| Plan: | TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22d Kempischebaan Valkenswaard |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0858.TAMkempischebaan-ON01 |
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden in aanvulling op of in afwijking van artikel 1.1 van het Omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard de volgende begripsbepalingen:
Het TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22d Kempischebaan Valkenswaard met identificatienummer NL.IMRO.0858.TAMkempischebaan-ON01 van de gemeente Valkenswaard.
Het omgevingsplan van de gemeente Valkenswaard
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;
gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten vanaf 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
een laag van bodemmateriaal die gevormd is door plaggenbemesting, een oude landbouwmethode waarbij bouwland werd bemest met organisch materiaal, vermengd met dierlijke mest en soms ook minerale bestanddelen. Het is een kenmerkend onderdeel van het esdorpenlandschap, een agrarisch cultuurlandschap op de zandgronden van Nederland;
vormen van dagrecreatie die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere -meestal natuur, bosgebied of landbouw- is, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, ligweides en picknickplaatsen;
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
Woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijk huishouden vormen wordt bewoond en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals een kookgelegenheid, badkamer of toilet;
het verhuren van een kamer ten behoeve van kamerbewoning;
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond zonder gebruik te maken van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
gedeelte van het perceel, gelegen buiten het bouwvlak en gemeten tot 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
een constructie geen gebouw zijnde;
gebruik van een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden;
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.
In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het Omgevingsplan, gelden de volgende meetbepalingen:
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelder;
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduiding vlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van niet overdekte zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappellen;
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren;
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m. bedraagt.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het Omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locaties toegedeelde functies en activiteiten.
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Groen.
In het voor Groen aangewezen gebied zijn uitsluitend de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
met de daar bijbehorende:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie Groen uitsluitend worden gebouwd:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Verkeer.
Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer heeft de volgende functies:
met de daar bijbehorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het Omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels.
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het plan zijn aangewezen als Wonen.
Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het Omgevingsplan gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:
Bijbehorende bouwwerken in het voorperceel zijn toegestaan in de vorm van erkers, mits voldaan wordt aan het volgende:
Voor bijbehorende bouwwerken in het achterperceel geldt in afwijking van het bepaalde in 22.36 van het omgevingsplan en in aanvulling en indien van toepassing in afwijking van 22.27 van het omgevingsplan, het volgende:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd overkappingen, bedraagt de bouwhoogte maximaal de in tabel 8.1 genoemde bouwhoogte:
| In het voorperceel | Maximale bouwhoogte |
| Erfafscheidingen | 1 meter |
| Objecten voor beeldende kunst | 3 meter |
| Vlaggenmasten | 3 meter |
| Overige | 1 meter |
| In het achterperceel | Maximale bouwhoogte |
| Erfafscheidingen | 2 meter |
| Geluidwerende voorzieningen | 5 meter |
| Vlaggenmasten | 6 meter |
| Overige | 3 meter |
Tabel 8.1: Maximale bouwhoogte bouwwerken in voor- en achterperceel
Voor het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf, met uitzondering van afhaalpunten, gelden de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die in het TAM-omgevingsplan zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4.
Het voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gebied is, naast de andere daar toegestane activiteiten, mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Indien uit het onder 9.4.1 lid 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 9.4.1 lid 2 sub e, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende omgevingsplanactiviteiten te verrichten:
Het verbod van 9.5.1 geldt niet voor omgevingsplanactiviteiten:
Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van tenminste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1:
De afwijking als bedoeld in lid 13.2.2 kan uitsluitend worden toegepast, indien is aangetoond dat: