Voor toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
3.1 TAM-omgevingsplan
Het TAM-omgevingsplan “Beschermd dorpsgezicht Achterste Brug" met identificatienummer: ‘NL.IMRO.0858.TAMachterstebrug-ON01’ van de gemeente Valkenswaard.
3.2 ruimtelijk historische belevingswaarde
De mate waarin de gebruiker het verblijf in, of het gebruik van een ruimte een gebied als historisch kwalitatief ervaart;
3.3 ruimtelijk historisch beeld
Een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan beeld van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit;
3.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
3.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
3.6 bebouwing:
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
3.7 beschermd dorpsgezicht
Een beschermd dorpsgezicht is een gebied van bijzondere cultuurhistorische waarde, waarvan om die reden besloten is dat het de moeite waard is om zo behouden te worden, dat die waarden niet aangetast worden.
3.8 bestaand:
Met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
met betrekking tot gebruik: het gebruik als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan.
3.9 functiegrens:
De grens van een functievlak;
3.10 functievlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie;
3.11 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
3.12 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
3.13 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk, niet zijnde een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte;
3.14 cultuurhistorie
De beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloede leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken;
3.15 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder beeldbepalende panden, beeldbepalende objecten en beeldbepalende groen- of landschapselementen;
3.16 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
3.17 gebruiken
Het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
3.18 hoofdgebouw:
Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de functie als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
3.19 kaprichting
De richting waarin het dakvlak of de kap is gebouwd;
3.20 kapvorm
De wijze waarop een gebouw is afgedekt;