overschrijding van bouwgrenzen met meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
  • c. Ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
    • 1. 4,20 meter boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden van de rijbaan;
    • 2. 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. kamerverhuur, met uitzondering van de verhuur van maximaal 1 kamer voor maximaal 1 persoon per woning.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Waterberging
  • 1. Het bebouwen van de gronden is slechts toegestaan als is voorzien in voldoende waterberging conform het 'Gemeentelijk Rioleringsplan Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • 2. De onder lid 1 bedoelde voldoende waterberging dient vervolgens als zodanig in stand te worden gehouden.

13.2 Parkeren
13.2.1 Parkeernormen en laad- en losvoorzieningen bij een omgevingsplanactiviteit
  • 1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's en fietsen te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • 2. In het geval van een functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van het moment van functiewijziging.
  • 3. Indien bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen het gebruik van een gebouw of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • 4. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder lid 1 en lid 2 moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • 5. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder lid 1 en lid 2 en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder lid 3 dienen in stand te worden gehouden.

13.2.2 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en/of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeervoorzieningen en/of laad- en losvoorzieningen wordt voorzien, met dien verstande dat bij toepassing van deze afwijking ook rekening dient te worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

13.2.3 Beoordelingsregels

De afwijking als bedoeld in lid 13.2.2 kan uitsluitend worden toegepast, indien is aangetoond dat:

  • a. er wordt voldaan aan de voorwaarden voor ontheffing zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2023 Gemeente Valkenswaard', dan wel diens opvolger zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • b. de parkeerdruk op de omgeving niet toeneemt;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen in het omgevingsplan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van het omgevingsplan.