direct naar inhoud van Artikel 10 Tuin
Plan: Warande
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPwarande-VA01

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;
  • b. het behoud en bescherming van een monumentale boom, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. in- en uitritten;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 10.1 omschreven bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de aangrenzende bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

10.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aanbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw (erkers) gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale dakhelling bedraagt 45 graden;
  • c. de maximale aanbouwdiepte aan de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 1,5 meter;
  • d. de breedte van de aanbouw bedraagt maximaal 2/3 deel van de voorgevel van het hoofdgebouw.
10.2.2 Erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. erfafscheidingen kennen een maximale bouwhoogte:
    • 1. van 1 meter;
    • 2. van 2 meter voor zover gelegen op een afstand van 1,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en niet grenzend aan de openbare weg;
  • b. overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale bouwhoogte bedraagt 2,7 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per bouwperceel bedraagt 20 m2;
    • 3. de overkapping is minimaal 1,0 meter gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • c. vlaggenmasten geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.
10.2.3 Monumentale bomen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiing 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van de boom, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 en 10.2.2, niet worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken m.b.t. de dakhelling

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 lid b voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45 graden, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.

10.3.2 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen tot 1,5 meter achter voorgevel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 lid a voor het bouwen van erfafscheidingen gelegen tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en 1,5 meter daarachter, tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:

  • a. het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
  • b. dit stedenbouwkundige aanvaardbaar wordt bevonden.
10.3.3 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen grenzend aan de openbare weg

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 lid b voor het bouwen van erfafscheidingen grenzend aan de openbare weg tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:

  • a. de erfafscheiding gebouwd wordt op een afstand van ten minste 1,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
  • c. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
10.3.4 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen vóór de voorgevel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 lid a voor erfafscheidingen gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, mits:

  • a. het af te scheiden perceel een breedte heeft van tenminste 35 meter;
  • b. het bouwwerk een transparantie heeft van tenminste 75%;
  • c. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
10.3.5 Afwijken m.b.t. bouwen van zijaanbouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het bouwen van zijaanbouwen en overkappingen aan de zijkant van het hoofdgebouw, mits

  • a. de maximale goothoogte 3 meter bedraagt;
  • b. de maximale dakhelling 45 graden bedraagt, met dien verstande dat het realiseren van een steilere dakhelling dan 45 graden mogelijk is, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden;
  • c. de zijaanbouwen en overkappingen aan de zijkant van het hoofdgebouw tot maximaal 1,5 meter vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het bepaalde in artikel 12.2.2 reeds is, dan wel gelijktijdig kan worden toegepast;
    • 2. op straathoeken het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
    • 3. het stedenbouwkundig karakter van de straatwand behouden blijft;
    • 4. vóór zijaanbouwen en overkappingen een tuindiepte van ten minste 5 meter overblijft, welke bepaling alleen geldt als in een zijaanbouw een autostalling vervalt of eerder vervallen is en aldus fysieke ruimte overblijft om op hetzelfde perceel te parkeren.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van bomen, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/ of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • b. het aanbrangen van boven- en ondergrondse transport, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrangen van oppervlakteverhardingen.
10.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 10.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

mits het verrichten van deze handelingen niet de dood of ernstige beschadigingen of ontsieringen van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.

10.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in artikel 10.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits wordt aangetoond dat door de bouw en/ of gebruik van de gronden de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

Ten behoeve van het verlenen van de ontheffing kan het bevoegd gezag een bomen effect rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/ of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom.